Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 9 oktober 2024, over Humanitaire Hulp
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 119
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 14 november 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft op 9 oktober
                  2024 overleg gevoerd met mevrouw Klever, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
                  over:
               
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
                           11 april 2024 inzake humanitaire hulp en diplomatie 2024 (Kamerstuk 36 180, nr. 97);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
                           18 maart 2024 inzake reactie op nieuwsbericht over 700.000 ondervoede Sudanese kinderen
                           (Kamerstuk 29 237, nr. 202);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
                           26 april 2024 inzake besluit financiering UNRWA (Kamerstuk 26 150, nr. 211);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
                           10 juni 2024 inzake humanitaire bijdrage aan Gaza (Kamerstuk 23 432, nr. 534);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 8 oktober
                           2024 inzake reactie op de brief van Plan International namens de Dutch Relief Alliance
                           (DRA) met betrekking tot situatie in Sudan (Kamerstuk 29 237, nr. 206);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 8 oktober
                           2024 inzake reactie op rapport Artsen zonder Grenzen «Behind the Wire. Impact of state
                           containment and exclusion strategies on the Rohingya» (Kamerstuk 32 735, nr. 399);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 25 september
                           2024 inzake additionele humanitaire hulp voor Gaza (Kamerstuk 23 432, nr. 539);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 8 oktober
                           2024 inzake reactie op verzoek van het lid Ceder, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
                           van 1 oktober 2024, over UNRWA (Kamerstuk 26 150, nr. 220).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Aukje de Vries
Griffier: Prenger
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bamenga, Ceder, Dobbe,
                  Hirsch, Kamminga, Ram, Teunissen en Aukje de Vries,
               
en mevrouw Klever, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Het is 10.00 uur. We gaan beginnen met het commissiedebat Humanitaire
                     hulp van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. We
                     zijn met een groot aantal leden aanwezig en we hebben maar drie uur de tijd. Er is
                     een spreektijd afgesproken van vier minuten in de eerste termijn. Ik stel voor om
                     vier vragen te doen in de eerste termijn, om onderling met elkaar in discussie te
                     gaan. Dan moet u zelf maar indelen hoe u dat doet. Dan gaan we ook even kijken hoe
                     we in de tijd komen te zitten, want ik denk dat het best krap gaat worden, moet ik
                     eerlijk zeggen, gelet op de onderwerpen die aan de orde zijn.
                  
Ik zal nog even de Kamerleden voorstellen: de heer Bamenga van D66, de heer Ceder
                     van de ChristenUnie, de heer Ram van de PVV, mevrouw Dobbe van de SP, de heer Van
                     Baarle van DENK, mevrouw Hirsch van GroenLinks-PvdA en mevrouw Kamminga van de VVD.
                     De heer Van Baarle heeft een punt van orde.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, heel kort. Niet zozeer een punt van orde, maar ik doe ook mee aan de begroting
                     Binnenlandse Zaken, dus er is een mogelijkheid dat ik het debat eerder verlaat. Dan
                     weten de collega's dat.
                  
De voorzitter:
U gaat wat eerder uitvliegen. En de heer Ceder ook, begrijp ik.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Er is een voortzetting van het plenaire debat over digitale zaken,
                     waarin moties ingediend en geapprecieerd worden, dus ik ga er even tussenuit, maar
                     kom terug.
                  
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we van start. Het woord is aan de heer Bamenga van D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Voor ik dit debat begin, wil ik nog even duidelijk maken waar
                     we het over hebben wanneer we spreken over humanitaire hulp. De UNHCR-definitie luidt
                     als volgt: «Humanitaire hulp is hulp die wordt geboden aan de slachtoffers van een
                     ramp, zoals een dodelijk conflict of een natuurramp. Humanitaire hulp wordt geboden
                     om levens te redden en voorziet in de eerste levensbehoeften: water, voedsel, onderdak,
                     medische zorg.» Dit kabinet haalt 2,5 miljard euro per jaar weg bij de allerarmsten.
                     Dit kabinet haalt specifiek 485 miljoen euro weg bij humanitaire hulp. De heer Wilders
                     verwees eerder naar deze bezuinigingen op ontwikkelingshulp als «een fijne ombuiging».
                     Met andere woorden: de heer Wilders is er eigenlijk wel trots op. Hoe kijkt de Minister
                     naar deze uitspraak? Vindt zij deze snoeiharde bezuiniging ook fijn?
                  
Voorzitter. Dit kabinet wil volgens zijn eigen woorden de focus leggen op water, voedselveiligheid
                     en opvang in de regio. Dit kabinet bezuinigt 195 miljoen euro op de prioriteit water.
                     Dit kabinet bezuinigt 387 miljoen euro op de prioriteit voedselzekerheid. En het kabinet
                     bezuinigt 309 miljoen euro op de prioriteit opvang in de regio. Hoe legt deze Minister
                     dit uit? Betekent «focus» in dit geval niets meer dan «iets minder hard bezuinigen»?
                  
Begin september kregen we te horen dat de Minister zelf bij de begrotingsonderhandelingen
                     gepleit zou hebben voor meer geld voor ontwikkelingssamenwerking. Erkent de Minister
                     daarmee dat de onbezonnen bezuinigingen van dit kabinet op de allerarmsten veel te
                     hard zijn? Voor welke noden dacht de Minister meer geld nodig te hebben?
                  
Dan ga ik naar de humanitaire ramp in Gaza. Inmiddels heeft het conflict 40.000 Palestijnen
                     het leven gekost, waaronder meer dan 14.000 kinderen. Daarnaast zijn er ook nog eens
                     meer dan 78.000 mensen gewond geraakt. Het is goed dat dit kabinet recent bekend heeft
                     gemaakt voornemens te zijn om de bijdrage aan UNRWA voor 2025 gewoon over te maken.
                     Wel kiest dit kabinet ervoor om 3 miljoen die bedoeld was voor UNRWA, in plaats daarvan
                     aan UNICEF te geven. 3 miljoen voor UNICEF is hard nodig, maar waarom wordt er dan
                     bezuinigd op UNRWA, vraag ik de Minister. UNICEF zelf laat weten dat het stopzetten
                     van donaties aan UNRWA catastrofaal is voor de mensen in Gaza. Wat is de reactie van
                     de Minister op de oproep van UNICEF? Waarom wel 19 miljoen euro beschikbaar maken
                     in 2025, maar niet 3 miljoen nog dit jaar?
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is belangrijk dat er overal in de wereld waar de nood hoog is, voldoende humanitaire
                     hulp is, dus ook in Gaza. We hebben eerder, vorig jaar, ook stilgestaan bij de opschorting
                     van de UNRWA-gelden, omdat er mogelijk aanleiding was om te denken dat het geld ook
                     ging naar mensen die bijgedragen hadden of medeplichtig waren aan de slachting op
                     7 oktober. De heer Bamenga heeft in het verleden in debatten ook heel hard aangegeven
                     dat daar geen enkele sprake van was en dat er geen bewijs voor was, maar intussen
                     is er een OIOS-rapport uitgekomen waarna een aantal mensen op non-actief zijn gezet,
                     omdat niet uitgesloten kan worden dat VN-medewerkers bijgedragen hebben aan die slachting.
                     Natuurlijk is u ook bekend dat een Hamasleider is overleden die tegelijkertijd aan
                     het hoofd stond van de onderwijstak van UNRWA in Libanon. U heeft het over het verdelen
                     van middelen. Dat is een belangrijk onderwerp. Daar gaan we ook over als Kamer via
                     het budgetrecht. Ik zou u toch wel willen vragen om daar in ieder geval rekenschap
                     van te geven. Het kan toch niet zo zijn dat D66 hieraan voorbijgaat en er ook niets
                     over zegt, ook vanuit uw hart voor de mensenrechtelijke kant? Ik zou u willen vragen
                     om hierop te reflecteren. Volgens mij is het wel degelijk een relevant punt, waar
                     we het vandaag met elkaar over moeten hebben.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat we wat aan elkaar moeten wennen en ook aan mij als voorzitter, maar interrupties
                     zijn wat mij betreft korte vragen met korte antwoorden en niet hele verhalen daaromheen.
                     Ik zal daar ook op gaan handhaven, zeg maar. Het woord is aan de heer Bamenga.
                  
De heer Bamenga (D66):
De heer Ceder heeft gelijk als hij zegt dat wij als D66 zeer kritisch waren toen de
                     hulp richting UNRWA opgeschort werd. Wij vinden uiteraard dat op het moment dat er
                     mensen zijn die dingen doen die ... nou ja, niet volgens de mensenrechten zijn, deze
                     mensen een gepaste straf horen te krijgen. In dit geval heeft UNRWA daar ook op een
                     goede manier op gereageerd. Toen er sprake was van een vermoeden dat er mensen waren
                     die betrokkenheid hadden bij Hamas, werden zij op non-actief gezet. Dat is ook volkomen
                     terecht. Dit is een organisatie waar heel veel medewerkers werken, maar waarvan ook
                     duizenden mensen afhankelijk zijn voor hulp, hun eerste levensbehoeften zoals eten,
                     medische zorg en onderwijs. Dat betekent dus vervolgens dat wij die voedselzekerheid
                     niet in het geding laten komen door te zeggen: wij gaan de hulp opschorten. Ik vind
                     het heel erg belangrijk dat wij als Nederland altijd hulp kunnen bieden aan onschuldige
                     mensen, die er zijn, en dat die toegang tot hulp altijd verzekerd is. Daar moeten
                     wij volledig voor gaan. Op het moment dat er hulp wordt opgeschort en we geen alternatief
                     hebben, vind ik dat echt heel ernstig, al helemaal op het moment dat een internationale
                     organisatie die hier in Den Haag zit ook heeft aangegeven: doordat er geen hulp komt
                     voor deze mensen, zou het zomaar kunnen zijn dat we daarmee bijdragen aan genocide.
                     Dat is het ergste, maar ook echt het ergste dat kan gebeuren. Het ergste, waarvan
                     wij met z'n allen hebben gezegd, dat we dit nooit meer, nooit meer willen laten gebeuren.
                     Daar willen wij als D66 voor waken: dat dat ooit nog een keer gebeurt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder voor zijn tweede interruptie. Graag wel kort en ook de antwoorden
                     graag kort, want heel eerlijk: anders gaat u straks bij de termijn van de Minister
                     helemaal geen interrupties meer krijgen, want dan halen we het niet in de tijd. De
                     heer Ceder.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
We zijn het volkomen eens met D66 dat we hulp moeten bieden. Daar zal mijn betoog
                     ook over gaan. Maar ik zei net: D66 heeft in de Kamer geroepen dat er géén aanleiding
                     zou zijn, dat er geen sprake was van mensen die mogelijk betrokken zouden zijn. Ik
                     heb mijn collega gevraagd of hij daarop kan reflecteren. Dat heeft hij niet gedaan.
                     Dat zijn uitspraken geweest van D66 hier in de plenaire zaal.
                  
De voorzitter:
Uw vraag is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
U heeft ook uitgehaald naar mensen die aangaven dat daar wél sprake van was. Mijn
                     punt is: als wij humanitaire hulp geven, of het nu aan UNRWA is of aan andere partijen,
                     vindt D66 dan ook dat dat geld niet terecht mag komen op plekken waar mensen er vervolgens
                     mensenrechtenschendingen mee begaan? Ik hoor D66 daar ook niets over zeggen, want
                     het is niet zo dat wij zeggen dat we al het geld voor UNRWA stoppen. Die suggestie
                     wekt u, maar dat is niet zo. Dus ik vraag u om als politieke partij te reflecteren
                     op hoe wij als Nederlandse regering, als parlement, om moeten gaan met het verdelen
                     van noodhulp, op het moment dat er sprake van is dat het geld mogelijk ook gebruikt
                     is om mensenrechtenschendingen te begaan.
                  
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij zijn wij daar als D66 heel erg helder in. Wij mogen als Nederland, of
                     dat nou direct of indirect is, niet bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Maar we
                     mogen ook niet bijdragen aan schendingen die te maken hebben met het internationaal
                     recht. Als het bieden van hulp, maar vooral ook het leveren van wapens – het gaat
                     over tal van zaken – direct of indirect bijdraagt aan mensenrechtenschendingen of
                     aan schendingen van het internationaal recht, vinden wij dat we dat moeten opschorten.
                     Alleen in dit geval gaat het daar niet over. In dit geval gaat het juist over humanitaire
                     hulp die ten goede komt aan mensen die onschuldig zijn, die niets te maken hebben
                     met het conflict dat hier nu speelt, mensen die slachtoffer zijn van het conflict
                     dat hier nu speelt. Ik spreek regelmatig mensen die daarvandaan komen en mij vertellen
                     hoe zij hun gezinnen hebben georganiseerd. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat het
                     ene kind bij het ene gezin terechtkomt en het andere kind bij een andere oom, puur
                     vanwege de angst dat door een bominslag of wat dan ook het hele gezin komt te overlijden.
                     Door het zo te organiseren kan in ieder geval iemand van het gezin het overleven.
                     Dit is waar we het over hebben. Marchanderen met humanitaire hulp op zulke plekken
                     en voor zulke mensen, die het zo hard nodig hebben, vind ik echt onverantwoord. Als
                     D66 staan wij volledig voor deze hulp en wat ons betreft mag die nog opgeschroefd
                     worden. En als er mensen zijn die verkeerde dingen doen ...
                  
De voorzitter:
Kunt u naar een afronding van de beantwoording...?
De heer Bamenga (D66):
Dat ga ik zeker doen, voorzitter. ... dan mogen die mensen zeker aangepakt worden,
                     op non-actief gesteld worden, veroordeeld worden, noem maar op, maar dat geldt voor
                     iedereen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mag ik nog iets concluderen?
De voorzitter:
Ja, u mag iets concluderen, als het kort is, want we zijn nu tien minuten bezig en
                     als iedereen antwoorden van deze lengte gaat geven, gaan we het niet redden in drie
                     uur; dat kan ik u nu al aangeven.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik hou het kort, voorzitter. Ik wil alleen even concluderen dat D66 op geen enkele
                     vraag die ik heb gesteld, antwoord heeft gegeven. Ik vroeg om een reflectie op haar
                     eerdere uitspraken en ik vroeg D66 om, uitzoomend, te kijken hoe we omgaan met belastinggeld
                     dat aan hulporganisaties wordt gegeven. Het gaat niet om het stopzetten van geld of
                     niet; het gaat om de allocatie en besteding. Via welke organisaties doe je dat? Als
                     ik de redenatie van mijn collega volg, hoor ik de heer Bamenga eigenlijk zeggen: het
                     maakt niet uit wat er gebeurt, dus of geld bijvoorbeeld via medewerkers gebruikt wordt
                     om mensenrechtenschendingen mee te begaan, zolang die medewerkers dan maar geschorst
                     worden of uit hun functie gezet worden; wij blijven gewoon geld geven aan die organisaties.
                  
De voorzitter:
U zou het kort houden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens onze fractie is die verdedigingslinie, die misschien bij D66 hoort, niet te
                     verantwoorden noch te handhaven.
                  
De heer Bamenga (D66):
Wat volgens mij niet te verantwoorden en handhaven is, is het standpunt van de ChristenUnie,
                     die zonder daadwerkelijk bewijs allerlei hulp aan onschuldige mensen wil laten opschorten
                     en die vervolgens, puur op basis van wat enkelen misschien doen of de banden die enkelen
                     hebben, een hele organisatie veroordeelt. Dat is inderdaad wat de ChristenUnie doet
                     en dat is wat wij als D66 niet doen. Op het moment dat er bewijs is dat er banden
                     zijn tussen een organisatie en Hamas, dan moet je daar wat mee; dat hebben wij ook
                     duidelijk aangegeven. Maar dat bewijs ís er niet.
                  
Ten tweede ...
De voorzitter:
Nee, het moet echt korter, want anders ga ik nu al het aantal interrupties beperken
                     en sta ik iedereen nog maar twee vragen in eerste termijn toe.
                  
De heer Bamenga (D66):
Mag ik wel even ...?
De voorzitter:
Ik begrijp het en u mag zo afronden, maar als de antwoorden en de vragen zo lang blijven,
                     gaan we het gewoon niet redden. U heeft volgens mij zelf bepaald dat dit debat drie
                     uur mag duren. De heer Bamenga, afsluitend.
                  
De heer Bamenga (D66):
Als er een schoolhoofd is dat iets heeft gedaan of dat banden blijkt te hebben met
                     Hamas, moet je die persoon aanpakken. Dat schoolhoofd is inderdaad op non-actief gesteld,
                     en wel direct. Ik vind dus niet dat een organisatie waarvan 2 miljoen mensen afhankelijk
                     zijn voor hulp, vervolgens veroordeeld zou moeten worden.
                  
De heer Ram (PVV):
Ik heb een eerste korte vraag aan D66. Voor D66 is het lidmaatschap van Hamas dus
                     voldoende reden om te zeggen dat het overmaken van geld naar UNRWA niet door mag gaan?
                     Klopt dat?
                  
De heer Bamenga (D66):
Nee, volgens mij heb ik dat niet gezegd. Ik heb een duidelijk onderscheid gemaakt
                     tussen de organisatie en individuen die bepaalde dingen doen die ontoelaatbaar zijn.
                     Daar zul je zeker consequenties aan moeten verbinden en dat heeft UNRWA ook gedaan.
                     Je moet het je zo voorstellen: je hebt een heel Ministerie van Justitie en Veiligheid;
                     als er vervolgens individuele ambtenaren zijn die iets crimineels doen, ga je ook
                     niet het hele ministerie daarvoor veroordelen, zeker niet als het ministerie daar
                     gewoon adequaat op handelt.
                  
De heer Ram (PVV):
Ik wil toch even iets aan de orde stellen. Hamas staat op de EU-sanctielijst. Hamas
                     staat niet op de VN-sanctielijst. Op de VN-sanctielijst ontbreekt Hamas omdat Rusland
                     ooit in de Veiligheidsraad tegen heeft gestemd; ze zijn dus niet op de terroristenlijst
                     gezet. Wat UNRWA doet, is een onderscheid maken tussen militanten van Hamas en «gewone»
                     Hamasleden. Dat onderscheid bestaat bij ons niet. Iedereen die lid is van Hamas, is
                     lid van een terroristische organisatie. Nu blijkt dat er dus nog 108 medewerkers van
                     UNRWA verbonden zijn aan Hamas. Dat heeft Israël ook aangekaart bij UNRWA en de VN.
                     Daar is totaal geen reactie op gekomen. Wat vindt D66 daarvan?
                  
De heer Bamenga (D66):
Deze feiten waarmee de heer Ram komt, zijn wat mij betreft niet bewezen. Meneer Ram
                     kan hiermee komen, maar uiteindelijk ga ik gewoon uit van een onafhankelijk rapport.
                     Daar mogen we van uitgaan. Er is ook een reactie geweest van het kabinet op die onafhankelijke
                     rapporten. Ik vind niet dat wij nu allerlei bronnen er even bij moeten halen, zonder
                     enig bewijs daarvan. Dus daar kan ik moeilijk op reageren, op dit soort cijfers.
                  
De voorzitter:
De heer Ram voor zijn derde interruptie.
De heer Ram (PVV):
Dan geef ik toch even een verwijzing naar de bronnen. De bronnen zijn te vinden bij
                     Israël. Israël heeft een hele pagina over UNRWA en wat ze daarover hebben, ingediend
                     bij de VN, waaronder wat ik zei over de 108 medewerkers. Het heeft ook breed in de
                     media gestaan. Maar ik begrijp dus dat dat geen probleem is voor D66 en dat die hulp
                     gewoon door kan gaan, ook al komt er dus geld terecht bij Hamas en bij terroristische
                     organisaties? Dat is wat ik begrijp.
                  
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij ben ik heel erg helder geweest in mijn beantwoording. Op het moment dat
                     er individuele leden lid zijn van een terroristische organisatie of wat dan ook, dan
                     is dat ernstig en moeten er gevolgen aan gegeven worden, maar daarmee bedoel ik niet
                     dat een hele organisatie daarvoor veroordeeld moet worden. Al helemaal niet als zo'n
                     organisatie eigenlijk een voorwaarde is voor mensen om überhaupt te kunnen leven;
                     als zij een voorwaarde is voor mensen om medische hulp, onderwijs en eten te krijgen
                     voor hun voortbestaan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Bamenga vervolgt zijn betoog.
De heer Bamenga (D66):
Voorzitter. Door de verdere escalatie van het conflict tussen Israël en Hezbollah
                     verslechtert de humanitaire situatie in Libanon met de dag. Diverse organisaties doen
                     concrete oproepen voor onmiddellijke humanitaire steun voor Libanon. Is de Minister
                     bereid om te kijken welke ruimte zij heeft om zo snel mogelijk extra humanitaire steun
                     toe te zeggen aan organisaties in Libanon?
                  
Voorzitter. Tot slot. Onze tv's, kranten en nieuwswebsites staan dagelijks vol met
                     nieuws en artikelen over de situatie in het Midden-Oosten. En terecht, want de situatie
                     daar is afschuwelijk. Maar er zijn ook veel conflicten die het achtuurjournaal, de
                     voorpagina van de krant of de talkshows nooit halen. Denk aan de 6 miljoen mensen
                     op de vlucht in Congo, de bijna 10 miljoen kinderen in humanitaire nood in Jemen en
                     de 11 miljoen mensen in Sudan die op de vlucht zijn in eigen land. Welke strategie
                     heeft dit kabinet om ook deze mensen die niet iedere dag in het nieuws zijn, de humanitaire
                     steun te bieden die zij keihard nodig hebben?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het zal vandaag heel veel gaan over de situatie in het Midden-Oosten.
                     Maar ik wil van deze gelegenheid toch ook gebruikmaken om ook stil te staan bij wat
                     «vergeten conflicten» worden genoemd. Allereerst de zeer schrijnende situatie in Sudan.
                     Deze vreselijke aanval op burgers en met name etnische minderheden gaat gewoon door.
                     Er zijn 26 miljoen mensen op de vlucht. Dit vergeten conflict kent een ongelooflijk
                     humanitair leed. Een land dat eigenlijk over voldoende grondstoffen beschikt, stevent
                     af op de grootste hongersnood ter wereld in de afgelopen 40 jaar. Er is eenzelfde
                     dynamiek zichtbaar als 20 jaar geleden tijdens de grote etnische zuiveringen. Ik vind
                     dat we het daar als Kamer over moeten hebben. Mijn vraag is: wat doet de Minister
                     om de druk op de VAE te verhogen met als doel de sponsoring van oorlogsmisdaden door
                     dit land te stoppen? Ik roep de Minister ook op actie te ondernemen op basis van resolutie
                     2417 van de VN-Veiligheidsraad en verantwoordelijken voor het sponsoren van deze oorlog
                     aansprakelijk te stellen. Tot slot. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat geld direct
                     terechtkomt bij de hulporganisaties die de meeste levens redden, zoals de Emergency
                     Response Rooms? Ik kijk graag uit naar de beantwoording.
                  
Voorzitter. Het staat voor de ChristenUnie buiten kijf dat wij als Nederland, met
                     onze positie in de wereld, dienen bij te dragen aan de internationale rechtsorde.
                     Allereerst door middel van defensieverplichtingen, maar ook door middel van noodhulp
                     en humanitaire hulp. Wanneer we geconfronteerd worden met acute nood, draagt Nederland
                     bij. Zo dragen we bij aan een wereld waarin mensen door oorlog of natuurgeweld in
                     een bedreigende situatie zijn beland. We weten van de Minister dat zij hier misschien
                     anders naar kijkt als het gaat om het belang van ontwikkelingshulp. Mijn vraag is
                     hoe zij denkt over humanitaire hulp, over noodhulp. Ik zou ook graag van haar willen
                     horen vandaag wat wij van haar kunnen verwachten de komende jaren. Ik vraag dat ook
                     omdat zij bij de bezuinigingen op haar begroting de kaasschaaf heeft toegepast en
                     het budget voor noodhulp niet relatief meer ontzien heeft dan andere posten op de
                     begroting.
                  
Voorzitter. We hebben het net al gehad over de situatie in Israël en Gaza. In tegenstelling
                     tot wat mijn collega van D66 zei, heeft UNRWA zelf, of de VN, in augustus het OIOS-rapport
                     uitgebracht. Daar wachtten we al maanden op. Daaruit blijkt dat niet uitgesloten kan
                     worden dat medewerkers hebben bijgedragen aan de slachting op 7 oktober. Dat is allereerst
                     pijnlijk, maar ten tweede roept het ook de vraag op hoe wij kunnen borgen dat Nederlands
                     belastinggeld, ontwikkelingshulp, niet gaat naar organisaties die kennelijk niet in
                     staat zijn om adequaat genoeg te borgen dat er geen mensenrechtenschendingen gepleegd
                     worden.
                  
Ik bestrijd dat wij hier ook als fractie zouden stellen dat er geen ontwikkelingshulp
                     heen zou moeten gaan. We hebben juist meerdere malen gepleit voor geld. We vinden
                     wel dat de allocatie een debat is dat ook hier gevoerd mag worden. En dat er geen
                     bewijs voor de beschuldigingen zou zijn, is gewoon niet waar, aldus het rapport van
                     de VN. Daarom ook de vraag aan de Minister hoe zij kijkt naar het rapport en het feit
                     dat er mensenrechtenschendingen met onder andere Nederlands belastinggeld niet uitgesloten
                     kunnen worden. Wat betekent dat voor de langlopende verplichtingen aan UNRWA? We hebben
                     gisteren in een brief van de Minister gelezen dat er ontbindende voorwaarden zijn
                     en dat het eigenlijk aan het parlement is om te bepalen waar wij ons geld voor noodhulp
                     alloceren. De Minister heeft al een voorschot genomen door een deel hiervan naar UNICEF
                     te alloceren, maar ik vraag haar ook of andere organisaties, zoals OCHA en mogelijk
                     andere organisaties, partij zouden kunnen zijn.
                  
Voorzitter. Het gaat ons niet om het kortlopende conflict momenteel. Het is belangrijk
                     dat er voldoende hulp en toegang komt. Ik wil ook vragen wat het beeld van de Minister
                     is van de momentele toegang voor hulp. Hoe gaat het met de bestrijding van polio en
                     andere middelen? Ik wil ook vooruitblikken naar wat dit voor de toekomst betekent.
                     UNRWA is ...
                  
De voorzitter:
Kunt u afronden?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. UNRWA heeft niet als doel om een oplossing tot stand te brengen. Het
                     heeft een ander mandaat dan de UNHCR, die wij ook steunen. Ik zou graag de visie van
                     de Minister op deze twee organisaties horen. Hoe kan door deze organisaties te blijven
                     scheiden en dus ook blijvend gescheiden te financieren volgens haar tot een oplossing
                     in het Midden-Oosten gekomen worden? Of is zij van mening dat ook dat iets is wat
                     we op lange termijn met elkaar moeten gaan bespreken?
                  
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik hoor het betoog van de heer Ceder van de ChristenUnie en ik vraag mij af waarom
                     hij op basis van niet-vaststaande feiten, op basis van beschuldigingen die geuit worden,
                     speelt met de hulp aan de Palestijnen die afhankelijk zijn van een organisatie die
                     daar gewoon essentieel voor is. Want het gaat om beschuldigingen. Het gaat niet om
                     vaststaande, bewezen feiten, over dat wat de heer Ceder stelt ook daadwerkelijk is
                     gebeurd. Dus waarom doet hij dat?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit spelletje hebben we al maandenlang gespeeld. Het zijn partijen geweest als DENK,
                     D66 en de SP en ook andere die lang gezegd hebben dat er geen bewijs is en dat we
                     dat zouden moeten afwachten. In het verlengde daarvan zijn er twee rapporten door
                     de VN uitgebracht. Allereerst het Colonna-rapport, dat niet ging over 7 oktober, maar
                     over daarvoor. Daarnaast is er ook het OIOS-oorlogsrapport. Dat is in het reces uitgekomen,
                     dus daar hebben we nog niet met elkaar over kunnen praten. Dat rapport is geen Israëlisch
                     rapport, dat is geen lobbyrapport, maar een rapport van de VN. Als u dat gelezen heeft,
                     heeft u gezien dat er maatregelen zijn genomen tegen medewerkers en dat zij in dat
                     onderzoek, ook na 7 oktober, niet kunnen weerleggen dat er medewerkers hebben bijgedragen
                     aan die slachting. Ik werp verre van mij dat dit beschuldigingen zijn die niet gestaafd
                     zijn of dat het desinformatie is. Ik verwijs naar het VN-rapport. Ik zou de heer Van
                     Baarle, ook als parlementariër in het debat met elkaar, willen vragen om daar dan
                     ook inhoudelijk op te reageren en de verdachtmakingen te laten voor wat ze zijn.
                  
De voorzitter:
De heer Van Baarle. Het is overigens niet de bedoeling dat er wedervragen worden gesteld.
De heer Van Baarle (DENK):
Als we het over verdachtmakingen hebben: het is de heer Ceder die daarin grossiert.
                     Uit dat rapport blijkt namelijk dat van geen enkel geval onomstotelijk is bewezen
                     dat de beschuldigingen die de heer Ceder uit, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
                     Uit datzelfde Colonna-rapport blijkt dat er bij UNRWA gewoon omvangrijke maatregelen
                     en mechanismes zijn om neutraliteit te waarborgen. Dus wat de heer Ceder doet, is
                     op basis van niet-vaststaande feiten, op basis van beschuldigingen en vermoedens,
                     moddergooien naar een organisatie waar tienduizenden mensen werken en waar meer dan
                     2 miljoen mensen afhankelijk van zijn voor hulp. Ik zou hem willen vragen, als parlementariër,
                     vooral in deze situatie waarin mensen hulp nodig hebben, om niet te doen aan guilt
                     by association en guilt op basis van onbewezen beschuldigingen. Kan de heer Ceder
                     daar gewoon mee stoppen?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Van Baarle doet wat al een aantal keren in dit parlement is gebeurd, namelijk
                     het Colonna-rapport vereenzelvigen met het OIOS-rapport. Als u het Colonna-rapport
                     gelezen heeft en heeft gezien wat de tijdlijn is van de onderzochte situaties, heeft
                     u gezien dat 7 oktober expliciet niet is meegenomen. Colonna heeft ook later, bij
                     de presentatie van het rapport en daarna, herhaaldelijk aangegeven dat wat onder andere
                     door parlementariërs is gezegd, dat Israël niet met bewijzen kwam, helemaal niet aan
                     de orde was, omdat het Colonna-rapport niet zag op de periode vanaf 7 oktober, maar
                     op de periode daarvoor. De heer Van Baarle geeft net aan dat in dat in Colonna-rapport
                     staat dat maatregelen zijn genomen en dus dat er geen bewijs was dat mensen medeplichtig
                     zijn geweest aan 7 oktober. Voorzitter, ik herhaal: dat is logisch, want het Colonna-rapport
                     ging niet over 7 oktober, maar over de periode daarvoor. Ook dit is weer een verdachtmaking,
                     die ik gewoon heel rustig wil weerleggen. Er is een ander rapport – de heer Van Baarle
                     heeft dat even kort genoemd, maar vereenzelvigd met het Colonna-rapport – en dat is
                     het OIOS-rapport. Vorige week is bekend geworden dat er om een Hamasmedewerker – van
                     de civiele tak, zeg ik even tussen haakjes; die was hoofd van het onderwijs – zowel
                     door de VN of door UNRWA als door Hamas werd gerouwd. Dat komt doordat er een dubbelfunctie
                     was. Dat betekent dat er in ieder geval in één geval ...
                  
Als u het OIOS-rapport leest, zult u zien dat de VN niet in staat was om de beschuldigingen
                     te weerleggen en dat roept een vraag op waar wij ons als parlement toe te verhouden
                     hebben. Niet zozeer of er hulp moet komen aan mensen, want volgens mij willen we dat
                     allemaal. Nou, misschien de PVV niet of misschien wel. Dat willen wij allemaal. De
                     vraag die hier voorligt, is hoe wij omgaan met het alloceren van noodhulp, wetende
                     dat mogelijk een deel van het geld besteed wordt om mensenrechtenschendingen aan te
                     gaan. Dat debat probeerde ik te voeren met de heer Bamenga. Hij heeft daar niet op
                     gereageerd. Dat debat probeer ik op tafel te brengen, dat wij als parlementariërs
                     volgens ons budgetrecht wel degelijk deze vragen moeten stellen. Ik ga dus geen wedervraag
                     stellen, voorzitter. Maar ik werp verre van mij dat het hier zou gaan om wel of geen
                     hulp geven aan onschuldige mensen.
                  
De voorzitter:
Ik wil echt even vragen om nu even af te ronden en het ook beknopt te houden. We zijn
                     nu een halfuur bezig en we hebben twee sprekers gehad.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan laat ik het hier voor nu bij, voorzitter.
De voorzitter:
Op het moment dat iedereen deze tijd gaat nemen, komen de sprekers niet eens allemaal
                     aan het woord en dan komt de Minister helemaal niet aan het woord vandaag. Ik zou
                     dus echt willen vragen om het veel beknopter te houden en korter te houden. Dank u
                     wel. Dan is het woord aan de heer Ram van de PVV. O, mevrouw Teunissen heeft nog een
                     interruptie.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, ik zal proberen om het kort te houden.
De voorzitter:
Nou, ik ga geen genoegen meer nemen met proberen. Het gaat gewoon kort zijn, want
                     we zijn een halfuur bezig en u en mevrouw Kamminga gaan niet eens aan het woord komen
                     als dit de ronde wordt bij de andere Kamerleden.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, ik ga het kort houden. Er zijn ontzettend veel mensen in nood in Gaza
                     en UNRWA is onmisbaar om die noden de lenigen. Ik zie dat UNRWA nu alles doet, echt
                     alles, om de aanbevelingen uit het Colonna-rapport op te volgen, om het neutraliteitsbeginsel
                     te waarborgen. Het heeft ook veel medewerkers ontslagen naar aanleiding van de beschuldigingen.
                     Ik hoor de heer Ceder dat allemaal niet zeggen. Erkent hij dat in ieder geval UNRWA
                     er alles aan doet om ervoor te zorgen dat dat neutraliteitsbeginsel gewaarborgd wordt?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee. Na 7 oktober is er vooral gesteld dat daar geen sprake van was. In onderzoeken
                     is geprobeerd dat weg te stoppen. In de volksmond is geprobeerd het te laten lijken
                     alsof het Colonna-rapport ook over 7 oktober zou gaan, terwijl het OIOS-rapport het
                     echte rapport is dat over 7 oktober gaat. Daaruit heeft de VN moeten concluderen dat
                     ze niet kunnen weerleggen dat er sprake was van medeplichtigheid. Ik zeg niet dat
                     ik vind dat er geen geld heen zou moeten. Ik vind zelfs dat er meer geld naar Gaza
                     zou moeten. Daar zijn we het met elkaar over eens. Dit debat hebben wij een jaar vermeden
                     met elkaar, maar waar het om gaat, is: als wij geld alloceren, hoe gaan we dan om
                     met organisaties waarbij er een grote kans is dat het geld ook gebruikt wordt om mensenrechten
                     te schenden? Dat debat wil ik graag voeren. Dat hebben we een jaar afgehouden, maar
                     dat is het debat dat we moeten voeren. Ik werp nogmaals verre van mij – sorry, voorzitter,
                     dit is mijn laatste opmerking – dat het zou gaan om geen hulp willen bieden, want
                     dat is niet de discussie die nu voorligt.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb gewoon een hele concrete vraag gesteld. De heer Ceder haalt er heel veel dingen
                     bij, bijvoorbeeld het Colonna-rapport. Hij zegt: er is niet bewezen dat er geen beschuldigingen
                     zijn. Maar op basis van het rapport kunnen we niet aantonen dat UNRWA verkeerde dingen
                     zou doen. Dat is niet bewezen. Tegelijkertijd zien we ook dat de Minister zelf zegt
                     dat UNRWA belangrijk is voor de stabiliteit in de regio en onmisbaar is als het gaat
                     om het bieden van humanitaire hulp. We zien nu dat UNRWA die aanbevelingen heel serieus
                     neemt, terwijl ze al heel robuust zijn en een beter systeem hebben dan de meeste andere
                     VN-organisaties.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mijn vraag is: legt de heer Ceder dat allemaal naast zich neer of erkent hij dat UNRWA
                     onmisbaar is in de regio en er alles aan doet om zijn neutraliteit te waarborgen?
                  
De voorzitter:
De heer Ceder, kort graag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat ze alles doen om hun neutraliteit te waarborgen, kan ik niet verifiëren. Daarom
                     heb ik ook vragen gesteld aan de Minister. Het afgelopen jaar had ik daar grote zorgen
                     over. Ik ben het met u eens dat UNRWA too big to fail is. Daarom heb ik ook aangegeven
                     dat mijn punt hem niet alleen zit op de korte termijn, maar ook op de lange termijn.
                     Zolang wij de UNHCR hebben, waar wij volgens mij allemaal flinke steun aan geven,
                     maar ook het UNRWA, waarvoor er een mandaat ligt dat niet tot een oplossing leidt,
                     vind ik dat we die discussie moeten voeren. Ik heb gezegd dat dat ook de stip op de
                     horizon is. Dat moet je nu met elkaar bespreken, om te kijken waar je met elkaar wil
                     eindigen. Dit zijn dus vragen die ik aan de Minister gesteld heb. Ik herhaal: er moet
                     voldoende hulp naar Gaza. Als er te weinig hulp heen gaat, moeten we het daar met
                     elkaar over hebben. Het is gewoon niet het geval dat UNRWA een eeuwigdurende organisatie
                     is en dat dat een intrinsieke vanzelfsprekendheid is.
                  
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor nogal wat verdachtmakingen vanuit de ChristenUnie daar waar het gaat om mensen
                     die werken bij UNRWA of de hele organisatie op zichzelf. De heer Ceder heeft een aantal
                     keer gesproken over mensenrechten. Mensenrechten zijn belangrijk ...
                  
De voorzitter:
Meneer Bamenga, wat is uw vraag aan de heer Ceder?
De heer Bamenga (D66):
Daar kom ik op, als u mij dat toelaat. Als u er niet tussen was gekomen, dan had ik
                     mijn vraag al gesteld, voorzitter. Het is misschien prettig om dat niet al na drie,
                     vier woorden te doen, zou ik zeggen.
                  
Ik zal mijn vraag stellen. De heer Ceder heeft gesproken over mensenrechten. Onschuldpresumptie
                     is een belangrijk mensenrecht. Dat weet de heer Ceder ook heel erg goed. Iedereen
                     is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Hoe kijkt de heer Ceder hiertegen aan,
                     gezien alle verdachtmakingen die de heer Ceder doet zonder dat er daadwerkelijk een
                     veroordeling is geweest van een van deze mensen?
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
We zitten momenteel niet in een strafrechtelijke situatie. We zitten in een privaatrechtelijke
                     situatie, waarin wij ooit gezegd hebben dat wij geld geven aan UNRWA, omdat wij oprecht
                     geloven dat zij het beste zullen doen met het geld voor de mensen die dat het hardste
                     nodig hebben. Die vraag stel ik naar aanleiding van het afgelopen jaar. Het rapport
                     dat ze zelf hebben uitgebracht, stel ik ter discussie. Dat is mijn taak als parlementariër.
                     Die vraag heb ik aan de Minister gesteld. U zegt: we moeten pas handelen als er een
                     veroordeling ligt. Dat is nu niet aan de orde. Nu is aan de orde: hoe alloceren we
                     het schaarse geld dat we hebben? Ik stel daar vragen over. De Minister heeft aangegeven
                     dat we een deel daarvan naar UNICEF gaan sturen, maar je hebt daar ook OCHA. Je hebt
                     daar ook andere organisaties. Ik wil weten waar het belastinggeld van de Nederlanders
                     het beste geborgd is, zodat we kunnen voorkomen dat wij over een aantal maanden, over
                     een jaar of over twee jaar weer in een situatie zitten waarin het waarschijnlijk is
                     dat er met ons belastinggeld mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden. Dat lijkt
                     me een terecht debat dat ik graag wil voeren, en D66 ook, hoop ik.
                  
De voorzitter:
De heer Bamenga voor een korte vervolgvraag.
De heer Bamenga (D66):
Een korte vervolgvraag. Ik heb geen antwoord gehoord op mijn vraag van de heer Ceder.
                     Ik hoorde antwoorden over het strafrecht en het privaatrecht. Het gaat hier gewoon
                     om een mensenrecht, namelijk dat mensen onschuldig zijn totdat het tegendeel bewezen
                     is. Ik hoor toch allerlei verdachtmakingen vanuit de ChristenUnie. Ik vind, zeker
                     als partij die mensenrechten hoog in het vaandel heeft staan, dat het misschien wel
                     goed is om daarop te reflecteren en niet selectief te zijn op mensenrechtentoepassing.
                  
De voorzitter:
Uw reflecties hoeven niet heel uitgebreid te zijn. De vraag is volgens mij helder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De selectiviteit ligt bij D66. Ik stip aan dat er mogelijk mensenrechtenschendingen
                     plaatsvinden en dat dat mede gefinancierd wordt met Nederlands geld. D66 weigert daar
                     antwoord op te geven. D66 verwijt mij iets waarvan ik juist zeg: dat is wat deze partij
                     doet. Wat ik stel, is niet zo raar. UNRWA heeft zelf mensen op non-actief gesteld
                     vanwege de aanwijzingen die er momenteel zijn. Als u vindt dat de ChristenUnie een
                     standpunt inneemt dat niet zou kunnen, zou u uw aandacht dus eigenlijk ook op UNRWA
                     moeten richten, omdat deze medewerkers ontslagen zijn. Dat kan, als er aanwijzingen
                     voor zijn dat mensen hebben bijgedragen aan mensenrechtenschendingen. Dat is dus geen
                     heel vreemd standpunt. Sterker nog, dat is nog dichter bij het standpunt van UNRWA
                     dan bij het standpunt dat D66 nu inneemt.
                  
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Ram van de PVV.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Mijn eerste blokje over UNRWA is ook namens de SGP. Zoals
                     u weet is de PVV tegen voortzetting van de financiering van UNRWA en we leggen graag
                     uit waarom. Na het onderzoek van OIOS blijkt dat negen van de negentien verdachte
                     UNRWA-medewerkers betrokken zijn bij de aanslagen van 7 oktober. Daarnaast is er recent
                     een onthulling geweest rondom Fathi al-Sharif, de vakbondsleider van UNRWA in Libanon,
                     die wij ronduit schokkend vinden. Deze man blijkt nu dus ook een commandant te zijn
                     van Hamas. Inmiddels is bekend dat meer dan 118 medewerkers van UNRWA verbonden zijn
                     met Islamitische Jihad of Hamas. Dat is na het OIOS-rapport en na de aanslagen aan
                     het licht gekomen. Wat is de reactie van de Minister op deze feiten? Als je het bij
                     elkaar optelt, zijn er bij elkaar 118 medewerkers betrokken bij een terroristische
                     organisatie. Nederland heeft dus rechtstreeks geld gegeven aan mensen die lid zijn
                     van Hamas en Islamitische Jihad.
                  
Een ander punt dat nog helemaal niet benoemd is en waar nog niet op is gereageerd
                     door de VN, is de dertig UNRWA-locaties die zijn aangesloten op het tunnelnetwerk
                     van Hamas. Dit heeft Israël ook aangedragen bij de OIOS. Daar zegt de VN helemaal
                     niks over. Er is niet eens op gereageerd. Als VN-organisatie moet je wel verantwoording
                     afleggen. Het grootste datacentrum van Hamas, direct onder het hoofdkwartier van UNRWA,
                     is nota bene aangesloten op elektriciteitskabels van dat kantoor, wat betekent dat
                     ze contact hebben gehad over dat hoofdkwartier. Maar dat wordt door UNRWA zelfs nog
                     steeds ontkend.
                  
Dan nog een keer de bewijzen die UN Watch heeft geleverd. UN Watch heeft aangetoond
                     dat naast die 118 medewerkers nog 193 UNRWA-medewerkers geïdentificeerd zijn als directe
                     betrokkenen bij of indirecte sympathisanten van Hamas. De bewijzen stapelen zich op,
                     maar er komt maar geen antwoord, zelfs niet een jaar later.
                  
Dan het volgende dilemma. Hamas en Islamitische Jihad staan op de EU-sanctielijst.
                     Hamas staat niet op de VN-lijst van terroristische organisaties, omdat de Veiligheidsraad
                     ooit anders heeft besloten. Ik heb met UNRWA gepraat. Ook dit kwam ter sprake. Er
                     wordt bij UNRWA onderscheid gemaakt tussen militante Hamasleden en niet-militante
                     Hamasleden, wat betekent dat UNRWA impliciet aangeeft dat er Hamasleden in dienst
                     zijn. Dat is strijdig met het uitgangspunt van de EU en van Nederland, want wij maken
                     dat onderscheid niet. Het betekent simpelweg dat geld dat je aan UNRWA geeft, bij
                     Hamas of de Islamitische Jihad terecht kan komen. Hoe kijkt de Minister tegen dit
                     dilemma aan? Ik vraag de Minister: zijn dit niet genoeg redenen om de juridische verplichting
                     voor 2025 op te schorten of te ontbinden, of in ieder geval al deze aantijgingen te
                     onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel? Onder welke voorwaarden kan de
                     Minister zelf of kan de Tweede Kamer het contract dan wél ontbinden?
                  
Voorzitter. Dan heb ik nog een kopje humanitair in het algemeen, alleen namens de
                     PVV.
                  
De voorzitter:
U heeft nog tien seconden.
De heer Ram (PVV):
Goed. Ik wil even aangeven dat wij als PVV de humanitaire hulp aan Oekraïne volledig
                     ondersteunen. Verder vragen wij aan de Minister hoe zij de inspanningen ziet om de
                     corruptie in Oekraïne te bestrijden en wat ze daaraan kan doen.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Dobbe van de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met Sudan. Daar zijn naar schatting 12 miljoen
                     mensen op de vlucht. Voor nog veel meer mensen dreigt hongersnood. In het noorden
                     van Darfur in Sudan is er nu officieel sprake van hongersnood. Dat betekent bijvoorbeeld
                     dat een op de drie kinderen acuut ondervoed is. Daar moeten we het volgens mij ook
                     over hebben vandaag. Het geweld en de nood zijn verschrikkelijk en onmenselijk. We
                     vroegen er al eerder aandacht voor en we blijven dat doen, omdat er veel meer moet
                     gebeuren. Inmiddels is ook duidelijk dat humanitaire hulp opzettelijk door strijdende
                     partijen wordt tegengehouden of bemoeilijkt. In vragen die we erover hebben gesteld,
                     erkent de regering ook dat het in strijd is met het humanitair oorlogsrecht. Dit moet
                     dus stoppen en de Nederlandse regering moet zich hier kei- en kei- en keihard voor
                     gaan inzetten. Ik lees in antwoord op onze vragen van 4 oktober dat er veel gesprekken
                     zijn hierover, maar wat zijn de resultaten? Wat wil deze Minister bereiken? Wat wordt
                     eraan gedaan, naast praten? Hoe staat het met de uitvoering van onze motie om via
                     alle mogelijke kanalen hulpgoederen te leveren? Hoe staat het met het in de EU aan
                     banden leggen van wapenleveranties aan landen die doorleveren aan de strijdende partijen
                     in Sudan? We weten dat het er heel veel zijn. Hier hebben we ook een motie over aangenomen,
                     dus ik hoor graag hoe het daarmee staat.
                  
Humanitaire hulp is bedoeld voor die plekken waar het keihard nodig is, zoals Sudan.
                     In antwoord op onze vragen schrijft de Minister ook dat humanitaire hulp «cruciaal»
                     is. Maar in de plannen van het kabinet wordt er bezuinigd, ook op humanitaire hulp,
                     terwijl het zo cruciaal is. Over wat de gevolgen zullen zijn van de bezuinigingen,
                     wil de Minister in de beantwoording op onze vragen nog niets zeggen, maar dit debat
                     gaat vandaag niet alleen over het nu; het gaat ook over de toekomst. Dus we horen
                     wel graag hoe de Minister dit ziet, en of de conclusie als we nu de noden bekijken,
                     eigenlijk alleen maar kan zijn dat de bezuinigingen van tafel moeten, dat dat de enige
                     conclusie is.
                  
Dan over de oorlogen in het Midden-Oosten, met name in Libanon en Gaza. Afgelopen
                     vrijdag kwam het Rode Kruis met een noodbericht over de situatie daar. Het aantal
                     mensen in nood is daar sinds de escalatie in Libanon verdubbeld. Er zijn meer middelen
                     nodig om aan alle basale behoeften te kunnen voldoen. Is er contact tussen de Minister
                     en hulporganisaties om te kijken hoe Nederland hier meer kan doen? Honderden hulpverleners
                     zijn inmiddels ook in het geweld omgekomen in Gaza en nu ook in Libanon. Dat is vreselijk
                     om te horen en te zien. Het is ook een schande. Wat doet de Nederlandse regering eraan
                     om te zorgen dat de verantwoordelijken hiervoor worden gevonden en berecht? Wat doet
                     de Minister om te zorgen dat hulpverleners veilig hun werk kunnen blijven doen? Zonder
                     hulpverleners kan er geen humanitaire hulp zijn.
                  
Voorzitter. Tot slot. In noodsituaties hebben gemarginaliseerde groepen zoals vrouwen
                     en meisjes, vaak minder toegang tot humanitaire hulp. Ook zijn ze disproportioneel
                     vaak slachtoffer van seksueel geweld of van gedwongen uithuwelijking en van uitbuiting.
                     Bijvoorbeeld in Congo en Sudan, maar we zien het ook in Oekraïne en we zien het ook
                     in Gaza. Dit is een enorm probleem. Eerder is onze motie aangenomen om bij humanitaire
                     hulp altijd bijzondere aandacht te hebben voor de positie en veiligheid van vrouwen
                     en meisjes, en om dit ook te omschrijven en de Kamer hierover te informeren. Hoe dit
                     gebeurt, is mij nog niet duidelijk, dus ik zou hier graag meer over horen van de Minister.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank, voorzitter. De wereldwijde humanitaire crises zijn verschrikkelijk. We zien
                     de pijnlijke beelden uit Sudan, Jemen, Libanon en nog veel meer plekken. Maar in plaats
                     van verantwoordelijkheid te nemen, draait deze Minister de kraan met hulp verder dicht
                     dan ooit tevoren. Ze wil oplopend 2,5 miljard euro gaan bezuinigen. Hoeveel daarvan
                     zal neerslaan op noodhulp? Heeft deze Minister enig idee wat de consequenties zullen
                     zijn? Wat doet dat met de internationale positie van Nederland? Of steken wij een
                     middelvinger op naar onze internationale verantwoordelijkheden? Kan Nederland straks
                     nog iets betekenen voor al die mensen in nood?
                  
Voorzitter. Op dit moment is onze hulp hard nodig in Gaza. We zien dat Israël humanitaire
                     hulp doelbewust frustreert, onder andere door het werk van UNRWA onmogelijk te maken.
                     Zo liggen er Israëlische wetsvoorstellen om de diplomatieke status van UNRWA-medewerkers
                     op te heffen, het als een terroristische organisatie te brandmerken en het te verbieden.
                     Kan de Minister deze voornemens veroordelen? Graag een helder antwoord.
                  
Voorzitter. Het is walgelijk hoe UNRWA al een jaar lang zwartgemaakt wordt. Dat gebeurt
                     hier ook door partijen als de PVV en de ChristenUnie, die de propaganda van Netanyahu
                     rondbazuinen. Kan de Minister ons in ieder geval verzekeren dat ze zich in haar keuzes
                     niet laat leiden door krankzinnige Israëlische laster? Dat blijkt helaas niet uit
                     de financiële keuzes die deze Minister maakt. Er was namelijk 3 miljoen euro voor
                     UNRWA gereserveerd, mede door een motie die ik heb ingediend, maar de Minister gaat
                     die 3 miljoen euro nu aan UNICEF en niet aan UNRWA uitbetalen, zogenaamd als extra
                     «politiek signaal», terwijl de reserves van UNRWA uitgeput raken. Welk politiek signaal?
                     Haar eigen ambtenaren adviseerden haar nota bene om het geld aan UNRWA te geven. Ze
                     adviseren haar dat UNICEF een minder logische keuze is. Waarom gaat zij tegen deze
                     adviezen in? Dat kan in ieder geval niet zijn omdat deze Minister de hulp wil diversificeren.
                     We zien dat de Wereldgezondheidsorganisatie, het Rode Kruis, het World Food Programme,
                     UNICEF en andere al het overgrote deel van onze bijdrage aan hulporganisaties in Gaza
                     ontvangen. Kan de Minister toegeven dat onze bijdrage al heel erg gediversificeerd
                     is?
                  
Het is verder ook uiterst zorgwekkend dat we in de begroting van het ministerie teruglezen
                     dat er vanaf 2026 slechts 14 miljoen voor UNRWA wordt uitgetrokken, in plaats van
                     de 19 miljoen die we hiervoor gaven. Neemt de Minister hiermee een voorschot op een
                     verdere afbouw van onze steun? Wil ze überhaupt nog geld aan UNRWA geven in de toekomst?
                     Gaat ze nog een meerjarige overeenkomst met UNRWA aan? Graag een heldere reactie.
                  
Ik wil de Minister ook vragen hoe ze van plan is om de hulp aan Gaza verder op te
                     schroeven. Welke initiatieven gaat ze nemen? Bij welke allianties zoekt ze aansluiting?
                     Welke projecten genieten haar steun? Er is ook 20 miljoen voor de wederopbouw gereserveerd.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Van Baarle van DENK. Als we niet kunnen voorkomen dat
                     dat geld terechtkomt bij terroristen – we kunnen dat nu namelijk niet uitsluiten omdat
                     er mogelijk Hamasleden werkzaam zijn bij UNRWA – is het dan niet beter om te kijken
                     naar alternatieven, zoals inderdaad het World Food Programme, UNICEF en OCHA, totdat
                     deze problemen zijn opgelost?
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Het moet mij van het hart dat de heer Ram namens de PVV in zijn eigen bijdrage met
                     zo veel feitelijke onjuistheden heeft gestrooid over UNRWA. Dat vind ik een parlementariër
                     onwaardig. Hij zei net in zijn eigen bijdrage dat het bewezen is dat medewerkers van
                     UNRWA betrokken zouden zijn bij 7 oktober. Uit het rapport blijkt heel erg duidelijk
                     dat niet onomstotelijk bewezen is dat dat het geval is. De heer Ram gaf aan dat belastinggeld
                     van Nederland gebruikt zou worden voor terroristische activiteiten. Er is geen enkel
                     bewijs dat UNRWA als organisatie Nederlands geld inzet voor welke verboden activiteit
                     dan ook. Ik vind het een parlementariër onwaardig dat de heer Ram, met een lastercampagne
                     die is ingegeven door Israëlische propaganda, hier zo veel onwaarheden de wereld in
                     slingert. Van diversificatie hoeft wat DENK betreft dus totaal, maar dan ook totaal
                     geen sprake te zijn. Wij hebben vertrouwen in UNRWA, punt.
                  
De voorzitter:
De heer Ram heeft geen interrupties meer, maar de vraag was volgens mij ook helder.
                     De vraag was of u vindt dat het geld voor hulp aan iemand anders overgemaakt zou moeten
                     worden.
                  
De heer Ram (PVV):
Een punt van orde, voorzitter.
De voorzitter:
Dat mag altijd.
De heer Ram (PVV):
Er worden allerlei beschuldigingen gericht tegen mij als parlementariër. Ik vind dat
                     aanstootgevend en weerzinwekkend. Ik wil volledig afstand nemen van die beschuldigingen.
                     Ik heb me bij de feiten gehouden. Dat heb ik expres gedaan, dus ik werp de beschuldigingen
                     van DENK en de retorische truc die de heer van DENK gebruikt verre van mij.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U mag de vraag van de heer Ram nog beantwoorden. Het lijkt me niet nodig
                     om daar nog op te reageren.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
De vraag was of wij vinden dat er geld moet gaan naar een andere organisatie.
De voorzitter:
Dat was de vraag.
De heer Van Baarle (DENK):
Juist. Ik constateer dat de heer Ram er een groot probleem mee heeft als er in dit
                     debat dingen geuit worden die niet gesteld kunnen worden. Dat zegt hij net. Ik vind
                     dat de uitingen die gedaan worden in de richting van UNRWA, niet bewezen zijn en dat
                     dat beschuldigingen zijn. Laten we niet op grond van beschuldigingen besluiten om
                     een organisatie waarvan 2 miljoen mensen afhankelijk zijn en die essentieel is, de
                     nek om te draaien. Dat is mijn antwoord.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaat u verder met uw betoog. U heeft nog 50 seconden.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Er is 20 miljoen voor de opbouw gereserveerd. Naar aanleiding
                     van een motie daarover moet daar een uitvoeringsplan voor komen. Kan de Minister aangeven
                     hoe het hiermee gesteld is? Wat gaat de inzet van de Minister in Libanon worden? Er
                     is een acute nood aan hulp, vanwege de talloze mensen die op de vlucht zijn voor het
                     geweld. Wat gaat de Minister daarvoor doen?
                  
Tot slot, voorzitter. We hebben gezien dat er verschrikkelijke overstromingen geweest
                     zijn in Bosnië, waar doden bij zijn gevallen. We hebben gezien dat de Bosnische gemeenschap
                     in Nederland inmiddels ook een inzamelingsactie is gestart. Meerdere Europese landen
                     hebben aangeboden om te helpen en om ook reddingsteams daarnaartoe te sturen. Ik vraag
                     de Minister of dit ook het geval is voor Nederland en of Nederland een rol kan vervullen
                     in het helpen van de mensen in Bosnië.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Hirsch van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar kende het hoogste aantal conflicten sinds de Tweede
                     Wereldoorlog. Wereldwijd zijn 120 miljoen mensen op de vlucht. Denk aan mensen die
                     zijn verjaagd door rebellen in Darfur en autoritaire leiders in de Sahel, Rohingya
                     gevlucht voor genocide, families in Gaza die al vier keer zijn verplaatst sinds het
                     begin van de bombardementen, en Venezolanen die vluchten voor Maduro, ook richting
                     Nederland. En nu worden ook in Libanon honderdduizenden gedwongen om huis en haard
                     te verlaten, mensen met dromen en ambities. Deze mensen worden opgevangen in buurlanden,
                     die zelf vaak al te kampen hebben met grote problemen. Zowel vanuit medemenselijkheid
                     als vanuit veiligheid en stabiliteit is humanitaire hulp van enorm belang. Maar terwijl
                     de coalitiepartijen luisteren naar verhalen over de meisjes en vrouwen die verkracht
                     en verminkt worden, of naar de woordvoerders van de Sudanese Halve Maan die de enorme
                     financieringstekorten benoemen, bezuinigen ze in 2025 46 miljoen op noodhulp. Het
                     moge duidelijk zijn dat mijn fractie dit niet alleen harteloos maar ook zeer kortzichtig
                     vindt.
                  
Daarom heb ik de volgende vragen aan de Minister. Wat betekenen deze bezuinigingen
                     op noodhulp in het algemeen voor het vermogen van Nederland om bij te dragen aan de
                     opvang van huidige en toekomstige crises? Wat betekenen de bezuinigingen op landenspecifieke
                     fondsen voor de opvang van huidige en toekomstige crises?
                  
Voorzitter. Ook voor conflicten en rampen geldt dat voorkomen beter is dan genezen.
                     Elke euro investering in risicogebieden bespaart € 4 in toekomstige noodsituaties.
                     De draconische bezuinigingen op het gehele ontwikkelingsbudget zijn ook daarom een
                     schrijnend voorbeeld van kortzichtig beleid. Is de Minister het met me eens dat er
                     structurele problemen blijven bestaan als we de grondoorzaken niet aanpakken en dat
                     mensen dan afhankelijk blijven van noodhulp? Hoe ziet de Minister de samenhang tussen
                     noodhulp en ontwikkelingssamenwerking? Hoe vertaalt zij dat in de uitvoering van haar
                     beleid?
                  
Voorzitter. Een duurzame basis voor vrede wordt gevormd door de lokale organisaties
                     in de samenleving: kerken, vrouwen, corporaties. Er zijn succesvolle financieringsmechanismen
                     ontwikkeld voor en door deze organisaties. Toch gaat slechts 2% van de Nederlandse
                     humanitaire financiering via lokale organisaties. Is de Minister het met mij eens
                     dat er meer financiering via lokale organisaties moet en kan lopen? Hoe gaat de Minister
                     zorgen dat deze organisaties een stem krijgen in haar beleid, te beginnen met de beleidsbrief
                     die zij nu aan het opstellen is?
                  
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich zorgen over het gebrek aan aandacht voor de samenhang
                     tussen conflicten en activiteiten van grote bedrijven. Denk aan de situatie in Congo,
                     waar het leger wordt ingezet om de grondstoffen te beschermen die China wil delven.
                     Of denk aan de situatie in Noord-Mozambique, waar de Nederlandse overheid overweegt
                     een exportkredietverzekering te verlenen voor een gasproject in een regio waar een
                     zeer gewelddadig conflict woedt. Ik hoor graag van de Minister hoe zij het risico
                     op conflict zwaarder kan laten meewegen bij de afweging om handelssteun te verlenen
                     bij grootschalige investeringen in instabiele gebieden, zoals op dit moment in Noord-Mozambique.
                  
Voorzitter, tot slot. Mijn fractie is blij dat de Minister ons oordeel deelt over
                     het feit dat UNRWA een robuust raamwerk heeft voor neutraliteit en een essentiële
                     rol vervult in de regio. Wij blijven daarom aandringen op voldoende en langjarige
                     financiering van deze organisatie. Wij zien met afgrijzen dat tot nu toe 220 UNRWA-medewerkers
                     in Gaza zijn vermoord. Gaza is daarmee het dodelijkste conflict voor hulpverleners
                     ooit. Dit staat symbool voor de straffeloze schending van internationaal recht die
                     zich in steeds meer conflictgebieden voordoet. Ik hoor graag van de Minister hoe ze
                     pal gaat staan voor het respecteren van het internationaal humanitair recht in alle
                     conflictgebieden in de wereld.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kamminga van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over een onderwerp dat veel mensen wereldwijd
                     raakt: humanitaire hulp. In de Kamer hebben we het terecht vaak over de situatie in
                     Oekraïne en Gaza gehad en daar zal ik straks ook nog op ingaan, maar laten we inderdaad
                     niet vergeten dat er ook veel andere crises zijn, zoals in Afghanistan, Congo, Jemen,
                     Mali, Niger en niet te vergeten: Sudan.
                  
Sudan kent inmiddels de grootste ontheemdingscrisis ter wereld, met ruim 10 miljoen
                     mensen die door het aanhoudende geweld van huis en haard verdreven zijn. Nog niet
                     zo lang geleden hadden we in de Kamer een gesprek met de secretaris-generaal van de
                     Sudanese Rode Halve Maan. Ze had een indrukwekkend verhaal, maar vooral haar afsluitende
                     oproep trof mij enorm. In plaats van een lang betoog over wat er allemaal nodig was,
                     volstond zij met de woorden: ik zou zo graag willen dat iedereen zich zou realiseren
                     dat er een land is dat Sudan heet en dat de mensen die daar wonen, hulp nodig hebben.
                     In dat licht zou ik de Minister willen vragen of er vanuit Nederland nog extra mogelijkheden
                     zijn om financieel bij te dragen aan hulp voor Sudan, ook met het oog op de eerder
                     ingediende motie die is aangenomen. Hoe ziet de Minister de crisis in Sudan in de
                     geopolitieke context? Ziet zij naast een eventuele financiële bijdrage nog andere
                     mogelijkheden voor hulp, bijvoorbeeld via kennisdeling op het gebied van voedselvoorziening?
                  
De VVD heeft ook al eerder gevraagd op welke wijze Nederlandse bedrijven initiatieven
                     die zich inspannen voor het leveren van hulpgoederen, een handje kunnen helpen. Een
                     mooi voorbeeld hiervan is Wings For Aid, dat hulpgoederen in moeilijk bereikbare gebieden
                     kan krijgen. Zo zijn er meer initiatieven. Hoe kijkt de Minister naar dergelijke voorbeelden?
                     Ziet zij nog verdere mogelijkheden om het voor hen wat makkelijker te maken om hiermee
                     aan de slag te gaan? Dat kan bijvoorbeeld door, zoals andere landen doen, voorwaarden
                     te stellen aan het verstrekken van middelen of door Nederlandse bedrijven en initiatieven
                     nadrukkelijker te helpen bij tenders.
                  
Voorzitter. In dit debat kunnen we natuurlijk niet voorbijgaan aan de schrijnende
                     situatie in Gaza. De VVD is blij dat Nederland zich er actief voor inspant om humanitaire
                     hulp en de infrastructuur daarvoor te leveren, want dat is nodig. Dat is voor de VVD
                     evident. Wel heeft de brief van de Minister bij mijn fractie wat vragen opgeroepen.
                     Hoe kan het dat ze het te vroeg vindt om 3 miljoen aan UNRWA uit te keren, terwijl
                     ze vervolgens in diezelfde brief in een bijzin schrijft dat ze op korte termijn wel
                     19 miljoen gaat overmaken? Het is geen geheim dat de VVD zorgen heeft over UNRWA en
                     de vermeende banden met Hamas. De VVD was dan ook blij met de prudente houding van
                     het vorige kabinet, maar deze Minister lijkt daar nu toch van af te stappen. Ik zou
                     de Minister daarom willen vragen welke aanvullende waarborgen zij heeft gekregen in
                     New York en hoe erop toegezien wordt dat de aanbevelingen uit het Colonna-rapport
                     daadwerkelijk worden opgevolgd. Wanneer dat aan het einde van het jaar niet het geval
                     blijkt te zijn, heeft dat dan nog invloed op de Nederlandse bijdrage? Ziet de Minister
                     nog mogelijkheden om de financiering van UNRWA gefaseerd uit te keren, wanneer er
                     aan bepaalde voorwaarden is voldaan?
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Van Baarle een interruptie voor u.
De heer Van Baarle (DENK):
Los van het feit dat de VVD en DENK een meningsverschil hebben over dit onderwerp – dat
                     moge duidelijk zijn – vind ik het in ieder geval fijn dat mevrouw Kamminga haar woorden
                     zorgvuldiger kiest dan haar coalitiepartners, doordat zij het heeft over «vermeend».
                     Mevrouw Kamminga had het over de opvolging van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport.
                     Het is natuurlijk niet realistisch om te verwachten dat die allemaal voor het einde
                     van het jaar doorgevoerd zijn, omdat het om meerdere aanbevelingen gaat. In plaats
                     van alleen maar kritisch te bezien of dat gebeurt, zou de Nederlandse regering UNRWA
                     kunnen helpen bij de implementatie van de aanbevelingen, met de expertise en de mogelijkheden
                     die we in Nederland hebben. Zou mevrouw Kamminga er welwillend tegenover staan om
                     dat aan de Nederlandse regering te vragen? Nederland zou namelijk een bijdrage kunnen
                     leveren aan het opvolgen van de aanbevelingen.
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Helemaal mee eens. Volgens mij zitten we allemaal met het dilemma – nou, misschien
                     niet iedereen, maar mijn fractie in ieder geval wel – dat we zien dat UNRWA een dusdanige
                     positie in Gaza heeft dat ze essentieel zijn voor de hulp die daar nu nodig is. Ik
                     denk dat mijn fractie niet voor niets steeds inzet op diversificatie, niet alleen
                     voor de korte termijn maar zeker ook voor de lange termijn. De heer Ceder refereerde
                     er al aan. Maar dat neemt niet weg dat ik ook vind dat wij, als een VN-organisatie
                     een beroep ons doet, moeten kijken hoe we kunnen helpen, juist om te voorkomen dat
                     er situaties ontstaan zoals ze nu zijn ontstaan, dat er twijfel is of de gelden goed
                     terechtkomen, waardoor de mensen in Gaza uiteindelijk de dupe worden. Daar staan we
                     uiteindelijk voor open.
                  
Tegelijkertijd blijf ik wel het zorgpunt houden hoe het zover heeft kunnen komen.
                     Daarom vind ik het natuurlijk ook heel belangrijk dat er echt stappen worden gezet
                     in de opvolging van die aanbevelingen. Ook heb ik de vraag aan de Minister hoe het
                     nou kan dat ze het enerzijds nu te vroeg vindt en anderzijds in diezelfde brief zegt
                     dat het wel vroeg genoeg is voor die 19 miljoen. Ik heb ook de vraag welke waarborgen
                     zij dan nog aanvullend nodig heeft.
                  
De voorzitter:
Het hoeft niet, hoor. Het is uw laatste interruptie, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik weet het, voorzitter. Als ik de brief van de Minister goed begrijp, dan is het
                     niet uitbetalen van die 3 miljoen vooral ook een politiek signaal om diversificatie
                     te bevorderen. Daar heb ik een andere mening over. Maar als ik mevrouw Kamminga goed
                     hoor, is de VVD dus bereid om te kijken naar het voorstel om de Nederlandse regering
                     te vragen: help UNRWA bij de implementatie van de aanbevelingen; draag eraan bij dat
                     er een situatie ontstaat waarin die aanbevelingen geïmplementeerd worden. Volgens
                     mij wil iedereen dat we gewoon een neutrale organisatie hebben. Ik denk dat dat al
                     zo is. Als we het nog beter kunnen maken, wil ik daar graag bij helpen.
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Meneer Van Baarle, het is een VN-organisatie. Wij zijn onderdeel van die internationale
                     gemeenschap. Daar hoort ook bij dat we, als er een beroep op ons gedaan wordt, kijken
                     hoe we kunnen helpen en hoe we kunnen ondersteunen. Mijn prioriteit gaat vooralsnog
                     wel uit naar zo veel mogelijk humanitaire hulp naar Gaza. Ik ben er nog niet van overtuigd – maar
                     ik ben ook nieuwsgierig naar de antwoorden die de Minister geeft – dat UNRWA op dit
                     moment al aan alle waarborgen voldoet. Maar nogmaals, als wij kunnen bijdragen om
                     te kijken hoe dat sneller kan, dan gaan we dat doen. Daarbij wil ik wel opgemerkt
                     hebben dat de VVD de situatie en de positie van UNRWA als organisatie – we hebben
                     die met elkaar laten bestaan – ongewenst vindt, want je ziet nu al wat er kan gebeuren
                     als een gebied zo afhankelijk is van één individuele organisatie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ben blij dat mevrouw Kamminga ook aangeeft dat UNRWA essentieel is voor hulp in
                     de regio. Dat ze vragen heeft gesteld aan de Minister, kan terecht zijn. Mijn vraag
                     gaat over de vraag die ze net aan de Minister stelde, over de financiën, want we hebben
                     die extra 3 miljoen die nu niet aan UNRWA wordt uitgekeerd. Een bedrag van 19 miljoen
                     in de toekomst wordt nu opgeschort. De vraag is: als mevrouw Kamminga zegt en erkent
                     dat UNRWA essentieel is voor de hulp daar, deelt ze dan mijn zorg over het feit dat
                     de Minister nu zegt dat het nog maar de vraag is of we die langjarige financiering
                     gaan doen?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik lees juist in die brief – daar heb ik juist zorgen over – dat de Minister die 19
                     miljoen eigenlijk nu al wel toezegt. Zo las ik de laatste paar zinnen in haar brief.
                     Maar dat hoor ik dan graag van de Minister, want ik zou dat op dit moment nogal prematuur
                     vinden.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Zoals ik het lees, is die 19 miljoen voor het komend jaar een juridische verplichting.
                     Tenminste, dat horen we hopelijk ook zo van de Minister, maar daar kan Nederland niet
                     meer onderuit. Mijn vraag ging meer over het jaar daarna, omdat de Minister in haar
                     brief aangeeft: ik weet nog niet of ik dat ga doen; dat gaan we later besluiten, ook
                     in het kader van de bezuinigingen. Daar zit dus mijn zorg. Het gaat mij dus niet om
                     het komende jaar – het is duidelijk dat we ertoe verplicht zijn om die 19 miljoen
                     over te maken – maar om de jaren daarna. Zoals mevrouw Kamminga ook zegt, is UNRWA
                     essentieel voor de stabiliteit in de regio. Het kan grote gevolgen hebben als we dat
                     stopzetten. Deelt zij dan die zorg over de financiering voor de lange termijn?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik vind het juist heel zorgvuldig van het kabinet dat ze dat iedere keer opnieuw wegen,
                     zeker omdat we natuurlijk nog stappen moeten zetten. Daarmee wil ik niks afdoen aan
                     het punt dat de heer Van Baarle maakte over wat je van een organisatie kan vragen
                     om allemaal tegelijk te doen. Mijn fractie zal dat dus ook meewegen in hoe ze naar
                     deze situatie kijkt. Ik ga ervan uit dat we in de toekomst iedere keer stap voor stap
                     die weging blijven maken totdat alle aanbevelingen opgevolgd zijn en er voldoende
                     vertrouwen is dat alle waarborgen in place zijn, om even een goed Nederlands woord
                     te gebruiken. Ik vind het dus een verstandige keuze. Voor mij hoeven noodhulp en hulp
                     niet een-op-een te maken te hebben met de bezuinigingen. Ik denk dat het belangrijk
                     is dat we dan ook weer kijken waar de humanitaire nood het hoogst is en welke organisaties
                     kunnen zorgen dat de hulp die nodig is daar dan ook komt. Wat ik nu constateer, en
                     dat vind ik in die zin jammer, is dat de diversificatie niet effectiever is geweest
                     en dat we daar tot nu toe minder grote stappen op hebben kunnen zetten. Maar ik moet
                     ook gewoon constateren dat als wij het belangrijk vinden dat er hulp komt, UNRWA nu
                     nog een belangrijk onderdeel is. Dus ik snap ook de weging van het kabinet dat het
                     daar weer naar kijkt. Maar nogmaals, ik vind de stap van 0 naar 19 vrij groot.
                  
Mevrouw Dobbe (SP):
Er zijn goede vragen gesteld door mevrouw Teunissen en de heer Van Baarle, dus die
                     zal ik niet herhalen. Ik heb een vraag over Sudan. We hebben namelijk allemaal gezien
                     hoe groot de nood in Sudan is. Die gaat de komende tijd waarschijnlijk alleen maar
                     groeien vanwege de toenemende hongersnood. De behoefte aan humanitaire hulp is daar
                     gigantisch. Er is veel te weinig humanitaire hulp toegezegd. Vindt de VVD dat we meer
                     moeten doen en meer geld voor humanitaire hulp voor Sudan zouden moeten uittrekken?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dat is een goede vraag van mevrouw Dobbe. Ik heb in mijn inbreng ook aan de Minister
                     gevraagd wat er mogelijk is. Ik kan op dit moment niet overzien hoeveel budgetruimte
                     er nog is om die hulp te geven en of dat dan ten koste zou gaan van iets anders. Dat
                     hoor ik dus ook graag van de Minister. Ik vind namelijk dat we dat ook zorgvuldig
                     moeten wegen. Maar het is voor mij evident dat de nood hoog is en dat de oproep van
                     de secretaris-generaal die hier onlangs sprak nadrukkelijk is blijven hangen. Daarom
                     vraag ik ook of er nog een mogelijkheid is om daar wat extra's te doen. Het is voor
                     mij evident dat dat nodig is en dat daar hulp nodig is. Ik wil hierbij wel opmerken
                     dat Nederland een van de landen is die al wel heeft voldaan aan de pledge. Daar wil
                     ik dit kabinet ook mee complimenteren. Dat wil ik wel gezegd hebben, want het is ook
                     niet zo dat we nu niks geven. Maar als er meer kan, sta ik daar zeker voor open.
                  
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat is goed om te horen. Maar stel dat er nog extra geld nodig is dat in het beschikbare
                     budget nu niet te vinden is. Staat de VVD er dan voor open om te kijken of we daar
                     elders extra geld voor zouden kunnen vrijmaken? Mensen in Sudan kunnen namelijk niet
                     meer wachten totdat wij al onze begrotingen hier hebben besproken.
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
We staan er natuurlijk altijd voor open om naar plannen met een goede dekking te kijken.
                     Maar nogmaals, dat moet dan wel een dusdanige dekking zijn zodat het niet ten koste
                     gaat van iets anders dat ook belangrijk is.
                  
De heer Bamenga (D66):
Ik zal de vragen van de collega's ook niet herhalen, omdat ik ze inderdaad ook goed
                     vind. Ik heb wel een vraag aan de mevrouw van de VVD. Ik snap de kritische houding
                     van de VVD of ik kan deze tenminste begrijpen. Ik zou toch willen weten hoe u vanuit
                     de VVD tegen het volgende aankijkt. Wanneer is de VVD dermate tevreden, dat ze het
                     eens is met het feit dat er ook meerjarig overgemaakt kan worden richting de organisatie
                     UNRWA om de Gazanen daar te helpen? We hebben ook gehoord dat het heel belangrijk
                     is dat die zekerheid er is, zodat men ook daadwerkelijk hulp kan bieden aan iedereen.
                  
De voorzitter:
De mevrouw van de VVD is mevrouw Kamminga. Die mag nu reageren.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de vraag van de heer Bamenga en de nadere duiding.
                     In deze fase vind ik het heel logisch dat we niet meteen zeggen: grote stappen, snel
                     thuis. Ik ben het eens met het kabinet wat betreft een meerjarige stap. Het kabinet
                     gaat dat iedere keer weer bezien. Ik hoop dat er een moment komt waarop we weer kunnen
                     zeggen dat we allemaal, Kamerbreed, voldoende vertrouwen hebben om het meerjarig te
                     doen. Ik snap ook wat de heer Bamenga schetst. Ik ben het er ook helemaal mee eens
                     dat een organisatie behoefte heeft aan meerjarige financiering. U kunt erop vertrouwen
                     dat mijn fractie humanitaire hulp aan Gaza blijft steunen en supporten. Wij hebben
                     nog steeds vraagtekens bij de route, dus via welke organisaties dat moet gaan. Maar
                     wij zien ook dat UNRWA daar een belangrijke schakel in is. Dat is ook evident.
                  
De voorzitter:
De heer Bamenga voor zijn laatste interruptie.
De heer Bamenga (D66):
Hoe had ik het kunnen vergeten? Kamminga, Bamenga, het zit allemaal heel dicht bij
                     elkaar. We hadden familie kunnen zijn – hele verre familie. Heel ver, hè? We komen
                     uiteindelijk allemaal uit Afrika, zeggen ze. Ik had inderdaad een vraag over Sudan
                     en andere vergeten conflicten die er zijn. Het is fijn om te horen dat mevrouw Kamminga
                     daar inderdaad ook voldoende aandacht voor heeft. Ik hoop toch wel dat ik hier samen
                     met mevrouw Kamminga een vuist kan vormen als het gaat over het aanpakken van de grondoorzaken.
                     Maar ik hoop ook dat we kunnen kijken naar een duurzame oplossing, dus hoe we het
                     kabinet ertoe kunnen bewegen om dat mogelijk te maken. We moeten zorgen dat die conflicten
                     niet continu oplopen. Hoe kijkt mevrouw Kamminga daartegenaan? Zou zij die uitdaging
                     met D66 aan willen gaan?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wat mij betreft is de VVD die uitdaging allang aangegaan. Dit kabinet investeert fors
                     in veiligheid en defensie. Ik heb ooit internationale betrekkingen gestudeerd. Daar
                     heb ik ook over humanitaire hulp en vrede en veiligheid geleerd. Eén ding dat eigenlijk
                     een randvoorwaarde voor alles is, is ervoor zorgen dat er geen militaire conflicten
                     zijn en ervoor zorgen dat defensie op orde is. Dat is waar de VVD fors in investeert.
                     Ik denk dat dat randvoorwaardelijk is voor alle vervolgstappen. Dat is stap één. Daar
                     zet de VVD fors op in.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch, voor een interruptie.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik wil het toch nog even hebben over UNRWA. Ik heb zowel de heer Ceder als mevrouw
                     Kamminga een pleidooi horen houden voor diversificatie in de regio. Er zijn hier best
                     veel experts langsgekomen die hebben gesproken over noodhulp, met name in deze regio.
                     Het Rode Kruis, UNICEF en OCHA zeggen allemaal dat diversificatie zonder UNRWA in
                     deze rol niet mogelijk is. Ze zeggen ook allemaal dat er nog veel meer mensen in extreme
                     situaties terechtgekomen zouden zijn, als UNRWA er niet zou zijn. Ik ben dan toch
                     heel benieuwd waarom ook mevrouw Kamminga pleit voor diversificatie. Op basis van
                     welke kennis en van welke expertise denkt zij dat dit een weg zou zijn om deze regio
                     uit de ellende te helpen?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij probeer ik hier steeds mijn woorden zorgvuldig te kiezen. Er zijn niet
                     voor niks beschuldigingen geweest. Ik heb «vermeend» gezegd, maar we moeten ook niet
                     doen alsof het gewoon niks is. Het heeft zo kunnen bestaan. Ik heb al herhaaldelijk
                     gezegd dat ik ook vind dat het niet kan dat een VN-organisatie zo langjarig eigenlijk
                     de rol van een quasi-overheid op zich heeft genomen. Dat staat er nog los van of het
                     om UNRWA gaat of dat het in Gaza is of ergens anders ter wereld. We moeten daarvan
                     af, want dat is in de basis gewoon geen goede situatie. Je ziet ook dat dat gewoon
                     kwetsbaarheden met zich meebrengt, met alle gevolgen van dien. Diversificatie is wat
                     mij betreft dus belangrijk. We zien ook dat het World Food Programme een meervraag
                     heeft. Al die organisaties hebben een meervraag. Ik denk dat het helpt als we daar
                     nu al op inzetten om voor de toekomst een stip op de horizon te krijgen. Als we nu
                     iedere keer weer alleen blijven inzetten op UNRWA, dan versterken we de situatie,
                     maken we de afhankelijkheid groter en borgen we die ook. Dat is de reden waarom de
                     VVD heeft gezegd: zet nou in op diversificatie, nú maar zeker ook in de toekomst.
                     Ik heb ook oog voor het feit dat UNRWA op dit moment nog die positie heeft. Dat heb
                     ik net ook al geschetst richting andere collega's. We hebben het kabinet opgeroepen
                     om te kijken of je zo veel mogelijk organisaties daaromheen kunt stimuleren en motiveren
                     om daar via die route hulp te bieden, zodat UNRWA de tijd heeft om de aanbevelingen
                     zorgvuldig op te volgen en zodat we er met elkaar weer voldoende vertrouwen in hebben
                     dat het geld dat we geven, ook daar terechtkomt waar het nodig is, namelijk bij de
                     burgerbevolking en niet in de handen van Hamas.
                  
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het toch jammer dat de zorgvuldigheid even wordt losgelaten. Nogmaals, er
                     is tot nu toe geen enkel bewijs gevonden voor de beschuldigingen die geuit zijn. UNRWA
                     heeft volgens internationale, onafhankelijke experts wel degelijk maatregelen getroffen
                     op het moment dat het die beschuldigingen hoorde. Dat was overigens ver voordat de
                     rapporten uitkwamen. Ik blijf erbij dat ik in het antwoord van mevrouw Kamminga slecht
                     kan terug horen wat zij nou vindt. Is UNRWA onmisbaar? Is UNRWA een semioverheid?
                     Dat is inderdaad zo. Is het zo dat ook het World Food Programme en alle andere organisaties
                     die je meer geld zou kunnen geven, hun doelen niet zouden bereiken zonder de aanwezigheid
                     van UNRWA? Of zegt mevrouw Kamminga: nou, ik wil dat nog wel even bezien en laten
                     we vooral de financiële vraag stellen, dus om te kijken naar welke alternatieven het
                     geld heen kan, want ik blijf een relatief wantrouwende positie houden ten opzichte
                     van UNRWA?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
We hebben een andere interpretatie van conclusies in de rapporten, maar laten we die
                     discussie niet nog een keer opnieuw doen. Ik heb gezegd dat wij constateren dat UNRWA
                     een belangrijke positie heeft. Ik weet niet helemaal of die onmisbaar is. Als u mij
                     vraagt waar mijn voorkeur naar uitgaat, dan zeg ik dat mijn voorkeur uitgaat naar
                     wel gelden sturen naar Gaza, maar via andere organisaties dan UNRWA.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder voor zijn laatste vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij dat mevrouw Kamminga verheldert dat de noodhulptak van UNRWA een andere
                     is dan de semioverheidspositie die UNRWA heeft aangenomen ten aanzien van onderwijs
                     en andere dingen. Ik ben overigens dezelfde mening toegedaan als mevrouw Kamminga,
                     namelijk dat UNRWA too big to fail is als semioverheid en dat je dat moet afbouwen,
                     juist in het belang van het juiste toekomstperspectief van de meest kwetsbare mensen.
                     Ten aanzien van de noodhulp vraag ik me af of mevrouw Kamminga, de VVD, bereid is
                     om te kijken of een ophoging mogelijk is van de noodhulp richting Gaza of Libanon,
                     als uit de beantwoording van mijn vragen blijkt dat er nu te weinig geld of middelen
                     richting Gaza gaan om de meest kwetsbaren te bereiken. Dat hoeft dan niet via UNRWA
                     te zijn.
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Daarvoor geldt hetzelfde antwoord dat ik net aan de collega's heb gegeven over bijvoorbeeld
                     het conflict in Sudan. Ik denk dat een aantal van de conflicten – volgens mij hebben
                     we ze bijna allemaal genoemd – onze hulp en ondersteuning verdienen. Het goede nieuws
                     is dat we dat ook al doen als Nederland. Maar als de Minister ruimte ziet om voor
                     die conflicten meer te doen dan we op dit moment doen, binnen de budgetten die er
                     zijn en zonder dat het ten koste gaat van iets anders, of als wij als Kamer met elkaar
                     met een voorstel komen om ergens prioriteit aan te geven, dan ben ik altijd bereid
                     daarnaar te kijken. Nogmaals, in de rest van mijn betoog kom ik ook nog op Libanon.
                  
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik hoorde mevrouw Kamminga memoreren aan de geschiedenis en het studeren van internationale
                     betrekkingen. Ik deel ook haar mening: het beste wat we natuurlijk kunnen doen, is
                     zorgen dat er geen conflicten zijn. Alleen is de conclusie die mevrouw Kamminga daaraan
                     verbindt dat we vooral moeten investeren in defensie. Volgens mij is dat een beetje
                     verkeerd om. Volgens mij moeten we dan juist investeren in landen zodat ze stabiel
                     blijven, zodat het maatschappelijk middenveld zich ontwikkelt, de democratie zich
                     ontwikkelt en er geen conflicten ontstaan. Alleen staat dat nou juist onder druk vanwege
                     de bezuiniging die eraan komt. Als wij dit uitgangspunt delen, waarom steunt mevrouw
                     Kamminga dan toch die bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Mevrouw Dobbe en ik hebben al vaker debatten gehad over waar je begint en dat soort
                     zaken. Zij kijkt anders naar defensie dan de VVD doet. Pas als je veilig bent, kan
                     je het maatschappelijk middenveld opbouwen. Dat is essentieel. Dat is echt de eerste
                     stap van al die zaken die wij willen, of het nou om humanitaire hulp of om ontwikkelingshulp
                     gaat, of «samenwerking» als u het zo wilt noemen. Heel eerlijk: de terminologie is
                     mij om het even. Het gaat mij erom dat we er met elkaar voor zorgen dat we uiteindelijk
                     conflicten vermijden. Maar stap 1 daarvan is wel dat je een natuurlijke afschrikking
                     hebt en dat je, als er een conflict dreigt, ook geloofwaardig kunt optreden. Dat begint
                     echt bij een goede defensie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaat mevrouw Kamminga verder met haar betoog. Ze heeft nog anderhalve
                     minuut.
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Een aantal dingen heb ik volgens mij al in interrupties benoemd, dus die zal ik nu
                     overslaan. Maar ik wil toch nog wel even iets zeggen over Libanon, want de VN waarschuwden
                     afgelopen weekend al voor een humanitaire catastrofe. Ik zag dat we in EU-verband
                     onlangs 30 miljoen euro aan noodhulp hebben gegeven. Ook de VS trekken 157 miljoen
                     dollar uit voor hulp. Ik vroeg me af of de Minister ook nog mogelijkheden ziet om
                     hier bilateraal wat extra's te doen.
                  
Helemaal ten slotte, want ook dat wil ik niet onbenoemd laten, toch over Oekraïne.
                     De VVD is blij met de onverminderde steun van het kabinet aan Oekraïne, ook op het
                     gebied van noodhulp en humanitaire hulp, want de noden zijn hoog. Kan de Minister
                     misschien nog nader toelichten waar zij op dit moment de meeste prioriteit ziet op
                     dat punt?
                  
Dan als allerlaatste. Ik herinner me nog van een eerder debat dat we hadden dat de
                     heer Eerdmans een motie had ingediend die eigenlijk zag op dit debat. Die heeft hij
                     aangehouden, dus wellicht kan de Minister ook nog op die motie reflecteren, want die
                     moet nog een appreciatie krijgen om te voorkomen dat ze in stemming komt zonder appreciatie.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren, maar
                     eerst nog mevrouw Hirsch voor een korte interruptie.
                  
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch nog één vraag aan mevrouw Kamminga. Die is een beetje in lijn met de manier
                     waarop nu door de VVD wordt gekeken naar de gevolgen die gegeven moeten worden aan
                     vermeende mensenrechtenschendingen of vermeende financiering aan actoren die mensenrechtenschendingen
                     helpen bedrijven. Mevrouw Kamminga pleit regelmatig voor meer financiering vanuit
                     ontwikkelingssamenwerking aan bedrijven, met name Nederlandse bedrijven. Nou is het
                     niet onbekend dat er ook regelmatig redelijk goed onderbouwde signalen zijn dat deze
                     bedrijven ook bijdragen aan het schenden van mensenrechten, wellicht in heel veel
                     landen in het mondiale Zuiden. Vindt mevrouw Kamminga dan dat het ministerie, zeker
                     als het over steun uit het ontwikkelingsbudget aan deze bedrijven gaat, ook strenger
                     moet optreden op het moment dat deze beschuldigingen geuit worden?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij hebben wij een uitstekend en goed functionerend exportcontroleregime,
                     zowel nationaal als internationaal, dus volgens mij voldoet het uitstekend en voorziet
                     het ook in dit soort situaties. Ik zie dus geen aanleiding om te veronderstellen dat
                     dit kabinet daar niet zorgvuldig mee omgaat.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch, tot slot.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor het antwoord. Er zijn relatief veel beschuldigingen over het Nederlandse
                     bedrijfsleven. Daar zijn regelmatig discussies over. Daar is op dit moment vanuit
                     het ministerie wat mij betreft onduidelijk beleid op. Kan mevrouw Kamminga mij dan
                     misschien zeggen waar zij het vertrouwen vandaan haalt dat bijvoorbeeld in eerste
                     instantie de financiering wordt stopgezet op het moment dat er beschuldigingen worden
                     geuit, zoals zij, en ook haar vorige Minister, heeft gedaan richting UNRWA?
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik deel het oordeel dat mevrouw Hirsch daaraan geeft niet. Daar hebben we het ook
                     al in eerdere debatten over gehad. Ik vind het dus lastig om daar een ander antwoord
                     op te geven dan mijn eerste antwoord. We hebben een exportcontroleregime. Dat wordt
                     gehandhaafd. Het is evident dat er moet worden opgetreden als een bedrijf of een organisatie
                     op een onrechtmatige wijze onder die exportcontroleregimes door wil. De suggestie
                     die mevrouw Hirsch wekt, dat er bedrijven zijn die dat op grote schaal zouden doen,
                     deel ik echter niet. Nogmaals, volgens mij hebben wij een goed werkend systeem.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Gaza, Libanon, Oekraïne, Sudan en Congo: op veel plekken in
                     de wereld zijn grote groepen mensen in acuut levensgevaar. Gewelddadige conflicten
                     maken in de hele wereld steeds meer slachtoffers. Juist nu is humanitaire hulp meer
                     nodig dan ooit om de meest kwetsbare mensen in de wereld te helpen overleven. Maar
                     we zien het tegenovergestelde gebeuren. Hulporganisaties zien een enorme kloof ontstaan
                     tussen het geld dat nodig is om de meest basale hulp te geven en het geld dat beschikbaar
                     is. Politici verspreiden mythes dat hulporganisaties niet deugen of dat het allemaal
                     weggegooid geld zou zijn. Regeringen snijden in de budgetten. Nederland is daar een
                     voorbeeld van. Nederland bezuinigt 46 miljoen euro op humanitaire hulp. Mijn eerste
                     vraag aan de Minister is: wat betekent dit voor de mensen die in levensgevaar zijn?
                     Het is zeer onverstandig, want voor het voorkomen van rampen en conflicten in de wereld
                     zoals we die nu zien, is ontwikkelingssamenwerking essentieel. Heeft de Minister deze
                     gevolgen in kaart gebracht?
                  
Voorzitter. Dan de verschrikkelijke situatie in Gaza. Afgelopen maandag zijn er op
                     één dag in Gaza 77 mensen gedood, waaronder kinderen. Dit kwam onder andere door een
                     Israëlische aanval op een vluchtelingenkamp. Het dodental in Gaza ligt inmiddels rond
                     de 42.000 mensen, grotendeels onschuldige burgers en voor de helft vrouwen en kinderen.
                     Hulporganisaties geven aan dat 90% van hun verzoeken in het noorden van Gaza voor
                     toegang tot humanitaire hulp wordt afgewezen. 90%! Wat kan Nederland doen om ervoor
                     te zorgen dat die toegang tot humanitaire hulp beter wordt in Gaza?
                  
Hulporganisaties kampen met enorme financieringstekorten. Tegelijk is er dringende
                     kritieke hulp nodig voor vrouwen en kinderen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever.
                     Juist nu zet de Minister een streep door de extra hulp voor UNRWA. In haar brief en
                     antwoorden op de vragen van mevrouw Kamminga onderstreept de Minister wél de noodzaak
                     van UNRWA in het noodgebied en geeft ze ook toe dat het raamwerk om de neutraliteit
                     te bewaken binnen de VN-organisatie sterker is dan bij andere organisaties. Mijn vraag
                     aan de Minister is dus: wat kan UNRWA nu nog meer doen dan al die aanbevelingen van
                     het Colonna-rapport uitvoeren, om te laten zien dat ze dat neutraliteitsbeginsel bewaken?
                     Kan de Minister bevestigen dat UNRWA onvervangbaar is met hun hulp aan Palestijnse
                     vluchtelingen? Erkent de Minister dat UNRWA kordaat en zorgvuldig handelt bij verdenkingen
                     van medewerkers? De hulp van UNRWA is nog crucialer geworden met de inval van Israël
                     in Libanon. Wat kan Nederland doen om deze cruciale hulp aan UNRWA voort te zetten?
                  
Voorzitter. Dan wil ik aandacht vragen voor de letterlijke levensgevaarlijke situatie
                     voor hulpverleners. Artsen zonder Grenzen noemt bijna 1.000 gedode zorgmedewerkers
                     in Gaza. Dokters van de Wereld telt 300 hulpverleners die hun hulp aan Gazanen met
                     de dood moesten bekopen. Organisaties maken zich zorgen over de straffeloosheid waarmee
                     dit gebeurt. Is de Minister bereid zich consequent en publiekelijk uit te spreken
                     tegen het geweld tegen medisch personeel, patiënten en medische faciliteiten in Gaza
                     en bij andere conflicten? Wat doet Nederland om aan te dringen op de accountability
                     van Israël bij schendingen van mensenrechten? Welke mogelijkheden ziet de Minister
                     om net als bij Oekraïne financiële middelen vrij te maken voor de bewijsgaring van
                     schendingen van het oorlogsrecht in Gaza, met name als het gaat om de resoluties van
                     de VN, die hulpmedewerkers zouden moeten beschermen.
                  
Tot slot, voorzitter. De situatie in Libanon. De VN waarschuwt dat het hulpsysteem
                     overbelast is. Vijf ziekenhuizen in het land zijn gesloten en vier slechts operationeel.
                     Het VN-kantoor UNSCOL, onder leiding van voormalig VVD-Minister Jeanine Hennis, waarschuwt
                     dat naleving van het internationaal humanitair recht in de wind wordt geslagen. Wat
                     kan Nederland hieraan bijdragen, zodat medewerkers hun werk in Libanon veilig kunnen
                     doen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was netjes binnen de tijd. Ik wilde eigenlijk schorsen tot 11.45 uur.
                     Maar ik kijk even naar de Minister of dat lukt. Dat lukt? Prima.
                  
De vergadering wordt van 11.25 uur tot uur geschorst.
De voorzitter:
Wij hebben tot 13.00 uur de tijd. Zouden de leden de aandacht erbij willen houden?
                     Ik zou willen voorstellen om per partij twee vragen aan de Minister te kunnen stellen.
                     We kijken even hoe dat gaat en of we dan uitkomen, maar ik denk dat we daar eventjes
                     mee moeten beginnen. Het woord is nu aan de Minister.
                  
Minister Klever:
Voorzitter, dank u wel. Graag wil ik de commissie bedanken voor de gestelde vragen
                     over de Nederlandse inzet op het gebied van humanitaire hulp. Ik wil met een algemene
                     inleiding beginnen. Daarna heb ik wat blokjes, voor de duidelijkheid. Het eerste blokje
                     is UNRWA. Dan is er een landenspecifiek blokje. Daarin ga ik per land wat vragen langs.
                     Dan heb ik de vragen over thema's en kanalen. Tot slot heb ik een blokje overig en
                     bezuinigingen algemeen.
                  
Ik begrijp dat er veel interesse is voor de huidige situatie in het Midden-Oosten,
                     maar er zijn ook andere crises wereldwijd. Daar wil ik ook graag aandacht aan besteden.
                     Sinds mijn aantreden heb ik een goed beeld gekregen van de omvang en de ernst van
                     de humanitaire noden wereldwijd. Dit beeld is verder aangescherpt door gesprekken
                     die ik de afgelopen periode heb gevoerd, onder andere met de Dutch Relief Alliance
                     en tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met de directeuren van
                     UNRWA en UNICEF. Ook de reizen die ik de komende periode ga maken, waaronder naar
                     vluchtelingenkampen in het noorden van Uganda later deze maand, zullen bijdragen aan
                     dit beeld.
                  
Duizenden hulpverleners riskeren dagelijks hun leven om mensen in deze crises van
                     humanitaire hulp te voorzien. Ik heb het diepste respect voor hun zware werk. Nederland
                     helpt hen daarbij. Ons ministerie en onze ambassades verzetten veel werk om deze hulp
                     mogelijk te maken. Dat varieert van het financieren van programma's tot het geven
                     van steun aan onderhandelingen om hulp de grenzen over te krijgen. We staan niet alleen
                     in de wereld. Ik verzeker u dan ook dat ik andere ontwikkelde landen erop aanspreek
                     ook hun bijdrage te blijven leveren, want vele handen maken lichter werk en zo delen
                     we in de verantwoordelijkheid en de kosten.
                  
Om een beeld te krijgen: wereldwijd hebben inmiddels meer dan 300 miljoen mensen humanitaire
                     hulp nodig. Die mensen zijn in acute nood vanwege natuurrampen, zoals een aardbeving
                     of overstroming, of bevinden zich in langdurige conflicten. Om deze mensen te helpen,
                     ondersteunt Nederland het levensreddende werk van humanitaire organisaties, gespecialiseerde
                     organisaties binnen de VN, de Rode Kruis-beweging en de Dutch Relief Alliance. Zo
                     helpen wij mensen om te overleven en daarna hun leven weer op te bouwen. Dat doen
                     we met humanitaire hulp, maar ook door te investeren in het verminderen van de risico's
                     op een ramp. Voorkomen is namelijk beter dan genezen.
                  
We werken toekomstgericht. Door te helpen met herstel en wederopbouw maken we ook
                     de terugkeer van mensen naar hun eigen huis mogelijk. Dit alles is ook in het Nederlands
                     belang, want een humanitaire crisis in één land kan een hele regio destabiliseren.
                     Dat doen we al jaren bij de situatie in Syrië, en recenter ook bij de crisis in Sudan.
                     De buurlanden van bijvoorbeeld Syrië en Sudan vangen grote hoeveelheden vluchtelingen
                     op. Door te investeren in stabiliteit en veiligheid, investeren we ook in onszelf.
                     Dat is de introductie.
                  
Dan kom ik op UNRWA. Daar zijn heel veel vragen over gesteld. Ik begrijp de zorgen
                     van uw Kamer over UNRWA zoals verwoord door de heer Ceder en de heer Ram. Die deelt
                     het kabinet. Vooropgesteld: we staan daarin niet alleen. Andere kabinetten hadden
                     die zorgen ook, net als ook andere donoren die zorgen hebben. Het vorige kabinet heeft
                     na de aantijgingen over de betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij 7 oktober al een
                     politiek signaal gestuurd door het bevriezen van additionele bijdrages. Dit kabinet
                     wil de afhankelijkheid van UNRWA voor hulp- en basisdiensten verminderen. Daarom hebben
                     we de eerdere reservering van 3 miljoen euro aan UNICEF gegeven. Die komt dus wel
                     ten goede aan Gaza.
                  
Maar ik heb ook zorgen over een scenario waarin UNRWA wegvalt. Daarmee ga ik mee met
                     een aantal woordvoerders ter linkerzijde. De noden zijn hoog. 6 miljoen Palestijnen
                     vallen onder het mandaat van UNRWA. Bij het wegvallen van UNRWA zijn de gastlanden – dat
                     is Israël voor de Palestijnse gebieden, maar dat zijn ook Libanon, Jordanië en Syrië – verantwoordelijk
                     voor het voorzien in acute hulp en basisbehoeften, van medische zorg tot scholing.
                     Die capaciteit is er simpelweg niet op dit moment. De instabiele situatie in de regio
                     zal dan nog instabieler worden. Of er wel of geen steun is voor UNRWA, heeft dus ook
                     consequenties voor onze relatie met alle partners in de regio. Dat weegt dit kabinet
                     mee. Daarom doen we de eerdere toezegging gestand voor de jaarlijkse bijdrage van
                     19 miljoen euro voor de jaren 2023 tot en met 2025. Die afspraak heeft het vorige
                     kabinet gemaakt. Namens het huidige kabinet heb ik ook gezegd dat wij de juridische
                     verplichtingen die lopen, zullen respecteren. Daar valt dus ook de bijdrage aan UNRWA
                     onder. Ik hecht ook aan onze sterke Nederlandse reputatie dat we onze afspraken nakomen.
                  
Dat gezegd hebbende, ik blijf bezorgd over de neutraliteit van UNRWA. Laat daar geen
                     misverstand over zijn. Ook hierin staan we niet alleen; andere donoren houden die
                     zorgen ook. Daarom blijven we samen met de andere donoren streng toezien op de implementatie
                     van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport. Dat betreft de beste manier om zorgen
                     over de neutraliteit van de organisatie als geheel te adresseren terwijl UNRWA de
                     op dit moment benodigde hulp kan blijven leveren. De heer Ceder vatte het eigenlijk
                     heel goed samen: op dit moment is UNRWA gewoon too big to fail. Diversificatie blijft
                     dus ook een inzet van ons. Maar nogmaals, op korte termijn hebben we UNRWA nodig – dat
                     zeggen andere hulporganisaties ook – om in ieder geval de noodhulp bij de mensen zelf
                     te krijgen.
                  
Dan kom ik bij de vragen van de Kamerleden.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik kan ook nog wel even wachten tot de vragen zijn behandeld.
Minister Klever:
Ja, ik heb ...
De voorzitter:
Zullen we inderdaad even wachten tot de vragen behandeld zijn? We kunnen dan aan het
                     einde van dit blokje gewoon even kijken welke punten er nog zijn.
                  
Minister Klever:
Ja. Als het goed is, heb ik alle vragen hier voor me, met als eerste de vraag van
                     de heer Bamenga: die 3 miljoen voor UNICEF is hard nodig, maar waarom bezuinigen we
                     dan op UNRWA? Allereerst zeg ik: ik bezuinig dus niet op UNRWA. Conform de staande
                     afspraken heb ik de jaarlijkse bijdrage van 19 miljoen in 2024 bijgedragen. Wat die
                     3 miljoen betreft ben ik niet over één nacht ijs gegaan; ik heb de tijd genomen om
                     een goede afweging te maken. Er stond een reservering van het vorige kabinet voor
                     die 3 miljoen. Na een zorgvuldige afweging heb ik besloten die middelen in te zetten
                     voor het noodvoedselprogramma van UNICEF. Ik heb twee weken geleden bij de Algemene
                     Vergadering van de Verenigde Naties gepraat met verschillende hoofden van belangrijke
                     organisaties, zoals UNRWA en UNICEF. Ik vind het verstandig om afhankelijkheid van
                     één organisatie te verminderen en ervoor te zorgen dat er meer organisaties betrokken
                     zijn bij het leveren van hulp waar dat hard nodig is.
                  
De heer Ceder vroeg ook: waarom UNRWA en niet UNHCR of OCHA als betere besteding?
                     Ik ben het met de heer Ceder eens dat diversificatie belangrijk is. Dat is ook een
                     uitspraak van deze Kamer. Het is kwetsbaar dat UNRWA nu too big to fail is. Dat zou
                     niet zo moeten zijn. Juist ook daarom zetten we die 3 miljoen in voor diversificatie
                     via UNICEF. We geven ook jaarlijkse bijdragen aan verschillende andere organisaties
                     die werkzaam zijn in Gaza. Naast UNICEF zijn dat het World Food Programme en het Rode
                     Kruis. Tegelijkertijd blijft het werk van UNRWA in de hele regio van belang in deze
                     fase van het conflict.
                  
UNRWA heeft ook een uniek mandaat dat is verleend door de AVVN in 1949: het verlenen
                     van basisvoorzieningen aan Palestijnse vluchtelingen in de hele regio. UNRWA doet
                     dit werk in een complexe situatie. Deze verantwoordelijkheden kunnen ook niet een-twee-drie
                     bij anderen neergelegd worden. Bovendien zijn andere organisaties, zoals UNHCR, daar
                     niet toe gemandateerd. Het UNHCR-mandaat kent zelfs een expliciete uitzondering voor
                     hulp aan Palestijnse vluchtelingen, juist omdat dat mandaat nu bij UNRWA ligt. We
                     weten ook dat weer andere organisaties deze voorzieningen alleen voor een hogere prijs
                     kunnen leveren dan UNRWA. Uiteindelijk is de toekomst van UNRWA onderdeel van een
                     duurzame oplossing in het Midden-Oosten. De kwestie van de Palestijnse vluchtelingen
                     moet namelijk ook onderdeel zijn van een oplossing.
                  
De heer Ceder en de heer Ram vroegen of de aanwezigheid van terroristen op de loonlijst
                     geen reden is om het contract met UNRWA te ontbinden. Het contract met UNRWA bevat
                     een aantal ontbindende voorwaarden. Als eerste is vastgelegd dat de bijdrage uitsluitend
                     gebruikt mag worden voor de verwezenlijking van het afgesproken programma. Natuurlijk
                     wil niemand dat geld van Nederland of van welke donor dan ook zou gaan naar kwaadwillenden,
                     mensenrechtenschendingen of terroristen. Wij willen dat niet en andere donoren willen
                     dat niet, maar helaas kan niemand die garantie aan de voorkant geven, omdat UNRWA
                     werkt in een complexe situatie. Het rapport van mevrouw Colonna is daarom belangrijk
                     voor ons en voor andere donoren. Dat gaat namelijk over maatregelen om neutraliteit
                     zo goed mogelijk te borgen voor de organisatie als geheel. UNRWA heeft deels al robuuste
                     procedures, aldus mevrouw Colonna, en deels kan het beter. Maar het Colonna-rapport
                     is geen smoking gun op basis waarvan we onze bijdrage zouden moeten beëindigen, bijvoorbeeld
                     omdat heel UNRWA vol zou zitten met terroristen. Dat kan je niet uit het rapport concluderen.
                     UNRWA zet, conform contract, de Nederlandse middelen in voor levensreddende steun
                     aan Palestijnse vluchtelingen.
                  
Van de heren Bamenga en Ceder kreeg ik de vraag of lidmaatschap van Hamas of Hezbollah
                     verenigbaar is met werken voor UNRWA. Nee, het lidmaatschap van gemilitariseerde organisaties,
                     zoals Hamas en Hezbollah, is onverenigbaar met werken voor de VN en UNRWA. Laat dat
                     duidelijk zijn. De namen van UNRWA-medewerkers in de hele regio worden elk jaar voor
                     screening gedeeld met de gastautoriteiten. Wat betreft de screening van het UNRWA-personeel
                     in de Palestijnse gebieden geldt dat UNRWA de lijst van werknemers consequent met
                     Israël deelt. Voorheen gebeurde dat op jaarbasis. Sinds de publicatie van het Colonna-rapport
                     is dit elk kwartaal geworden. Voor zover bekend hebben de Israëlische autoriteiten
                     tot en met 2023 geen reacties gegeven op dergelijke lijsten. Op basis van een lijst
                     van maart 2024 heeft Israël publiekelijk een reactie gegeven dat een significant aantal
                     UNRWA-stafleden lid is van de terroristische organisatie Hamas.
                  
Het getal 108, dat de heer Ram noemde, circuleert inderdaad. Die lijst wordt ook onderzocht.
                     Dat moet ook. Het is belangrijk dat het Colonna-rapport ook constateert dat er een
                     robuust raamwerk is voor het borgen van de neutraliteit, maar er is nu geen reden
                     om op die grond het contract open te breken. We blijven natuurlijk wel strikt toezien
                     op het naleven van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport. Als de Kamer daar anders
                     over denkt, dan is een andere mogelijkheid tot ontbinding van het contract het indienen
                     van een amendement door de Kamer op de begroting van BHO. Het contract bevat namelijk
                     ook een voorbehoud voor goedkeuring van de begroting door het parlement.
                  
In dat kader was er ook nog een vraag van mevrouw Kamminga over een appreciatie voor
                     de aangehouden motie-Eerdmans. Zoals ik al heb gezegd, ziet het kabinet geen reden
                     om dat contract, dat dus door het vorige kabinet is afgesloten, te doorbreken. Colonna
                     bevestigt het robuuste raamwerk. De reactie op aantijgingen, zoals het direct op non-actief
                     stellen van Fatah Sharif, is ook juist. UNRWA besteedt de middelen zoals afgesproken,
                     namelijk aan dienstverlening aan Palestijnse vluchtelingen. Daarnaast blijven we hameren
                     op opvolging van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport. We blijven dit dan ook
                     doen in nauwe samenwerking met andere lidstaten. Er zijn dus eigenlijk twee mogelijkheden
                     om dat contract te ontbinden. Het kabinet ziet geen aanleiding tot de ene mogelijkheid.
                     De andere mogelijkheid is dat de Kamer het budget niet goedkeurt. Het is dan dus aan
                     de Kamer om daar actie op te ondernemen.
                  
De heer Ram vroeg wat ik van het OIOS-rapport vind. We hebben goede nota genomen van
                     het OIOS-onderzoek naar de aantijgingen tegen individuele UNRWA-medewerkers van betrokkenheid
                     bij de verschrikkelijke aanslagen van 7 oktober. Het bewijs kon door OIOS niet onafhankelijk
                     geverifieerd worden. Zowel schuld als onschuld kon daardoor in de meeste gevallen
                     niet worden vastgesteld. Eén medewerker bleek onschuldig. In negen gevallen bleek
                     het bewijs onvoldoende om betrokkenheid bij de aanslagen te vermoeden. In de overige
                     negen gevallen zijn er aanwijzingen maar moet voor een strafrechtelijke vervolging
                     het bewijs nog verder worden onderbouwd. Alle medewerkers werden na de eerste aantijgingen
                     direct ontslagen. Alleen het ontslag van die ene medewerker wiens onschuld werd bewezen,
                     is teruggedraaid. Naar de negen medewerkers waarbij onvoldoende bewijs werd gevonden
                     voor betrokkenheid, loopt nu aanvullend onderzoek door UNRWA om vast te stellen of
                     zij de bredere neutraliteitsbeginselen hebben geschonden, zoals met een Hamaslidmaatschap.
                     Gelet op de ernst van de beschuldigingen vindt het kabinet het ontslag op staande
                     voet een volstrekt logische conclusie.
                  
De heer Van Baarle is er nu niet, maar hij kan het misschien in het stenogram teruglezen,
                     of er wordt meegeluisterd. Hij vroeg: de UNRWA-overeenkomst loopt tot en met 2025;
                     blijft het kabinet UNRWA daarna, in 2026 en verder, steunen? Zoals u weet, staan we
                     voor een forse bezuiniging. De aankomende tijd zal het kabinet bekijken hoe deze vorm
                     te geven. Ik kan hier dan ook niet op vooruitlopen. Ik kan hier nog geen uitspraken
                     over doen. Hij vroeg waarom die 14 miljoen in de huidige begroting staat in plaats
                     van die 19 miljoen. Dat is vanwege het technisch inboeken van de bezuiniging. Er is
                     een technische kaasschaaf over gegaan, omdat we te weinig tijd hadden om de bezuinigingen
                     voor 2026 en verder verder vorm te geven. Daar ga ik in het najaar mee aan de slag.
                     Daarover komt in het begin van het nieuwe jaar een beleidsbrief naar de Kamer toe.
                  
Het lid Kamminga vraagt naar het eventueel faseren van de UNRWA-betaling. Ik begrijp
                     de overwegingen van mevrouw Kamminga, maar ik ben daar geen voorstander van. De reguliere
                     bijdrage is een door het vorige kabinet aangegane verplichting, die ik gestand doe.
                     We maken deze bijdrage altijd in zijn geheel over aan het begin van het jaar. Het
                     Colonna-rapport is geen smoking gun op basis waarvan we de bijdrage zouden moeten
                     beëindigen of faseren. Natuurlijk blijven we de opvolging van Colonna nauwgezet volgen,
                     ook samen met andere donoren.
                  
De heer Van Baarle vraagt ook nog naar de wetgeving van de Knesset rondom UNRWA. De
                     Knesset gaat over de eigen wetgeving. Het politiseren van hulp en vooral van humanitaire
                     hulp is nooit een goed idee, ook niet in andere landen waar het conflict woedt. Israël
                     zal ook moeten beseffen dat het als bezettende macht verantwoordelijk wordt voor alle
                     diensten die UNRWA niet meer zou kunnen verlenen in Gaza en de Westbank als UNRWA
                     zou wegvallen. Dan wordt Israël dus verantwoordelijk.
                  
Tot zover alle vragen over UNRWA.
De voorzitter:
Ik heb al een paar mensen genoteerd. Eerst mevrouw Kamminga, dan mevrouw Teunissen
                     en daarna ga ik naar deze kant.
                  
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik hoor deze Minister een warm pleidooi houden voor UNRWA en eigenlijk een boodschap
                     geven in de trant van: maakt u zich geen zorgen; we kunnen met een gerust hart dat
                     geld overmaken. De Minister is dat ook van plan. Ze verwijst daarmee naar de juridische
                     verplichting. Op mijn vraag of dat dan ook getrancheerd kan met extra waarborgen,
                     hoor ik de Minister zeggen dat ze daar geen voorstander van is omdat we het altijd
                     zo doen. Maar mijn vraag is ook: zou het kúnnen binnen het contract?
                  
Minister Klever:
Ik houd geen warm pleidooi voor UNRWA. Ik signaleer dat UNRWA op dit moment too big
                     to fail is. Ook andere hulporganisaties geven aan dat zij afhankelijk zijn van UNRWA
                     om de hulp bij de mensen te krijgen. Dat is natuurlijk geen goede situatie. In geen
                     enkele situatie is het goed om afhankelijk te zijn van één partij. Vandaar dat we
                     verder inzetten op het diversificeren van hulp. Die specifieke bijdrage van 19 miljoen
                     is een juridische verplichting die voortkomt uit afspraken die het vorige kabinet
                     gemaakt heeft. Als betrouwbare overheid vind ik het belangrijk dat wij onze juridische
                     verplichtingen nakomen. Mevrouw Kamminga vraagt daarbij of wij dat ook in delen kunnen
                     overmaken. Ja, dat zou kunnen. De vraag is even welke voorwaarden je dan stelt voor
                     de volgende delen. Daarbij zeg ik ook nog dat het wel juridisch verplicht blijft.
                     Je zou het contract dan dus moeten openbreken. Mocht de Kamer dat willen, dan kan
                     de Kamer daarvoor een amendement indienen. Ik zal dat respecteren als dat met een
                     meerderheid wordt aangenomen. Maar het kan dus wel in blokjes.
                  
De uitvoering van de aanbevelingen van het Colonna-rapport. Een aantal van die aanbevelingen
                     kosten meer tijd voordat je kunt zien of die uitgevoerd worden. Ik denk aan neutraliteit
                     van het onderwijsmateriaal. Op dit moment wordt er nauwelijks onderwijs gegeven en
                     je kunt nu dus ook niet zien of het uitgevoerd wordt. Als we zeggen «we stellen het
                     een paar maanden uit», is het de vraag of we dan wel meer weten. Maar nogmaals, het
                     kan.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind dat frame van too big to fail wel interessant in relatie tot UNRWA. Normaal
                     gesproken is dat een frame dat we geven aan multinationals, maar hier hebben we het
                     over een VN-organisatie die onmisbare hulp geeft. En over die diversificatie gesproken:
                     UNRWA zegt zelf dat ze het onwenselijk vinden dat ze nu een soort semioverheid moeten
                     zijn, want dat zou eigenlijk Israël moeten zijn. «Wij geven noodgedwongen die zorg
                     en dat onderwijs.» Ik wil toch wel even gezegd hebben dat wat hier nu wordt neergezet,
                     een verkeerd beeld geeft van de context waarin UNRWA opereert. Ik ben in ieder geval
                     blij dat de Minister zegt dat UNRWA op dit moment inderdaad onmisbaar is, want de
                     bevolking is afhankelijk van die hulp. Tegelijkertijd hoor ik haar zeggen: de Kamer
                     zou een amendement kunnen indienen op de begroting om het contract met UNRWA op te
                     zeggen. Hoe verhoudt zich dat dan tot elkaar? Wat zou de Minister er zelf van vinden
                     als de Kamer zo'n amendement zou aannemen?
                  
Minister Klever:
Er lopen hier eigenlijk twee zaken door elkaar heen. UNRWA heeft een mandaat van de
                     VN als vluchtelingenorganisatie en op grond daarvan levert ze gezondheidszorg, scholing
                     en een soort semioverheid. Verder hebben we het hier over een extra humanitaire bijdrage.
                     Op dit moment is het voor een andere organisatie dan UNRWA heel moeilijk om die extra
                     humanitaire bijdrage bij de mensen te krijgen. Daarvoor is UNRWA nodig. Ik vind dat
                     je voor humanitaire hulp niet afhankelijk zou moeten zijn van één organisatie om die
                     hulp bij de mensen te krijgen. Dat vindt de Kamer ook, want er ligt een aangenomen
                     motie om meer te diversifiëren. Daar zetten we dus op in.
                  
Die jaarlijkse bijdrage van 19 miljoen is voor UNRWA als organisatie, en dan niet
                     alleen voor Palestijnen in Gaza, maar voor Palestijnen in de hele regio. Ik heb daarover
                     gezegd dat ik de lopende contracten respecteer en dat ik die verplichtingen gestand
                     doe als betrouwbare overheid. Dat is mijn visie. En nogmaals, als de Kamer daar anders
                     over denkt, dan is dat aan de Kamer. Maar ik vind het dus wel belangrijk dat we onze
                     contracten nakomen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ram van de PVV.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mag ik nog reageren?
De voorzitter:
Dat is dan wel uw laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is in ieder geval fijn dat de Minister aangeeft dat de hulp van UNRWA nu essentieel
                     is en dat de overheid aan haar verplichtingen voldoet bij de lopende contracten. Maar
                     daarmee heeft ze nog geen oordeel gegeven over de mogelijkheid dat de Kamer het toch
                     zou doen. Maar goed, dat gaan we zien. De Minister zegt dat ze bezorgd is over de
                     neutraliteit van UNRWA, maar tegelijkertijd zegt ze ook dat de aanbevelingen opgevolgd
                     worden en dat daar streng op toegezien zal worden. Als ze dan toch blijft zeggen «ik
                     ben bezorgd over de neutraliteit», dan trekt ze eigenlijk die hele VN-organisatie
                     in twijfel op basis van een aantal gevallen, gevallen waar UNRWA actie op heeft ondernomen.
                     De vraag is dan even: wat gaat de Minister nog extra doen met die zorgen over de neutraliteit?
                     We zien toch zeker dat UNRWA die aanbevelingen gewoon opvolgt? Wat verwacht ze op
                     dit moment dan nog extra van UNRWA, zodat haar zorgen weggenomen kunnen worden?
                  
Minister Klever:
UNRWA zit natuurlijk in een hele complexe situatie en daar maak ik mij dus ook zorgen
                     over. Andere donoren hebben daar ook zorgen over, maar ik kan daar verder niks aan
                     doen. Het enige wat ik heb, is het rapport van mevrouw Colonna met een heleboel aanbevelingen.
                     Ik heb ook met de heer Lazzarini van UNRWA gesproken en in dat gesprek heb ik erop
                     aangedrongen dat alle aanbevelingen geïmplementeerd worden. Dat is wat ik eraan kan
                     doen. Ik kan erop toezien en erop aandringen dat het hele actieplan van mevrouw Colonna
                     uitgevoerd wordt. Maar het blijft natuurlijk een hele complexe situatie. Ik heb zorgen
                     over de neutraliteit, maar ik heb ook zorgen over het mogelijke wegvallen van UNRWA.
                     Het blijft dus een lastige situatie.
                  
De heer Ram (PVV):
Ik heb de Minister goed verstaan en het oordeel over een amendement zou dus aan de
                     Kamer zijn. Daar bereid ik me dan op voor.
                  
Een ander punt dat nog niet geadresseerd is, betreft ook de neutraliteit van UNRWA,
                     namelijk de 30 tunnels die aangesloten zijn op allerlei UNRWA-locaties en het hoofdkwartier
                     van Hamas, dat onder het hoofdkwartier van UNRWA zat. Dat schijnt ook wel wat licht
                     op de zogenaamde neutraliteit van UNRWA, zeker omdat UNRWA daar helemaal geen antwoord
                     op heeft gegeven. Dat was mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag: wanneer komt het aanvullende
                     onderzoek van het OIOS naar die negen medewerkers uit?
                  
De voorzitter:
Dat is natuurlijk wel een goede truc. De Minister.
Minister Klever:
Ik heb de inbreng van de heer Ram gehoord. Ik heb de beschuldigingen over die tunnels
                     ook gelezen. Op dit moment is het moeilijk te verifiëren of het klopt. Ik wil dat
                     er onderzoek wordt gedaan om te kijken of het klopt. Als dat zou kloppen, dan zou
                     dat natuurlijk ontzettend zorgelijk zijn.
                  
Daarnaast vraagt de heer Ram wanneer het onderzoek naar die andere 108 mensen uit
                     komt. Ik weet dat niet uit mijn hoofd en ik moet er daarom, als u dat goedvindt, in
                     tweede termijn op terugkomen.
                  
De motie of het amendement oordeel Kamer? Ja, dat klopt. Op die motie over het openbreken
                     van het contract geef ik oordeel Kamer. Dat is echt aan de Kamer.
                  
De heer Ram (PVV):
Even ter verduidelijking, ik had het over die 9 van het OIOS en over die 108.
De voorzitter:
Die 9 zijn genoemd, maar ook die 108. Maar het ging nu vooral over de negen en over
                     het moment waarop daarover duidelijkheid zou kunnen bestaan. Ik weet overigens niet
                     of we straks nog ruimte hebben voor een tweede termijn. Ik kijk daarom even naar de
                     Minister of ze dat antwoord zo nog kan geven.
                  
Minister Klever:
Van die negen is het dienstverband sowieso al verbroken. Wanneer de andere onderzoeken
                     uitkomen, is onbekend. Dat kan ik u helaas niet vertellen. Maar die dienstverbanden
                     zijn verbroken en ik denk dat het goed is om dat te weten.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor de beantwoording Ik moet eerlijk zeggen dat ik er wel een beetje moeite
                     mee heb, niet omdat ik niet wil dat er steun naar organisaties gaat, maar omdat ik
                     vind dat de redenatie gewoon niet klopt. Allereerst zegt de Minister dat er volgens
                     de contracten geleverd moet worden aan het afgesproken programma. De Minister zegt
                     ook geen reden te zien om daarvan af te wijken, maar vervolgens zegt ze in één adem
                     dat er in het OIOS-rapport onderzoek is gedaan naar negentien personen. Eén is er
                     vrijgesproken en in negen gevallen kon het niet worden vastgesteld, zodat er aanvullend
                     onderzoek nodig is. Maar de andere negen konden niet vrijgepleit worden en zijn daarom
                     ook ontslagen door UNRWA. Dat geeft toch zeker aan dat er wel degelijk sprake is van...
                     De Minister kan in ieder geval niet aangeven dat er geen sprake is van zaken waar
                     de ontbindende voorwaarden op zien. Omdat er veel onduidelijkheid in de Kamer is over
                     waar het Colonna-rapport op ziet en waar het OIOS-rapport op ziet, zou ik graag van
                     de Minister horen of het klopt dat er op basis van het OIOS-rapport in ieder geval
                     negen mensen ontslagen zijn, omdat niet uitgesloten kon worden dat ze hebben meegedaan
                     aan de slachting op 7 oktober. Verder moet er naar de overige negen nog aanvullend
                     onderzoek worden gedaan, zodat er dus maar één is vrijgesproken. Als dat zo is, kan
                     de Minister dan toelichten hoe zij dat ziet in het licht van dat de Nederlandse overheid
                     geld geeft en dat deze bijdrage uitsluitend gebruikt mag worden voor de verwezenlijking
                     van het afgesproken programma? Is de Minister van mening dat daar nu sprake van is?
                  
Minister Klever:
Dat staat ook in het contract. De bijdrage mag uitsluitend gebruikt worden voor de
                     verwezenlijking van het afgesproken programma. En niemand wil dat er geld, van welke
                     donor dan ook, naar terroristen gaat. Dat willen wij niet en dat willen andere donoren
                     ook niet. Dat OIOS-rapport laat ook wel zien dat het systeem werkt. De mensen waartegen
                     verdenkingen bestonden, zijn onderzocht. De mensen waartegen redelijke vermoedens
                     bestonden, en ook bewijs, zijn ontslagen. Dus het systeem werkt. Als er 18 mensen
                     zijn die fout zijn ... Er werken 10.000 mensen voor UNRWA in Gaza. Dan kan je niet
                     zeggen: in de hele organisatie zitten alleen maar terroristen. Nee, degenen die fout
                     zijn, worden ontslagen, maar dat betekent niet dat je de hele organisatie moet opdoeken.
                     Juist doordat we die onderzoeken hebben, het OIOS-rapport en het Colonna-rapport,
                     weten we ook dat we er bovenop zitten. Het OIOS-rapport heeft echt specifiek die mensen
                     onderzocht en het Colonna-rapport heeft de hele organisatie onderzocht. Om even een
                     misverstand uit de wereld te helpen, de organisatie is niet alleen voor 7 oktober,
                     maar ook na 7 oktober door mevrouw Colonna onderzocht en er is een heel actieplan
                     gekomen om de neutraliteit te waarborgen.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik concludeer, maar misschien is dat te voorbarig, dat de Minister aangeeft dat een
                     aantal mensen de voorwaarden overtreden, maar dat dat niet de hele organisatie betreft;
                     wat waar is. Maar dat betekent dat wij hier jaarlijks een debat voeren waarbij er
                     een bepaalde marge is van een aantal medewerkers die mensenrechtenschendingen kunnen
                     plegen. Persoonlijk vind ik dat een hele onwenselijke situatie. Volgens mij passen
                     we deze marge ook niet toe bij andere organisaties, maar dat laat ik even aan de Minister.
                  
Op mijn tweede vraag heb ik nog geen antwoord gehad. Hoe ziet zij de toekomst van
                     UNRWA in relatie tot een toekomstbestendig bestaan van de Palestijnen? Er zijn sinds
                     1948 namelijk een aantal prikkels die een toekomstbestendig bestaan voor Palestijnen
                     in de weg zitten. Allereerst is het een semioverheid. Zolang UNRWA deze taken uitvoert,
                     voeren andere landen die niet uit. De UNHCR heeft ook een mandaat om vluchtelingen
                     te helpen, maar richt zich niet op het Palestijnse volk. Ik zeg niet dat UNRWA opgedoekt
                     moet worden, ik vraag naar de visie van de Minister hoe het financieren van UNRWA
                     zoals wij dat nu doen, over vijf, tien of vijftien jaar zal leiden tot een betere
                     en stabiele situatie. Of is de Minister van mening dat je bij diversificatie ook zal
                     moeten kijken naar capacity building van andere organisaties? Uiteindelijk wil je
                     gaan kijken of dat mandaat dat in 1948–1949 is opgesteld ...
                  
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een punt van orde.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De interrupties van de heer Ceder zijn superinteressant en er zit heel veel in, maar
                     ik vraag me wel af of dit een vervolgvraag is of dat we een heel nieuw debat gaan
                     beginnen.
                  
De voorzitter:
Nee, dat is niet de bedoeling. De vraag is volgens mij wel helder, maar de inleiding
                     is vrij lang, dat ben ik met u eens.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Punt van orde. Ik heb de vraag herhaald die ik ook in eerste termijn heb gesteld.
                     Daar heb ik geen antwoord op gehad. Dat is voor mij wel een relevante vraag; naar
                     de toekomstvisie van de Minister ten aanzien van UNRWA.
                  
De voorzitter:
Ja. De Minister gaat dan nu antwoord geven.
Minister Klever:
De heer Ceder zegt dat wij een marge hanteren waarbinnen mensenrechtenschendingen
                     gepleegd mogen worden. Dat is dus absoluut niet waar. Er mag geen enkele mensenrechtenschending
                     gepleegd worden. Daarom zijn die mensen juist ontslagen; omdat wij dat niet accepteren.
                     Vandaar ook dat er onderzoek gedaan wordt, als er aanwijzingen zijn dat er foute dingen
                     gebeuren. Wij accepteren absoluut helemaal niks, laat dat even heel duidelijk zijn.
                  
Dan de vraag hoe wij de toekomst zien van UNRWA. Er is nu oorlog, er is nu van alles
                     gaande. Ik denk dat we eerst moeten kijken naar een staakt-het-vuren en vrede en dat
                     we pas daarna naar een visie kunnen kijken. Het hangt er natuurlijk helemaal van af
                     hoe dat afloopt. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen.
                  
Het derde punt is de capacity building waar hij het over had. Dat geldt voor humanitair.
                     Het is wel belangrijk dat er diversificatie is bij de humanitaire hulp. Daarom hebben
                     wij ook andere organisaties gesteund, zodat zij daar ook capaciteit kunnen opbouwen
                     om humanitaire hulp te verlenen. Dat is waar we op inzetten. Die capaciteit is er
                     nog niet, maar het is wel de bedoeling dat die opgebouwd gaat worden. Daar maken wij
                     dus een start mee door de humanitaire hulp te diversifiëren.
                  
De heer Bamenga (D66):
Dit kabinet kiest ervoor om de koppeling ODA-economische groei los te laten. Dat is
                     een gigantische toekomstige bezuiniging op ODA. Het zal ieder jaar oplopen, van tientallen
                     miljoenen naar honderden miljoenen en verder. Erkent de Minister dat zonder deze koppeling,
                     en dus zonder stijging van het ODA-budget, Nederland ieder jaar minder hulp kan bieden
                     als gevolg van inflatie?
                  
De voorzitter:
Dat hoorde volgens mij bij het laatste blokje waar de Minister nog op in zal gaan,
                     maar ik kijk even of de Minister die nu kan beantwoorden.
                  
Minister Klever:
Ja, dat klopt. Dat is mijn laatste blokje. Ik kan aan het laatste blokje beginnen,
                     maar ik kan me ook voorstellen dat er nog vragen over dit onderwerp zijn. Het is aan
                     u.
                  
De voorzitter:
Dan schuiven we die vraag van de heer Bamenga even door naar het laatste blokje. Zijn
                     er nog vragen op het punt van UNRWA?
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb goed naar de Minister geluisterd. Over beschuldigingen van mensen zegt de Minister
                     dat het moeilijk te verifiëren is dat deze kloppen. Het is niet vastgesteld. Over
                     het neutraliteitsmechanisme zei ze letterlijk dat het systeem werkt. Ze zei ook dat
                     je beschuldigingen niet op een hele organisatie kan projecteren. «Dat kan je natuurlijk
                     niet zeggen», waren letterlijk haar woorden. Ik vraag me dan af waarom deze Minister
                     ervoor kiest om de bewijslast volledig om te draaien. Het is toch zo dat iemand onschuldig
                     is totdat het tegendeel is bewezen? Zij wil zelfs zover gaan om erin mee te gaan om
                     een contract open te breken, door dat oordeel Kamer te geven. Dan betoon je jezelf
                     een onbetrouwbare overheid op basis van zaken die niet vastgesteld zijn, wat niet
                     geldt voor de hele organisatie en waarover de Minister net letterlijk zei: het systeem
                     werkt.
                  
Minister Klever:
Ik breek geen contracten open. Ik zit hier de hele tijd te vertellen dat ik juist
                     de verplichtingen die het vorige kabinet is aangegaan, respecteer en dat ik dus volgend
                     jaar de bijdrage aan UNRWA van 19 miljoen, zoals die contractueel is vastgelegd, over
                     ga maken. Dus ik breek geen contracten open. De Kamer heeft mij gevraagd wat de ontbindende
                     voorwaarden zijn. Dat heb ik aan de Kamer gecommuniceerd. Dat was een verzoek van
                     de heer Ceder bij de regeling. Er zijn dus twee ontbindende voorwaarden. De ene is
                     als UNRWA met dat geld niet meer de activiteiten uitvoert die ze zou moeten doen.
                     De tweede ontbindende voorwaarde is als de Kamer dat zegt en het budget niet goedkeurt.
                     Dat is feitelijke informatie die ik aan de Kamer geef. Maar nogmaals, ik breek geen
                     contract open en dus ook niet het contract met UNRWA.
                  
De voorzitter:
De vraag ging er volgens mij over of het oordeel Kamer zou krijgen.
Minister Klever:
Ik vind dat het aan de Kamer is. Ik proef dat er aan de ene kant heel veel steun is
                     voor UNRWA en aan de andere kant proef ik dat een deel van de Kamer liever vandaag
                     dan morgen stopt met UNRWA te betalen. Er zijn zorgen. Er zijn ook zorgen dat UNRWA
                     wegvalt. Ik breek het contract niet open. Een van de ontbindende voorwaarden betreft
                     de Kamer en dan is het aan de Kamer om dat te doen, maar ik doe het niet.
                  
De voorzitter:
De heer Van Baarle, voor zijn tweede.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat kan toch niet? Een Minister kan toch niet oordeel Kamer geven aan een voorstel
                     dat inhoudt dat we niet voldoen aan dat contract of dat openbreken, dus onze verplichtingen
                     niet nakomen, en zelf vinden dat het systeem werkt, dat de hele organisatie niet zwartgemaakt
                     mag worden, dat de verwijten niet vastgesteld en niet te verifiëren zijn? Ik verwacht
                     dan dat de Minister zo'n voorstel gewoon ontraadt en zegt dat dit niet past bij de
                     bestuurlijke rol die Nederland heeft en de verplichtingen die we op ons hebben genomen.
                     Waarom meet de Minister in haar eigen inbreng met twee maten? Waarom heeft ze aan
                     de ene kant een heldere inbreng dat UNRWA als hele organisatie niet zwartgemaakt moet
                     worden en wil zij aan de andere kant erin meegaan om op basis van foutieve informatie
                     contracten niet na te komen als Nederlandse regering?
                  
Minister Klever:
De Kamer heeft budgetrecht, maar ik moet ook wel constateren dat er nog helemaal geen
                     amendement ligt, dus dat we hier ook een beetje een fictieve discussie hebben. Op
                     het moment dat dat amendement komt, zal ik daar een officieel oordeel over vellen.
                     Maar nogmaals, de Kamer heeft budgetrecht, dus het is aan de Kamer.
                  
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dit is volgens mij weer een procesvraag. Volgens mij bepaalt de Kamer altijd bij meerderheid
                     wat ze met een motie doet. Dat is dus een beetje een overbodige mededeling. Wij vragen
                     of u het ontraadt of oordeel Kamer geeft, omdat wij graag van ú horen wat u vindt.
                     Ik probeer dus even te ontdekken wat wij hier nou aan het doen zijn. Want in het algemeen
                     weten wij dat er een meerderheid voor of tegen een motie moet zijn. Maar volgens mij
                     is het de rol van het kabinet en de Minister om ons advies te geven; wat is binnen
                     het mandaat van de Minister het wijste? Zo luisteren we ook naar die adviezen. Ik
                     probeer dus even een procesvraag te stellen. Want we zitten nu in een rondje te praten.
                     Ik begrijp de spelregels op een gegeven moment niet meer.
                  
Minister Klever:
Volgens mij ben ik heel duidelijk geweest. Ik kan het nog wel een keer herhalen, maar
                     ik zie ook dat de tijd doorloopt. We kunnen hier heel lang over praten, maar mijn
                     antwoord blijft hetzelfde: ik breek het contract niet open. Als de Kamer dat wel wil
                     doen, zal ze een amendement moeten indienen. Dan zal ik dat oordeel Kamer geven, omdat
                     het budgetrecht bij de Kamer ligt. Dat is mijn antwoord.
                  
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat vroeg ik mij inderdaad af. Krijgt ieder amendement dat wij nu indienen van deze
                     Minister oordeel Kamer omdat de Kamer budgetrecht heeft? Als dat niet zo is, waarom
                     krijgt deze dan wel dit oordeel, na de uitspraak van deze Minister dat het politiseren
                     van humanitaire hulp nooit een goed idee is – dat zijn de woorden van de Minister – en
                     zonder dat zij enige tekst heeft gelezen? Waarom krijgt dit amendement dat oordeel
                     dan wel, als de andere amendementen, die deze Minister ook nog niet heeft gelezen,
                     dat niet krijgen?
                  
Minister Klever:
Dat komt omdat ik op verzoek van de Kamer aan de Kamer aangeef wat de ontbindende
                     voorwaarden zijn van het contract. Er zijn twee ontbindende voorwaarden. De tweede
                     is dat de Kamer het budget niet goedkeurt. Dit komt dus voort uit de vragen vanuit
                     de Kamer.
                  
De voorzitter:
U mag een punt van orde maken, meneer Van Baarle, als u dat niet misbruikt voor een
                     inhoudelijk punt.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Ik misbruik dit niet voor een inhoudelijk punt. Vanuit het oogpunt van hoe we hier
                     met elkaar omgaan, vind ik het gewoon heel raar dat een amendement dat nog niet bestaat
                     op voorhand oordeel Kamer krijgt, op basis van een argumentatie die ik niet kan volgen.
                     Want normaal gesproken is de preadvisering van dit kabinet ook iets waar we ons op
                     baseren en toe verhouden als we gaan stemmen. Ik vind dit een hele rare gang van zaken.
                     Ik snap niet wat de Minister hier doet en waar wij als Kamer mee bezig zijn.
                  
De voorzitter:
U kijkt wanhopig naar mij, maar ik ga het antwoord niet geven. Het is uiteindelijk
                     aan het kabinet om te bepalen wat het vindt van een amendement.
                  
Minister Klever:
Er ligt nog helemaal geen amendement. Wat dat betreft voeren we hier dus een hele
                     vreemde discussie. Ik geef aan wat de feitelijke mogelijkheden zijn en dat het aan
                     de Kamer is om al dan niet een amendement in te dienen en om al dan niet voor zo'n
                     amendement te stemmen. Dat is de discussie. Maar nogmaals: het amendement ligt er
                     nog niet. Ik denk dus dat het voorbarig is om hier verder op in te gaan. Ik zal het
                     amendement een oordeel geven op het moment dat het er ligt. Laten we het dan zo doen.
                  
De voorzitter:
Dan stel ik het volgende voor. Dit gaat natuurlijk over zaken die straks ook bij de
                     begroting spelen. U heeft ook nog een hele begrotingsbehandeling. Er zijn nog veel
                     meer vragen gesteld en het lijkt me ook goed dat daar recht aan wordt gedaan. Laten
                     we deze discussie dan bij de begroting hervatten, want ik denk dat het amendement
                     daar uiteindelijk ingediend gaat worden.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, nog heel even, als dat mag van u. Kunnen we even concluderen dat er nu
                     geen sprake is van een preadvies oordeel Kamer van de Minister en dat zij dus niet
                     vooruitloopt op de beoordeling van een amendement? Neemt zij de woorden «oordeel Kamer»
                     terug?
                  
De voorzitter:
De Minister. Daarna gaan we verder met de resterende punten over UNRWA, als daar nog
                     vragen over zijn.
                  
Minister Klever:
Ik had het over het budgetrecht van de Kamer en over de ontbindende voorwaarden in
                     het contract. Ik zal een officieel oordeel geven op het moment dat het amendement
                     er ligt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Zijn er nog verdere vragen vanuit de Kamer op dit punt? Nee. Dan gaan
                     we naar het volgende blokje volgens mij. Ik kijk even naar de Minister.
                  
Minister Klever:
Ik kom bij Libanon. De situatie in Libanon is zorgelijk. De-escalatie is van groot
                     belang. Het kabinet is van mening dat een grootschalig conflict moet worden voorkomen
                     om verder leed tegen te gaan. Een diplomatieke oplossing is noodzakelijk. Nederland
                     heeft zich, net als alle Europese lidstaten, achter de oproep van de Verenigde Staten
                     en Frankrijk geschaard voor een tijdelijk staakt-het-vuren. Deze boodschap bracht
                     Minister Veldkamp vorige week tijdens de AVVN ook nog over aan de Israëlische en Libanese
                     collega's.
                  
We hebben via flexibele financiering van een aantal hulporganisaties hulp aan Libanon
                     geboden. Van het geld dat wij aan hulporganisaties hebben gegeven, is al meer dan
                     10 miljoen via die internationale organisaties vrijgemaakt voor Libanon. Daarbij wil
                     ik hier ook graag aankondigen dat wij via de Dutch Relief Alliance nog 4 miljoen extra
                     geven aan Libanon. Het gaat om humanitaire hulp die via lokale partners bij de bevolking
                     terechtkomt. Het gaat om voedsel, onderdak en medische hulpmiddelen. Dat komt nog
                     bovenop wat we al via de internationale organisaties doen.
                  
Dan vragen SP en DENK wat Nederland nog meer gaat doen. Dat heb ik net gezegd. We
                     monitoren de situatie in Libanon ook nauwgezet. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken
                     heeft ook voortdurend contact over de ontwikkelingen met partnerorganisaties zoals
                     de Dutch Relief Alliance, het Rode Kruis, de Rode Halve Maanbeweging en de VN. Onze
                     flexibele bijdragen lopen via VN-organisaties en het Rode Kruis.
                  
De heer Bamenga had een vraag over extra humanitaire steun. Daar heb ik net iets over
                     gezegd. Ik heb ook gezegd dat we die 10 miljoen al via andere organisaties hebben
                     vrijgemaakt.
                  
De SP gaf aan dat hulpverleners veilig hun werk moeten kunnen doen. Ik deel de zorgen
                     over de veiligheid van hulpverleners wereldwijd. Nederland zet zich hier diplomatiek
                     voor in, onder andere door het sponsoren van een VN-veiligheidsraadresolutie over
                     de bescherming van humanitair personeel. Ook roepen we in bilaterale gesprekken en
                     bij relevante bijeenkomsten op tot naleving van deze resolutie en van het humanitair
                     oorlogsrecht. Voor dit punt zal ik me hard blijven maken. Hulpverleners moeten veilig
                     hun werk kunnen doen.
                  
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor het antwoord. Wij hebben hier ontzettend veel zorgen over, omdat het op
                     grote schaal plaatsvindt. Geweld tegen hulpverleners wordt nu echt in de oorlogsvoering
                     gebruikt. Je ziet het in Gaza, in Libanon en op andere plekken in de wereld gebeuren.
                     Hulpverleners moeten er wel op kunnen rekenen dat onze regering alles doet om ervoor
                     te zorgen dat zij veilig hun werk kunnen doen. Dan hoor ik de Minister zeggen: er
                     is diplomatieke inzet en overal waar we kunnen, roepen we hiertoe op. Maar wat kan
                     deze Minister nog meer doen? Wij moeten er namelijk voor zorgen dat de verantwoordelijken
                     worden gevonden en dat die worden berecht. Hoe kunnen wij druk uitoefenen op de partijen
                     die deze hulpverleners bewust schade berokkenen, in onveiligheid brengen of doodmaken?
                     Wat gaat de Minister daar nog meer aan doen, naast wat ze nu al doet? Want het is
                     nog niet genoeg.
                  
Minister Klever:
Wij roepen in bilaterale gesprekken altijd op tot die naleving. Wij oefenen achter
                     de schermen ook druk uit op de relevante partijen om te zorgen voor een veilige omgeving
                     en een veilige werksituatie voor hulpverleners. Achter de schermen doen we dat ook
                     uitgebreid. Daarnaast doen we het ook in bilaterale gesprekken op diplomatiek niveau,
                     binnen de VN. We gebruiken alle mogelijke middelen om druk uit te oefenen wat betreft
                     het beschermen van hulpverleners. Het kabinet vindt het namelijk ook ongelofelijk
                     belangrijk dat hulpverleners ongestoord hun werk kunnen doen. We zien dat dat nu niet
                     het geval is en dat bij conflicten het leven van hulpverleners steeds vaker in gevaar
                     is. We oefenen op alle manieren druk uit, voor én achter de schermen.
                  
De voorzitter:
De vraag van mevrouw Dobbe was volgens mij: als het gebeurd is, wat gebeurt er dan?
Minister Klever:
Ook daar besteden wij samen met partners aandacht aan. We proberen te stimuleren dat
                     de daders opgespoord en berecht worden. Dat steunen wij altijd.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met dit blokje. Of was u klaar met dit blokje?
Minister Klever:
Dit was Libanon. Nu ga ik verder met Sudan. Uw Kamer heeft terecht aandacht voor de
                     crisis in Sudan. Die crisis haalt minder het nieuws, maar is zeer ernstig. Instituut
                     Clingendael schat in dat er in de komende maanden mogelijk 2,5 miljoen mensen in Sudan
                     zullen omkomen van de honger. Deze crisis heeft voor Nederland dus prioriteit. Nederland
                     ondersteunt er ook humanitaire hulpverlening.
                  
De heer Bamenga vroeg welke strategie Nederland heeft. Het doet me goed om te horen
                     dat u net als ik aandacht wil geven aan de crisis in Sudan. Ook hierbij geven wij
                     flexibele financiering aan de VN en aan de Rode Kruisbeweging. Daardoor worden ook
                     mensen in crisissen die minder in het oog springen geholpen. Daarnaast dragen we financieel
                     bij aan landenspecifieke humanitaire VN-fondsen, onder meer die voor Congo, Jemen
                     en Sudan. Ook de Dutch Relief Alliance, waar Nederland aan bijdraagt, draagt bij aan
                     de hulpverlening in deze landen. Voor Sudan is daarnaast dit jaar ook nog een extra
                     bijdrage van 10 miljoen euro gegeven voor hulpverlening via het Wereldvoedselprogramma.
                  
De heer Ceder vroeg wat Nederland doet om de druk te verhogen met als doel het stoppen
                     van de sponsoring van oorlogsmisdaden in het land. Nederland en de EU ondersteunen
                     sowieso de diplomatieke inspanningen van de VS, Saudi-Arabië en Zwitserland in Genève.
                     Daarnaast blijft de EU zich via een speciaal gezant voor de Hoorn van Afrika intensief
                     bemoeien met alle betrokken partijen om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen. Tijdens
                     de Algemene Vergadering van de VN riep Nederland daarnaast op tot een staakt-het-vuren,
                     respect voor humanitair oorlogsrecht en betere bescherming van humanitaire hulp.
                  
De heer Ceder vroeg ook hoe ik ervoor ga zorgen dat geld direct komt bij de organisaties
                     die de meeste levens redden, zoals de Emergency Response Rooms. Nederland erkent de
                     belangrijke rol van lokale organisaties, zoals de Emergency Response Rooms, als onderdeel
                     van de brede humanitaire inzet, waarin ook de VN, ngo's en het Rode Kruis een belangrijke
                     rol hebben. Het Sudan Humanitarian Fund van de VN financiert de lokale Emergency Response
                     Rooms, mede op initiatief van Nederland. Nederland financiert dat VN-fonds dan weer
                     met 10 miljoen in 2024. Daarnaast werkt ook de Dutch Relief Alliance via lokale partners
                     in diverse gebieden in Sudan. De Dutch Relief Alliance besteedt in 2024 10,1 miljoen
                     aan programmering in Sudan. Daarnaast geeft Nederland financiering aan het Rode Kruis.
                     Er worden dus diverse organisaties door Nederland gefinancierd die een hele belangrijke
                     rol spelen in Sudan.
                  
De SP vraagt nog om inzet van Nederland om via alle kanalen hulp te regelen. Dat is
                     een motie. Het belangrijkste is nu het vergroten van de toegang over land. Dat is
                     de meest effectieve wijze om hulp bij de bevolking in Sudan te krijgen op de schaal
                     die nodig is. Nederland zet zich met name in EU- en VN-verband ook diplomatiek in
                     voor het verbeteren van humanitaire toegang en naleving van het humanitaire oorlogsrecht.
                     De EU zet zich in voor de verbetering van humanitaire toegang via diplomatieke inzet
                     van met name de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika. De diplomatieke
                     inzet wordt ook versterkt door het EU-sanctieregime. De EU bereidt op dit moment additionele
                     sancties voor om de druk op de beide strijdende partijen verder op te voeren.
                  
De VVD zei graag te willen dat mensen Sudan kennen en weten dat de mensen daar hulp
                     nodig hebben, en vroeg of er vanuit Nederland een extra mogelijkheid is voor een financiële
                     bijdrage aan Sudan. Nederland draagt met die 10 miljoen aan het Wereldvoedselprogramma
                     al heel veel bij aan de respons in Sudan. Daarbovenop hebben we aan het begin van
                     het jaar dus nog een bijdrage beschikbaar gesteld van meer dan 23 miljoen. Daarnaast
                     dragen we humanitair bij via onze flexibele financieringen aan de VN en het Rode Kruis.
                     Op dit moment is het vergroten van de toegang en de veiligheid de prioriteit. Die
                     zijn nu namelijk het grote probleem.
                  
Op dit moment heb ik geen indicaties dat het bedrijfsleven, waar mevrouw Kamminga
                     ook naar vroeg, hierin een rol ziet voor zichzelf. Mocht dat wel het geval zijn, dan
                     breng ik ze heel graag in contact met de hulporganisaties.
                  
Tot zover Sudan.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik had nog een vraag over het aan banden leggen van wapenleveranties en de motie die
                     daarover is ingediend.
                  
Minister Klever:
Als het goed is, kom ik daar in de tweede termijn even op terug.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Goed om te horen dat er al veel inzet in Sudan is. Mijn punt over de bijdrage van
                     bedrijven en organisaties was eigenlijk wat breder. Het lag inderdaad in het verlengde
                     van dit blokje, hoor – dat geef ik meteen toe – maar het was wat breder. Ik merk namelijk
                     gewoon dat er heel veel Nederlandse instanties en organisaties heel veel goederen
                     hebben die goed gebruikt zouden kunnen worden voor de eerste nood. Ook noemde ik bijvoorbeeld
                     een organisatie als Wings For Aid, dat vliegtuigjes aan het ontwikkelen is die naar
                     die moeilijk toegankelijke gebieden kunnen komen. Nogmaals, zo zijn er meerdere organisaties;
                     dit is maar één voorbeeld. Ik hoor heel vaak dat het voor hen best lastig is om zelf
                     de bruggen te slaan naar de tenders en om bij te dragen. Mijn vraag aan de Minister
                     is dus of ze daartoe wellicht wat extra effort kan inzetten, om dat soort goede organisaties,
                     de goede voorbeelden, te stimuleren en te helpen.
                  
Minister Klever:
Dank voor de toelichting. Natuurlijk juichen we het toe dat het bedrijfsleven gaat
                     helpen. In Nederland kan de RVO het bedrijfsleven helpen met tenders voor internationale
                     organisaties. Ik ben het namelijk met mevrouw Kamminga eens dat het heel belangrijk
                     is dat ook het Nederlandse bedrijfsleven mee kan doen aan de tenders. Ik zal het extra
                     onder de aandacht brengen van de RVO, zodat daar meer op ingezet wordt. Dus bij dezen:
                     het bedrijfsleven kan zich melden bij dat loket.
                  
De voorzitter:
Had u het landenspecifieke blokje dan afgerond?
Minister Klever:
Ik heb het onderwerp Oekraïne nog. De heer Ram van de PVV zei dat de PVV de humanitaire
                     hulp aan Oekraïne ondersteunt en vroeg of er al stappen zijn gezet in het bestrijden
                     van de corruptie. Jazeker, we doen al veel. De bestrijding van corruptie is een belangrijk
                     onderdeel van de internationale en Nederlandse steun aan Oekraïne. Anticorruptiemaatregelen
                     zijn een belangrijke pijler onder het IMF-hervormingsprogramma. De macrofinanciële
                     bijstand van de EU bevat ook sterke voorwaarden voor wat betreft fraudepreventie en
                     anticorruptie. Dat geldt ook voor de steun die via de Wereldbank loopt. Concrete voortgang
                     met corruptiebestrijding is bovendien een essentieel onderdeel van de criteria voor
                     EU-toetreding, wat een extra stimulans is voor Oekraïne om daar voortgang mee te maken.
                     Nederland ondersteunt het IMF-hervormingsprogramma met een bijdrage van 7 miljoen
                     euro voor technische assistentie ten behoeve van goed bestuur, om het financiële management
                     van de overheid te verbeteren en ten behoeve van anticorruptie. Zo worden Europese
                     en internationale standaarden op het gebied van openbare financiën en goed bestuur
                     ingevoerd. Concreet worden bijvoorbeeld vakministeries, het Ministerie van Financiën
                     en de Rekenkamer met training en advisering ondersteund.
                  
Ik heb nog een vraag van DENK over de overstromingen in Bosnië. De noodhulpverlening
                     die ontstaat na een acute crisis, zoals de overstromingen in Bosnië en Herzegovina,
                     wordt gecoördineerd via het mechanisme voor civiele bescherming van de EU. Hierbij
                     zijn de noodhulpverzoeken die het land heeft ingediend, leidend. In dit geval is dat
                     Bosnië. Nederland kon niet leveren wat er werd gevraagd, want het hulpverzoek betrof
                     vooral hondenzoekteams en graafmachines. Dat sluit niet aan op wat Nederland aangemeld
                     heeft om te kunnen doen.
                  
Dan heb ik nog twee blokjes: thema's en kanalen, en overige bezuinigingen. Ten eerste
                     humanitaire crises. We zitten hier natuurlijk om het over alle humanitaire crises
                     in de wereld te hebben. Dat zijn er veel. Ik werk daarvoor samen met de VN, het Rode
                     Kruis en de Dutch Relief Alliance, die allen werken op basis van de zogenaamde humanitaire
                     principes. We hebben het dan over menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en
                     onafhankelijkheid. De essentie daarvan is dat we alle mensen in nood willen bereiken.
                     Dat betekent dat we humanitaire organisaties steunen om hulpbehoevenden waar ook ter
                     wereld te helpen, en dat er in geval van conflict geen kant wordt gekozen.
                  
Mevrouw Hirsch vraagt: staat de Minister pal voor respect voor het humanitair oorlogsgebied
                     in alle conflictgebieden in de wereld? Nederland zet zich op verschillende manieren
                     in op de naleving van het humanitair oorlogsrecht, zowel diplomatiek als via financiële
                     steun. Binnen VN- en EU-verband én in bilaterale contacten oefent Nederland diplomatieke
                     druk uit om schendingen van het humanitair oorlogsrecht te voorkomen en te stoppen,
                     en om bijvoorbeeld veilige en vrije toegang te verkrijgen voor hulpverleners, wat
                     nu ook vrij urgent is. Nederland financiert bovendien het Internationaal Comité van
                     het Rode Kruis, de hoeder van het humanitair oorlogsrecht, onder andere voor toezicht
                     op naleving van het humanitair oorlogsrecht en voor voorlichting en training hierover.
                     Ook steunt Nederland onafhankelijk onderzoek naar schendingen van internationaal recht,
                     bijvoorbeeld onderzoek door het Internationaal Strafhof.
                  
Mevrouw Teunissen vraagt wat Nederland doet om aan te dringen op accountability. Het
                     kabinet blijft onderstrepen dat vermeende schendingen moeten worden onderzocht. We
                     steunen dit proces onder andere via onze bijdrage aan het Internationaal Strafhof
                     en aan het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Het is
                     uiteindelijk aan de rechter om hierover te oordelen.
                  
Mevrouw Hirsch vraagt naar de samenhang tussen OS en humanitaire hulp. Ik ben het
                     met u eens dat het van belang is problemen bij de wortel aan te pakken, en dat het
                     nodig is om een link te maken tussen ontwikkelingshulp en humanitaire hulp om ontwikkeling
                     en stabiliteit te bewerkstelligen. We doen dat ook. Voorbeelden zijn het PROSPECTS-programma,
                     een groot programma voor opvang in de regio, het programma LAND-at-scale, dat onder
                     meer bijdraagt aan duurzame oplossingen voor intern ontheemden, en het Partnership
                     for Recovery and Resilience in Zuid-Sudan.
                  
De voorzitter:
Mag ik ook aan de Minister vragen iets meer tempo te maken? We hebben niet heel veel
                     tijd meer en het vierde blokje moet ook nog.
                  
Minister Klever:
Ja, dat zal.
Mevrouw Hirsch vraagt ook naar meer financiering via lokale organisaties. Onze financiële
                     inzet loopt via onze vaste partners. Dat zijn de VN-organisaties, het Rode Kruis en
                     de Dutch Relief Alliance. Inspraak en zeggenschap van lokale organisaties in de hulpverlening
                     vormen echt een vast onderdeel van de dialoog met deze humanitaire partners. Zij hebben
                     vaak contacten met lokale organisaties. Juist daarom kunnen ze effectief hulp verlenen.
                  
De ChristenUnie vraagt naar de laatste stand van zaken omtrent gemarginaliseerde groepen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik moet hier een interruptie aan wijden, maar ik had een hele concrete vraag gesteld
                     aan de Minister, namelijk of zij bereid is om deze lokale organisaties te betrekken
                     in het tot stand komen van haar beleidsbrief. Ik weet niet of dit een interruptie
                     is, maar ik heb geen antwoord gekregen op die vraag, dus ik hoop dat het er geen is.
                     Maar ik wil dat antwoord wel graag hebben.
                  
De voorzitter:
Zie dat maar als een niet-beantwoorde vraag.
Minister Klever:
Ik zal begin 2025 mijn beleidsnota over ontwikkelingshulp doen toekomen. Dan wordt
                     u geïnformeerd over de verdere verdeling. Ook de financiering via de lokale organisaties
                     zal ik meenemen in mijn overweging. Volgens mij is dat wel een antwoord op de vraag.
                     Ik krijg hier ingefluisterd dat de vraag was of de lokale organisaties inspraak hebben
                     in het proces. Waar mogelijk zal ik gesprekken met ze voeren en zal ik ze erbij betrekken.
                  
Dan de gemarginaliseerde groepen. Alle organisaties hebben aandacht voor gemarginaliseerde
                     groepen bij het verstrekken van hulp. Het kabinet spant zich ook in om humanitaire
                     fondsen beter toegankelijk te maken voor lokale organisaties, waaronder organisaties
                     die zich specifiek inzetten voor gemarginaliseerde groepen. In Noordwest-Syrië kwam
                     bijvoorbeeld in 2023 43% van de bijdrage uit dat fonds bij lokale hulporganisaties
                     terecht.
                  
Tot slot. Ik heb nog zeven minuten, volgens mij.
De voorzitter:
In die zeven minuten zou ook nog de tweede termijn van de Kamer moeten zijn, maar
                     goed. Ik denk niet dat we dat helemaal gaan halen. We gaan even kijken hoe het laatste
                     blokje verloopt en daarna bepalen we wat we doen.
                  
Minister Klever:
Ik heb nog een blokje overige vragen en bezuinigingen. Uw commissie is bekend met
                     mijn bezuinigingsopdracht. We zullen daarbij scherpe keuzes moeten maken. Dat wil
                     ik ook zorgvuldig doen. Daarbij hoort een integrale afweging. Daarom kom ik begin
                     volgend jaar met een brief hierover. Die bezuinigingen dwingen tot keuzes, ook als
                     het gaat over het Nederlandse ambitieniveau voor humanitaire hulp. Daarbij herhaal
                     ik dat we geen bestaande contracten openbreken. Wel gaan we ons meer richten op de
                     onderwerpen waar Nederland goed in is en waar we zelf belang bij hebben, zoals water,
                     voedselzekerheid en opvang in de regio. Maar ook humanitaire hulp zal zeker belangrijk
                     blijven in mijn beleidsbrief.
                  
Dan een vraag van de heer Ceder over de kaasschaafmethode. Ik heb dat voor 2025 gedaan
                     omdat er nog heel veel contracten doorlopen en ik een betrouwbare overheid wil zijn.
                     Voor 2026 en verder is dat technisch in de begroting ingeboekt, maar ik ga nog op
                     een integrale wijze bekijken hoe daar vorm aan wordt gegeven. Daar komt begin 2025
                     dus die beleidsbrief over. Dus hoe u het nu in de begroting voor 2026 ziet staan,
                     is puur technisch.
                  
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik heb even met deze vraag gewacht, omdat ik naar het blokje zocht. We hebben het
                     over bezuinigingen in de toekomst. De Minister heeft net verteld wat zij in Sudan
                     heeft gedaan. Als ik naar de begroting voor 2025 kijk, zie ik een grote korting op
                     landenspecifieke fondsen. Een daarvan is Sudan. Dat specifieke fonds is bijvoorbeeld
                     ook bedoeld voor een organisatie als de Emergency Response Rooms, die u aanhaalde.
                     Kunt u mij iets specifieker zeggen welke impact u ziet van de bezuinigingen die u
                     nu al aangekondigd heeft, onder andere voor Sudan?
                  
Minister Klever:
We hebben dit jaar veel meer gedaan ten aanzien van Sudan. Op humanitair gebied organiseren
                     we een aantal organisaties flexibel, zodat zij snel kunnen inspelen op crisissen.
                     Daarbij heb je ook gezien dat die organisaties heel veel van ons budget aan Sudan
                     ten goede laten komen, dus dat gaat via de internationale organisaties, die er ook
                     sneller bij kunnen zijn en die ook met lokale partners werken. Daar zal dus zeker
                     aandacht voor blijven. Daarnaast is er binnen mijn budget nog nader in te vullen budget
                     voor crisissen wereldwijd, dus Sudan zal zeker niet vergeten worden.
                  
De voorzitter:
Dan gaat de Minister verder met haar beantwoording.
Minister Klever:
De SP vroeg ook nog naar de bezuinigingen. We hebben half november de begrotingsbehandeling.
                     Dat lijkt mij het aangewezen moment om verder te praten over de bezuinigingen. Maar
                     ik zal de bezuinigingsopdracht integraal bekijken en ik zal dat zorgvuldig doen. Nogmaals,
                     begin 2025 komt mijn beleidsnota. Daarbij komt humanitaire hulp ook aan bod. Ik ga
                     dus ook niet halsoverkop een besluit nemen over de bezuinigingen. Ik voer veel gesprekken.
                     Ik wil dat op een zorgvuldige manier doen. Daar kan ik verder dus niet op vooruitlopen.
                     Ik wil wel onderstrepen dat we niet alleen staan in de wereld. Ook andere ontwikkelde
                     landen dienen hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik spreek die landen daar ook op
                     aan. Zo delen we de verantwoordelijkheid en de kosten.
                  
Dan had D66 nog een vraag over de heer Wilders, die ontwikkelingshulp «een fijne ombuiging»
                     noemde. Als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heb ik verantwoordelijkheid
                     genomen voor de uitvoering van de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord. De bezuinigingen
                     op het budget en het apparaat zijn onderdeel van die afspraken. Die zal ik implementeren.
                     Dat zal ik zorgvuldig doen. Dat ga ik niet halsoverkop doen. Ik voer daar veel gesprekken
                     over.
                  
Dan had D66 nog een vraag over focus. Hoe legt de Minister specifiek de bezuinigingen
                     op water, klimaat en opvang in de regio uit? Dit debat gaat over humanitaire hulp.
                     Half november hebben we de begrotingsbehandeling. Het lijkt me dat we in dat debat
                     verder over dit onderwerp kunnen praten, ook gezien de tijd. Dat geldt ook voor de
                     vraag over de allerarmsten.
                  
U had nog een vraag over de koppeling aan het ODA-budget. Het vorige kabinet heeft
                     de ontwikkelingshulp tot en met de Voorjaarsnota gekoppeld aan de economische groei.
                     Dat is gerespecteerd. Vanwege de totale bezuinigingsopdracht heeft het kabinet voor
                     de Miljoenennota besloten om de geactualiseerde raming van het bni niet te verwerken
                     in het budget voor ontwikkelingshulp. Dat betekent niet dat de koppeling definitief
                     is losgelaten. Daar wordt in het voorjaar weer over gepraat. Er is dus alleen voor
                     het najaar besloten om dat niet te doen.
                  
Ik had beloofd in de tweede termijn terug te komen op de vraag over de wapenleveranties,
                     maar ik krijg ’m nu al door. We hebben natuurlijk ook geen tweede termijn. Het is
                     duidelijk dat het conflict in Sudan allang geen conflict meer is tussen alleen het
                     Sudanese leger en de militie Rapid Support Forces. De Hoornregio is onderdeel van
                     de bredere Rode Zee-arena en wordt tevens steeds meer een arena van geo-economische
                     en politieke competitie. Nederland bespreekt de zorgwekkende situatie in Sudan onder
                     andere met regionale partners en benadrukt daarbij de noodzaak van een einde van het
                     geweld en het belang van naleving van het VN-wapenembargo. Verder heeft Nederland
                     tijdens de bijeenkomst van de EU-raadswerkgroep export van conventionele wapens in
                     september aandacht gevraagd voor het risico op omleiding van wapens naar de strijdende
                     partijen in Sudan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan tot slot de heer Bamenga. De heer Ram moet vertrekken.
De heer Ram (PVV):
Ik moet inderdaad vertrekken. Maar ik wil toch even de vooraankondiging doen dat ik
                     een tweeminutendebat wil.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat we dat gaat doen in de volgorde van de leden die hier zitten.
De heer Ram (PVV):
Bij dezen.
De voorzitter:
Het is helder dat er behoefte is aan een tweeminutendebat. Maar ik ga zo nog even
                     kijken hoe we het procedureel gaan doen. Ik weet nog niet of de Minister klaar is,
                     maar de heer Bamenga heeft nog een vraag.
                  
De heer Bamenga (D66):
Omwille van de tijd vraag ik dit toch. Ik heb natuurlijk een aantal vragen gesteld.
                     De Minister heeft aan mijn vraag gerefereerd, maar heeft hier eigenlijk geen antwoord
                     op gegeven. Hoe willen we hiermee omgaan?
                  
De voorzitter:
Dat weet ik niet, want we zijn door de tijd heen. Ik ga zo kijken wat uw Kamer wil
                     voorstellen om dit een vervolg te geven. Is de Minister aan het einde van haar beantwoording
                     van het vierde blokje, het blokje overig?
                  
Minister Klever:
Als het goed is, heb ik op alle vragen antwoord gegeven.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Het spijt me, maar ik had nog een vraag over het beleid rondom investeringen en investeringssteun,
                     met name van activiteiten in conflictgebieden. Ik had een directe link gemaakt met
                     de beslissing over een exportkredietverzekering voor partijen in Mozambique die nu
                     voorligt. Tegen een van die partijen, TotalEnergies, loopt nu een rechtszaak in Frankrijk,
                     omdat er bewijzen zijn gevonden dat er mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden.
                     In dit gebied zijn er gigantische conflicten. Ik ben heel erg benieuwd naar de reactie
                     van mijn Minister op mijn vraag op welke manier dit soort risico's worden meegenomen
                     in de afwegingen rondom het handelsinstrumentarium.
                  
Minister Klever:
Dit is een hele andere vraag. Die gaat over het handelsinstrumentarium en niet over
                     humanitaire hulp. Ik denk dat mevrouw Hirsch doelt op de exportkredietverzekering.
                     Er wordt een zorgvuldige toets uitgevoerd op het gebied van maatschappelijk verantwoord
                     ondernemen, maar dat is niet een punt dat bij humanitair hoort. Dat lijkt me bij een
                     ander debat thuis te horen.
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar de tijd. Volgens mij heeft de heer Bamenga ook nog een paar openstaande
                     vragen. Ik kijk even naar de Kamer. Wat gaan we doen? We zijn nu gewoon door de tijd
                     heen.
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mag ik een punt van orde maken en een voorstel doen?
De voorzitter:
Nee, ik wilde zelf graag even een voorstel doen, maar het is fijn als de Kamer meedenkt.
                     We hebben een paar opties. Er wordt sowieso een tweeminutendebat aangevraagd. Daarin
                     kunnen de resterende dingen misschien meegenomen worden. We kunnen kijken of we ergens
                     nog een tweede termijn kunnen inplannen. Ik wil echter wel zeggen dat dit vanwege
                     de agenda van de betrokken bewindspersoon en alles wat er al gepland staat, waarschijnlijk
                     niet op korte termijn een optie zal zijn. Dat zal ingewikkeld worden. U kunt het ook
                     betrekken bij de begroting. Er zijn volgens mij drie opties.
                  
Ik kijk even. Mijn idee zou zijn om het in een tweeminutendebat te doen. We kunnen
                     nu bekijken welke vragen nog niet beantwoord zijn en vragen of de Minister die dan
                     schriftelijk kan beantwoorden voor het tweeminutendebat. De plenaire agenda is natuurlijk
                     behoorlijk vol, maar als u een tweede termijn van dit debat zou willen, dan wordt
                     het ook een hele exercitie om daar ruimte voor te vinden in de verschillende agenda's.
                     Mijn voorstel zou zijn om even te inventariseren welke vragen er nog niet beantwoord
                     zijn. Die worden dan schriftelijk beantwoord. Dan doen we nu geen tweede termijn,
                     maar voeren we wel een tweeminutendebat. Ik zeg er ook maar even bij dat de heer Bamenga,
                     die hier als eerste zit, dat heeft aangevraagd, want volgens mij had hij daar ook
                     behoefte aan. Dat zou dus mijn voorstel zijn.
                  
Ik kijk even rond. Het moet geen hele trits worden, want anders kunnen we het misschien
                     beter schriftelijk doen. Laten we even een rondje doen van vragen die schriftelijk
                     beantwoord moeten worden.
                  
De heer Bamenga (D66):
De vraag was: hoe kijkt de Minister naar de uitspraak «een fijne ombuiging»? Het heeft
                     de Minister geraakt, maar ze heeft eigenlijk geen antwoord gegeven op de vraag of
                     zij deze snoeiharde bezuiniging ook fijn vindt.
                  
Mijn tweede vraag was: hoe legt deze Minister dit uit? Dat ging over de focus. In
                     dit geval is er eigenlijk niet hard bezuinigd, maar iets minder hard bezuinigd als
                     het gaat om de focusonderwerpen.
                  
Een derde vraag waar ik eigenlijk geen antwoord op gekregen heb, is: erkent de Minister
                     dat de onbezonnen bezuinigingen van dit kabinet op de allerarmsten veel te hard zijn;
                     voor welke noden denkt zij meer geld nodig te hebben?
                  
Ik had zelf nog een vraag openstaan. Die had te maken met het feit dat de Minister
                     aangeeft dat Nederland inderdaad steun biedt. Dat is zo. Nederland heeft landenspecifieke
                     fondsen enzovoort. De Minister geeft ook aan heel veel waarde te hechten aan reputatie
                     en aan allerlei afspraken die we hebben, maar tegelijkertijd wordt er flink bezuinigd.
                     Wat vindt de Minister hiervan? Is de Minister het eens met D66 dat deze reputatie
                     de veiligheid van Nederland in het geding laat komen?
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Bamenga (D66):
En ik vraag een tweeminutendebat aan.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Ik vroeg alleen naar de openstaande vragen. We gaan niet allerlei
                     nieuwe vragen stellen. Ik zie ook wel een heleboel overlap met de begrotingsbehandeling.
                     Ik denk dat u dan de ruimte heeft om nog op een aantal zaken terug te komen. We hebben
                     deze vragen genoteerd. Dan de heer Ceder. Het gaat dus om openstaande vragen uit de
                     eerste termijn die niet beantwoord zijn.
                  
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik had nog een vraag gesteld over de toekomstvisie van het ministerie op UNRWA en
                     niet ten aanzien van noodhulp, maar een visie voor de komende vijf, tien jaar. Dat
                     antwoord zou ik graag schriftelijk willen hebben, omdat ik dat ook wil betrekken bij
                     een mogelijk volgend debat.
                  
De voorzitter:
Daar heeft de Minister wel op geantwoord. Ze heeft gezegd dat ze op dit moment, in
                     de huidige situatie, nog niet kan.
                  
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik had nog een vraag gesteld over hoe onze motie wordt uitgevoerd. Het gaat om de
                     motie die verzoekt om bij humanitaire hulp altijd bijzondere aandacht te hebben voor
                     de positie en veiligheid van vrouwen en meisjes, dit te omschrijven en de Kamer hierover
                     te informeren.
                  
De voorzitter:
Die nemen we mee bij het lijstje.
De heer Van Baarle (DENK):
Excuses, ik was even bij het begin van het debat over de begroting van Binnenlandse
                     Zaken, dus misschien is deze vraag wel beantwoord maar heb ik het gemist. Ik had gevraagd
                     of de Minister de initiatieven in Israël, de wetsvoorstellen om de diplomatieke status
                     van UNRWA-medewerkers op te heffen en UNRWA als terroristische organisatie aan te
                     duiden, veroordeelt en wat ze daarmee doet.
                  
De voorzitter:
Daar heeft de Minister volgens mij wel op gereageerd. Dat waren de Knessetopmerkingen
                     die de Minister heeft gemaakt. Die vraag is wel beantwoord.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Excuus, dan heb ik dat gemist. Dat spijt mij dan.
De voorzitter:
Ik weet niet of het naar tevredenheid is, maar dat moet u dan maar even nalezen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik had ook gevraagd naar de uitvoering van onze aangenomen motie over een uitvoeringsplan
                     voor de gelden voor wederopbouw.
                  
De voorzitter:
Die noteren we.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De Minister zei zelf in haar inbreng dat voorkomen beter is dan genezen. Ik meen dat
                     het voorkomen van conflict, ook als wij zelf betrokken zijn vanuit een andere portefeuille,
                     een onderwerp is dat in dit debat thuishoort. Volgens mij is dat zo. Ik zou dus graag
                     toch een wat beter antwoord krijgen op de vraag hoe dat wordt meegewogen als er investeringsbeslissingen
                     worden genomen.
                  
De voorzitter:
Heeft mevrouw Kamminga nog openstaande vragen? Nee? Mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb nog twee vragen openstaan. Een daarvan gaat over de toegang tot humanitaire
                     hulp in het noorden van Gaza. Nog steeds wordt 90% van de verzoeken afgewezen. Kan
                     Nederland helpen om de toegang tot humanitaire hulp daar te vergroten? De tweede vraag
                     ging over Libanon. Wat kan Nederland doen om de hulpverleners en zorgmedewerkers daar
                     beter te beschermen? Ook voormalig Minister Jeanine Hennis, die nu voor de VN werkt,
                     zegt namelijk dat het internationaal recht daar wordt geschonden.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde van dit debat gekomen. Er is een tweeminutendebat
                     aangevraagd door het lid Bamenga. Dat zullen we aanmelden bij de Griffie. Er zijn
                     twee toezeggingen gedaan.
                  
– Eén. De Minister voor BHO zegt toe dat de Kamer in de beleidsnota die begin 2025 aan
                           de Kamer wordt gezonden, ook wordt geïnformeerd over de financiering aan lokale organisaties.
                        
– Twee. De Minister voor BHO zegt toe de Kamer voor het nog te plannen tweeminutendebat
                           Humanitaire hulp schriftelijk te informeren over de nog openstaande vragen die niet
                           in de eerste termijn beantwoord zijn. Die ga ik nu niet allemaal oplezen.
                        
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij was er ook de toezegging dat lokale organisaties daar waar mogelijk betrokken
                     worden bij de beleidsvorming voor de nieuwe nota.
                  
De voorzitter:
Ik krijg te horen dat daar niet schriftelijk op teruggekomen wordt. Een toezegging
                     waar niet schriftelijk op wordt teruggekomen, wordt niet genoteerd.
                  
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
O, excuus!
De voorzitter:
Dank jullie wel.
Sluiting 13.09 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.