Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Beleidsdoorlichting financiële markten (Kamerstuk 31935-45)
2018D05729 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën, heeft over de brief van de Minister van Financiën
over de Beleidsdoorlichting financiële markten (Kamerstuknummer 31 935, nr. 45) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Minister voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Nr.
Vraag
1.
Wat vindt u van een classificatiesysteem om de (financiële) markten duidelijk te maken
wat «duurzaam» is?
2.
Wat vindt u van de suggestie om een duidelijkere verplichting voor investeerders in
te stellen bij het creëren van een duurzamer financieel stelsel?
3.
Wat vindt u van een Europees label voor groene investeringsfondsen?
4.
Hoe beoordeelt u de informatieverschaffing door financiële instellingen en ondernemingen
over de wijze waarop zij rekening houden met duurzaamheid?
5.
Wat vindt u van een Europese norm voor groene obligaties op de financiële markten?
6.
Hoe beoordeelt u het voorstel om duurzaamheid te integreren in het mandaat van de
Europese toezichthoudende autoriteiten?
7.
Welke inhoudelijke kennisgebreken zijn er gebleken bij het toezicht op de financiële
markten?
8.
Is er goed zicht op de inhoud en risico’s van nieuwe financiële producten?
9.
Hoe vaak is er een bankvergunning ingetrokken?
10.
Hoe vaak is er een financieel product van de markt gehaald?
11.
Kunt u samen met de sector een plan maken voor de grote piek in het aantal aflossingsvrije
hypotheken in 2034 dat aan het einde van de looptijd zit en vooral gepensioneerden
in grote problemen kan brengen?
12.
Wat was de reden de overheidsbijdrage voor het financieel toezicht per 1 januari 2015
af te schaffen?
13.
Wat zijn de gevolgen van het afschaffen van de overheidsbijdrage voor het financieel
toezicht?
14.
Wie betaalt voor het financieel toezicht nu de overheidsbijdrage is afgeschaft?
15.
Is het toezicht verbeterd dan wel verslechterd sinds het afschaffen van de overheidsbijdrage?
16.
Kunt u een voorbeeld geven van een geslaagde sectorbrede cultuurverandering in een
competitieve markt? Kunt u dit voorbeeld toelichten als zijnde voornamelijk een interne
ontwikkeling of door de politiek opgelegde regelgeving?
17.
Kunt u uiteenzetten op welke punten deze beleidsdoorlichting grotendeels afhankelijk
is van het beleid ten aanzien van de financiële markten door de Europese Commissie?
18.
Is de suggestie, de evalueerbaarheid van het beleid te verbeteren door van te voren
meetbare doelen te definiëren nieuw?
19.
Bestond het inzicht, de evalueerbaarheid van het beleid te verbeteren door van te
voren meetbare doelen te definiëren tien jaar geleden nog niet?
20.
Wat zijn de positieve of negatieve gevolgen als de kosten van de tuchtrechtspraak
voor accountants geheel of deels voor rekening van de accountantssector zullen komen?
21.
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen van het resultaat de kosten van de tuchtrechtspraak
voor accountants geheel voor rekening van de accountantssector te laten komen?
22.
Neemt het rapport over de kostenreductie van de tuchtrechtspraak voor accountants
ook de mogelijkheid mee dat deze kosten worden afgewenteld op de toezichthouders wanneer
de tuchtrechter de accountant in het gelijk stelt?
23.
Bent u de mening toegedaan dat financiële markten genoeg gescheiden zijn van de instrumenten
van regulatie («ontvlechting»)? Hoe is het beleid daarop gericht?
24.
Deelt u de mening dat er in Nederland, zoals Duitsland ook van plan is, een politieke
toets (bijvoorbeeld op nationale veiligheid en publiek belang) moet komen voor buitenlandse
staatsfondsen of staatsbedrijven die een groot belang willen nemen in een strategische
onderneming?
25.
Is het beleidsstreven naar een «open en diverse sector» met meer marktwerking een
andere lijn dan in de jaren 2009–2011, toen werd aangestuurd op het samenvoegen van
kleinere banken?
26.
Welke opties zijn voorhanden voor meer marktwerking in de bancaire sector met de huidige
constatering dat er weinig nieuwe toetreders zijn, of niet worden toegelaten, zoals
een Depositobank?
27.
Wat zijn voor u de geleerde lessen ten aanzien van het bevorderen van een gezonde
marktwerking in de bancaire sector, nu uit de beleidsdoorlichting blijkt dat er, behalve
een toename van hypotheekfinanciering door niet-banken, weinig nieuwe toetreders zijn?
28.
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die genomen zijn om toetreding van nieuwe
spelers te bevorderen?
29.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om concurrentie in de sector door de
toetreding van nieuwe spelers te bevorderen?
30.
Wanneer worden maatregelen teneinde concurrentie in de sector door de toetreding van
nieuwe spelers te bevorderen naar de Kamer gestuurd?
31.
Wat zijn de risico’s van de toename van hypotheekfinanciering door schaduwbanken?
32.
Zijn de gepresenteerde conclusies over crowdfunding ook van toepassing op initial
coin offerings (ICO’s)?
33.
Kunt u financiële speculatie terugdringen door het registeren van toetreding tot financiële
Europese markten van hedgefondsen of andere grote financiële instellingen?
34.
Kunt u onderzoeken wat het maatschappelijke draagvlak is voor prestatiebeloningen
van topbestuurders van grote ondernemingen in de vorm van bonussen, aandelen en opties
binnen en buiten de financiële sector?
35.
Welke feiten leiden tot de conclusie dat het systeem van tuchtrecht positief bijdraagt
aan de naleving van de eed of belofte?
36.
Hoe vaak heeft schending van de bankierseed, of het niet naleven daarvan, geleid tot
tuchtzaken?
37.
Heeft de Monitoring Commissie Code Banken eigen onderzoek gedaan naar het herstel
van vertrouwen bij burgers of heeft zij slechts de Vertrouwensmonitor van de Nederlandse
Vereniging van Banken (NVB) geciteerd?
38.
Wat is de trend in het vertrouwen van de consumenten in de bankensector van de afgelopen
tien jaar?
39.
Hoe hoog is het vertrouwen van consumenten in de verschillende banken in Nederland?
40.
Zijn er aantoonbare verschillen tussen het vertrouwen van de verschillende consumenten
in de Nederlandse banken?
41.
Wat is de correlatie tussen de bankierseed en de gedrags- en cultuurverandering in
de bankensector?
42.
Waarom heeft de invoering van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) op korte
termijn niet geleid tot een stijging van het vertrouwen?
43.
Hoe komt u in de beleidsdoorlichting tot de conclusie dat de overgrote meerderheid
van beursgenoteerde bedrijven is gewisseld van accountant, terwijl dit als negentien
van de 50 gekwantificeerd wordt? Zijn er andere bedrijven die relevant zijn voor de
meting die niet in dit cijfer zijn opgenomen?
44.
Deelt u de mening dat de overheid de banken niet onvoorwaardelijk moet steunen, maar
dwingen in te krimpen?
45.
Deelt u de mening dat de financiële sector moet terugkeren naar haar kerntaken en
schulden moet wegwerken?
46.
Kunt u de Kamer op de hoogte stellen van het resultaat van uw onderzoek tot beëindiging
van de subsidie aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening voor de centrale
Wet op het Financieel Toezicht (Wft)-examinering?
47.
Wat zijn de mogelijkheden de ontwikkelingen rondom het toezicht op het productontwikkelingsproces
naar voren te halen zodat het eerder dan in 2020 samen met de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) geëvalueerd kan worden?
48.
Is het voor de Nederlandse toezichthouder mogelijk haar taken naar behoren uit te
voeren wanneer banken nog altijd constructies buiten de boekhouding mogen houden?
49.
Op welke manier laten de toezichthouders zien dat zij een grotere noodzaak voelen
zich explicieter te verantwoorden over de wijze waarop de toezichtkosten zich verhouden
tot de geleverde inspanning en de daaruit volgende resultaten?
50.
Wat is het belang van een grotere naamsbekendheid van de AFM?
51.
Is er een onderzoeksmethode mogelijk waarbij er wel onderbouwde uitspraken mogelijk
zijn over de effecten van de aansprakelijkheidsbeperking?
52.
Hoe beoordeelt u de uitsluiting van aansprakelijkheid in het licht van nieuwe wettelijke
taken en mogelijkheden voor AFM en De Nederlandsche Bank (DNB)?
53.
Wat zijn de gevolgen van de uitbreiding en aanscherping van het cliëntenonderzoek
met betrekking tot politiek prominente personen?
54.
Waarom is bij de beoordeling van doelmatigheid van Wijzer in geldzaken niet meegenomen
dat diverse andere instellingen zich bezighouden met dezelfde taken?
55.
Wat is de toegevoegde waarde van Wijzer in geldzaken ten opzichte van het al lang
bestaande Nibud en commerciële initiatieven als de Scholenstrijd en PensioenTV?
56.
Op welke doelgroep(en) is het platform Wijzer in geldzaken gericht? Hoe garandeert
dit platform dat deze doelgroep(en) ook daadwerkelijk worden geïnformeerd?
57.
Waarom richt de Pensioen3daagse zich op werkende 50-plussers en niet op andere doelgroepen?
58.
Waarom was er een dreigend tekort aan specifiek 5-eurocentmunten en niet van andere
munten?
59.
Waarop is de aanname gebaseerd dat de bankensector op de goede weg is het vertrouwen
van de consument te herwinnen, terwijl eerder in het onderzoek werd gesteld (op pagina
63) dat het vertrouwen in de bankensector niet is gegroeid?
60.
Kunt u harde afspraken maken over bijvoorbeeld ruimere kapitaaleisen voor banken wanneer
een nieuwe crisis de huidige stresstesten falsificeert?
61.
Kunt u verder onderzoeken of het verlagen van het gegarandeerd bedrag van het depositogarantiestelsel
depositohouders de prikkel geeft kritisch naar de soliditeit van een bank te kijken?
62.
Hoe gaat u bronnen van financiering van de reële economie verbeteren?
63.
Is de AFM voornemens de aanbeveling op te volgen onderzoek te doen naar het productontwikkelingsproces?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.