Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 19 april 2021, over CBR
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 932 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 4 mei 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 19 april 2021 overleg
gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
over:
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 oktober 2020 inzake
maandrapportage CBR september 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 875);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 november 2020 inzake
antwoorden op vragen commissie over onder andere de stand van zaken bij het CBR (Kamerstuk
29 398, nr. 881);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 november 2020 inzake
maandrapportage CBR oktober 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 885);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 december 2020 inzake
reactie op onderzoek naar het stelsel van de medische rijgeschiktheid (Kamerstuk 29 398, nr. 890);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 december 2020 inzake
coulancemaatregelen IenW-sectoren als gevolg van maatregelen 14 december 2020 (Kamerstukken
29 398 en 25 295, nr. 891);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 december 2020 inzake
maandrapportage CBR november 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 888);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 januari 2021 inzake
maandrapportage CBR december (Kamerstuk 29 398, nr. 893);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 januari 2021 inzake
coulancemaatregelen rijbewijzen en code 95 als gevolg van maatregelen 14 december
2020 (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 894);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 februari 2021 inzake
aanwijzing om niet te handhaven in verband met maatregelen 14 december 2020 gericht
tegen verspreiding COVID-19 regelingen op het terrein van verkeer en vervoer (Kamerstukken
29 398 en 25 295, nr. 895);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 februari 2021 inzake
coulance verlopen theoriecertificaten en stand van zaken nieuwe Omnibusverordening
(Kamerstuk 29 398, nr. 900);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 maart 2021 inzake
verlenging coulancemaatregelen in verband met COVID-19 maatregelen en reactie op de
motie van het lid Postma c.s. over oplossingen om touringcarbedrijven door de crisis
heen te helpen en de gewijzigde motie van het lid Öztürk over in gesprek gaan met
verzekerings- en leasemaatschappijen over uitstel van maandelijkse betalingen voor
taxichauffeurs (Kamerstukken 35 570 XII en 25 295, nr. 106);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 maart 2021 inzake
planning traject optimalisatie stelsel medische rijgeschiktheid (Kamerstuk 29 398, nr. 901);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 maart 2021 inzake
versoepeling van de Regeling Eisen Geschiktheid 2000 voor ADHD (Kamerstuk 29 398, nr. 911);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 maart 2021 inzake
evaluatierapport Experiment Digitaal aanvragen rijbewijs (Kamerstuk 29 398, nr. 906);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 maart 2021 inzake
plan van aanpak – CBR Taskforce Examenafname (Kamerstuk 29 398, nr. 909);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 februari 2021 inzake
maandrapportage CBR januari 2021 en reserveringstermijnen CBR (Kamerstuk 29 398, nr. 899);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 maart 2021 inzake
maandrapportage CBR februari 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 910).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Rijkers
Voorzitter: Agnes Mulder
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Alkaya, Van Baarle, Geurts, Peter de
Groot, Hagen, De Hoop, Madlener, Agnes Mulder en Stoffer,
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 13.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. Hierbij open ik de vergadering van de vaste commissie voor
Infrastructuur en Waterstaat. Ik heet de bewindspersoon en haar ondersteuning van
harte welkom. Verder heet ik natuurlijk ook iedereen van harte welkom die dit overleg
thuis volgt.
Voordat we beginnen, geef ik u een aantal zaken mee. Ik doe dat ook, omdat er vragen
over worden gesteld door mensen die het thuis volgen. We proberen hier de praktische
maatregelen te nemen die nodig zijn om met elkaar aan de RIVM-richtlijnen te voldoen.
Zo zitten we op grotere afstand, twee meter, van elkaar en staat bij de ingangen van
de zaal ontsmettingsspul, net als bij u thuis of bij een winkel. Als u een winkel
op afspraak binnengaat, zult u dat soort dingen gebruiken en dat is hier niet anders.
We hebben vandaag een notaoverleg en iedere fractie krijgt vier minuten voor dit overleg.
Er zijn verschillende collega's aanwezig en die zal ik even aan u voorstellen: de
heer De Groot van de VVD, mevrouw Hagen van D66, de heer De Hoop van de Partij van
de Arbeid, de heer Geurts van het CDA, de heer Stoffer van de SGP en de heer Van Baarle
van DENK. Ik zie nu dat de heer Alkaya van de SP-fractie ook binnenkomt. Van harte
welkom, meneer Alkaya! U mag zo dadelijk vier vragen aan elkaar stellen. U mag dat
ook allemaal achter elkaar doen; dat is helemaal aan u. Dat is het leuke aan een debat.
Het woord is aan de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik mag vandaag voor het eerst namens de VVD in deze commissie
spreken. Ik doe dat als woordvoerder en als woordvoerder kijk ik uit naar een mooie
samenwerking in de komende periode. Met het CBR staat er wel gelijk een pittig onderwerp
op de agenda.
Er is de laatste tijd al veel gezegd en geschreven over de organisatieverbeteringen,
het stelsel medische rijgeschiktheid en de taskforce. Daarbij komt het rapport van
Roemer, maar daarover spreken we op een later moment. Voor de mogelijke alternatieven
voor het stelsel medische rijgeschiktheid ziet de VVD de uitwerking begin volgend
jaar van de kansrijke initiatieven graag tegemoet. De VVD ziet dit debat voornamelijk
als een debat over een oplossing voor de achterstanden. Daar zijn op de korte en de
lange termijn maatregelen voor nodig die ervoor kunnen zorgen dat we bekwame bestuurders
op de weg hebben. Dat zal de verkeersveiligheid ten goede komen en dat is uiteindelijk
wel waar we het voor doen.
Het inlopen van achterstanden is een samenspel tussen CBR, kandidaten, de huidige
bezitters van rijbewijzen en de rijschoolbranche. Het is de rijschoolbranche die een
moeilijke tijd doormaakt. Net zoals vele andere branches is deze branche getroffen
door de coronacrisis. Ze zijn maanden dicht geweest en nu ze weer mogen rijden ligt
er voor de korte termijn direct een opgave op het bordje om het slagingspercentage
te verhogen. De redenatie daarbij is: een hoger slagingspercentage zorgt voor minder
drukte bij het CBR en helpt bij het wegwerken van de achterstanden. Maar de VVD verwacht
dat daar wel wat meer tijd voor nodig is. Dit kan niet zomaar geregeld worden door
een branche die het moeilijk heeft.
Als er voor 1 juli geen plan ligt voor het verhogen van het slagingspercentage komt
het CBR met maatregelen om de achterstanden weg te werken: geen tussentijdse toets,
gevolgd door het schrappen van het faalangstexamen en daarna het tijdelijk verhogen
van de leeftijd om af te mogen rijden. Maar dat zijn maatregelen die volgens de branche
juist bijdragen aan de kwaliteit en het comfort van de kandidaten. Hoe kijkt de Minister
naar de mening van de branche dat deze maatregelen juist het tegenovergestelde bereiken
bij het slagingspercentage?
Ik zei al eerder dat het een samenspel is, maar de kandidaat mag niet de dupe worden.
Is er door de Minister nog naar alternatieven gekeken, anders dan naar extra examinatoren
en extra werkuren, om de achterstanden in te lopen? Wat denkt de Minister van de mogelijkheid
om het praktijkexamen in te korten? Wat de VVD betreft doen we niets aan de effectieve
rijtijd van het examen, maar kan de voorbereiding op het rijexamen wel door de rijschool
worden gedaan. Hierdoor worden er meer examens per dag mogelijk zonder dat dat ten
koste gaat van de kwaliteit. En ook het overhevelen van de afname van tussentijdse
toetsen naar ervaren rijschoolhouders helpt tijd vrijmaken voor het afnemen van examens.
Dan het laatste punt in mijn eerste termijn, voorzitter. De VVD is het ermee eens
dat het slagingspercentage op de langere termijn kan en moet stijgen. Met het verschuiven
van de examengestuurde focus naar het centraal stellen van de leercurve van de kandidaat
is de gehele branche geholpen. Op dit moment is er nog weinig te doen aan rijscholen
die met stuntprijzen kandidaten verleiden en enkel gericht zijn op het nipt halen
van examens, want slecht presterende rijscholen met een laag slagingspercentage zouden
zich meer moet richten op begeleiding en het leervermogen van de kandidaat, ook al
heeft de kandidaat moeite met het leerproces. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
De voorzitter:
Voordat u verdergaat met uw volgende vraag, is er een vraag van collega De Hoop van
de PvdA.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik hoor de heer De Groot over het faalangstexamen. Begrijp ik uit zijn woorden dat
hij vindt dat dat er in de toekomst moet blijven en dus niet opgeschort moet worden?
De heer Peter de Groot (VVD):
De VVD denkt vooral dat het faalangstexamen er is ter bevordering van het slagingspercentage.
Daarmee zou het een positief effect kunnen hebben op de wachtlijsten, maar eigenlijk
een negatief effect op het slagingspercentage op zichzelf. Wij willen graag van de
Minister horen hoe daarover met de branche gesproken is.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb ook een vraag in de richting van de VVD, die aan de Minister vraagt hoe zij
erin staat en wat zij vindt van de mening van de branche. Ik was benieuwd naar de
mening van de VVD-fractie zelf. Deelt de VVD-fractie met DENK de mening dat het verhogen
van de leeftijd naar 18, als we het zouden doen, na de zware coronatijd met veel omzetverlies
voor rijschoolhouders een nieuwe strop om de nek van rijschoolhouders zou zijn? Deelt
de fractie van de VVD de mening met DENK dat we dat daarom nooit en te nimmer moeten
gaan doen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Dat is precies waarom de VVD dat aan de Minister vraagt. Wij hebben ook gesproken
met de branche en wij horen die geluiden ook. Maar wij horen graag van de Minister
wat de effecten daarvan zijn. Wij snappen heel erg goed dat het voor het wegwerken
van de wachtlijsten nodig is om maatregelen te treffen, omdat het anders misschien
nog wel jaren duurt voordat de wachtlijsten weg zijn. Wij horen dus graag wat de effecten
daarvan zouden zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen. Nee, sorry, nog een vervolgvraag van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, een vervolgvraag. Die effecten kunnen wij nu al met elkaar bepalen. Op het moment
dat mensen onder de 18 geen examen meer mogen doen, leidt dat tot een enorm omzetverlies
voor rijschoolhouders, omdat ze een gedeelte van hun klandizie kwijtraken. Dat lijkt
mij evident. Dus de bal bij de Minister leggen, vind ik in dezen wel heel erg makkelijk.
Ik zou echt aan de fractie van de VVD willen vragen: als we met elkaar kunnen constateren
dat dat tot omzetverlies voor de rijscholen gaat leiden, deelt de fractie van de VVD
dan dat we dat gewoon niet moeten doen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Sorry, voorzitter, ik had de microfoon aan laten staan. Ik moet nog even wennen aan
hoe de bediening werkt hier. Kijk, het al dan niet schrappen daarvan heeft twee kanten.
De ene kant is inderdaad dat het mogelijk helpt bij het terugdringen van de wachtlijsten,
maar we weten ook dat 17-jarigen beter scoren als het gaat om het rijden. Wat dat
aangaat is het voor de VVD echt te snel om nu al te zeggen: dat doen we wel of dat
doen we niet. Wij willen eerst de antwoorden van de Minister afwachten.
De voorzitter:
Ik check nog even, maar dan ga ik nu naar mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik hoor dat de VVD voorstelt om het praktijkexamen enigszins in te korten. Dat betreft
de uitvoering en wij denken dat de professionals daar het beste hun mening over kunnen
geven. Los daarvan, is de VVD zich er wel bewust van dat juist deze 35 minuten afrijden
het enige moment is, tot 75 jaar, dat mensen een vaardigheidstoets afleggen voor hun
rijbewijs? Ziet hij daaruit niet juist heel veel problemen ontstaan?
De heer Peter de Groot (VVD):
Dit is een hartstikke mooie vraag van D66. Ons voorstel is niet om ook maar te tornen
aan die 35 minuten die je in de auto rijdt. Sterker nog, wij denken zelfs dat de examinator
ook nog tijd samen met de kandidaat moet doorbrengen, voorafgaand aan dat rijden van
35 minuten. Maar er zit in dat rijexamen ook altijd een klein stukje dat gaat over
uitleg en instructie. We zouden dat moeten bekijken, maar dat stukje zou wellicht
gedaan kunnen worden door de rijschoolinstructeur, die er toch al bij is. Dat gaat
over vijf tot tien minuten, maar dat zou op de berg aan tijd die het kost om examens
af te nemen, mogelijk net het verschil kunnen maken om sneller in te lopen.
Mevrouw Hagen (D66):
Dat is meer een reactie op het antwoord, maar ik denk dat juist de professionals – volgens
mij heeft het CBR er 1.800 – heel veel verstand van zaken hebben en dat het dan ook
past dat de uitvoering bij hen blijft liggen.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ehm.
De voorzitter:
U reageert niet meer op mevrouw Hagen? Dan geef ik het woord aan de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Nu we toch bezig zijn. Ik wilde zo meteen het voorstel doen om inderdaad het voor-
en nagesprek met zes minuten te bekorten. Dus niet de rijtijd van 35 minuten, maar
met name het voor- en nagesprek. Het voorgesprek zou je bijvoorbeeld voor een deel
kunnen laten vervangen door een filmpje, wat het wat efficiënter maakt. Als je dat
doorrekent, kun je per examinator tot één examen extra per dag komen. Dat is een aardige
inhaalslag. Als de heer De Groot dit zo hoort in een nutshell, kan de VVD dat dan
steunen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik denk dat het voorstel in dezelfde richting gaat, maar wij zouden wel graag van
het CBR willen weten of dat mogelijk is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Geurts (CDA):
Het lijkt mij altijd goed om het CBR te vragen, maar ik denk dat we vandaag met name
voor het grote probleem staan waar het CBR mee te maken heeft, namelijk de reserveringstermijnen
voor de examens. Dat zijn toch behoorlijke aantallen. Als ik doorreken, merk ik dat
je twee à tweeënhalf jaar verder bent voordat je wat er nu zit überhaupt weggewerkt
hebt. We moeten dus absoluut wat gaan doen. We kunnen het niet alleen van het CBR
af laten hangen. Mijn concrete vraag aan de heer De Groot is om in de Kamer zelf stappen
te zetten hierin en om de Minister te vragen om dat te onderzoeken. Ik ben voornemens
om met een motie daarover te komen.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik denk dat u, meneer Geurts, in mijn bijdrage heeft gehoord dat de VVD daarover ook
een aantal voorstellen doet. Daar kunnen we met elkaar dus zeker nader naar kijken.
De voorzitter:
Dan heeft de heer De Groot nog ongeveer 45 seconden voor het restant van zijn betoog.
De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter, ik ben klaar. Ik had nog een laatste vraag: hoe kijkt de Minister aan
tegen collegiaal toetsen voordat een kandidaat op examen gaat? Kan dat een bijdrage
leveren aan het verkorten van de wachtlijsten?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Keurig binnen de tijd. Dan gaan we naar mevrouw Hagen van D66.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Iedereen in deze vergadering herinnert zich nog de dag waarop hij
of zij zijn of haar rijbewijs haalde. Wat een gevoel van vrijheid geeft het als je
eindelijk je rijbewijs ophaalt bij de gemeente. Ik kreeg als laatste generatie nog
de papieren editie. En dan met een auto overal naartoe, wanneer je zelf wilt. Maar
het huidige systeem van rijles tot rijbewijs vraagt een fundamentele verandering om
de kwaliteit te verbeteren. Daarom ga ik graag juist in op het adviesrapport Van rijles
naar rijonderwijs, ook al staat dat nu misschien niet op de agenda.
Ik begin met de rijlessen. Goed onderwijs is cruciaal voor elke beginnende bestuurder.
Je leert de basis en krijgt het vertrouwen dat nodig is om te leren rijden. De doelgroep
kent veel jongeren, die met geluk de rijlessen krijgen van hun ouders of anders hun
zuurverdiende centjes hieraan besteden. Maar er is een markt ontstaan waarin rijscholen
spotgoedkope pakketten aanbieden, en goedkoop blijkt ook hierbij duurkoop. Lessen
worden onder de kostprijs aangeboden en de les van de ene rijschool biedt minder kwaliteit
dan de lessen van een andere school. Mijn onderwijshart huilt. De huidige staat zorgt
ervoor dat er meer herexamens zijn, omdat de lesser er eigenlijk nog niet klaar voor
is, met relatief meer examens tot gevolg. In deze markt hebben de goede rijscholen
te lijden onder de kwade. De lesser trekt aan het kortste eind. Zijn deze beginnende
bestuurders vaardig genoeg als ze uiteindelijk de weg opgaan? D66 vindt dat dit adviesrapport
van Roemer negentien samenhangende en glasheldere adviezen brengt. Daarom twee vragen
aan de Minister. Hoe pakt de Minister deze adviezen verder op met de rijscholenbranche
en het CBR? En hoe garandeert zij met de branche dat een rijbewijs voor de doelgroep
betaalbaar blijft?
Terwijl je rijlessen hebt, studeer je voor je theorie-examen. Corona zorgt voor lange
wachttijden, boven op de toch al lange wachttijden door een ICT-wijziging in 2018.
Maandenlang werd er geen rijles gegeven en is elk theorie-examen uitgesteld. Lessers
hadden hun rijlessen inmiddels afgerond, maar konden geen theorie-examen afleggen,
dat nodig is voor het vervolg. Kan de Minister aangeven wanneer de theorie-examens
weer doorgang vinden?
D66 complimenteert de Minister dat zij het advies van de Gezondheidsraad over de extra
rijkeuring voor ADHD'ers direct overneemt. Dit geeft duidelijkheid en zorgt ervoor
dat 4.000 rijtesten overbodig zijn. Wel ziet D66 graag dat dezelfde duidelijkheid
komt voor de doelgroep in het autistisch spectrum. Dat is een doelgroep die vaak al
menige test heeft doorlopen en juist niet het best tot zijn recht komt tijdens een
toets. Daarom de volgende vraag: wanneer verwacht de Minister het advies van de Gezondheidsraad
voor lessers met autisme? En is zij van plan om ook dit advies minstens zo voortvarend
op te pakken?
Voorzitter. D66 vindt de adviezen uit het rapport-Roemer glashelder. Ze dragen bij
aan beter onderwijs, goede rijlessen en vaardige bestuurders. Ik verzoek de Minister
dan ook om de adviezen zo snel mogelijk te implementeren – ik heb daartoe een motie
voorbereid – zodat lessers goed onderwijs krijgen en als beginnende bestuurders vaardig
hun examen uitrijden. Dat draagt uiteindelijk bij aan veilig verkeer.
De voorzitter:
Er zijn een paar vragen voor u. Maar voordat ik de collega's het woord geef, wil ik
het volgende melden. Het staat formeel niet op de agenda, dus het kan zijn dat u geen
antwoord op uw vragen krijgt. Dat is van tevoren in de commissie afgesproken. Als
commissievoorzitter moet ik u daar toch even op wijzen in dit lestraject. Dan ga ik
als eerste naar de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Mijn vraag sluit daar eigenlijk wel bij aan. Is de woordvoerder van D66 het niet met
mij eens dat het wel goed zou zijn om eerst de reactie van de Minister te vragen op
dat rapport? Ik heb dat rapport ook gelezen. Er staan hartstikke goede dingen in.
In mijn eigen spreektijd ga ik er straks ook op in. Maar het voelt wel nogal snel
om vandaag al een motie in te dienen van «neem het allemaal over» of zo. Dus ik kijk
uit naar de motie, maar ik ben benieuwd of D66 ook vindt dat we eerst moeten kijken
wat de Minister er überhaupt van vindt.
Mevrouw Hagen (D66):
Als u in uw eigen spreektekst er ook op ingaat, dan zijn er sowieso al twee partijen
die graag horen hoe ermee staat. Ik denk dat het heel belangrijk is en dat de adviezen
eraan bijdragen dat zowel de wachttijden worden ingelopen als de kwaliteit van het
rijlesonderwijs verbetert. Het ligt nu voor het oprapen. Dus ik ben gewoon heel erg
benieuwd naar de reactie. Vandaar ook dat ik een aantal vragen stel aan de Minister.
Dan kunnen we het gezamenlijk ook zo snel mogelijk oppakken.
De heer Alkaya (SP):
Ik ben ook benieuwd naar de reactie van de Minister. Ik kijk daarnaar uit, maar ik
sluit nu al uit dat we vandaag daar een definitief oordeel over kunnen vellen. Ik
denk dat het heel verstandig zou zijn als we daar ook nog een schriftelijke reactie
van de Minister op krijgen. Maar laten we dat even afwachten en kijken hoe de Minister
daar straks zelf op reageert.
De voorzitter:
Sterker nog, zij hoeft daar helemaal niets over te zeggen. Het woord is aan de heer
Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Het is al jaren een puinhoop bij het CBR. Daarom is de heer Pechtold daar onlangs
– of onlangs, eigenlijk ook al een tijd geleden – aangesteld om orde in die puinhoop
te scheppen en te zorgen dat die wachtlijsten eindelijk wat korter worden. Het is
een hardnekkig probleem. Het is al jarenlang een puinhoop geweest bij het CBR. Ik
ben benieuwd. Ik ben nieuw in deze commissie, maar het eerste wat ik heb gevraagd
is: hoe doet de heer Pechtold het nu? Want die wachtlijsten zijn natuurlijk al een
doorn in het oog. Nu komt corona eroverheen. Er is een soort stuwmeer ontstaan van
examenaanvragen. Dus nu is alle hens aan dek, neem ik aan, ook voor D66, om het CBR
te dwingen om keihard te werken aan het verkleinen van die wachtlijsten. Mijn vraag
is eigenlijk: wat vindt D66 eigenlijk van de prestaties van de heer Pechtold de afgelopen
tijd?
Mevrouw Hagen (D66):
Volgens mij ben ik wel de laatste die moet beoordelen hoe de heer Pechtold het bij
het CBR doet. Als commissie moeten wij niet alleen bekijken wat het CBR doet, maar
ook hoe de rijlessen zijn, zodat de leerlingen die afrijden ook vaardige bestuurders
zijn, want volgens mij gaan wij hier als commissie over verkeersveiligheid en alles
wat daaraan bijdraagt. Dat is dus niet alleen het CBR. Het gaat veel breder dan dat.
Dus ik wil vooral wegblijven van uw concrete vraag, want daar ga ik niet over.
De heer Madlener (PVV):
Wij gaan wel degelijk over het functioneren van het CBR. Het is al jaren een puinhoop
bij het CBR. De heer Pechtold is aangesteld om daar verbeteringen aan te brengen.
Dus wij zijn hier wel om te controleren dat die examenaanvragen snel zijn, betaalbaar
zijn; want als je lest, wil je ook examen doen. Toen ik jong was – dat is al heel
lang geleden – moest je vier maanden van tevoren examen aanvragen. Je kon daar niet
voor trainen, want dat moest je zo lang vooruit doen. Dat is eigenlijk nooit echt
veranderd. Nu met corona is het nog erger geworden. Dus ik vraag me af waarom u niet
wilt ingaan op mijn vraag. Wij moeten toch ook controleren of het CBR snel aanvragen
kan behandelen en dat die betaalbaar blijven. De heer Pechtold heeft er toch een belangrijke
rol in om daar die puinhoop op te lossen?
Mevrouw Hagen (D66):
Ik ben heel benieuwd wat u dan vindt van het rapport-Roemer, want volgens mij geeft
dat hele duidelijke handvatten over de rijles tot en met het examen om vaardige bestuurders
op te leiden.
De heer Madlener (PVV):
We hebben het vandaag niet over het rapport-Roemer. Het rapport-Roemer is ook niet
de oplossing voor de puinhoop bij het CBR. Roemer heeft andere adviezen. Die gaan
hier niet over. Ik vraag u concreet hoe het CBR functioneert.
De voorzitter:
De heer Pechtold kan hier niet ter plekke op reageren, dus laten we daar terughoudend
in zijn, maar het CBR staat uitgebreid op de agenda. Mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Als laatste reactie: volgens mij heeft deze commissie ervoor gekozen om de technische
briefing niet door te laten gaan. Wellicht kunnen we vragen of de heer Pechtold zelf
uitleg komt geven. Dan kunnen we alle vragen aan hem zelf stellen. Misschien is dat
een passende manier om daar verder op in te gaan.
De voorzitter:
Daar kan een voorstel voor worden gedaan in de procedurevergadering. Die is overmorgen.
Als u daar een voorstel voor indient, kunnen we dat doen. Zijn er andere vragen voor
mevrouw Hagen? Ja, er is een vraag van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
We hebben het net al gehad over het inkorten van het rijexamen, dus die vraag hoef
ik niet te stellen. Maar ik ben wel benieuwd hoe D66 aankijkt tegen bijvoorbeeld het
overnemen van de tussentijdse toetsen door een rijschoolinstructeur. Die worden nu
afgenomen door een examinator van het CBR. Dat kan natuurlijk heel erg helpen. We
praten wat de VVD betreft vandaag heel erg veel over de lange termijn, maar het gaat
er natuurlijk om dat we de achterstanden op korte termijn wegwerken. Daar moeten gewoon
maatregelen voor komen om te zorgen dat dat gaat gebeuren. Hoe kijkt D66 daarnaar?
Mevrouw Hagen (D66):
Het afschaffen van de tussentijdse toets is ook nog even langsgekomen. Ik denk dat
dat het laatste is wat we zouden moeten willen, want we willen er uiteindelijk voor
zorgen dat als de leerling naar zijn examen toe gaat, hij ook daadwerkelijk slaagt.
U had het zelf al over het slagingspercentage. Laten we de tussentijdse toets dus
behouden. Maar ik denk wel dat het heel wijs is om de meest vaardige mensen uit te
kiezen om dat oordeel te vellen.
De voorzitter:
Daarmee komen we bij collega De Hoop van de PvdA.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank u, voorzitter. Voordat ik begin, wil de fractie van de Partij van de Arbeid haar
waardering uitspreken voor de medewerkers van het CBR. Ik denk dat de rest van de
commissie dat ook met mij deelt, want zij hebben echt te maken met een enorme berg
werk. Ze maken gigantisch veel overuren om die weg te werken, dus volgens mij verdienen
ze daarvoor alle waardering.
Zelfs de mensen die eigenlijk al met pensioen waren, springen nu bij. Dit benadrukt
volgens mij het belang van een gezonde interne werkcultuur, waarin goed naar de medewerkers
wordt geluisterd. Mijn vraag aan de Minister is dan ook: hoe staat het met de uitvoering
van de verbeterpunten die in het eindverslag van de heer Eringa staan? We hebben schrijnende
gevallen gezien van beroepschauffeurs die hun beroep niet meer konden vervolgen en
van ouderen die door een verlopen rijbewijs hun zieke partner niet meer naar het ziekenhuis
konden brengen. Kan de Minister bevestigen dat er van dit soort gevallen geen sprake
meer is? En is er ook een meldpunt waar mensen terechtkunnen voor dit soort situaties?
Voorzitter. Honderdduizenden mensen moeten maanden wachten en hebben daardoor ook
vaak hogere kosten. Mijn grootste zorg gaat uit naar al die jongeren. Stel je eens
voor dat je nu een corona-eindexamenjaar hebt, dat je tijdens corona aan het hoger
onderwijs of het mbo begint en dat je vervolgens ook nog je rijlessen moet staken
en maandenlang moet wachten om je rijbewijs te halen. Collega Hagen stipte ook al
aan wat dat voor extra kosten met zich meebrengt. De financiële en mentale druk bij
die doelgroep baart mij enorm veel zorgen. Mijn vraag aan de Minister is: wanneer
verwacht u dat de achterstand wordt weggewerkt? En heeft het CBR voldoende financiële
steun om hierin voortvarend te werk te gaan? Wat de Partij van de Arbeid betreft mogen
er geen financiële belemmeringen zijn voor het CBR om dit probleem op te lossen. Het
CBR moet de ruimte krijgen om zelf keuzes te maken om de achterstand weg te werken.
In het herstelplan worden prima stappen gezet, maar toch knelt er nog één punt bij
mij waarvan ik echt denk dat het onverstandig is, namelijk het niet aanbieden van
faalangstexamens. Collega De Groot van de VVD stipte dat punt ook aan. Die examens
zijn er niet voor niks. Sommige mensen hebben daar nou eenmaal veel last van. Ik vermoed
dat zij daar nog veel meer last van hebben als het gevolg van niet slagen is dat je
vier maanden moet wachten voordat je weer aan de beurt bent. Dit speciale examen duurt
25 minuten langer, maar de kans dat mensen slagen is ook een stuk hoger. Dat bleek
in 2016 al uit onderzoek. Is het vanuit dit oogpunt niet verstandig om die faalangstexamens
wel in stand te houden? Het onderzoek waaraan ik refereerde, stamt uit 2016. Mijn
vraag aan de Minister is: is het nog steeds zo dat de slagingskans bij faalangstexamens
veel hoger is? Ik zou net als de VVD graag willen horen of de Minister in gesprek
is geweest met het CBR over faalangstexamens. Ik wil ook meteen mededelen dat wij,
afhankelijk van de reactie van de Minister, overwegen om een motie hierover in te
dienen, omdat wij dit van dusdanig belang vinden.
Het rapport-Roemer werd al een paar keer genoemd. Ik wil daar toch nog een paar punten
over kwijt, omdat dit elkaar heel erg raakt. Er ligt nu een concreet actieplan, waar
ook mevrouw Kaag ... Ik zei «mevrouw Kaag», maar ik bedoel mevrouw Hagen. Die is ook
van D66. Zij refereerde daar ook aan. We weten al jarenlang dat die problemen bestaan.
Een voorbeeld daarvan is de motie-Kuiken. Die is door mijn collega Attje Kuiken ingediend
in 2014. Daarin werd verzocht om, net als bij de binnenvaartsector, keurmerken en
klachtenmeldpunten te organiseren. Mijn vraag aan de Minister is: waarom is daar na
zeven jaar nog steeds niks aan gedaan? Mijn oproep aan de rest van de commissie, maar
ook aan de Minister, is om dit echt op te pakken.
De voorzitter:
En wat is uw slotzin? Want u zit op de vier minuten.
De heer De Hoop (PvdA):
Volgens mij moet er nu doorgepakt worden. Dat is mijn slotzin.
De voorzitter:
Daarmee komen we bij het CDA. Meneer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Dat «nu doorpakken» staat mij aan!
Wat het CDA betreft staat vandaag het nieuwe en grote probleem van het CBR centraal.
Dat zijn de reserveringstermijnen voor de examens. We hebben gezien dat door COVID-19
een grote groep aan kandidaten is ontstaan die langer moet wachten voordat zij aan
de rijopleiding kunnen beginnen en voordat zij examens kunnen doen. Met name jongeren
zijn hiervan de dupe. Dat is de groep die door de maatregelen rondom COVID-19 al erg
hard wordt geraakt of is geraakt. Het CDA vindt het verstandig dat het CBR met een
plan van aanpak Taskforce Examenafname is gekomen. Daar zitten verstandige zaken in,
zoals de capaciteitverhogende maatregelen. Maar kan de Minister aangeven in hoeverre
is getoetst of deze maatregelen inderdaad zullen leiden tot 63.000 extra examens in
2021?
Een ander belangrijk doel om de instroom te beperken, is het verhogen van de slagingspercentages.
Minder herexamens betekent immers meer capaciteit. Het CDA krijgt signalen dat de
stijging van het slagingspercentage van 4 procentpunt voor eind mei niet heel realistisch
is. De vraag is dan ook: hoe schat de Minister dit in? Welke instrumenten heeft het
CBR de rijschoolbranche meegegeven om dat daadwerkelijk te kunnen bereiken? Dat vroeg
ik me af. Die vraag leg ik ook bij de Minister neer. Want het CBR geeft aan dat als
de slagingspercentages eind mei onvoldoende zijn gestegen, het CBR kijkt naar maatregelen,
zoals het tijdelijk niet meer aanbieden van de tussentijdse toets en het faalangstexamen,
waar net al over gesproken werd, of het verhogen van de examenleeftijd. Het CDA zet
vraagtekens bij deze maatregelen van het CBR. Want deze maatregelen, zeker de tussentijdse
toets en het faalangstexamen, zijn in het verleden toch juist ingevoerd om het slagingspercentage
te bevorderen? Zie dit maar als een retorische vraag en eigenlijk ook als een vraag.
Het CDA wil meer onderzoek naar alle alternatieven om te bezien of het juiste pad
wordt ingeslagen. We stellen voor om onderzoek te doen naar een tijdelijk coronarooster,
waarin de examinator tijd wordt bespaard door het efficiënter inrichten van het voor-
en nagesprek, bijvoorbeeld door het voorgesprek tijdelijk te vervangen door een filmpje
of door bij een geslaagd rijexamen het nagesprek in te korten. Laat ik heel duidelijk
zijn: de examenrit van 35 minuten en het beantwoorden van enkele vragen over de auto
of de omgeving van de auto blijven wat ons betreft in stand. Met een verkorting van
bijvoorbeeld zes minuten, die je kunt vinden in het voor- en nagesprek, kan een examinator
een extra examen op een dag afnemen. We hebben begrepen dat dit zou kunnen binnen
de ministeriële regeling eisen praktijkexamens. Daar lopen we dus niet op vast. We
zijn niet de enigen. Het is niet uniek wat we bedacht hebben, want in Wallonië is
het examen blijkbaar ook al ingekort met vijf minuten. Kortom, hoe kijkt de Minister
tegen ons voorstel aan?
Voorzitter. Dan het toekomstige stelsel van de medische rijgeschiktheid. Vandaag heb
ik enkele vragen omdat de tijd te kort is om hier uitgebreid bij stil te staan. Het
CDA ziet wel wat in de richting van de SWOV om de keuring niet meer te koppelen aan
de leeftijd van 75 jaar, maar aan de fysieke gesteldheid. Een aantal mensen zullen
later gekeurd worden, maar veel mensen ook eerder. Is de Minister bereid te onderzoeken
hoeveel extra keuringen dit oplevert en wat de gevolgen zullen zijn voor het CBR?
Dan de wettelijke meldplicht. Die wordt in het rapport als een van de kansrijke alternatieven
gezien. De vraag die ik daarbij heb is: wat verwacht de Minister hierbij van de huisarts,
de behandelend specialist en de rijbewijsbezitter? En dan vraag ik met name: bij wie
ligt dan de aansprakelijkheid? Hoe kijkt de Minister aan tegen een mogelijke afmeldplicht
voor mensen bij wie het ziektebeeld onder controle of stabiel is? Bij een wettelijke
meldplicht zou het volgens het CDA makkelijker moeten worden voor het CBR om de periodieke
keuring of andere restricties van het rijbewijs af te kunnen halen, want veel mensen
zijn prima in staat zich aan te passen aan hun ziektebeeld en te leren leven en omgaan
met hun fysieke beperkingen. Ik wijs bijvoorbeeld op autisme of suikerziekte. Verplichte
keuringen of restricties zijn hierdoor soms onnodig of kunnen soms vernederend voelen
voor die personen. Is de Minister bereid dit te onderzoeken?
De voorzitter:
En uw slotzin is ...
De heer Geurts (CDA):
De slotzin is: het CDA vindt het positief dat de verplichte rijtest voor iedereen
met ADHD wordt afgeschaft. Zou dit ook kunnen voor mensen met autisme?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts. Dan gaan we naar de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Meneer De Hoop maakte een compliment aan de CBR-medewerkers. Ik
zou dat ook willen doen, maar ook aan de rijinstructeurs, want al deze mensen doen
elke dag hun uiterste best om mensen veilig de weg op te krijgen. Dat is een heel
belangrijke taak, maar toch zien we, met alle stukken die voorliggen, dat er ook gewoon
werk aan de winkel blijft.
Laat ik maar beginnen met het plan van aanpak examens. De SGP maakt zich grote zorgen
over de examenmaatregelen. Instructeurs vinden een 4% hoger slagingspercentage in
mei volstrekt niet realistisch. Het grote gevaar bestaat dat de goede instructeurs
gaan lijden onder de minder goede instructeurs. Dat zie je vaker in de samenleving,
tenminste dat de goeden lijden onder de kwaden. Ik heb daar een aantal Kamervragen
over gesteld, maar als ik de antwoorden zie, dan vind ik die onbevredigend. Mijn vraag
is dan ook: vanwaar de noodzaak voor deze dadendrang? Want een deel van de berekende
examenachterstand betreft nog niet geplande examens, die onder normale omstandigheden
hadden kunnen plaatsvinden. Maar rijscholen hebben de afgelopen tijd toch ook veel
minder rijlessen kunnen geven?
Ook het schrappen van de faalangstexamens zou volgens mij averechts werken, en het
verhogen van de leeftijdsgrens zou verschillende rijscholen in grote problemen brengen.
Laat ik het maar gewoon helder stellen: dit maatregelenpakket vind ik niet acceptabel.
Mijn vraag is of de tussentijdse toets ook niet afgenomen kan worden door ervaren
rijinstructeurs. En zijn er, parallel met wat het CDA net noemde, geen mogelijkheden
voor leerlingen die dit aankunnen, om het voorgesprek tijdelijk te vervangen door
een instructievideo? Dus mocht die motie komen, meneer Geurts, dan steunen we die
graag.
Dan ga ik over naar de medische geschiktheid. Het is goed dat er serieuze stappen
gezet worden om het stelsel voor medische rijgeschiktheid aan te pakken, zoals het ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, meneer Stoffer, is er een vraag van de heer De Groot van de
VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Meneer Stoffer, u noemt de mogelijkheid van het verkorten van de examens en het overhevelen
van de tussentoets. U zei net zelf al iets over de rol van de rijinstructeur, over
de goeden en de kwaden. Hoe kijkt u naar het voorstel van de VVD om de mogelijkheid
te onderzoeken van een collegiale toets om te bezien of een kandidaat al geschikt
is voor het laten afnemen van het examen? Wat vindt u van de mogelijkheid om dat tijdelijk
in te voeren, ten behoeve van het terugdringen van de wachtlijsten?
De heer Stoffer (SGP):
Ik vind dat in ieder geval een blijk van creatief meedenken. Maar ik zou dat graag
eerst bij de instructeurs zelf willen neerleggen. Zien zij het zitten om elkaar zo
te helpen? Ik waardeer iedere gedachte en ieder idee dat ervoor zorgt dat we dit probleem,
dat er gewoon is, kunnen tackelen en oplossen. Ik zou heel graag hebben dat er even
goed naar gekeken wordt, maar ik vind het idee op zich creatief en mooi. Complimenten
daarvoor!
Voorzitter. Dan ga ik door met mijn bijdrage. Ik was bij de medische geschiktheid,
en in dat kader had ik het onder andere over het afschaffen van de verplichte rijtest
voor alle beginnende automobilisten met ADHD. Mijn vraag is of de Minister het CBR-voorstel
om de keuring voor 75-plussers te vereenvoudigen, als serieuze variant gaat bekijken.
Wordt bij het overwegen van een eventuele meldplicht voor rijbewijshouders met een
risicovolle medische indicatie meegewogen dat zo'n meldplicht kan leiden tot zorgmijding?
Dat laatste moet wat mij betreft echt voorkomen worden. Gaat Nederland ook het goede
voorbeeld van Finland en Zweden volgen en beroepschauffeurs pas vanaf 45 jaar periodiek
keuren? De Europese rijbewijsrichtlijn biedt deze ruimte en volgens mij zitten de
problemen praktisch niet bij jonge chauffeurs. Ik ben zelf 46, dus ik weet hoe gezond
je over het algemeen tot je 45ste kunt zijn.
Eringa constateerde dat het CBR achterover leunt als een klant in actie moet komen
om een keuringsarts in te schakelen. Hij pleit voor een meer proactieve opstelling
als ketenregisseur en voor een toegewijd netwerk van keuringsartsen. Ik hoor te veel
klachten over de opstelling van keuringsartsen. Alleen digitalisering is volgens mij
niet voldoende. Mijn vraag aan de Minister is of zij wil zorgen voor een meer proactieve
opstelling. Het CBR gaf richting de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties aan
dat de wettelijke kaders onvoldoende ruimte geven voor het meewegen van persoonlijke
omstandigheden of uitzonderingen die de wetgever niet heeft voorzien. Wil de Minister
kijken hoe we hier met het oog op de menselijke maat in mee kunnen bewegen? Eringa
heeft ook aangegeven dat bij het CBR fundamentele veranderingen nodig zijn in management
en bedrijfscultuur. Ik hoor graag wat de resultaten van het afgelopen jaar zijn geweest.
Voorzitter. Tot slot wijs ik toch nog even op het rapport van de heer Roemer, want
dat legt de vinger op een heel aantal zere plekken. Het is verbazend eenvoudig om
rijinstructeur te worden. Het risico bestaat dat mensen instromen die het vooral om
het geld doen. Dat is op zich helemaal niet verkeerd, maar wat mij betreft mogen de
instroomeisen gewoon omhoog. Wat daarbij van belang is, is dat rijinstructeurs niet
opgezadeld worden met administratieve rompslomp. Want ik wil geen certificatensneeuwbal
met een verdienmodel voor instituten, die instructeurs, ook de goede instructeurs,
hun professionele vrijheid ontneemt.
Volgens mij zit ik daarmee op mijn tijd. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan is het woord aan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Nederlandse rijschoolhouders hebben een ontzettend zware tijd
gehad: maanden thuis gezeten, niks verdiend en daarbij ook nog eens een veel te karige
uitkering, waar door de partnertoets vaak niks van overbleef. De kosten liepen gewoon
door, rijscholen gingen over de kop en moesten hun spaargeld opeten. Mijn eerste vraag
aan de Minister is: welke maatregelen is zij voornemens aanvullend te nemen voor extra
hulp aan de rijscholen die enorm geraakt zijn, en om een doorstart te bieden aan rijscholen
die heel hard zijn geraakt door de coronacrisis?
Voorzitter. Vanwege de lockdown kampt het CBR met een enorme achterstand van theorie-
en praktijkexamens. Het gaat om honderdduizenden examens. Dat is in de eerste plaats
een ramp voor al die mensen die graag hun rijbewijs willen halen en nu niet aan de
bak komen, voor al die jongeren die mobiel en vrij willen zijn. Daarom moeten die
achterstanden weggewerkt worden. Maar DENK kan zich niet vinden in de maatregelen
die het CBR op dit moment voorstelt. De plannen van het CBR maken het voor rijschoolhouders
in deze enorm zware tijd namelijk nog moeilijker en zijn voor al die jongeren die
hun rijbewijs willen halen, op heel veel vlakken een grote klap.
Ik noem bijvoorbeeld het plan om alleen 18-plussers nog examen te laten doen als de
slagingspercentages de komende tijd niet voldoende stijgen. Voor jongeren is dat een
ramp. Voor veel rijschoolhouders zou dit betekenen dat omzet verloren gaat. Deelt
de Minister de opvatting dat dit plan een nieuwe financiële strop zal zijn voor rijschoolhouders?
Hoe is de Minister bereid dit te compenseren als dit doorgaat, wat DENK niet zou willen?
Hoe denkt de Minister dat rijscholen die al aangeschafte pakketten hebben met die
groep, die vervolgens geen examen kan doen, dat geld vervolgens moeten terugbetalen?
Dat is toch onmogelijk? Op al deze punten graag een heldere reactie van de Minister.
Wij overwegen op dit punt een motie.
Voorzitter. Ook wil het CBR het slagingspercentage laten stijgen door maatregelen
te nemen om de instroom te beperken. DENK zet er ten eerste grote vraagtekens bij
of die maatregelen überhaupt uitvoerbaar zijn. Graag een reactie van de Minister.
Daarnaast is ook dit een financiële klap voor ondernemers die dan geen kandidaten
kunnen laten afrijden. Het slagingspercentage zal alleen maar verder dalen als het
CBR ook nog eens het faalangstexamen en de tussentijdse toets afschaft. Als het faalangstexamen
er niet meer is, raakt dat een groep heel hard. Graag een reactie van de Minister
op al deze zorgen.
Voorzitter. DENK is dan ook tegen deze plannen, die rijschoolhouders hard raken en
die ook jongeren die een rijbewijs willen halen, hard raken. DENK wil dat er voor
die rijschoolhouders op wordt gekomen en dat er geen maatregelen worden genomen die
jongeren die hun rijbewijs willen halen, verder op achterstand laten raken. Waarom
kunnen we niet nog meer extra capaciteit bij het CBR inhuren? Het CBR kan ook tienduizenden
examens extra per jaar afnemen als het alle kleine maatregelen die het nu te weinig
vindt opleveren, zou doorvoeren. Dat zijn twaalf maatregelen. De fractie van DENK
is het eens met het voorstel om na te denken over het inkorten van het eindgesprek.
Dat lijkt me een zinvol voorstel.
Voorzitter. Er zijn alternatieven mogelijk. Op grond daarvan hoeven we niet deze draconische
maatregelen te nemen die nu in het plan staan.
Voorzitter. Dan het punt over taxichauffeurs. De taxibranche lijdt enorm onder corona
en de maatregelen in de lockdown én lijdt onder belastingmaatregelen, zoals het afschaffen
van de BPM-vrijstelling. Door de partnertoets zijn de steunmaatregelen voor taxichauffeurs
onvoldoende om hun hoge lasten, zoals verzekeringen en lease, te betalen.
De voorzitter:
En uw slotvraag daarover is? De tijd gaat zo snel, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dan heb ik nog twee korte slotvragen, met uw welnemen. De eerste slotvraag is: is
de Minister bereid om aanvullende gesprekken te voeren met leasemaatschappijen en
verzekeringsmaatschappijen om taxichauffeurs tegemoet te komen? Twee: het advies van
de commissie-Roemer. Negentien maatregelen die in dat rapport staan, leiden tot hogere
kosten voor de consument. De fractie van DENK overweegt een motie in te dienen om
dat te voorkomen. Graag een reactie daarop van de Minister.
Dank voor de coulance, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is aan de leden hier. Dan is er een vraag van de heer Stoffer voor de heer Van
Baarle.
De heer Stoffer (SGP):
Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe de heer Van Baarle de taxichauffeurs tegemoet zou
willen komen. Misschien kan hij daar iets meer op ingaan.
De heer Van Baarle (DENK):
Ten eerste zou de fractie van DENK er een enorm groot voorstander van zijn dat deze
Minister bij haar collega's gaat bepleiten dat de partnertoets van de baan gaat, zodat
taxichauffeurs gewoon een eerlijke tegemoetkoming krijgen in deze moeilijke tijd.
Ten tweede zouden wij het van ongelofelijk groot belang vinden dat de Minister op
een dwingendere en daadkrachtigere manier het gesprek aangaat met leasemaatschappijen
en verzekeringsmaatschappijen, omdat wij van taxichauffeurs op dit moment heel veel
verhalen horen dat die coulance, waarvan de Minister zegt dat ze denkt dat die betracht
wordt, niet betracht wordt. Taxichauffeurs moeten in deze moeilijke tijd enorm hoge
verzekeringskosten en leasekosten ophoesten, wat gewoon niet te doen is. Dank voor
de vraag.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, dank u wel. Het CBR is typisch zo'n overheidsorganisatie waar bijna alle
Nederlanders een-op-een mee te maken krijgen, en bovendien op een belangrijk moment
in hun leven. Voor de meeste mensen hoort het toch wel een beetje bij volwassen worden:
je rijbewijs halen. Een belangrijke organisatie als deze hoort klantvriendelijkheid
dus hoog in het vaandel te hebben staan. Daarom zijn wij bijvoorbeeld blij om te lezen
dat de meeste mensen op tijd een reactie krijgen van het CBR, gemiddeld binnen een
week of twee. Wij hebben daarom veel lof voor de duizenden mensen die daar werken.
Maar vanwege de coronacrisis en de lockdown heeft de klantvriendelijkheid ook wel
een klap gekregen. Er is een grote achterstand ontstaan. Het is goed dat het CBR het
aantal examinatoren uitbreidt en ruimere openingstijden hanteert, maar dat is simpelweg
onvoldoende. Een belangrijke manier om dat stuwmeer wel weg te kunnen werken, is natuurlijk
door het slagingspercentage op te krikken. Dat zien wij allemaal in. Met een gemiddeld
slagingspercentage van 50% is daar gewoon veel te winnen. Maar laat het glashelder
zijn: wat de SP betreft mag dat niet ten koste gaan van de verkeersveiligheid. Ik
heb vandaag ook wel een aantal voorstellen gehoord waarvan ik mij afvraag of dat wel
goed gaat. Met andere woorden: de lat van de examens mag niet omlaag. Het geheel schrappen
van examens, dus ook de tussentijdse examens en de faalangstexamens, is wat ons betreft
niet verstandig. De Minister zegt dat die toetsen wél geschrapt worden als rijschoolhouders
hun slagingspercentage niet omhoog krijgen. Is dat wel verstandig, vragen wij ons
af. Leiden die toetsen juist niet tot een hoger slagingspercentage aan het einde?
Of die examens werken niet, ook niet voor het opkrikken van de slagingspercentages.
We kunnen er dan gewoon geheel vanaf. Of de examens werken wel, maar dan gaat het
tijdelijk schrappen daarvan ook niet helpen in het verkorten van de wachtrijen.
De voorzitter:
Meneer Alkaya, u heeft een vraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
De heer Alkaya gaf aan dat hij vandaag een aantal voorstellen heeft gehoord die de
verkeersveiligheid in zijn beleving weleens niet zouden kunnen bevorderen; wat een
formulering, hè? Maar ik ben eigenlijk benieuwd welke voorstellen dat zijn. Zou hij
die op kunnen noemen? Want ik heb volgens mij veel ideeën gehoord, maar niet veel
waarvan ik denk dat ze de verkeersveiligheid negatief gaan beïnvloeden. Dus ik hoor
dat graag.
De heer Alkaya (SP):
Ik ben er nog niet van overtuigd dat het overhevelen van taken van examinatoren aan
rijschoolinstructeurs niet ten koste zal gaan van de verkeersveiligheid. Ik heb daar
echt mijn vraagtekens bij. Als de Minister die zorg kan wegnemen, dan wil ik mij best
laten overtuigen, maar ik kan niet bij voorbaat zeggen dat het net zo goed is als
we die rijschoolinstructeurs, die ervaren mensen, ook examens laten afleggen. Daar
ben ik bij voorbaat gewoon niet van overtuigd.
De heer Stoffer (SGP):
Van de voorstellen die we tot nu toe hebben gehoord is er dus eigenlijk één dat de
verkeersveiligheid niet bevordert, niet meer dan dat? Gaat het er met name om of dit
geschikte mensen zijn om dat te doen?
De heer Alkaya (SP):
Ja, daar gaat het met name om. De heer Stoffer heeft dat gezegd en de VVD-fractie
heeft dat ook gezegd. Dus ik heb voorstellen in die richting meerdere malen gehoord.
Ik ben daar dus nog niet van overtuigd. Ik ben benieuwd hoe de Minister daartegen
aankijkt.
De voorzitter:
Dan vervolgt de heer Alkaya zijn betoog. Hij heeft nog twee minuten.
De heer Alkaya (SP):
De Minister zegt ook dat de verkeersveiligheid niet mag lijden onder die maatregelen.
Maar droegen die tussentijdse toets en die faalangstexamens dan niet bij aan de verkeersveiligheid
en de slagingspercentages? Hoe zit dat dan? Wat levert het dan op als we die tijdelijk
zouden schrappen?
Ik wil de Minister ook vragen welke andere mogelijkheden zij ziet om wel winst te
boeken, bijvoorbeeld in het theoretische deel – dan kijk ik naar de CDA-fractie –
door het inkorten van de gesprekken vooraf en achteraf, maar dan kijk ik ook naar
het tijdelijk schrappen van de Engelstalige theoretische toets. Daarvoor kijk ik naar
de CDA-fractie. Zou dat ook tijdswinst opleveren? Kunnen we dat niet tijdelijk overwegen?
Als het CBR de examenleeftijd tijdelijk omhoog zou gooien naar 18 jaar, zou het daarmee
ook heel veel jongeren teleurstellen, en dat is precies de leeftijdscategorie die
al zo hard geraakt wordt door de coronacrisis, bijvoorbeeld omdat deze jongeren ook
veel tijd op school en veel sociale contacten hebben verloren. Is de Minister het
met ons eens dat dit vermeden moet worden?
Wat de SP betreft ligt dus op middellange termijn de oplossing in het verbeteren van
de rijlessen en in het aanpakken van de misstanden in de sector, dus het wegwerken
van de rotte appels. Dit zijn de rijscholen die ver onder dat gemiddelde slagingspercentage
van 50% zitten, die mensen onnodig vaak een examen laten afleggen, waardoor mensen
onnodig vaak op kosten worden gejaagd voor zo'n examen, en waardoor dus ook de werkdruk
bij het CBR wordt verhoogd. In het rapport van de heer Roemer zien wij hele goede
aanbevelingen om dit aan te pakken en de kwaliteit van de rijlessen te verbeteren.
Wij zien dus ook graag de reactie van de Minister tegemoet, om hier een gedegen debat
over te kunnen voeren. We zouden daarbij ook de heer Roemer kunnen uitnodigen om ons
bij te praten, naast een advies van de Minister. Vervolgens zouden we hier het liefst
nog met een missionair kabinet een beslissing over nemen. Ik vind het te voorbarig
om hier vandaag definitieve beslissingen over te nemen. Wij krijgen dus het liefst
een reactie van de Minister, maar niet vandaag mondeling, maar gewoon schriftelijk.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Voordat we verdergaan met de laatste spreker, gaan we naar de heer
Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Ik zat nog even na te denken over wat de heer Alkaya aangaf over de theorie-examens.
Volgens mij hebben we er zo'n 305.000 staan. Weet de heer Alkaya toevallig hoeveel
er daarvan Engelstalig zijn? Want hij sprak er net over om die te laten vervallen,
omdat dat zou helpen. Ik las in de stukken dat er zo'n 140% capaciteit is gemaakt
in het afgelopen jaar. Ik ben wel nieuwsgierig wat het laten vervallen van de Engelstalige
examens kan bijdragen aan het verkorten en wat de gevolgen ervan zouden zijn.
De heer Alkaya (SP):
Wij zien vandaag iets bijzonders, namelijk een D66-fractie die zegt «laat de uitvoering
aan de uitvoeringsorganisaties» en een CDA-fractie die zo diep de uitvoering ingaat
dat zij zelfs spreekt over het aantal minuten waarmee de gesprekken ingekort zouden
moeten worden. Ik zat daar met mijn voorstel eigenlijk tussenin. In dat kader heb
ik een vraag gesteld aan de Minister. Draagt het tijdelijk schrappen van Engelstalige
theoretische examens ook bij aan het wegwerken van het stuwmeer? Daarom zou ik wel
willen denken in de richting van wat de CDA-fractie zegt, namelijk het schrappen van
onderdelen van het theoretische deel, dus het theorie-examen en gesprekken vooraf
en achteraf, maar wil ik niets zeggen over het aantal minuten en over welke gesprekken
dat precies zijn. Daarom geef ik een wat bredere vraag mee aan de Minister, zodat
ik daarna een definitief oordeel kan vellen. Het CDA heeft blijkbaar al een motie
klaarliggen met daarin het aantal minuten waarmee die gesprekken ingekort zouden moeten
worden. Als de heer Geurts dat zo goed weet, dan vind ik dat knap van hem. Ik heb
eerst nog wat vragen aan de Minister.
De voorzitter:
De laatste vraag in deze ronde van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik denk dat we de vraag die ik aan u stel moeten doorgeleiden naar de Minister. Om
welke aantallen gaat het? Als beginneling in deze commissie en bij het CBR dacht ik
«laat ik me er eens goed in verdiepen», dus ik heb een aantal dagen al die stukken
zitten lezen om het goed tot me te nemen. Zo kan ik de Minister en daarmee het CBR
controleren. Dank voor uw opmerkzaamheid. Ik kwam met die precieze minuten omdat ik
dacht dat ik anders in deze commissie te horen zou krijgen: leuk dat u dit doet, meneer
Geurts, maar hier gaat de rijveiligheid aan ten onder. Daarom dacht ik: laat ik dan
maar precies uitwerken hoe het zou kunnen, want dan hebben we die discussie in ieder
geval niet.
De heer Alkaya (SP):
Hoeveel vertrouwen ik ook heb in de heer Geurts, ik kan me ook voorstellen dat hij
zich laat overtuigen door de Minister dat het vijf of zeven minuten moet zijn, al
naar gelang hetgeen er uit haar gesprek met het CBR komt. Ik zit gewoon nog niet op
zo'n concreet niveau als de heer Geurts. Daarom wacht ik de antwoorden van de Minister
af.
De voorzitter:
Er is ook een vraag van de heer De Hoop van de PvdA.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik hoorde de heer Alkaya over verkeersveiligheid. Ik vind het goed dat hij dat punt
aanstipt. Mijn vraag aan hem is of hij de motie-Kuiken kent die ik net benoemde. Daarin
wordt een oproep gedaan voor een gezamenlijk keurmerk en een klachtenmeldpunt voor
rijschoolhouders, net als in de binnenvaartsector. Zou de heer Alkaya dat ook een
goed voorstel vinden, juist voor deze sector?
De heer Alkaya (SP):
Ik ken de motie niet, maar keurmerken zijn toch vaak een vorm van zelfregulering.
De heer Roemer is nou juist met een advies gekomen waarin hij vraagt om een commissie,
een autoriteit op dit gebied, om ook toezicht te houden. Dan hebben we het niet over
keurmerken, maar over eisen die aan rijlessen gesteld worden en een toezichthouder
die daarop gaat toezien. De discussie over de toekomst van de sector moeten we nog
hebben wat mij betreft. Daarin wil ik best nadenken over de ideeën die de heer De
Hoop, de PvdA-fractie en mevrouw Kuiken daarbij hebben, maar als het neigt naar zelfregulering
van de sector, zou ik toch de voorkeur hebben voor gewoon normen en een autoriteit
die daar toezicht op houdt.
De voorzitter:
Daarmee is die vraag beantwoord en komen we bij de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik wilde even ingaan op het punt van de verkeersveiligheid. Daar staat de VVD natuurlijk
ook helemaal voor. We hebben vandaag een aantal vragen aan de Minister gesteld, onder
andere over het inkorten van de examens, het tussentijds afnemen van een toets door
een rijinstructeur en waar mogelijk ook een collegiale toets door rijinstructeurs
onderling. Dat zijn allemaal maatregelen die wij opgehaald hebben, waar wij over nadenken
en waarover wij vragen hebben aan de Minister. Wat zouden deze dingen kunnen bijdragen?
Wij denken er ook over om dat eventueel in een motie te gieten en aan de Minister
mee te geven: ga daarover in gesprek met de branche om te kijken wat de bijdrage kan
zijn aan het verkorten van de wachttijden, zonder dat de verkeersveiligheid in het
gedrang komt. Hoe kijkt u daarnaar?
De heer Alkaya (SP):
Ik ben daar dus sceptisch over. Dat heb ik net ook tegen de heer Stoffer van de Staatkundig
Gereformeerde Partij gezegd. Ik ben er niet bij voorbaat van overtuigd dat dat niet
ten koste zou gaan van de verkeersveiligheid. Als de VVD-fractie er aanwijzingen voor
heeft dat rijinstructeurs met een soort collegiale toets die examens en tussentijdse
examens net zo goed zouden kunnen doen als examinatoren bij het CBR, dan zie ik die
tegemoet en moet ik me daardoor laten overtuigen, maar ik denk dat het wél ten koste
zou gaan van de verkeersveiligheid. Ik heb nog geen informatie gezien die me van het
tegendeel heeft overtuigd.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik liet de woorden van de heer Alkaya over het al dan niet meteen of pas bij een missionair
kabinet ingaan op dat rapport nog even bezinken. Ik denk dat wij elkaar helemaal kunnen
vinden, want mijn motie roept er juist toe op om nu al verkennend te bekijken wat
er daadwerkelijk nodig is zodra de formatie is afgerond. Ik denk dat wij een heel
eind elkaars kant op bewegen.
De heer Alkaya (SP):
Wellicht komen we er in tweede termijn dan toch uit met mevrouw Hagen. We zullen het
meemaken met z'n allen.
De voorzitter:
Volgens mij was u aan het eind van uw betoog. U bent klaar, toch? Dan gaan we door
met collega Madlener van de PVV.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Voordat er corona heerste, was het eigenlijk al slecht gesteld
bij het CBR. Ik heb al gezegd dat de heer Pechtold destijds is aangesteld om daar
puin te ruimen. Het is voor mij heel moeilijk om nu vast te stellen welke problemen
er door corona bovenop zijn gekomen en of het CBR nu inmiddels naar behoren functioneert.
Eigenlijk is dat heel moeilijk uit de stukken op te maken. Ik vind dat heel lastig
om te beoordelen. Hoeveel extra examinatoren zijn er aangesteld? De wachtlijsten waren
al te lang en nu zijn die natuurlijk helemaal opgelopen. Ik ben ook wel blij dat alle
woordvoerders hier zeggen dat dit moet verbeteren. Het moet klantvriendelijker. Je
moet sneller kunnen afrijden. En ook de kosten voor de klanten mogen niet oplopen.
De rijexaminatoren hebben het ook zwaar. Er wordt veel meegedacht bij de oplossingen.
Ik vind het goed om te horen dat dit van zo veel partijen komt, want het halen van
je rijbewijs is natuurlijk essentieel voor je ontwikkeling, voor je vrijheid. Ouderen
dreigen ook hun rijbewijs kwijt te raken en dat heeft een zeer grote impact.
Mij heeft het wel verbaasd dat het CBR toch erg snel heeft gekozen voor het afknijpen
van de examens. Een examen met 17 jaar is eigenlijk wel een succes geweest. Dat willen
we ook zo houden. De faalangstexamens zijn altijd zeer belangrijk voor de mensen die
het heel moeilijk hebben, dus voor mensen die hun rijbewijs niet kunnen halen. Ik
ken toevallig een oudere persoon voor wie dit zeer grote impact heeft. Zonder rijbewijs
ben je toch erg beperkt in de tegenwoordige tijd. Die faalangstexamens zijn dus zeer
belangrijk voor sommige mensen. Die moeten we zeker in stand houden.
De oplossing is natuurlijk alle hens aan dek en creatief denken hoe je zo veel mogelijk
capaciteit voor die examens kan genereren. Ik vraag mij echt af of daar echt het uiterste
uitgeperst is door CBR. Is er echt alles aan gedaan, bijvoorbeeld ook qua overwerken?
Over het bekorten van de examens hebben we nu al een voorstel van het CDA. Is het
aantrekkelijk voor de examinatoren om een dag extra examens af te leggen? Hoeveel
examens nemen ze eigenlijk af op een dag? Het lijkt me best een goed idee om de rijschoolhouders
in te zetten als tijdelijke examinator. Is dat onderzocht? Gaat de Minister daarin
meedenken? Wanneer kunnen we daar resultaat van verwachten?
Wat is eigenlijk de ambitie? Hoelang is een redelijke wachttijd voor een rijexamen?
Dat is hier al jaren ter sprake gekomen, ook voor corona. Mijn gevoel zegt me dat
vier weken een redelijke termijn is. Daar kun je op anticiperen als rijschoolhouder,
want dan heeft de kandidaat nog wat tijd en kan die nog een aantal lessen volgen.
Is dat een redelijke ambitie? Wanneer zou die bereikt kunnen worden in deze coronatijd?
De coronatijd is gelukkig bijna afgelopen, dus ik neem aan en hoop dat men straks
weer op volle toeren aan de slag kan. Ik wil niet te veel op de stoel van de heer
Pechtold gaan zitten. Ik heb mijn medewerker, mijn nieuwe medewerker, gevraagd om
eens uit te zoeken wat de heer Pechtold nu bereikt heeft. In tegenstelling tot wat
D66 hier zegt, zei hij: dat was eigenlijk niet eens zo verkeerd; mijn medewerker was
er niet negatief over. Ik hoop dat de Minister kan beamen dat het CBR inmiddels toch
een betere organisatie is dan het jarenlang geweest is. Ik hoop dat wij met z'n allen
heel snel uit dit stuwmeer kunnen komen. Ik vraag de Minister dan ook om een inschatting
te maken van hoelang dit gaat duren. Wanneer zijn we bij die vier weken wachttijd?
Dan heb ik nog één opmerking over de commissie-Roemer.
De voorzitter:
Wel kort, hoor, want u bent door tijd heen.
De heer Madlener (PVV):
Ik maak me zorgen over de betaalbaarheid van de examens. Ik hoop dat de meerderheid
in dit parlement die zorg deelt. Ik overweeg om straks een motie in te dienen op dat
punt.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even rond of er nog vragen zijn. Dan komen we aan het eind van
de eerste termijn van de Kamer en gaan we tien minuten schorsen. Laat ik maar gewoon
tot twintig voor drie schorsen, want dan zijn er ook nog wat minuutjes tijd om heen
en weer te lopen. Ik kom uit het noorden. Bij ons zeggen we: twintig voor. Welcome
in the north!
De vergadering wordt van 14.28 uur tot 14.40 uur geschorst.
De voorzitter:
We hebben het vandaag over het CBR. De Minister begint aan haar beantwoording. De
leden hebben weer vier vragen waarover ze kunnen beschikken in deze ronde. Ik geef
het woord aan de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Goed om u hier weer terug te zien, voorzitter, als vertrouwd
gezicht als voorzitter van deze commissie. Ik zie ook heel veel nieuwe gezichten,
mensen die weer terug zijn van weggeweest in een commissie of mensen die hier al wel
waren, maar met een andere portefeuille. Het is volgens mij een heel mooie mix van
enthousiaste, nieuwe Kamerleden, zo heb ik mogen vernemen uit hun inbreng in de eerste
termijn. Ik zie uit naar een goede samenwerking. We weten in een demissionaire tijd
natuurlijk niet hoelang dit duurt, maar ik stel voor dat we er samen het beste van
gaan maken.
Misschien meteen al even op hoofdlijnen, noem ik het volgende. De demissionaire status
betekent natuurlijk wel wat. Als mij gevraagd wordt om een opvatting, dan heb ik die
altijd, zo kan ik u geruststellen. Of ik die nu op dezelfde manier met u kan delen
als in de missionaire status, is echt wel de vraag. Maar goed, dat zullen we bij de
verschillende onderdelen wel met elkaar bespreken.
Voorzitter. Dingen blijven soms ook hetzelfde, zoals het feit dat ik de beantwoording
nu weer in blokjes heb opgeknipt. Dat is denk ik voor de leden ook makkelijk om te
weten. Ik zal eerst iets zeggen over het plan van aanpak van het CBR. Dan gaat het
over de Taskforce Examenafname en alles wat daaromheen zit. Dan heb ik een blok over
de medische rijgeschiktheid. Dan zijn er nog diverse losse onderwerpen aangekaart,
die ik maar even oneerbiedig in het blok «overig» zal benoemen.
Ik zou graag willen beginnen met het overbrengen van de complimenten aan al die medewerkers
bij het CBR. Een aantal van u hebben het ook gezegd: daar is in de afgelopen tijd
van bijzondere covidomstandigheden met heel veel onzekerheid en zorgen voor de mensen
zelf, toch keihard gewerkt om weer mooie stappen vooruit te zetten. Dat geldt overigens
natuurlijk ook voor de rijinstructeurs en voor de rijschoolhouders. Het is terecht
dat dat door de Kamer werd opgemerkt. Ik zou ook zeer willen onderstrepen dat we met
elkaar heel goed kunnen invoelen hoe zwaar die mensen het hebben en hoe onzeker hun
financiële situatie is. Het is bepaald niet makkelijk om in deze omstandigheden te
moeten functioneren met je bedrijf of om zorgen te moeten hebben over je baan. Dat
geldt natuurlijk voor heel veel sectoren, maar zeker ook voor de beroepsgroep waar
we het hier over hebben.
Ik zou dan toch ook nog complimenten willen maken aan een groep waar u nog geen complimenten
aan hebt gemaakt, namelijk de ambtenaren bij ons op het ministerie. Die hebben in
de afgelopen tijd toch ook in coronaomstandigheden heel erg hard hun best gedaan om
in de oplossingsstand te komen. U krijgt natuurlijk al die brieven te zien, maar er
is in covidtijd extra veel werk aan de winkel geweest. Ik noem allerlei coulancemaatregelen
en vergelijkingen met hoe het Europees zit. Ze werken eraan om steeds weer de nodige
maatregelen te nemen en zo goed mogelijk mee te denken met mensen die een rijbewijs
moeten halen, maar ook met de rijscholen, om – voor zover dat gaat – zo soepel mogelijk
door deze periode heen te komen.
We hebben tijdens de covidperiode natuurlijk ook gezien dat het door de lockdown een
hele periode lang niet mogelijk was om rijlessen te nemen dan wel examens af te leggen.
Dat heeft ertoe geleid dat de reserveringstermijnen bij het CBR zijn opgelopen. Ik
hecht er wel aan om nog even in de richting van de heer Madlener mee te geven dat
de reserveringstermijnen vóór de eerste lockdown binnen de kritische prestatie-indicatoren,
en dus binnen de afspraken, waren. Ik weet nog dat dat hét onderwerp van gesprek was
in een periode waarin ik zelf in de Kamer zat en u in de commissie. Ik kan u melden
dat we aan het begin van mijn mandaat, in het eerste halfjaar, konden constateren
dat dat probleem was opgelost. Vanaf dat moment zijn de reserveringstermijnen voor
de examens eigenlijk nooit het probleem geweest. Toen is het probleem met de medische
rijgeschiktheid ontstaan. Daar zijn we de afgelopen periode eigenlijk ook heel druk
mee geweest. Ik hecht er dus wel aan om te zeggen dat die reserveringstermijnen voor
de examens vóór covid eigenlijk weer binnen de termijnen waren.
De heer Madlener (PVV):
U zegt «binnen de termijn», maar hoelang is die termijn ook alweer, als ik het mag
vragen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zeven weken, dus niet de vier weken die u had.
De heer Madlener (PVV):
Nee.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We hebben met elkaar afgesproken dat we dat als prestatie-indicator hanteren.
We zijn het er volgens mij allemaal over eens dat we graag willen dat de examencapaciteit
maximaal ingezet kan worden. Iedereen wil graag dat de achterstand die is opgelopen
zo snel mogelijk weer wordt ingelopen. U zegt het allemaal: een rijbewijs is gewoon
ontzettend belangrijk voor de vrijheid en de mobiliteit van mensen, en soms ook voor
een baan. Er is ons dus alles aan gelegen om dat snel weer op de rit te krijgen. Zeker
bij het CBR is alle inzet daar ook op gericht. Op korte termijn is er uitzicht op
ongeveer 100 extra examinatoren. Er wordt heel veel overgewerkt. Mensen werken langer
door na hun pensioen. Soms komen mensen die al met pensioen waren weer terug, voor
een hele week of voor deeltijd.
We hebben het natuurlijk ook over de hogere slagingspercentages; daar kom ik straks
nog wat uitgebreider op terug. De bedoeling daarvan is natuurlijk dat je minder herkansingen
krijgt. Er zijn rijscholen met een slagingspercentage van 20%. Dan moeten mensen dus
vijf keer examen doen. Dat wil je niet. Dan kun je beter een of twee keer wat langer
lessen en het dan gewoon halen, dan vijf keer beslag leggen op z'n ... Dat is de grondgedachte
die we denk ik ook met elkaar delen. We zullen zo meteen nog wel iets verder over
de details komen te spreken. Er wordt dus volop gewerkt aan meer examencapaciteit.
Die acties lopen nu allemaal al. Die zijn al in gang gezet.
Het CBR heeft ook het volgende aangegeven. Wanneer het onvoldoende blijkt te zijn,
dus wanneer die reserveringstermijnen niet binnen de gestelde termijnen te houden
zijn en het onvoldoende zoden aan de dijk zet, zal het CBR tijdelijk, en echt met
de nadruk op «tijdelijk» – al die maatregelen kunnen hooguit tijdelijk zijn – bepaalde
noodmaatregelen achter de hand hebben. Eind mei zal voor het eerst de balans opgemaakt
worden en kijken we waar we dan staan. Uiteraard zeg ik uw Kamer ook toe dat wij u
nauwgezet op de hoogte zullen houden van de voortgang van het plan van aanpak, via
de maandelijkse rapportage. Die was daar oorspronkelijk niet voor bedoeld. Die zag
op de medische rijgeschiktheid, maar we hebben haar toch, dus ik denk dat het handig
is dat we dat instrument nu ook gebruiken om u ook maar meteen maandelijks op de hoogte
te houden van dat plan van aanpak. Het CBR verwacht zelf dat met dit plan de reserveringstermijnen
volgend jaar, dus in 2022, weer binnen de prestatie-indicatoren kunnen zitten.
Misschien nog één opmerking vooraf. Er is ook het een en ander opgemerkt over de theorie-examens,
die nu vanwege de covidsituatie nog niet mogelijk zijn. De beroepsexamens zijn overigens
wel mogelijk. Die hebben we gelukkig al eerder mogelijk kunnen maken, maar de grote
bulk aan B-examens nog niet, dus die reserveringstermijnen zijn nog steeds iedere
dag aan het oplopen. Maar we zitten wel op het vinkentouw. Er werd ook een beroep
op mij gedaan: Minister, kom op voor deze sector. Zodra het ook maar enigszins kan,
komt bij versoepelingen vanuit ons ook de vraag om die theorie-examens heel snel weer
op te pakken.
Voorzitter. Dat waren een paar algemene woorden. Dan zal ik in dit blok over het plan
van aanpak graag wat gerichter reageren op de vragen die daarover gesteld zijn. Vooraf
zeg ik dat we natuurlijk hopen dat al die maatregelen die in het plan van aanpak staan
onder «tijdelijk», niet nodig zullen zijn en dat de slagingspercentages voldoende
omhooggaan.
Ieder van u heeft zorgen geuit over het vervallen van de tussentijdse toets. U noemde
ook bijna allemaal het faalangstexamen. Toen ik het plan van het CBR voor het eerst
zag, was mijn reactie precies dezelfde, van: dat moet je niet willen. En als we het
enigszins kunnen vermijden, zullen we het ook liever niet doen. Het zit echt in de
categorie noodmaatregelen als je niet op andere mogelijke manieren dat stuwmeer weg
weet te werken en in te lopen. Het slagingspercentage bij mensen die een tussentijdse
toets hebben gedaan, is inderdaad 10% hoger, maar deze effecten zijn wel door het
CBR meegewogen in hun plannen. Ik zou nog wel in herinnering willen roepen dat er
een aanbod is gedaan door het CBR om een technische briefing te organiseren over hoe
ze dat allemaal precies gewogen hebben. Ik begrijp overigens dat vanwege de wisseling
van de wacht tussen beide Kamers het misschien wat ingewikkeld was om daarbij te zijn,
maar ik zou u toch nog een keer dat aanbod onder de aandacht willen brengen dat het
CBR en de heer Pechtold dat heel graag met u willen bespreken. Dus dat kan alsnog.
Het is niet zo dat omdat het de vorige keer agendatechnisch wat lastig uitkwam, het
nu niet meer zou kunnen. Dus dat aanbod geldt nog steeds. Ondanks het hogere slagingspercentage
van 10 levert het tijdelijk niet aanbieden van die tussentijdse toets een extra capaciteit
op van ongeveer 80.000 examens op jaarbasis. Dus zo nuchter is er ook wel door het
CBR gekeken.
De heer Madlener en anderen vroegen of alles wel uitgeprobeerd is en of men alles
wel heeft overwogen. Ook uit de bijlagen van het plan blijkt dat er ontzettend veel
maatregelen overwogen zijn. Ik hoorde vandaag van u ook nog voorstellen en ik sluit
niet uit dat er vandaag of morgen iemand nog een ander lumineus idee heeft. Daar staan
wij en ook het CBR natuurlijk altijd voor open, maar er is echt al heel grondig gekeken
en nagedacht. Dus op uw suggesties kom ik straks nog wel terug.
Het tijdelijk niet aanbieden van het faalangstexamen zou dit jaar een extra capaciteit
opleveren van 7.000 examens.
De heer Alkaya vroeg of het schrappen van de tussentijdse toets niet ten koste zal
gaan van de verkeersveiligheid. Dat hoeft niet, want een van de criteria in het afweegkader
is juist dat maatregelen niet ten koste van de verkeersveiligheid mogen gaan. Ik ben
het ook zeer met u eens dat ook echt goed gewogen moet worden en ook goed beargumenteerd
moet kunnen worden dat dat zo is. De tussentijdse toets is een tussentijdse beoordeling.
Die kan eventueel vervallen, hoewel ook daarvoor geldt dat we erop inzetten om dat
te voorkomen. De eisen aan het eindexamen veranderen echter niet. In die zin is de
verkeersveiligheid dus geborgd. Kandidaten moeten voordat ze zelfstandig de weg op
mogen, altijd hun examen succesvol behalen.
De heer Alkaya (SP):
Is de Minister het dan met mij eens dat het er sterk op lijkt dat als de eisen bij
het eindexamen hetzelfde blijven maar de tussentijdse toets en het faalangstexamen
worden geschrapt, in de praktijk de mensen met faalangst en de mensen die een tussentijdse
toets nodig hebben niet snel hun rijbewijs kunnen halen? Er wordt dan namelijk gezegd:
jullie kosten nu te veel tijd, we gaan eerst eventjes de mensen die wel snel hun rijbewijs
kunnen halen voorrang geven, en jullie moeten dus even wachten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uiteraard worden mensen die die examens en die toets nodig hebben, daardoor benadeeld.
Dat is zo. Daarom proberen we dat ook kost wat kost te vermijden, maar je zal uiteindelijk
wel een afweging moeten maken en moeten kiezen uit kwaden, want een makkelijke oplossing
is er niet om die achterstand in te lopen. Dan zal je een afweging moeten maken ten
aanzien van wat het oplevert. Bij de tussentijdse toets bijvoorbeeld kan het maar
liefst 80.000 examens per jaar schelen. Bijvoorbeeld ten aanzien van de 17-jarigen
zouden we het ook liever niet willen laten vervallen, wat ik hier ook breed in de
Kamer hoor. Dus het is uiteindelijk altijd kiezen tussen kwaden bij welke van die
tijdelijke maatregelen je terechtkomt. Het CBR heeft daar dus de volgorde in aangegeven.
Het heeft aangegeven wat het minst erg is en wat wel behoorlijk wat oplevert. Nogmaals,
dan zou ik u echt de mogelijkheid van een technische briefing onder de aandacht willen
brengen waarin dat nog wat gedetailleerder met u besproken zou kunnen worden.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Het is gewoon wel duidelijk wat de afweging is. De Minister noemt het kiezen tussen
kwaden, maar in dit geval wordt er dan in het uiterste scenario niet gekozen tussen
de kwaden, maar wordt ervoor gekozen om juist de meest kwetsbare mensen met faalangst
te duperen. Ik ben benieuwd wat de Minister gaat zeggen over de alternatieve voorstellen
die wij vandaag hebben gedaan, juist om tijdwinst te boeken in het theoretische deel,
in de gesprekken vooraf en achteraf. Dat zijn zaken die wat mij betreft echt wel eerst
gedaan moeten worden voordat we de kwetsbaren de dupe maken van de coronacrisis, ook
bij het behalen van een rijbewijs.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De heer Alkaya heeft helemaal gelijk dat je dat voortdurend goed met elkaar moet afwegen.
Hoeveel mensen worden erdoor geraakt en hoeveel mensen worden er aan de andere kant
door geholpen? Nogmaals, het heeft ook echt mijn heel sterke voorkeur om geen van
die maatregelen nodig te hebben. Ik zal zo meteen nog iets meer zeggen over het slagingspercentage,
want eind 2020 was dat 50,4%. Dus een op de twee slaagt niet. Maar het actuele slagingspercentage
op dit moment is 54,6%. Fingers crossed, maar als die trend zich inderdaad doorzet,
dan zouden die maatregelen ook nog niet nodig zijn. Dus daar hoop ik ook zeer op.
Daarom spreek ik de rijschoolhouders en de rijinstructeurs daar graag nog een keer
rechtstreeks op aan: het is in ons aller belang, ook in uw belang, om kandidaten niet
te vroeg naar dat examen te sturen, want dat vraagt onnodige capaciteit. Dat zou dus
ook kunnen voorkomen dat we dit soort maatregelen zouden moeten nemen. Ik geloof dat
een van de woordvoerders het over «draconische maatregelen» had. Nou, dat zijn ze
ook eigenlijk wel.
Er past dus voorzichtigheid, want die cijfers schommelen nog wat. De actuele reserveringstermijn
is ook nog niet heel erg goed te bepalen. Ik ben vorige week woensdag zelf bij het
CBR geweest. Daar gaf men aan dat doordat de theorie-examens nu nog niet mogelijk
zijn, men al ziet dat er gaten in de praktijkexamens vallen. Mensen laten dat toch
vaak samenvallen. Dat is natuurlijk heel erg jammer, want je wilt natuurlijk wel dat
de capaciteit die er is, volop benut wordt. Ik hoop zeer dat we die theorie-examens
voor de B-examens ook heel snel gewoon kunnen opstarten.
De voorzitter:
Dan is er een vraag van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (PvdA):
De Minister laat toch nog een beetje ruimte als ze het over de faalangstexamens heeft.
Ze zei zojuist dat ze zich er graag voor wil inzetten dat die niet weggestreept worden.
Zij noemde ook die 7.000 examens die dat zou kunnen schelen. Ik heb hier twee vragen
over. Als ik erover nadenk, dan zijn die 7.000 examens maar 1% van alle examens. Bent
u het dan niet met mij eens dat het niet de moeite waard is om die te schrappen? Ik
vraag dit ook omdat dat juist de kwetsbaren raakt, zoals de heer Alkaya ook al heeft
aangegeven. Maar die 7.000 examens, ik vind dat echt een te kleine plus die niet opweegt
tegen de nadelen ervan.
Mijn tweede vraag is de volgende. De Minister heeft wel gezegd dat het hogere slagingspercentage
bij de tussentijdse toets 10% was, maar zij heeft volgens mij nog geen percentage
genoemd als het gaat om de faalangstexamens. Daar ben ik ook erg nieuwsgierig naar.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb nog een heel pak papieren, dus ik kom nog met veel meer gedetailleerde antwoorden.
Ik kom op dat punt van die faalangst ook nog even terug.
De voorzitter:
Anders houd ik het in de gaten, hoor!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat weet ik, voorzitter.
De heer Van Baarle (DENK):
De Minister haalde het woord «draconisch» aan. Dat was inderdaad een kenschetsing
van de maatregelen die door ondergetekende is gebezigd. Ik vind het namens de fractie
van DENK inderdaad draconisch als we het faalangstexamen schrappen waardoor gewoon
een groep mensen die daarvan afhankelijk is, de dupe wordt en het hun moeilijk wordt
gemaakt om het rijbewijs te halen. Mijn vraag in de richting van de Minister is de
volgende. Wij hebben inderdaad een lijst met 200 maatregelen. Waarom heeft de Minister
niet tegen het CBR gezegd: we hebben een lijst van 200 maatregelen, er zijn heel veel
alternatieven, zo'n draconische maatregel gaan we niet uitvoeren; not on my watch?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik hecht eraan het volgende te onderstrepen. In de afgelopen periode hebben wij bij
meerdere uitvoeringsorganisaties problemen zien ontstaan omdat er, soms tegen de adviezen
van die uitvoeringsorganisaties in, politieke keuzes voor hen zijn gemaakt waarvan
zij soms zeiden: nou, dat is niet verstandig. Ik zeg dus vast dat ik het voor alle
maatregelen die door u worden voorgesteld, belangrijk vind om van de uitvoeringsinstantie
in kwestie, te weten het CBR en in sommige gevallen misschien ook de rijschoolhouders
waar het hen aangaat, te horen hoe zij hierin zitten en hoe zij aankijken tegen de
uitvoering van de verschillende maatregelen.
De heer Van Baarle (DENK):
Het is natuurlijk erg makkelijk om de bal bij het CBR te leggen. Dat de Minister aangeeft
vooral daarnaar te luisteren, ontslaat haar er natuurlijk niet van om ook zelf een
mening te hebben. Zij onderkent dat deze maatregel draconisch is, dus ik stel nogmaals
de vraag, waarop ik graag een antwoord zou wensen. Zelfs in een moeilijke tijd met
corona, zelfs in een moeilijke tijd met deze wachtlijsten is het van belang om als
overheid oog te hebben voor de meest kwetsbare mensen. De simpele vraag aan de Minister:
waarom niet een van die andere 200 maatregelen kiezen en die mensen gewoon de mogelijkheid
bieden om dat faalexamen te blijven doen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De heer Van Baarle stelt het nu ook wel redelijk eenvoudig voor, alsof ik gewoon een
willekeurige andere maatregel eruit kan pakken die dan hetzelfde resultaat oplevert.
Het CBR geeft nu juist aan dat dat niet het geval is en dat zij echt bewust voor deze
maatregelen kiezen. Ook het CBR zelf geeft aan: bij voorkeur niet, ook in de volgorde
van wat het oplevert. De tussentijdse toets bijvoorbeeld levert maar liefst 80.000
plekken op. Dat is dan iets waar je eerder op inzet, hoe vervelend dat ook is. Ook
dat wil je liever vermijden.
Voorzitter. Ik zal de maatregelen nog wat verder langslopen, als u het goedvindt.
De voorzitter:
Nou, nog niet hoor, want mevrouw Hagen heeft ook nog een vraag.
Mevrouw Hagen (D66):
Allereerst nog even een korte reactie op de heer Van Baarle. Ik onderstreep echt wat
de Minister zegt. Laten wij als commissie nou niet op die uitvoeringsorganisatiestoel
gaan zitten met elkaar. Laten wij niet tot op de minuut bedenken wat het beste is,
terwijl de professionals daar hun vak van hebben gemaakt. Vanuit de grond van mijn
hart wil ik niet dat de commissie dat de komende periode gaat doen.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Hagen (D66):
Daarop aansluitend heb ik een vraag aan de Minister. Ik hoor haar nu twee keer zeggen
dat de theorie-examens heel snel weer worden opgepakt, maar kan zij ook enige duiding
geven? Wat betekent «heel snel»? Voor het meireces is wel heel snel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar kan ik geen datum aan plakken. Het enige is dat ik met de collega's in gesprek
ben en dat dit een van de eerste dingen is die je weer wilt oppakken. Maar we weten
allemaal dat we van dag tot dag het epidemiologische beeld van deze coronacrisis moeten
volgen en dat daaruit naar voren komt wanneer dit stukje herwonnen vrijheid er weer
kan zijn. Hoe graag ik het ook zou willen, ik kan daar geen datum aan vastplakken.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: ik zag twee collega's naar voren schuiven toen u aan het spreken
was. De heer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Dit prikkelt mij wel om toch wat ongenoegen te uiten. Wij zitten hier met z'n allen
in een zaal. Ik weet nog dat ik, toen ik mijn theorie-examen deed, in een zaal zat,
naar een scherm keek en vragen kreeg. Dat zal nu nog wel zo zijn. Als je met elkaar
in een zaal kan zitten, desnoods met een scherm ertussen, moet je natuurlijk ook een
examen kunnen afleggen. Ik vind dus dat de Minister zich er wel erg gemakkelijk bij
neerlegt dat die examens niet door kunnen gaan. Ik zou zeggen: praat met uw collega's
van de regering. We hebben zalen leegstaan en allerlei evenementenorganisaties liggen
op hun gat. Die zalen staan leeg. Je kunt toch in een grote zaal een grote groep mensen
neerzetten die een examen afleggen? Waarom zou dat niet kunnen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Om te voorkomen dat we hier een heel coronadebat met elkaar gaan voeren, wil ik de
heer Madlener geruststellen dat ik er in ieder geval bovenop zit. Ik ben heel blij
dat we eerder dan verwacht weer theorie-examens voor de beroepssector hebben kunnen
toestaan. Ik hoop echt dat we heel snel de praktijkexamens kunnen laten opvolgen door
de theorie-examens breed. Ik zal er zeker bovenop blijven zitten.
Voorzitter. Ik keer terug naar de vraag van meerdere partijen of het nou reëel is
dat die slagingspercentages omhoog zullen gaan. Ik gaf daarnet aan dat het er goed
uitziet. We zitten nu op die 54,6, maar het schommelt nog. We moeten zien hoe dat
verdergaat. Er zijn nu ook mensen die wachten met les nemen omdat ze geen theorie-examen
kunnen doen. We weten niet in hoeverre dat het beeld vertroebelt. Daarnaast hebben
we natuurlijk te maken met de rijscholen zelf, die een tijdlang geen les hebben kunnen
geven. Als die lessen weer terugkomen, zal het aantal kandidaten naar verwachting
toenemen. Vandaar dat het CBR ook heeft gezegd: laten we eind mei, als het meer stabiliseert,
als de rijlessen weer een tijdje bezig zijn, als de theorie-examens hopelijk ook weer
vol draaien, een betere inschatting maken van de indicatoren.
Is gekeken naar alternatieven? Er is heel veel in de lijst van bijlagen te zien. Er
is niet alleen met de sector gesproken, maar ook uitgebreid met jongerenpanels. De
jongeren zijn natuurlijk de grootste doelgroep voor de rijbewijzen. De uitkomsten
daarvan zijn allemaal meegenomen in die plannen.
De heer Stoffer vroeg: vanwaar de dadendrang, specifiek met het CBR, in mei? Er wordt
niet alleen met al die plannen gerekend. Het CBR is gewoon al begonnen met extra mensen
aan te nemen om de capaciteit te verhogen. Ik heb al gesproken over wat er verder
in gang is gezet, ook met mensen die al met pensioen waren. Ook op die manier moet
die achterstand zo snel mogelijk worden weggewerkt.
Ik heb het al gehad over de vraag of het uitvoerbaar is.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Het antwoord op mijn vraag, als je die er sec uithaalt, is natuurlijk goed, maar ik
zet dat ook een beetje in de keten neer. Volgens mij heeft een deel van de examenachterstand
ook te maken met de uitblijvende aanvoer door het niet geven van rijlessen. In dat
kader stelde ik die vraag. Is daar ook naar gekeken? Het gaat niet puur en alleen
om het CBR zelf, het gaat om de hele keten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zeker. Dat is een heel terecht punt van de heer Stoffer. Het gaat om de hele keten.
Daarom noemde ik net al het voorbeeld van de rijscholen, die een tijd hebben stilgelegen.
Dan moeten we even kijken wanneer het weer opkomt. Er zijn ook gaten gevallen in de
praktijkexamens, juist omdat er een tijd niet gelest is. We zullen moeten zien – hopelijk
is dat zeer snel – wanneer theorie-examens weer mogelijk zijn. Leidt dat er meteen
toe dat heel veel meer jongeren willen gaan lessen? Dat hele systeem moet weer op
gang komen. Daarom lijkt eind mei een eerste mooi ijkmoment om te kijken wat er daadwerkelijk
op ons afkomt.
De heer Stoffer (SGP):
Dus het zou ook zo kunnen zijn dat de Minister zegt: we halen dan het net op, maar
als blijkt dat de aanvoer voor praktijkexamens meevalt omdat er minder rijles is gegeven,
zullen eventuele maatregelen wellicht later in de tijd moeten worden genomen? Dat
wordt dus telkens actueel bekeken.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Jazeker. Je gaat niet alles baseren op eind mei, omdat dat een momentopname is. Als
maatregelen eind mei niet nodig blijken te zijn, ofwel door het slagingspercentage,
ofwel doordat er helemaal geen enorme hausse aankomt, dan ga je ze ook niet treffen.
Zeker niet.
Er waren specifieke vragen van de heer Geurts en de heer Madlener over hoe nou precies
de capaciteit van het CBR toeneemt door dit plan. In 2021 leveren de maatregelen voor
extra examinatoren et cetera al 63.000 extra examenplekken op. Voor 2022 heb je het
dan over 89.000 extra plekken. Ik wil daarbij wel echt benadrukken dat dat alleen
maar kan dankzij het feit dat heel veel mensen heel veel extra uren gaan werken. Die
inzet moeten we echt niet onderschatten.
Ik wil ook nog even de koppeling met het slagingspercentage noemen, want een verhoging
van het slagingspercentage met 1% scheelt 8.000 herexamens. Het is dus echt de moeite
waard dat we dat doorzetten. We streven nu naar een verhoging met 4% eind mei en daar
lijken we nu ook op uit te kunnen komen. Maar als je dat nog wat beter zou kunnen
doen, dan is dat heel mooi, want iedere stijging van het slagingspercentage met 10%
scheelt je 80.000 examens per jaar. En het zou toch ook helemaal niet raar zijn dat
je een slagingspercentage van 60% zou moeten kunnen krijgen. Het is dus echt de moeite
waard om daar serieus naar te kijken. Hopelijk hebben we die andere maatregelen dan
ook helemaal niet maar nodig.
Er is een voorstel gedaan voor een tussentijdse toets door ervaren rijinstructeurs.
Ik denk dat het altijd heel goed en verstandig is dat een leerling ook een keer met
een andere instructeur lest. Ik denk dat iedereen zich ook nog wel uit zijn eigen
verleden kan herinneren dat je een keer een andere rijinstructeur had. Dan was het
toch gelijk een andere les, want iedereen heeft ook zo zijn eigen voorkeuren en eigen
stijl. Dat dat een keer kan, is dus op zichzelf altijd goed. Hij kan dan ook meehelpen
om te bepalen of een kandidaat examengereed is. Dat is prima, maar als volwaardige
vervanger van de tussentijdse toets kan dat niet gelden, want tijdens een tussentijdse
toets kun je vrijstellingen verdienen voor het examen. Het CBR moet daar echt over
oordelen, want dat wordt zelfs door Europese regelgeving voorgeschreven.
Mocht het nodig zijn om die tijdelijke stopzetting van die tussentijdse toets aan
te bieden, dan zou ik daarover graag eerst advies vragen aan het CBR. Verder zou ik
daarover ook in gesprek willen gaan met de branche om te horen of het op de manier
kan die u voorstelt. Welke mogelijkheden bestaan daarvoor? We moeten er natuurlijk
wel kwaliteitseisen aan kunnen blijven verbinden, want het lijkt me niet de bedoeling
dat een rijinstructeur met een slagingspercentage van 10% gaat toetsen of jouw kandidaat
examengereed is. Je zou er dus eerst even naar moeten kijken hoe dat in praktijk zou
kunnen, maar het is een creatief idee waar zeker naar gekeken kan worden.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: er is een vraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Voor alle duidelijkheid, op dit moment zegt de Minister dus «als zo'n voorstel het
haalt, dan is de verkeersveiligheid niet gegarandeerd». En dat voorstel is dus om
die bevoegdheden tijdens de tussentijdse toets over te dragen aan rijinstructeurs.
Dat moeten we niet doen, want daarmee brengen we de verkeersveiligheid in gevaar.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als dat een willekeurige rijinstructeur zou zijn, een rijinstructeur die niet aan
de wettelijke eisen voldoet waaraan het CBR wel voldoet, dan zou dat zo zijn. Zo heb
ik het voorstel ook niet gelezen, maar er moet wel nader naar gekeken worden of zo'n
rijinstructeur aan bepaalde kwalificaties zou moeten voldoen en of dat überhaupt wel
kan. Maar een willekeurige rijinstructeur kan niet. Dat is ook gewoon wettelijk niet
mogelijk.
De voorzitter:
Laatste interruptie in deze ronde, meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Dat is dan duidelijk. Maar begrijp ik dan goed dat het een langetermijnmaatregel zou
zijn? Om de achterstanden op korte termijn weg te werken is zo'n voorstel in ieder
geval niet haalbaar, want daarvoor moet je eerst normen uitwerken en een systeem optuigen
met rijinstructeurs die aan die normen kunnen voldoen, et cetera et cetera. Om dat
stuwmeer op korte termijn weg te kunnen werken is dat voorstel dus geen goed idee.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat wil ik echt graag eerst even aan de sector zelf voorleggen en met het CBR bespreken.
Dit is mijn eerste inschatting, maar ik ben niet de expert. Ik denk dat het daarom
goed is om ook van hen te horen of daar een mouw aan te passen is. Ik weet dat nu
niet. Dat kost altijd ook wel tijd, ja. Maar we kunnen best wel snel schakelen met
het CBR en de sector, dus dat zou mee kunnen vallen.
Dan de vraag of de capaciteit bij het CBR niet nog verder verhoogd zou kunnen worden.
Ik heb al gezegd dat er in totaal 100 examinatoren bij geworven worden. Dat is echt
een fors aantal, want er zijn er nu 570. Op dat totale aantal is 100 dus echt een
hele forse toename. Dan komen daar nog bij de mensen die terugkomen van hun pensioen
of hun pensioen wat uitstellen. Alles bij elkaar wordt hier dus echt fors geïnvesteerd.
Als zich nog meer mensen melden die uit beeld zijn of in het buitenland zijn geweest
of whatever, die ook capabel zijn als examinator, dan zijn zij natuurlijk ook altijd
welkom om zich nog bij het CBR te melden. De cursus voor hen wordt zo spoedig mogelijk
gestart en duurt ongeveer drie maanden. Ik geef maar even aan dat die cursus niet
korter kan, want anders komt de verkeersveiligheid in het geding.
De extra vijf minuten waarover gesproken is. Kunnen die van de gesprekstijd af? De
ambtenaren hebben dat even nagevraagd bij het CBR. Het voorbeeld van Wallonië werd
genoemd. Het CBR geeft aan dat zij zelf vinden dat de huidige tijd van tien minuten
al krap is om elkaar te leren kennen, even wat gerust te stellen, een korte instructie
te geven. Dat is eigenlijk niet overdreven lang. Het praktijkdeel is nu minimaal 35
minuten. Daar wilt u geloof ik ook geen van allen aan tornen. Dat is ook mooi. Maar
soms duurt het ook weleens iets langer dan 35 minuten, omdat een examinator ook niet
altijd op de minuut af precies binnen die tijd terug kan zijn. Je zult maar net met
je kandidaat achter een tractor of een vuilnisauto in een straatje zitten. Dat soort
dingen komt natuurlijk ook gewoon voor, omdat het verkeer nu eenmaal zo werkt. Daar
zit ook al een beetje speelruimte in voor die tien minuten voor en na. Daar moet u
misschien ook een beetje rekening mee houden, evenals met de pauze voor de examinator.
Die moet misschien tussendoor ook even de handen wassen of iets dergelijks. Daar moeten
we wel allemaal rekening mee blijven houden. Ook dit wil ik graag nog een keer voorleggen
aan het CBR, maar de praktijk is wel vaak weerbarstig, zeg ik maar vast in uw richting.
We zullen ook de ervaringen in Wallonië goed in de gaten houden. Overigens is het
ook wel weer bijzonder wat je bij de zuiderburen ziet: in Wallonië zijn ze enthousiast
en in Vlaanderen willen ze er niets van weten. Ook dat is iets wat voor kan komen.
Examinatoren nemen op een reguliere werkdag maximaal acht examens af. Dat is de huidige
situatie. Daarboven wordt er nu dus ingezet op overwerk en dan doen ze er negen per
dag. Je kunt dat natuurlijk ook niet eindeloos gaan opschroeven, want die mensen moeten
ook nog een leven overhouden en normaal hun werk kunnen doen, op een veilige, geconcentreerde
manier. Examinatoren van negen naar tien examens, dat kan gewoon niet, zeg ik tegen
de heer Madlener. Wordt alles er wel uitgeperst? Mensen moeten ook nog wel op een
enigszins normale manier hun werk kunnen blijven doen. Ik wil over dit voorstel graag
aan het CBR een wat uitgebreidere impactanalyse vragen dan wat ik nu zo even uit de
losse pols met u deel. Maar nogmaals, ik hecht wel erg aan het oordeel van de uitvoeringsorganisaties
zelf.
Dan vragen de heer De Groot en de heer Madlener ook nog naar de effecten van de verhoging
van de leeftijd voor de examens. De BOVAG bijvoorbeeld geeft aan het heel onwenselijk
te vinden dat 17-jarigen dan tijdelijk geen examens meer zouden kunnen doen. Ook hiervoor
geldt: als het enigszins te vermijden is, dan wil je dit ook graag niet doen. Van
de noodmaatregelen is dit dan ook degene die als laatste op het lijstje staat. Het
is ook geen populaire maatregel, want ook daarvoor geldt dat het vaak heel gemotiveerde,
enthousiaste leerlingen zijn, en het effect op de reserveringstermijn zou bij deze
maatregel ongeveer een week zijn.
Op de vraag wanneer de theorie-examens weer kunnen starten, is het antwoord: z.s.m.
Maar ik weet het niet precies.
Dat waren volgens mij de vragen in dit blokje, voorzitter.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb een vraag over het laatste punt waarover de Minister sprak, over de theorie-examens.
Ik hoorde haar daarstraks zeggen dat er een stuwmeer aan theorie-examens is. In een
bijzinnetje werd ook gezegd dat er een verbinding is met de praktijkexamens. Dat verbaasde
mij, want volgens mij moet je eerst je theorie hebben voordat je überhaupt praktijk
kunt doen. Of gaan mensen gewoon autorijden en proberen ze dan theorie en praktijk
zo vlak mogelijk bij elkaar te doen? Dat is vraag a. Vraag b is als volgt. Het kabinet
heeft een stappenplan gemaakt rondom corona. Waar in dat stappenplan past het vrijgeven
van dat stuwmeer van theorie-examens? Hoort het bijvoorbeeld in het rijtje van het
weer toestaan van buiten sporten? Of hoort het in het rijtje van een groepsgrootte
van meer dan vier personen?
De voorzitter:
Dat is een lange vraag.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Lange vraag, kort antwoord: het zit in de eerstvolgende stap. Ik hoop dus dat het
snel kan.
De voorzitter:
De heer Van Baarle. Ik vraag me ook af of de vragen van de heer De Hoop wel beantwoord
zijn.
De heer Van Baarle (DENK):
Een onbeantwoorde vraag. Ik vraag me af of de Minister nog komt op de gevolgen van
het verhogen van de leeftijd voor rijschoolhouders, ook financieel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De totale effecten van die maatregel zijn door het CBR echt wel meegewogen. Daarom
is het onderaan de lijst van maatregelen gekomen, als een van de dingen die je liever
helemaal niet wil. In die zin blijft het ook in dit geval kiezen tussen kwaden. Als
het voor de 17-jarigen niet kan ... Op het moment dat de boel weer op gang komt, zouden
er misschien, met achterstanden, nog voldoende 18-jarigen zijn om les aan te geven.
Maar wat het waterbedeffect daarvan precies is, durf ik u zo niet uit het hoofd te
zeggen. Ik raad u aan om in de technische briefing nog even precies uit te laten leggen
hoe die weging daarvan zit.
De heer Van Baarle (DENK):
Wij van DENK zijn überhaupt geen voorstander van deze maatregel. Sterker nog, wij
vinden hem draconisch. Zou ik de Minister mogen vragen om dit snel te onderzoeken
en aan de Kamer te doen toekomen? Ik spreek rijschoolhouders die aangeven: ik ben
dan gewoon 50% van mijn klandizie kwijt; ik heb een zware coronatijd gehad en kom
het dan gewoon niet meer te boven. We moeten wat met de financiële zorg van die mensen,
ook in het kader van compensatie. Is de Minister bereid dat na te gaan en dat zo spoedig
mogelijk aan ons te laten weten?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is onderdeel van het totale pakket, maar het staat op de allerlaatste plek om
te doen. Wat het precies voor financiële impact heeft, is natuurlijk heel erg wisselend
per rijschool. Ik denk dat daar dus geen algemeen beeld van te geven is. Dat is überhaupt
ook niet te geven van hoe de rijscholen geraakt zijn door covid. Het wisselt nogal
tussen de wat grotere rijscholen en de eenpitters. Daar zitten ontzettend veel verschillen
tussen. U heeft ook nog vragen gesteld over compensatie en extra maatregelen. Daarvoor
moet ik u toch verwijzen naar de collega's van de zogenaamde trojka Financiën, Economische
Zaken en Sociale Zaken, die met elkaar voor alle sectoren in Nederland die afwegingen
steeds goed proberen te maken. Natuurlijk zitten collega Van Veldhoven en ik die collega's
achter de broek om vooral ook te denken aan de belangen van de sectoren waar wij veel
mee te maken hebben, zoals de rijscholen en de taxibranche, geef ik in uw richting
meteen maar even aan. Maar het valt niet binnen onze competenties om daar verder beleid
op te richten. Dus wij brengen met graagte de signalen en de zorg over, maar voor
die vraag verwijs ik u dan toch echt naar de collega's van de andere ministeries.
De voorzitter:
Dan kom ik bij de heer De Hoop.
De heer De Hoop (PvdA):
Mijn vragen waren volgens mij nog niet beantwoord door de Minister. Mijn concrete
vraag is: hoeveel hoger is het slagingspercentage bij een faalangstexamen? De vervolgvraag
daarop zal dan ook zijn: als dat percentage echt een stuk hoger is, dan is het toch
niet een goede overweging om die slechts 7.000 examens die je erbij wint als winst
te zien en om die reden de faalangstexamens af te schaffen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het slagingspercentage voor een faalangstexamen is 56%. Dat is dus wel iets hoger
dan die 50,4 die we gemiddeld hebben als slagingspercentage. Ik gaf aan dat dat eind
december 2020 was. Waar we nu op uitkwamen, is het algemeen slagingspercentage van
54,6, met alle kanttekeningen daaromheen. Dus dan zit dat al vrij dicht in de buurt.
Dus het exacte effect op het slagingspercentage kan het CBR op dit moment niet goed
inschatten, maar ze geven ook aan dat in individuele gevallen er altijd nog een uitzondering
kan worden gemaakt in schrijnende situaties. Maar dat zal zeker niet in alle 7.000
het geval zijn.
De heer De Hoop (PvdA):
Dat zal niet in al die 7.000 gevallen het geval zijn, maar er is wel een reden waarom
mensen faalangstexamens doen. Is er in die nieuwe cijfers die u heeft, die 54,6%,
ook een onderscheid tussen het normale slagingspercentage en de faalangstexamens?
U trok het nu naar elkaar toe, maar dat zegt natuurlijk niet dat het verschil daarin
niet aanwezig is. U trok volgens mij een conclusie die je heel moeilijk kunt trekken
als je niet ook de cijfers van het faalangstexamen weet.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Excuses dan in de richting van de heer De Hoop. Het was niet mijn bedoeling om conclusies
te trekken. Het enige wat ik wilde aangeven is dat het best ingewikkeld is om daar
een goede inschatting van te maken. Het CBR geeft zelf ook aan dat ze dat op dit moment
niet goed kunnen inschatten. Dat is een van de redenen waarom ook dit een maatregel
is die je echt liever wil vermijden, echt liever niet wil doen. Vandaar dat ook die
volgorde erin is gemaakt met die tussentijdse toets. Die levert veel meer examens
op dan dit faalangstexamen. Ik kan me voorstellen dat ook dat bij een technische briefing
een punt zou kunnen zijn waar u nog eens even op door zou kunnen vragen naar de stand
van zaken, mocht zo'n briefing nog voor eind mei plaats kunnen vinden. Maar ik weet
natuurlijk niet hoe druk uw agenda is, want er zijn natuurlijk nog heel veel andere
onderwerpen ook te behandelen.
De heer Madlener (PVV):
Wordt alles eruit gehaald en wordt alles eruit geperst wat erin zit? Welk stuwmeer
komt er op ons af? Als die theorie-examens weer doorgaan, dan komt er natuurlijk een
gigantische stroom op gang, want al die mensen willen gewoon hun rijbewijs halen.
Ik zou dat toch niet willen onderschatten. De Minister zei net dat er in 2022 ongeveer
ruim 60.000 examens kunnen worden afgenomen. Ik zat even te rekenen. Ik heb net een
rekensommetje gemaakt. Als één examen een uur duurt, dan kan een examinator ongeveer
2.000 examens per jaar afnemen. Als we dan die extra capaciteit van 60.000 in 2022
nemen, zou dat betekenen dat er slechts 30 examinatoren bij komen. Mijn vraag is:
klopt dat? Dat lijkt me zo weinig. Je kan toch nu mensen opleiden, bijvoorbeeld oud-rijschoolhouders?
Er is goed te verdienen. Een uurtje examen afnemen kost € 120. Er wordt dus goed in
verdiend. Er kan een goed salaris worden gegeven aan mensen die dat willen doen. Dan
is 30 mensen extra toch veel te weinig?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zou de conclusie van die 30 echt niet willen trekken, want er wordt ingezet op
100 examinatoren extra ten opzichte van de 570 die er nu zijn. Maar mensen hebben
natuurlijk ook vrij, mensen zijn weleens ziek, mensen werken misschien niet allemaal
fulltime. Bovendien hebben we het, behalve die 100 examinatoren, ook nog over de gepensioneerden
die weer terugkomen of hun pensioen uitstellen. Maar ik kan me voorstellen dat we
de cijfermatige onderbouwing daarvan nog een keer wat breder voor u op een rijtje
zullen zetten, al dan niet in een technische briefing of anderszins. Ik kan me voorstellen
dat u dat lastig terug te rekenen vindt. Dus laten we dan eens goed op een rijtje
zetten voor u hoe dat nou precies zit – ik zou in het kader van Van Kooten en De Bie
bijna zeggen: welke duizend? – en wat welke maatregel precies oplevert op welke manier.
De voorzitter:
Laatste vraag, meneer Madlener.
De heer Madlener (PVV):
Dat wil ik zeker graag ...
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zullen we dat misschien bij de volgende maandrapportage voegen? Ik denk dat dat wel
behulpzaam kan zijn.
De heer Madlener (PVV):
Ik hoor hier al dat jargon en ingewikkelde taalgebruik. Ik wil graag altijd feiten.
Een examen kost een uur, dus we kunnen zo uitrekenen wat voor capaciteit mogelijk
is. We hebben het dan volgens mij inderdaad over ongeveer 30 fulltime examinatoren.
Ik snap dat niet iedereen fulltime werkt, maar ik wil graag precies weten aan welke
extra capaciteit wordt gewerkt om dit voor 2022 echt actief te maken. Dat lijkt me
heel reëel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik vind het prima om dat bij de volgende maandrapportage voor u in kaart te brengen
ten aanzien van de theorie-examens, ten aanzien van de praktijkexamens. Ik proef bij
u allemaal dat u toch wel behoefte heeft aan wat meer cijfermatig inzicht. Dus wat
achter al die maatregelen zit en wat dat precies betekent voegen we toe aan de maandrapportage.
Ik had u al het voorstel gedaan om daar wat meer informatie aan toe te voegen, los
van de medische rijgeschiktheid, waar we zo nog op komen. Maar ik stel voor dat we
hier dan ook de getalletjes bij gaan zetten.
Mevrouw Hagen (D66):
Ik heb in ieder geval al een verzoek neergelegd bij de Griffie voor een technische
briefing. Dan kunnen we – als Kamerleden beslissen we natuurlijk zelf – die technische
vragen het best stellen. Want er kan natuurlijk schriftelijk van alles opgesteld worden,
maar dan kunnen we meteen dit soort berekeningen, zoals de heer Madlener even heel
snel uit het hoofd doet, daar voorleggen. Dat lijkt mij verstandig. Dit wordt dus
als het goed is al meegenomen in de procedurevergadering.
De voorzitter:
Dank. Ik hoorde niet echt een vraag. Dan gaan we door naar het tweede blok over de
medische rijgeschiktheid. Nee, er is nog een nabrander van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Excuus. Ik had nog een vraag gesteld waar geen antwoord op kwam. Dat was de vraag
over maatregelen die als «te weinig capaciteit opleverend» omschreven worden. Dat
zijn er twaalf in de hele lijst. Maar als je alle maatregelen bij elkaar op zou tellen
die volgens het CBR te weinig capaciteit opleveren, dan heb je het over tienduizenden
examens per jaar. Dus mijn vraag in de richting van de Minister zou zijn: waarom worden
niet al die kleine maatregeltjes genomen om zoiets als het schrappen van faalangstexamens
te voorkomen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan verwijs ik toch weer naar de professionaliteit van het CBR zelf. Zij kunnen ook
inschatten welke inspanning bij een bepaalde maatregel hoort en hoe zich dat verhoudt
tot de opbrengst. Want het is natuurlijk niet zo dat, omdat een maatregel kleiner
is, het niet heel veel zou vragen om hem in te voeren. Ik denk dus dat het echt de
professionele beoordeling van het CBR is geweest waarom ze zeggen: hier wegen de voordelen
niet op tegen de nadelen.
De voorzitter:
Daarmee komen we aan het tweede blok. Er kan altijd nog in tweede termijn een vervolgvraag
hierop volgen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Er waren allerlei vragen over de medische kant van de zaak. Het CBR heeft voorgesteld
om de keuring voor 75-plussers te vereenvoudigen. Dat zou een goed alternatief kunnen
zijn voor het helemaal schrappen van de keuring. De heer Stoffer vroeg of ik dat als
een serieuze variant wil bekijken. Het SWOV-onderzoek naar het stelsel medische rijgeschiktheid
en de visie van het CBR op het stelsel zijn samen de basis voor het hele traject van
stelseloptimalisatie die ik op dit moment uitvoer. In de variant van het CBR wordt
de huidige 75-pluskeuring vervangen door een keuring op drie domeinen: cognitie, visus
en motoriek. Die neem ik mee als variant om te overwegen. Ik heb u in de brief eind
vorig jaar laten weten dat ik draagvlak, haalbaarheid, doelmatigheid en zeker niet
in de laatste plaats uitvoerbaarheid van alle varianten wil beoordelen. Begin 2022
zal ik uw Kamer graag informeren over de uitkomsten van het traject, dat heel zorgvuldig
moet worden doorlopen. Daarbij poppen beide kanten van het spectrum af en toe op.
Soms gaat de discussie de kant op van: laten we maar helemaal stoppen met die keuringen;
mensen moeten zich maar al dan niet vrijwillig zelf melden als ze een medische conditie
hebben. De andere kant is: nee, je moet ieder jaar keuren, want er gebeuren veel te
veel ongelukken die anders voorkomen hadden kunnen worden.
Beide kanten van het spectrum komen voortdurend afwisselend terug in de discussie.
Vandaar dat wij in goede afstemming met uw Kamer hebben besloten om alle experts heel
grondig om advies te vragen. Wij hebben ook een goede vergelijking gemaakt met andere
Europese landen. In al die zorgvuldigheid wil ik dat aan u voorleggen. Ik zeg ook
maar vast dat de reactie op het rapport van de heer Roemer dezelfde zal zijn; vanuit
een demissionaire status kun je niet alles maar toch nog best veel. Ik wil ervoor
zorgen dat wij volop doorwerken aan al het voorwerk dat wij nu al kunnen doen, van
degelijk onderzoek tot het verzamelen van goede beslisinformatie, zodat een volgend
missionair kabinet zo snel mogelijk knopen kan doorhakken en niet nog met vragen zit
als: hadden we dit of dat niet moeten onderzoeken? Het is mijn streven om op beide
terreinen, zowel wat betreft het rapport van Roemer – ik zal zo meteen nog iets meer
zeggen over wat je daar op de korte termijn al mee kunt doen – als het stelsel medische
rijgeschiktheid, alles te doen wat we nu aan onderzoek kunnen doen om de onomstreden
stappen te zetten. Maar een echte stelselwijziging is echt aan een missionair kabinet.
De heer Stoffer (SGP):
Ik dank de Minister voor het antwoord. Dat is mooi. Er schoot mij één ding te binnen
toen de Minister de twee kanten schetste. Aan de ene kant wil je het voor 75-plussers
vereenvoudigen, maar er zijn ook stemmen die zeggen: maak dat strenger. Als je naar
de cijfers kijkt van ongevallen waarbij 75-plussers betrokken zijn, is er dan aanleiding
om de keuring juist aan te scherpen in plaats van te versoberen of helemaal weg te
halen? Ik hoef niet per se nu een antwoord te hebben. Als de Minister dat niet paraat
heeft, begrijp ik dat. Het mag wat mij betreft ook meegenomen worden in de overwegingen
die het nieuwe kabinet straks kan maken, maar ik ben gewoon benieuwd of dat ook overwogen
wordt. Ik denk het wel, maar ...
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is inderdaad het geval. Dat is precies een van de dingen waarbij je zowel vanuit
de medische kant als vanuit de harde feiten van de ongevallencijfers, waar de SWOV
heel goed naar kijkt, een heel goede afweging moet maken. Waar zit ’m dat nou precies
in? Dat is echt onderdeel van die brede afweging.
Tot zover het SWOV-rapport. We kijken dus naar alternatieven voor die 75-pluskeuring
en naar keuring op basis van fysieke gesteldheid. Daarbij kijken we naar de rol van
de arts, maar ook naar een meldplicht voor de rijbewijshouder. We kijken naar verschillende
vormen waarbij rijbewijshouders eventueel ook periodiek zouden kunnen worden gekeurd.
Alle varianten worden bekeken.
Mevrouw Hagen heeft een vraag gesteld over de stand van zaken rondom het advies van
de Gezondheidsraad over een autismespectrumstoornis. Ik kijk kritisch naar het hele
stelsel van medische keuringen. We onderzoeken verschillende mogelijkheden. Dat is
precies de reden waarom we regelmatig contact hebben met de Gezondheidsraad en we
kijken of er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn. Dat heeft bijvoorbeeld al geleid
tot het afschaffen van de herkeuringseis voor mensen met een ASS. Ook kunnen mensen
met een ASS die specifieke medicijnen slikken, sinds 2019 weer gewoon deelnemen aan
het verkeer. Ik heb de Gezondheidsraad ook gevraagd om nieuw onderzoek naar het rijden
met autisme onder de loep te nemen om zo zijn advies uit 2013 weer een update te kunnen
geven. Ik verwacht daar volgende maand al uitsluitsel over te krijgen. Ik hoop u daar
in ieder geval voor de zomer over te kunnen informeren.
De heer Stoffer vroeg: zou een wettelijke meldplicht kunnen leiden tot zorgmijding?
Daar vraagt u terecht aandacht voor. Dat zou niet zo moeten zijn. Die optie wordt
ook onderzocht in de hele stelselherijking. We kijken daar breed naar in de gesprekken,
niet alleen met de Gezondheidsraad, zo zeg ik in de richting van de heer Stoffer,
maar ook met patiëntenorganisaties, artsen en verschillende groepen ouderen, met en
zonder medische aandoening. We zullen nadrukkelijk ook op dit onderwerp ingaan.
De heer Stoffer heeft nog iets gemeld over Finland en Zweden. In de brief van 8 december
heb ik aangegeven dat de derde rijbewijsrichtlijn doelstellingen bevat waar alle lidstaten
van de Europese Unie aan moeten voldoen. Maar het is aan de lidstaten zelf om te bepalen
wat de manier is waarop getest wordt, bijvoorbeeld of iemand voldoet aan de minimumnormen
voor een C- of D-rijbewijs in de beroepssector. Ik had u nog niet op die leeftijd
geschat, maar chauffeurs onder de 45 zitten over het algemeen nog niet in de gevarenzone.
Dat is ook onderdeel van die afweging, dus ik hoop ook dit begin 2022 aan u te kunnen
presenteren, in die hele herziening van het stelsel.
De heer De Hoop heeft gesproken over schrijnende gevallen en heeft gevraagd of er
ook een meldpunt is waar mensen terechtkunnen. U noemde de motie van uw collega Attje
Kuiken. Het CBR heeft voor schrijnende gevallen spoed- en voorrangsprocedures. Die
zijn ook nog steeds onverminderd van kracht. Als een dossier als schrijnend wordt
aangemerkt, dan wordt het ook met voorrang behandeld. Het aantal aanvragen voor spoed
en voorrang is wel gestaag afgenomen. In maart waren dit nog slechts 47 gevallen;
het is dus wel dalende.
De heer Stoffer heeft ook nog aandacht gevraagd voor het rapport en het advies van
de heer Eringa. Hij heeft mij gevraagd om een proactieve houding in te nemen ten opzichte
van de positie van het CBR als ketenregisseur. In zijn algemeenheid kan ik daar zeker
positief op reageren, want ik heb natuurlijk ook het advies van de heer Eringa omarmd.
Het CBR zelf was daar ook positief over. Belangrijk is natuurlijk het onderscheid
tussen de keuringsartsen en de medisch specialisten van het CBR. Dat is in de vorige
periode ook nog weleens onduidelijk geweest. Iemand gaat naar een medisch specialist
voor een keuring van de ogen of welk ander aspect van de gezondheid dan ook. Vervolgens
is het aan de medisch specialisten bij het CBR om te beoordelen wat dat betreffende
ziektebeeld nu doet voor de rijvaardigheid. Een willekeurig medisch specialist in
het ziekenhuis kan die gezondheidssituatie prima beoordelen, maar heeft niet de kennis
wat dat doet voor je rijvaardigheid. Op dit moment heeft het CBR alleen een relatie
met de medisch specialisten in de zin van dat specifieke netwerk. Medisch specialisten
kunnen zich inschrijven en ontvangen nieuwsbrieven et cetera, dus daar wordt ook zeker
een band mee opgebouwd, maar dat is nog niet het geval bij andere keuringsartsen,
zoals huisartsen, bedrijfsartsen of arboartsen. Het CBR wil zeker graag kijken op
welke manier het meer een invulling aan die regierol als ketenregisseur kan geven,
want uiteindelijk is het doel van het CBR natuurlijk dat de klant het traject naar
dat rijbewijs zo efficiënt en klantvriendelijk mogelijk kan doormaken. Daar is dus
ook nog wel het een en ander te ontwikkelen.
De voorzitter:
De vierde vraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Dan ben ik erdoorheen, voorzitter? Dan doe ik nu graag deze, hoor. Het is mooi dat
de Minister aangeeft dat het CBR daar wat actiever in wil gaan worden als ketenregisseur.
Die gedachte kwam voort uit het volgende. Ik zat wat te bladeren door mijn papieren,
maar kon het zo gauw niet meer vinden, dus ik doe het even uit mijn hoofd. In die
maandrapportages wordt onderscheid gemaakt tussen actief en passief. Bij actief zit
er een actie bij het CBR en bij passief, wat die hele grote groep is, bij de mensen
thuis. Daarbij vraag ik me soms af ... Ik spreek natuurlijk maar een beperkt aantal
mensen uit die groep, maar ik heb weleens de indruk dat mensen zelf niet helemaal
doorhebben dat ze dan zelf in actie moeten komen. Nu snap ik wel dat je niet tienduizenden
mensen kunt gaan bellen, maar ergens vraag ik me toch af of mensen, als het passief
is, doorhebben dat ze dan zelf actief moeten worden. Ik ben niet voor een overheid
die alles maar gaat regelen voor mensen, maar je zou er best een data-analyse op kunnen
doen om te achterhalen waar bijvoorbeeld groepen mensen zitten bij wie dat misschien
toch wel nodig is, omdat ze anders ergens helemaal lastig terechtkomen. Ik denk dat
de groep zwakkeren in de samenleving, waar de heer Alkaya het zojuist over had, daaronder
zit. Ik heb niet gelijk de toezegging nodig om dat voor al die tienduizenden mensen
te doen, maar ik vraag wel om daar eens wat data-analyse op te doen om te kijken of
je bepaalde groepen misschien toch op weg kunt helpen. Daar zit het voor mij met name
in. Het komt dus voort uit mijn constatering dat die groep passief wel heel groot
is. Volgens mij slinkt die ook niet hard. Daar zit dus vast wat achter. Ik hoop dat
ik het voldoende heb toegelicht. Omdat dit mijn laatste vraag is, heb ik het wat uitgebreider
gedaan. Ik zag de Minister al knikken, dus ik hoop eigenlijk op een positief antwoord
op deze vraag.
De voorzitter:
Smokkelende Kamerleden. Het woord is aan de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Laat ik daar inderdaad een positief antwoord op geven, want dat is zeker iets waar
ook het CBR voortdurend aandacht voor heeft. Wat je wel ziet – dat heb ik ook van
hen begrepen toen ik daar onlangs op werkbezoek was – is dat ook heel veel ouderen
nu aan zet zijn om naar een medisch specialist te gaan. Met vaccineren wordt de leeftijd
nu langzaam naar beneden gebracht, maar die groep heeft dat heel lang voor zich uitgeschoven
vanuit de gedachte: ik ga nu liever niet naar een ziekenhuis als het niet nodig is.
Mensen willen de zorg niet belasten, en vinden het eng om in een ziekenhuis rond te
lopen en daar mogelijk een besmetting op te lopen. Dat is dus waarschijnlijk een stukje
van de verklaring waarom mensen zelf ook wat langer passief blijven. Natuurlijk wordt
er ook gekeken naar de data en zal er blijvend op worden geïnvesteerd dat als een
groep heel lang niet reageert, je eens begint met een rappelletje of iets dergelijks.
Dat is echt iets waaraan hard gewerkt wordt bij het CBR.
De heer Geurts (CDA):
Ik had deze vraag eigenlijk voor mijn tweede termijn, maar in aansluiting op de vraag
van de heer Stoffer stel ik hem toch nu. In eerste instantie dacht ik: zal er een
wachtrij bij de keuringsartsen zijn in de passieve dossiers? Die blijkt er dus niet
te zijn. Maar als je als 78- of 79-jarige niet meer in aanmerking wil komen voor verlenging
van je rijbewijs, kun je je dus nergens afmelden. Heeft de Minister dat in beeld?
Je blijft dan gewoon passief. Je krijgt een oproep om je rijbewijs te verlengen, maar
als je daar om welke reden dan ook niet op ingaat, kun je je volgens mij nergens afmelden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat er allerlei zaken, ook administratieve, nog te verbeteren zijn bij het
CBR. Daar hebben ze ook echt aandacht voor. Dat begint nu langzamerhand ook weer een
beetje mogelijk te worden. U ziet allemaal dat de werkvoorraad weer richting normaal
gaat. Ze zijn ontzettend hard bezig geweest om dit hele grote vraagstuk op te lossen.
U weet ook hoe het ontstaan is: én een reorganisatie van je bedrijf én tegelijkertijd
de nieuwe automatisering op poten zetten. Dat is ongelofelijk ingewikkeld geweest.
Nu komt men denk ik weer in de fase dat we zeggen: we krijgen de boel weer op orde.
Dan komt er ook weer ruimte en tijd voor de andere verbeterslagen waar u naar vraagt.
Dan blijf ik bij de heer Geurts, die vroeg: bent u bereid om de herkeuring af te schaffen
voor mensen met een stabiele aandoening? De herkeuring van mensen met een aandoening
is natuurlijk ook bedoeld voor de veiligheid op de weg, maar ik ben het direct met
de heer Geurts eens dat je alleen moet herkeuren als dat echt nodig is voor de verkeersveiligheid.
Daar zet ik ook zo veel mogelijk op in. Ik kan u bijvoorbeeld melden dat sinds dit
weekend, sinds 16 april, de verplichte herkeuring is afgeschaft voor mensen met een
pacemaker. Dat was ook iets wat niet per definitie nuttig was. Ik ben voornemens om
de Gezondheidsraad te vragen om te inventariseren of het mogelijk en wenselijk zou
zijn om de verplichte herkeuring voor bepaalde andere stabiele aandoeningen af te
schaffen. Ook dat krijgt een plekje in de hele stelseloptimalisatie, waarover we begin
2022 een totaal gaan melden bij u.
Voorzitter. Dat waren dacht ik de vragen over de medische rijgeschiktheid. Dan heb
ik nog een blokje overig.
De voorzitter:
Er was nog één vraag van de heer Geurts over aansprakelijkheid.
De heer Geurts (CDA):
Dat klopt, voorzitter; u heeft goed meegeschreven. Een vraag naar aanleiding van het
toekomstige stelsel. De wettelijke meldplicht wordt in dat rapport als kansrijk aangewezen
en als kansrijk alternatief gezien. De vraag die ik daarbij heb, is wat de Minister
hierbij verwacht van de huisarts, een behandelend specialist of zelfs van de rijbewijsbezitter,
en wat dit betekent voor de aansprakelijkheid van in ieder geval twee van de categorieën.
Wordt dat ook meegenomen en komt dat ook begin 2022 naar de Kamer toe?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het korte antwoord is ja, maar dat is een beetje flauw en doet geen recht aan hoe
serieus de heer Geurts zich hierin heeft verdiept. Dit is wel precies een van de ingewikkeldheden,
want in het verleden is hier ook weleens naar gekeken. Huisartsen gaven bijvoorbeeld
aan dat zij dit liever niet wilden omdat dit ook iets doet met de vertrouwelijkheidsrelatie
met patiënten. De juridische kant, de aansprakelijkheidskant, is ook een belangrijke
daarvan. Vergeet dan niet de verzekeraars, die daar ook nog iets van vinden. Met hen
zitten we ook nog om tafel. Het is dus echt geen eenvoudig te beantwoorden vraag,
maar we nemen het zeker mee in de beoordeling van de stelseloptimalisatie.
De voorzitter:
Dan komen we daarmee aan het derde blokje.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan een vraag die eigenlijk iedereen heeft gesteld: hoe gaat de Minister om met het
advies van de commissie-Roemer? Dat heb ik u vorige week toegestuurd. Daarbij heb
ik aangegeven dat ik aan de slag wil gaan met de verbeteringen die ik op korte termijn
al zou kunnen realiseren, uiteraard in overleg met alle betrokkenen. Ik wil graag
de besluitvorming van het volgende kabinet voorbereiden, zodat er geen tijd verloren
gaat en je ook niet het momentum verliest. De alliantie Samen Sterk, die eigenlijk
een aantal rijscholen bij elkaar heeft gebracht, heeft hier namelijk al heel veel
voorwerk in zitten, en niet in de laatste plaats heeft ook de heer Roemer hier met
zijn team ontzettend veel werk voor verricht. Dat leidt tot een zeker enthousiasme
en dat wil je niet verloren laten gaan. Maar u zult ook begrijpen dat grote, toch
wel politieke besluiten, zoals het eventueel oprichten van zo'n curriculumcommissie
autorijonderwijs, wel echt aan een volgend kabinet zijn. Overigens heeft ook de heer
Roemer u aangeboden om een technische briefing te geven op alle onderdelen van zijn
rapport. Ik denk dat dat ook heel nuttig kan zijn. Er zijn verschillende aspecten
genoemd, bijvoorbeeld wat het doet met de betaalbaarheid voor een leerling. De heer
Madlener, maar ook anderen spraken daarover. Het moet natuurlijk wel betaalbaar blijven.
Dat is een aspect. En wat doet het met het inkomen van de rijscholen? Er zitten ook
allerlei juridische zaken aan vast. Ga je voor zo'n curriculumcommissie een zelfstandig
bestuursorgaan oprichten, of niet? Er zijn nog allerlei varianten voor mogelijk. Dat
zijn zaken waarbij het denk ik van belang is dat we op een rijtje gaan zetten welke
vragen allemaal beantwoord moeten worden, wil je een goede keus kunnen maken. Daar
kan ik mee aan de slag, en dat zal ik ook doen, maar een volgend kabinet moet echt
de knoop doorhakken. Ik hoop u rond de zomer te kunnen informeren over alle acties
die wij in ieder geval op korte termijn op kunnen pakken.
Sommige elementen uit het advies maken het rijbewijs misschien duurder, andere weer
goedkoper. Ik durf nu echt nog niet te zeggen waar we de balans gaan vinden.
Dan de verbeterpunten uit het verslag van de heer Eringa. Richting de heer Stoffer
heb ik er al het een en ander over gezegd, maar ook de heer De Hoop had daar nog vragen
over gesteld. Het CBR gaat breed met het hele management aan de slag om echt vanuit
één CBR gezamenlijk na te denken. Het pakt die punten dus ook echt op.
Dan de resultaten. Het hele CBR-management is dus bezig met die specifieke managementcompetenties,
en wat daarvoor nodig is in interne opleidingen. Op twee cruciale plekken in de organisatie
is het management begin vorig jaar vernieuwd. Dus dit wordt allemaal omgezet in een
langetermijnverbeterplan.
Dan de financiële steun. Daar hebben de heer De Hoop en anderen ook nog aandacht voor
gevraagd. Het CBR heeft inderdaad, mede als gevolg van covid, echt wel zware omzet-
en resultaatsverliezen geleden. Dat mag duidelijk zijn. Daarom heb ik ook besloten
om een begrotingsbijdrage te verstrekken aan het CBR ter dekking van de financiële
gevolgen van covid in 2020. Maar u voelt hem natuurlijk al aankomen: ook dit jaar
zorgt covid voor omzet- en resultaatsverliezen voor het CBR, omdat heel veel dienstverlening
alweer geruime tijd stilligt. Ik ben nu dus weer in gesprek met het CBR over de financiële
dekking van deze verliezen. Voor 2020 hebben we dat wel in goed overleg opgelost en
het is mijn inzet om dat ook voor 2021 te doen.
De heer De Hoop (PvdA):
Het is fijn om te horen dat de Minister ook naar dit jaar aan het kijken is. Ik kan
me voorstellen dat er ook een bepaalde klap opgevangen moet worden als de covidcrisis
dit jaar afneemt. Wordt er ook gekeken naar de situatie waarin covid op een gegeven
moment over is, zodat er dan ook nog een soort financiële opvang is voor het CBR?
We moeten niet stoppen met de financiële ondersteuning als covid ophoudt, maar ook
een soort landing creëren voor daarna.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We willen natuurlijk gewoon dat het CBR een langjarig gezonde financiële positie kan
hebben. We kijken dus naar het weerstandsvermogen en naar het perspectief voor de
komende jaren. We gaan dit zeker niet sec voor één jaar bekijken en het CBR daarna
laten zwemmen. We doen het echt op een verantwoorde manier.
Dan heeft de heer Madlener nog gevraagd hoeveel de heer Pechtold nou eigenlijk heeft
bereikt. Laat ik in ieder geval even één ding noemen. Dat is de echte vooruitgang
bij de medische beoordelingen. Het feit dat burgers nu ruim binnen de afgesproken
prestatie-indicator van 28 dagen een reactie krijgen, is toch hartstikke mooi. Er
zijn stappen gezet in de cultuur en in het management van de organisatie. Hij is proactief
in het oppakken van problemen, ook bij corona, dus ik denk dat hij goede resultaten
heeft bereikt.
Voorzitter. Is het wel extra aantrekkelijk voor de examinatoren om extra te werken?
Jazeker, is daarop het antwoord, want in de cao zit ook een overwerktoeslag en die
wordt natuurlijk ingezet.
De extra examencapaciteit specifiek door het overwerken van examinatoren en extra
examinatoren is nu ingeschat op 52.000 in 2021.
In antwoord op de vraag over het financieel compenseren van rijscholen zou ik kunnen
wijzen op de Tozo, de TONK en de NOW, maar dat is u allemaal bekend, denk ik. Voor
de rest heb ik verwezen naar de collega's.
Dan heeft de heer Alkaya nog de specifieke vraag gesteld welke andere mogelijkheden
er zijn om winst te boeken, bijvoorbeeld bij het theoretische deel in het Engels.
Als de theorie-examens weer kunnen worden afgenomen, dan kan de capaciteit daarvan
heel snel opgeschaald worden tot 200%. Dat gaat zoals de heer Madlener ook aangaf,
namelijk met voldoende zalen waarin voldoende afstand bewaard kan worden. Zo kun je
dat heel snel opplussen. Daar zal hooguit heel kort een bottleneck zitten. Het zit
’m vooral bij de praktijkexamens. Vandaar dat daar ook zo zwaar op wordt ingezet.
Dat waren de vragen, dacht ik.
De voorzitter:
Ja. Dat hebben wij ook gezien. Dank voor uw beantwoording in eerste termijn. Dan komen
we bij de tweede termijn. Daarin hebben de leden twee minuten spreektijd voor hun
moties en een laatste slotopmerking. U hoeft dat niet per se vol te maken, maar dat
mag natuurlijk wel. Kunnen we meteen door of had u een schorsing verwacht? Ik zie
dat er behoefte is aan een korte schorsing, dus ik schors voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer De Groot voor zijn inbreng namens de VVD in tweede termijn.
De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst hartelijk dank aan de Minister voor de beantwoording.
De VVD-fractie snapt dat je in de tijd om de achterstanden terug te dringen maatregelen
moet nemen die je wellicht liever niet hebt. Daarom zijn we tevreden met het antwoord
van de Minister om naar eventuele pragmatische maatregelen vanuit de sector te kijken.
Daarom dienen wij de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het CBR voornemens is om, bij een niet gestegen slagingspercentage
van minimaal 4 procentpunt, per 1 juni maatregelen toe te passen die de wachttijden
doen afnemen;
overwegende dat rijscholen de afgelopen periode circa twintig weken gesloten zijn
geweest;
overwegende dat het daarnaast onduidelijk is of de voorgestelde maatregelen niet juist
een averechts effect hebben op het slagingspercentage;
overwegende dat er verschillende alternatieven denkbaar zijn om ruimte te creëren
voor het afnemen van meerdere examens, zoals het overhevelen van het inleidende gedeelte
van een examen naar de rijinstructeur, het inzetten van een collegiale toets of het
afnemen van de tussentijdse toetsen door ervaren rijinstructeurs, zonder daarbij te
tornen aan de kwaliteit van het examen en het comfort voor kandidaten;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met het CBR en rijschoolhouders en in gezamenlijkheid
te bezien of de door het CBR voorgestelde maatregelen per 1 juni niet averechts werken
op het slagingspercentage en in samenspraak te komen tot eventuele alternatieve oplossingen
om de achterstand in te lopen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peter de Groot en Geurts.
Zij krijgt nr. 918 (29 398).
Daarmee maakt de motie onderdeel uit van de beraadslaging.
De heer Geurts (CDA):
Dat hoeft u niet meer te zeggen.
De voorzitter:
Ik zeg: dank u wel. Dan gaan we door naar mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Voorzitter. D66 is eigenlijk terughoudend met elke maatregel, al dan niet tijdelijk
doorgevoerd, die raakt aan vertrouwen, persoonlijk contact of op de stoel van de professional
gaan zitten. Wij denken namelijk dat dit juist meer bijdraagt aan meer vaardige weggebruikers.
Zoals ik eerder al aangaf, is de huidige staat van het rijonderwijs discutabel. Dat
benodigt zo snel mogelijk een fundamentele verandering. Daarom dien ik dan ook graag
mijn motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rijschoolbranche al langere tijd kampt met problemen zoals oneerlijke
concurrentie, examenfraude en misleiding van consumenten;
overwegende dat zowel de consumenten als de rijscholen hier last van ondervinden;
constaterende dat de commissie-Roemer met het advies Van rijles naar rijonderwijs
negentien aanbevelingen doet tot een impuls van de kwaliteit van opleiding, examen,
rijinstructeurs en rijscholen;
verzoekt de regering om samen met het CBR en de rijscholenbranche de adviezen uit
het rapport-Roemer voortvarend op te pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen en De Hoop.
Zij krijgt nr. 919 (29 398).
Dank u wel. Bent u daarmee aan het eind van uw termijn?
Mevrouw Hagen (D66):
Ja.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de heer De Hoop van de PvdA.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank, voorzitter. Dit was mijn eerste notaoverleg op deze manier. Ik heb het positief
ervaren. We zitten hier volgens mij met een constructieve commissie. Ik moet zeggen
dat het een prettige ervaring was.
Ik denk dat u gemerkt zult hebben waar de grootste zorg van de Partij van de Arbeid
lag. Die gaat echt over de faalangstexamens. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het CBR aan het kabinet heeft voorgesteld om faalangstexamens tijdelijk
niet aan te bieden indien het slagingspercentage van rijscholen onvoldoende stijgt;
overwegende dat het faalangstexamen voor sommigen noodzakelijk is om een rijbewijs
te behalen en het slagingspercentage bij faalangstexamens hoger is dan bij reguliere
examens;
verzoekt de regering om aan de slag te gaan om faalangstexamens bij het CBR te behouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop, Alkaya en Hagen.
Zij krijgt nr. 920 (29 398).
Dank u wel. Bent u daarmee ook aan het eind van uw tweede termijn gekomen?
De heer De Hoop (PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we door naar collega Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik begin snel, want ik heb twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vanwege de coronacrisis ontzettend veel mensen geen rijexamen hebben
kunnen doen, waardoor het van belang is dat het CBR achterstanden zo snel mogelijk
wegwerkt zodra dit mogelijk is;
overwegende dat een aantal van de door het CBR voorgestelde maatregelen ervoor kan
zorgen dat de stijging van de slagingspercentages mogelijk wordt afgeremd en leerlingen
en rijschoolhouders de dupe kunnen worden, waardoor het goed is eventuele alternatieven
grondig te bestuderen;
overwegende dat in het belang van de verkeersveiligheid en de kwaliteit het van belang
is dat de examenrit 35 minuten blijft duren en het beantwoorden van enkele vragen
over de auto in stand blijft;
verzoekt de regering om samen met het CBR nader te onderzoeken wat de effecten zouden
zijn indien door een tijdelijk coronarooster bij een regulier praktijkexamen het voor-
en nagesprek met zes minuten zou worden ingekort zodat tijd van een examinator wordt
vrijgespeeld om een extra examen op een dag te kunnen afnemen;
verzoekt de regering de resultaten hiervan voor eind mei 2021 te delen met de Kamer
en mee te wegen in de eindafweging bij mogelijke aanvullende maatregelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Stoffer en Peter de Groot.
Zij krijgt nr. 921 (29 398).
Dank.
De heer Geurts (CDA):
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de SWOV aangeeft dat bij de herziening van het stelsel van de medische
rijgeschiktheid een van de opties is om de morele meldplicht voor rijbewijsbezitters
om wijzigingen in de medische conditie te melden om te zetten in een wettelijke meldplicht;
overwegende dat deze aanscherping er mogelijk voor zou kunnen zorgen dat mensen met
een stabiel ziektebeeld die al gekeurd zijn, geen verplichte periodieke keuringen
of restricties meer hoeven te worden opgelegd;
overwegende dat veel mensen prima in staat zijn om zich in bepaalde gevallen aan te
passen aan hun ziektebeeld, te leren leven en omgaan met hun beperkingen en aan de
bel te trekken indien dit nodig is;
verzoekt de regering te onderzoeken wat de effecten zouden zijn als bij de herziening
van het stelsel van de medische rijgeschiktheid het CBR bij een stabiel ziektebeeld,
zoals bij autisme en diabetes, ook mensen zou kunnen ontslaan van de periodieke medische
keuring of andere restricties, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Stoffer.
Zij krijgt nr. 922 (29 398).
De heer Geurts (CDA):
Als laatste zin binnen mijn tijd: ik verzoek om morgen tot stemming over te gaan over
de hier ingediende moties, omdat we na deze week twee recesweken hebben, waarin we
waarschijnlijk niet gaan stemmen.
De voorzitter:
We zullen eens met de Griffie gaan kijken of dat kan. Dat is al in onderzoek, begrijp
ik.
Dan komen we bij de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, dank. Ik dank ook de Minister voor de beantwoording van de vele vragen.
Ik heb de indruk dat we vandaag een heleboel gedachten met elkaar hebben gedeeld.
Voordat we tot rigoureuze daden overgaan, moet er eerst nog eens goed gekeken worden
of dingen ook echt nodig zijn. Dat stelt mij enigszins gerust. Ik hoop ook dat de
Minister daar nogmaals bevestigend op antwoordt.
Ik heb één motie. Ik heb de indruk dat die redelijk lijkt op de motie die de heer
De Hoop indiende, maar dat weet ik niet zeker, dus ik dien haar toch maar in. Dan
zien we in de beoordeling wel of dat zo is. Die motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het plan van aanpak voor het inhalen van de achterstand in rijexamens
voorgesteld wordt om eventueel het faalangstexamen te schrappen;
overwegende dat faalangstexamens juist bedoeld zijn om onnodige herexamens te voorkomen;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het faalangstexamen gehandhaafd wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Geurts.
Zij krijgt nr. 923 (29 398).
Dank u wel. Bent u daarmee aan het einde van uw betoog?
De heer Stoffer (SGP):
Jazeker, dank u.
De voorzitter:
Dan gaan we naar collega Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Dank in de richting van de Minister voor de beantwoording.
Ik heb vier moties, dus ik ga snel aan de slag.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het plan van aanpak van het CBR een aantal maatregelen genoemd
worden die de wachtlijst zouden moeten verkorten, waaronder het verhogen van de minimumleeftijd
naar 18 jaar;
overwegende dat dit 16- en 17-jarigen op een onredelijke manier benadeelt;
overwegende dat dit rijschoolhouders ook op een onredelijke manier benadeelt, omdat
zij een groot deel van hun omzet halen uit het rijles geven aan deze groep;
verzoekt de regering om af te zien van het verhogen van de examenleeftijd naar 18
jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Stoffer.
Zij krijgt nr. 924 (29 398).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Roemer een advies heeft uitgebracht over de rijschoolbranche;
overwegende dat een aantal van de negentien voorgestelde maatregelen een kostenverhogend
effect zou hebben;
spreekt uit dat het halen van een rijbewijs voor consumenten betaalbaar moet blijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Stoffer.
Zij krijgt nr. 925 (29 398).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Roemer een advies heeft uitgebracht over de rijschoolbranche;
overwegende dat een aantal van de negentien voorgestelde maatregelen een kostenverhogend
effect zou hebben;
overwegende dat het halen van een rijbewijs nu al relatief duur is in vergelijking
met andere landen;
verzoekt de regering om de effecten van de commissie-Roemer op de consumentenprijs
van het behalen van een rijbewijs te onderzoeken, en de resultaten met de Kamer te
delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Stoffer.
Zij krijgt nr. 926 (29 398).
De heer Van Baarle (DENK):
Tot slot, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rijscholen en taxichauffeurs getroffen zijn door de lockdown;
overwegende dat de Tozo met partnertoets onvoldoende was om de vaste kosten op te
vangen, waaronder met name de verzekeringspremies en de leasebetalingen;
verzoekt de regering om het gesprek te blijven aangaan met verzekeringsmaatschappijen
en leasemaatschappijen teneinde voor rijschoolhouders en taxichauffeurs met omzetverlies
betalingen op te schorten of uit te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 927 (29 398).
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dat heeft u heel snel gedaan. Dan gaan we naar de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van onze vragen. Het was een
goede discussie, maar ik denk ook wel dat het glashelder is dat van in ieder geval
een aantal maatregelen die zijn voorgesteld – die we hopelijk niet hoeven te nemen –
de Kamer, of in ieder geval mijn fractie zegt: die moet je sowieso niet nemen. Ik
noem het faalangstexamen. We gaan er nog over stemmen, maar het is onredelijk om van
die groep mensen te verwachten dat zij het probleem van het stuwmeer bij het CBR helpen
op te lossen. Dat zou anders moeten kunnen. Er zijn ook een aantal alternatieve voorstellen
voor gedaan.
Voorzitter, dan kom ik op het rapport dat is opgesteld onder leiding van de heer Roemer.
Daar heb ik een motie over. Ik zal die daarna toelichten, maar ik ga haar eerst even
voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er onder leiding van de heer Roemer een rapport is uitgebracht met
goede verbetervoorstellen voor de autorijscholenbranche;
overwegende dat het behalen van een rijbewijs niet duurder wordt door de verbetervoorstellen,
omdat meerkosten gecompenseerd moeten worden door kostenbesparingen voor consumenten,
zoals minder benodigde examens en rijlessen;
verzoekt de regering om in samenwerking met het CBR de maatschappelijke kosten en
baten van de verbetervoorstellen uit het rapport Van rijles naar rijonderwijs in kaart
te brengen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya.
Zij krijgt nr. 928 (29 398).
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. De reden waarom ik deze motie indien, is de volgende. Als wij vandaag
al een motie indienen zoals D66 heeft gedaan, over het voortvarend oppakken, terwijl
we ook zorgen hebben gehoord over de kosten ervan, en daarover vandaag al een definitief
oordeel vellen, vind ik dat wij geen recht doen aan het rapport. Wij moeten daar een
gedegen debat over voeren. We zijn in de technische briefing gedegen geïnformeerd
door de heer Roemer en we hebben de reactie van de Minister. Nu moeten we daarop terugkomen.
Daarom dien ik mijn motie in, die ik specifieker en passender vind, ook met de rol
van de Kamer in het achterhoofd. Het kan niet zo zijn dat we op basis van een rapport
– ook al komt het van de heer Roemer, die echt een hele slimme man is – nu al zeggen
«wat een goede voorstellen, neem maar over», zonder dat debat gedegen gevoerd te hebben.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik spreek namens de fractie van DENK. Wij hebben grofweg dezelfde positie als u in
dezen, namelijk dat we het proces zorgvuldig moeten doorlopen en dat we niet nu al
moeten stellen wat we met dat rapport gaan doen, ook gezien de demissionaire positie
van het kabinet op dit moment. Daar heb ik begrip voor. Aan de andere kant zegt de
heer Alkaya dat we op dit moment geen conclusies moeten trekken over het al dan niet
duurder worden ervan. Ik vind dat we daar geen harde conclusies over moeten trekken,
maar in het rapport staat wel dat de verwachting is dat er voor de consumenten mogelijk
sprake kan zijn van een stijging van de kosten. Mijn pleidooi is dat wij aan de regering
vragen om dat netjes te onderzoeken en dat we, op het moment dat we die stukken hebben,
op een later moment uitvoeriger met elkaar het debat aangaan. Kan de heer Alkaya dat
wel steunen?
De heer Alkaya (SP):
Ik ondersteun het principe dat het onderaan de streep, aan het einde van het proces,
niet duurder mag zijn voor consumenten om een rijbewijs te halen. Maar het rapport
zegt twee dingen. Aan de ene kant is er een verwachte kostenstijging voor de rijlessen
per uur. Aan de andere kant zegt de heer Roemer in zijn rapport ook dat de verwachting
is dat je minder rijlessen nodig hebt, en ook minder vaak examen hoeft te doen, omdat
de kwaliteit omhooggaat. Het kost € 120 per examen; dat zei de PVV ook al. Om te zien
hoe dat uitwerkt, moet ik van de Minister horen welke voorstellen worden overgenomen
en hoe dat pakket eruit zou kunnen zien. Dat moeten we dus in zijn geheel bekijken.
Maar als vuistregel moeten we met elkaar afspreken dat het behalen van een rijbewijs
onderaan de streep, aan het einde, niet duurder mag worden voor de gemiddelde consument.
Daar ben ik het van harte mee eens. Daarom vind ik het ook geen recht doen aan het
rapport om nu al te zeggen: neem alles maar over of een bepaald deel wel of niet.
Daar moeten we meer informatie over hebben, onder andere van de heer Roemer, de opsteller,
zelf.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Madlener van de PVV.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik had ook een motie, maar die is eigenlijk niet nodig, want
er zijn goede moties ingediend. Ik ben het geheel eens met wat er is gezegd over de
kosten. De motie van D66 verbaast mij niets. D66 lijkt toch altijd een soort anti-autopartij
die de automobilist op alle mogelijke manieren wil frustreren. Ik ben daarover dus
niet verbaasd, maar wel bezorgd. Ik ben blij dat de rest van de commissie dat niet
deelt en sceptisch is over die gang van zaken. In een auto kunnen rijden is zeer belangrijk
voor iedereen: vooral voor jonge mensen en ook voor ouderen. Wij willen de automobilist
echt steunen en hem niet de auto uit jagen. Betaalbaarheid is belangrijk.
Dan het ambitieniveau van het CBR. Ik ben bang dat ik dat toch een beetje laag vind.
Er komt een stuwmeer aan. Als alles straks weer gaat draaien, hebben mensen bijna
een jaar lang geen rijexamen kunnen doen. Je weet dus wat er op je afkomt. Ik denk
dat we met het huidige ambitieniveau te lang bezig zijn om dat stuwmeer in te lopen.
Ik zou de Minister dus heel graag willen verzoeken om echt alles uit de kast te halen.
Er moeten echt nog meer examinatoren aan de slag. Dus kort niet de examens in, maar
richt je op meer capaciteit. Volgens mij moet er veel meer mogelijk zijn.
De Minister heeft al aangegeven dat ze ons goed gaat informeren en met die positieve
boodschap met het CBR gaat spreken, dus ik wacht nog even met mijn motie. Ik ga uit
van de acties van de Minister. Misschien krijgen we in mei iets meer ambitie om die
wachttijd te verkorten. Zeven weken vind ik al te lang. Ik zou zeggen: vier weken
is toch meer dan genoeg? Dat moet toch kunnen in een gezonde organisatie. Dat is ook
een oproep aan de heer Pechtold, die we dan zullen spreken.
Ik heb geen motie op dit moment. Ik zal alle moties steunen die de Minister gas doen
geven op het CBR.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. Volgens
mij worden de moties nu vermenigvuldigd door de bodes. Het duurt eventjes voordat
ze hier zijn. Zullen we schorsen tot 16.35 uur, totdat alles er is? Mocht de Minister
dan nog iets meer tijd nodig hebben, dan zullen wij enkele ogenblikken de tijd nemen,
zodat er ook een goed antwoord kan komen op alle moties die zijn ingediend.
De vergadering wordt van 16.19 uur tot 16.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de bewindspersoon voor het beantwoorden van een paar laatste
vragen en het beoordelen van de moties.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou zet u mij meteen aan het denken, voorzitter, want ik heb nog maar een vraag genoteerd.
Dus ik hoop niet dat ik nog andere vergeten ben. Volgens mij was het eigenlijk alleen
de heer Stoffer die vroeg of ik nog wilde bevestigen dat we deze maatregelen alleen
gaan doen als het echt nodig is en het niet anders kan. Ik wil graag nogmaals bevestigen
dat we die echt doen als uiterste redmiddel en dat we natuurlijk gewoon gaan proberen
om met het verhogen van de slagingspercentages samen met de branche eraan te werken
dat we al die maatregelen die we nu met elkaar bediscussieerd hebben, hopelijk nooit
behoeven in te zetten. Dat was dacht ik de enige vraag.
De voorzitter:
Ik dacht dat de heer Madlener ook nog een vraag had gesteld.
De heer Madlener (PVV):
Die kwam eigenlijk voort uit het laatste antwoord over het verkorten van de examens.
Ik wil juist streven naar meer capaciteit, dus het in dienst nemen van meer examinatoren
of het opleiden ervan. Dat moet nu meteen gebeuren. Ik neem aan dat dit al in volle
gang is, maar ik hoor in het antwoord van de Minister dat dit toch op de lange baan
wordt geschoven of zoiets.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee hoor, nee, nee, nee. Er wordt ook volop gewerkt aan de werving van die examinatoren.
Er komt weer een hele nieuwe class voor die drie maanden. Dus daar wordt volop op
ingezet. Dat moet dus volgend jaar 89.000 extra examens mogelijk gaan maken. Ik heb
u ook toegezegd dat ik in de volgende maandrapportage dit qua cijfers allemaal nog
op een rijtje zal zetten. Dus daar kom ik graag op terug.
De heer De Hoop begon erover dat hij dit overleg in deze commissie plezierig had gevonden
en dat het wat hem betreft in een constructieve sfeer is verlopen. Dat geldt voor
mij ook. Dat waren we ook wel gewend met de vorige Kamer. Het is heel plezierig om
te kunnen constateren dat we met een grotendeels nieuw gezelschap toch wel op dezelfde
lijn door kunnen werken, gericht op de inhoud. Dus die constatering deel ik met de
heer De Hoop.
Voorzitter, dan wil ik nu de moties langslopen. De motie op stuk nr. 918 van de heer
De Groot kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Voor de Handelingen moet ik dat dan even herhalen: de motie op stuk nr. 918 krijgt
oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 919 van mevrouw Hagen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 919 krijgt oordeel Kamer.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb net aangegeven dat ik over onderdelen van het rapport nog in debat wil met
de Minister. Dat rapport staat vandaag niet op de agenda. Als de Minister het oordeel
over deze motie aan de Kamer laat, wil ik graag van haar horen hoe zij dat «voortvarend
op te pakken» dan interpreteert.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is een heel terechte vraag van de heer Alkaya. Ik was iets te makkelijk met alleen
te zeggen «oordeel Kamer». Ik versta mevrouw Hagen zo dat ik, zoals ik ook in de brief
aangeef, er voortvarend mee aan de slag ga, maar dat dit niet wegneemt dat ik per
onderdeel nog een heleboel dingen zal moeten uitwerken. Ik noem maar even die curriculumcommissie
waarvan ik heb gezegd: daar zitten zo veel kanten aan dat ik nog niet weet of wij
dat gaan overnemen. Ik ga het in die zin voortvarend oppakken dat ik ermee aan de
slag ga op alle onderdelen. Het een kan ik uitvoeren en naar een ander zal ik misschien
juist nog heleboel onderzoek moeten doen, waar u ook naar vraagt; ik noem in dit verband
de betaalbaarheid enzovoorts. Dat ga ik voortvarend doen. Zo lees ik de motie. Dat
wil dus niet zeggen dat ik alle aanbevelingen een-op-een overneem, want zover ben
ik gewoon nog niet.
De heer Alkaya (SP):
Dus concluderend: wat uit dat rapport wel en niet opgepakt wordt, gaat eerst nog besproken
worden in de Kamer? Dus we krijgen nog gewoon een brief over welke onderdelen wel
en welke onderdelen niet, voordat de Minister eerste stappen zet. Ik vind het ook
goede voorstellen, maar het is gewoon beter om het te bespreken op een goed geïnformeerde
manier op het moment dat het wel op de agenda staat in plaats van het af te raffelen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat ben ik zeer met de heer Alkaya eens. Alles netjes in de goede volgorde! Ik kan
me voorstellen dat u de technische briefing heeft. Ik ga u ook nog wat nadere onderbouwing
in de maandrapportages geven. Als ik met een brief onze appreciatie daarvan heb gegeven,
kunt u als Kamer daarover uiteraard het debat aangaan. Dan kunt u aangeven welke onderdelen
u als Kamer al dan niet wenst over te nemen. Zeker, dat lijkt me de goede volgorde.
De heer Madlener (PVV):
Ik ben hier toch verbaasd over. Ik lees in de motie dat de adviezen voortvarend moeten
worden opgepakt. Dat heeft volgens mij wat meer betekenis dan ze te bespreken met
de Kamer, misschien nog een hoorzitting en dan eens te kijken wat de Kamer daarmee
wil. Maar goed, het is natuurlijk aan de indiener van de motie om aan te geven wat
de bedoeling is van dit verzoek om adviezen op te pakken. Wat de Minister in feite
zegt, is: ja, we gaan een reactie geven en dan zal de Kamer om een reactie worden
gevraagd. Dat is de normale gang van zaken. Ik snap dus even niet precies de bedoeling
van de indiener van deze motie. Klopt het met hoe de Minister het nu uitlegt?
Mevrouw Hagen (D66):
Wat de Minister zegt, klopt zeker. We zitten natuurlijk in een beetje gekke situatie
dat er ook een demissionair kabinet is. Het is natuurlijk hartstikke goed als het
oordeel aan de Kamer is en als de Kamer zegt: ga voortvarend aan de slag met de dingen
die in ieder geval kunnen. Zoals ook aangegeven wordt, moeten zaken zoals de financiën
misschien nog wel nader uitgezocht worden. Ik denk dat het heel goed is als de Minister
daar dan op terugkomt, om te bezien wat daarvoor nodig is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik vat de motie zo op dat ik ook in deze demissionaire staat hier gewoon mee aan de
slag ga en het niet op de stapel leg voor een mogelijke opvolger. Zo heb ik de motie
gelezen.
De heer Geurts (CDA):
Ik zat ook met twijfels hierover. Als je door je oogharen naar het advies van de commissie-Roemer
kijkt, zou je ook kunnen concluderen dat er een kostprijsverhoging gaat komen voor
mensen die gaan afrijden. Dat zou kunnen. Ik zeg niet dat dat de eindconclusie is.
En als we dan instemmen met het voortvarend oppakken van de adviezen van de commissie-Roemer,
zou ik in een keer daarmee ingestemd hebben. Nou laat ik daar even heel duidelijk
over zijn: mijn CDA-fractie stemt daar dus niet mee in. Ik ga wel kijken wat mijn
fractie hiervan gaat vinden, maar ik wil dat we dat alvast maar in het verslag hebben
staan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar neem ik nota van. Zoals gezegd, voor mij geldt ook dat ik nog helemaal niet weet
hoe het allemaal precies uitpakt. Ik zal straks uiteraard nog reageren op de motie
die ook iets over de financiën zegt.
De heer Van Baarle (DENK):
Als ik de beantwoording van de Minister goed begrijp, wijzigt de positionering van
de Minister niet ten opzichte van de brief die in reactie op de commissie-Roemer is
gestuurd. In de brief geeft de Minister aan: bepaalde quick wins – no-brainers – zetten
we in en voor de rest laten we, vooruitlopend op besluitvorming, een aantal zaken
uitzoeken.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb de motie van mevrouw Hagen zo gelezen dat zij graag een bevestiging wil hebben
dat ik ook in demissionaire staat hier gewoon voortvarend mee aan de slag ga. Daar
kan ik oordeel Kamer op geven.
De heer Van Baarle (DENK):
Nog even heel helder. De positie van de regering zoals die is aangegeven in de brief,
wijzigt dus niet? Of wijzigt die wel naar aanleiding van de motie?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Mijn positie wijzigt niet, maar ik begrijp van mevrouw Hagen dat zij dat kennelijk
onvoldoende vindt en het graag bevestigd wil hebben. En dat kan ik doen.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de volgende motie. Ik wil nog even gezegd hebben dat een motie
ook kan worden overgenomen. Dat kon in de vorige periode niet. Ik geef het maar even
mee. We zijn toe aan de motie op stuk nr. 920.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank, voorzitter. Dat zal in het vervolg dan ook weer meewegen. Dat is inderdaad weer
een novum, net als het niet meer voldoende steun hoeven te hebben voor het indienen
van een motie. Het scheelt overigens ook weer tijd als je dat niet iedere keer hoeft
te vragen. Ik noem ook het feit dat we nu niet meer een «algemeen overleg» hebben
maar een «commissiedebat». Dat vind ik eigenlijk ook wel een veel betere term. Dat
zijn dus mooie stappen vooruit.
De motie op stuk nr. 920 van de heer De Hoop wil ik eigenlijk combineren met de motie
op stuk nr. 923 van de heer Geurts en de heer Stoffer over faalangst. Ik zou beide,
of eigenlijk de drie, indieners willen vragen deze moties aan te houden tot 1 juni.
Op dat moment kunnen we het geheel van de cijfers overzien. Noodmaatregelen willen
we ook niet lichtvaardig nemen, alleen als het echt niet anders kan. Ik wil natuurlijk
ook geen lange wachttijden, maar ik vind het ook wel jammer om op voorhand definitief
een knop te schrappen waar je eventueel aan zou kunnen draaien. Ik vraag u dus om
de moties aan te houden tot de technische briefing en totdat de onderbouwing van de
cijfers er is, zodat u dan uw definitieve oordeel kunt vellen. Ik heb heel goed gehoord
hoe breed de afkeer in de Kamer is van het zouden moeten nemen van die maatregel,
dus ik zal dat zeker aan het CBR overbrengen.
De voorzitter:
Ik zag twee heren wat onrustig bewegen op hun stoel. De eerste die ik zag, was de
heer De Hoop. Daarna volgens mij de heer Stoffer, hè? Ja.
De heer De Hoop (PvdA):
Allereerst wil ik nog even aangeven dat ik de motie indien met mevrouw Hagen en meneer
Alkaya. U noemde Geurts en Stoffer ook allebei, dus ik dacht: het is wel even goed
om dat nog even te zeggen. Als ik het goed begrijp, betekent dit dus dat wij geïnformeerd
worden voordat zo'n maatregel plaats kan vinden en dat we dus ook nog de mogelijkheid
hebben om dan in te grijpen. Als ik rondkijk in de commissie, zou er wel een meerderheid
zijn, dus het is dan belangrijk dat we dat middel in ieder geval behouden. Als dat
zo is, vind ik dit voorstel oké, als mijn mede-indieners er ook zo over denken.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is inderdaad juist zoals de heer De Hoop het formuleert. Daarom gaf ik al aan
dat ook ik de gevoelens in uw Kamer heb gecheckt. Laten we dus nog even de technische
briefing afwachten en alle cijfers op een rijtje zetten, maar we gaan geen dingen
doen voordat u er uw geluid over hebt kunnen laten horen. U kunt natuurlijk een aangehouden
motie ook op ieder moment in stemming brengen. Ik ga niet proberen om u hierin voorbij
te gaan of zo. Ik heb goed gezien hoe dit ligt in de Kamer. Ik gaf al aan dat ik er
zelf ook geen enthousiaste reactie op had toen ik dit voor het eerst zag, dus laten
we dit gewoon even op deze manier afhandelen.
De heer Stoffer (SGP):
De heer Geurts en ik zijn eensgeestes in vele zaken, ook in deze, dus wij houden de
motie gezamenlijk aan. De motie op stuk nr. 923 hebben we dan gelijk gehad.
De voorzitter:
Houden de indieners de motie op stuk nr. 920 dan ook aan? Ja.
Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (29 398, nr. 920) aan te houden. Op verzoek van de heer Stoffer stel ik voor zijn motie (29 398, nr. 923) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 921 is – nu moet ik het wel goed zeggen – van de
heren Geurts, Stoffer en De Groot. Die drie namen staan eronder. Die motie kan ik
oordeel Kamer geven. Ik zal die mogelijkheid gaan bespreken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 921 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 922 is van de heer Geurts, medeondertekend door de heer Stoffer.
Daarvan heb ik al aangegeven dat er verschillende dilemma's zijn. Ik vind het goed
om dat te betrekken bij het vervolg, dus ik kan deze motie oordeel Kamer geven. Zij
zal worden meegenomen in het onderzoek naar het stelsel.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 922 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 923 is aangehouden.
Dan komen we bij de motie op stuk nr. 924.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kom inderdaad bij de motie op stuk nr. 924, die gaat over de 16- en 17-jarigen.
Ik zou de heer Van Baarle, met steun van de heer Stoffer, hetzelfde willen vragen
wat ik aan de anderen heb gevraagd over het faalangstexamen, namelijk om de motie
aan te houden tot we eind mei de totale rapportage hebben.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank aan de Minister voor de reactie op de motie. Ik wil dat nog even in beraad nemen.
Is dat goed?
De voorzitter:
Ja hoor, dat kan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan moet ik een ander oordeel uitspreken. Als u de motie niet aanhoudt, moet ik haar
op dit moment ontraden. Ik vind het nu nog te vroeg om dit definitief te doen als
ik nog niet alle cijfers heb die we eind mei wel hebben.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 924 heeft als oordeel «ontraden».
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 925 is een spreekt-uitmotie, dus het is niet aan mij om daarop
te reageren. Het is aan de Kamer, dus ik zal er niets over zeggen, behalve dat het
natuurlijk wel betaalbaar moet blijven. Je mag als Minister niets vinden van een spreekt-uitmotie.
Ik heb het weleens gehad dat ik er iets over zei en dat de Kamer zei: ho ho, daar
gaat u niet over. Bij dezen. Ik ga er niet over, maar ik vind wel dat het betaalbaar
moet blijven. Laat ik het zo maar formuleren.
Dan de motie op stuk nr. 926 om de effecten op de consumentenprijs te onderzoeken.
Die motie kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 926 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Wat de motie op stuk nr. 927 betreft, zou ik de heer Van Baarle willen vragen om die
aan te houden, zodat ik schriftelijk advies kan inwinnen bij de collega's die hierover
gaan. Het gaat om de trojka, om drie collega-ministers. Die kan ik niet even in een
schorsing van tien minuten om een reactie vragen. Ik zou dus graag een schriftelijke
reactie van de collega's nabezorgen.
De heer Van Baarle (DENK):
Voor een dergelijk praktisch argument van de Minister kan ik alleen maar begrip hebben.
Ik hou de motie aan. Wanneer denkt de Minister dat er een reactie van de collega's
kan komen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daarvoor moeten we even bij die drie ministeries langsgaan. Als u morgen al gaat stemmen,
weet ik niet of dat lukt. Ik denk eerlijk gezegd van niet. Maar het moet zeker lukken
als u na het reces gaat stemmen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 927 wordt aangehouden. We hebben even geïnformeerd bij de Griffie
Plenair. De stemmingen zullen na het reces zijn. Dat geeft dus voldoende ruimte voor
deze motie.
De heer Van Baarle (DENK):
Zijn de stemmingen over alle moties na het reces? Dan kijk ik even naar de Minister
of het dan nog noodzakelijk is om de motie aan te houden. Wellicht kan de toezegging
worden gedaan dat er voor de stemmingen een schriftelijke appreciatie van de motie
komt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is precies wat ik u vraag. Als u de motie nu aanhoudt, hoef ik nu geen oordeel
te geven. U krijgt dat oordeel nog voor de stemmingen. Als dat na het reces is, lukt
dat wel. Dan kunt u zelf oordelen of u de motie al dan niet in stemming brengt.
De voorzitter:
Er zijn twee smaken: de Minister kan een motie ontraden of oordeel Kamer geven. Als
de motie wordt aangehouden, staan beide opties nog open. Als u de motie niet aanhoudt,
is het oordeel: ontraden.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat begrijp ik, maar het gebeurt ook vaak dat een motie niet aangehouden hoeft te
worden omdat er later nog een schriftelijke appreciatie komt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die schriftelijke appreciatie zeg ik u toe. Maar tot dat moment moet u de motie aanhouden.
Dat is wat ik van u vraag. U krijgt vóór de stemmingen na het reces een beoordeling
van deze motie door de drie collega's. Tot die tijd moet u de motie aanhouden. Anders
heeft het geen zin. Als u de motie anyhow, of u nu wel of niet een oordeel krijgt,
in stemming wilt brengen, dan ga ik niet de moeite doen om de collega's om een oordeel
te vragen.
De heer Van Baarle (DENK):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Vóór de stemmingen komt er een reactie van de collega's van de Minister.
Op verzoek van de heer Van Baarle stel ik voor zijn motie (29 398, nr. 927) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 928.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voorzitter. Laat ik het simpel afsluiten: deze motie van de heer Alkaya kan ik oordeel
Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 928 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn wij aan het eind van de
behandeling van de moties.
Er zijn in het debat een aantal toezeggingen gedaan. Het is gebruikelijk om die met
de commissie en de Minister nog even samen te vatten, zodat iedereen er hetzelfde
beeld bij heeft. Misschien nog een toelichting voor de nieuwe leden. Als u een toezegging
hebt gekregen die niet resulteert in een brief, dan is het een individuele toezegging
geweest. Leidt de toezegging wel tot een brief, dan lees ik hem op. Mocht u een toezegging
missen, dan weet u waardoor het mogelijk kan komen.
– De Kamer zal in de maandelijkse voortgangsrapportage CBR op de hoogte worden gehouden
van de stand van zaken ten aanzien van het plan van aanpak van de examenafname.
– De Minister zal het CBR verzoeken om een impactanalyse van het voorstel om de vijf
minuten van het voor- en nagesprek eraf te halen, en de Kamer hierover informeren.
– Bij de volgende voortgangsrapportage CBR zal cijfermatig inzicht worden geboden in
de verschillende voorgestelde maatregelen.
Dat is een toezegging aan de heer Madlener, staat hier expliciet bij.
– Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien
van de medische keuringen van mensen met autisme.
Dat is een toezegging aan mevrouw Hagen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voorzitter, met dien verstande dat ik ervan uitgegaan ben dat ik in mei het advies
krijg van de Gezondheidsraad. Dan kan ik dat toezeggen, maar mocht dat advies onverhoopt
later komen, dan kan ik dat niet doen. Ik kan geen ijzer met handen breken, maar ik
ga ervan uit dat dit lukt.
De voorzitter:
Dat had mevrouw Hagen volgens mij al genoteerd, maar ook wij hebben dat scherp.
Dan de vijfde toezegging:
– De Kamer ontvangt voor de stemmingen over de moties een kabinetsappreciatie van de
motie-Van Baarle op stuk nr. 927.
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van deze vergadering. Ik wil u allen hartelijk
danken, de Minister en al haar mensen, de mensen van het CBR in haar kielzog en natuurlijk
alle leden. Er rest mij nu niets anders dan deze vergadering te sluiten en u nog een
hele gezegende dag toe te wensen.
Dank u wel.
Sluiting 16.55 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.