Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 25 april 2019, over biotechnologie en kwekersrecht
27 428 Beleidsnota Biotechnologie
Nr. 357
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 11 juni 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Infrastructuur en Waterstaat hebben op 25 april 2019 overleg gevoerd met mevrouw
Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President,
en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 22 oktober 2018 inzake kwekersrecht in internationaal perspectief (Kamerstuk
27 428, nr. 352);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 november
2018 inzake uitspraak Hof van Justitie EU over nieuwe vormen van mutagenese en de
gevolgen voor het biotechnologiebeleid (Kamerstuk 27 428, nr. 353);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 april 2019
inzake voortgangsbrief modernisering veiligheidsbeleid biotechnologie (Kamerstuk 27 428, nr. 355).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel
Voorzitter: De Groot
Griffier: Goorden
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: De Groot, Moorlag en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President,
en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 15.03 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet de mensen die thuis meeluisteren en de mensen op de publieke
tribune welkom bij dit algemeen overleg over biotechnologie en kwekersrecht. De fractie
van het CDA heeft zich afgemeld en mevrouw Ouwehand heeft aangekondigd dat zij iets
later zal komen. Ik geef om te beginnen het woord aan Staatssecretaris Van Veldhoven.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Ik kijk uit naar een mooi AO, maar ik kreeg een paar dagen
geleden het signaal dat op een specifiek deel van het biotechnologiebeleid, dat onderdeel
is van het milieubeleid, een concreet raakvlak zou kunnen ontstaan met de activiteiten
van de medisch-farmaceutische industrie. Het onderwerp staat niet formeel geagendeerd.
Binnen dit deel van de sector kunnen echter ook activiteiten vallen die uitgevoerd
worden door een bedrijf waar mijn partner op dit moment werkzaam is. Om alle schijn
te vermijden, heb ik daarom met de Minister afgesproken dat zij het hele terrein van
de biotechnologie overneemt, omdat het ook lastig is om te knippen binnen dit terrein.
Voor dit AO betekent dit dus dat ik niet hier ter plekke vragen zal beantwoorden.
De Minister neemt dat over en zal de vragen schriftelijk beantwoorden. De Minister
zal ook aanwezig zijn bij het VAO om eventuele moties te beoordelen. Dit kwam echt
een paar dagen geleden onder mijn aandacht. Toen heb ik snel willen handelen. Vandaar
dat ik u hierover een briefje heb gestuurd en dit hier nu even kom melden. En, voorzitter,
met uw welnemen zou ik dan ook dit AO nu willen verlaten.
De voorzitter:
Wij nemen daar kennis van en respecteren deze beslissing. Ik zie ook instemmend geknik
van de andere aanwezige Kamerleden. De procedure is in ieder geval duidelijk. Woordvoerders
kunnen alle vragen stellen, maar voor zover ze betrekking hebben op de portefeuille
van de Staatssecretaris, nu dus die van de Minister van IenW, zullen ze schriftelijk
worden behandeld. Als er een VAO zal worden aangevraagd, zullen beide bewindslieden,
dus de Minister van IenW en de Minister van LNV, aanwezig zijn voor het geval er om
een oordeel over eventuele moties wordt gevraagd.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik wil alle waardering uitspreken, ook voor de telefonische vooraankondiging,
gisteravond. Ik vind dat hier heel zorgvuldig wordt geopereerd.
De voorzitter:
Daar nemen we kennis van. Ik wens u een prettige middag, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaan we nu over op de inbreng van de zijde van de Kamer. Het woord is aan de heer
Weverling van de fractie van de VVD. De spreektijd is vijf minuten.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dagelijks profiteren alle Nederlanders van biotechnologie.
Of het nou gaat om onze voedselvoorziening, de grondstoffen die we gebruiken of de
medicijnen die worden voorgeschreven bij bepaalde ziekten, steeds geldt: biotechnologie
heeft ons veel gebracht. Tot zover het positieve verhaal. Het is van zeer groot belang
dat we ervoor zorgen dat er ook in de komende jaren zo goed mogelijk gebruik kan worden
gemaakt van biotechnologische oplossingen en innovaties. En eerlijk gezegd mis ik
daarbij ambitie en actie.
Voorzitter. Ik wil graag speciale aandacht vragen voor de medische biotechnologie,
ook wel de rode biotechnologie genoemd. De VVD vindt het onacceptabel dat we hierbij
de boot dreigen te missen. Nederlanders verdienen goede zorg en nieuwe, innovatieve
behandelmethoden. Geen enkele kankerpatiënt zit te wachten op milieuregeltjes als
zijn leven afhangt van een bepaald medicijn of een behandeling die tot stand is gekomen
aan de hand van biotechnologie. Leden van de Tweede Kamer hebben in de afgelopen weken
meerdere brieven ontvangen van ziekenhuizen, doktoren en professoren. Ze luiden hierin
de noodklok over medische biotechnologische toepassingen, en pleiten voor de aanpassing
van het Besluit ggo.
Ze vragen heel concreet om vijf zaken. Ten eerste: het maken van onderscheid in het
Besluit ggo tussen medische ggo-producten en niet-medische ggo-producten. Ten tweede:
aanpassing van het Besluit ggo zodat voor de medische ggo-producten met een verwaarloosbaar
milieurisico alleen de EU-richtlijn voor ingeperkt gebruik van toepassing is, zoals
ook in andere EU-lidstaten het geval is. Ten derde: ontheffing van de milieuvergunning
voor klinisch onderzoek en voor behandeling van kankerpatiënten met CAR-T waarbij
geen reëel milieurisico aanwezig is. CAR-T is een vorm van immuuntherapie tegen kanker;
ik hoop dat ik het woord goed uitspreek. Ten vierde: aansluiting van Nederland bij
het geharmoniseerde Europese ggo-aanmeldformulier zonder extra informatie te eisen
van de aanvrager. Dit formulier wordt reeds door zestien EU-lidstaten omarmd. Nederland
heeft het gebruik van dit formulier afgewezen. Ten vijfde: het opheffen van de uitgebreide
openbare bezwaarprocedure en die wijzigen naar een standaard bezwaarprocedure volgens
de Algemene wet bestuursrecht. Deze vijf punten zijn wat de VVD betreft zeer constructieve
voorstellen. Ik hoor dan ook graag van de Minister of zij van plan is om deze voorstellen
te omarmen, en hoe zij dit gaat concretiseren.
Voor de lange termijn stellen de verschillende onderzoekers voor om de beoordeling
van zowel de medische risico's als de milieurisico's van klinisch onderzoek met medische
ggo-producten te integreren en door één instantie te laten uitvoeren, te weten door
de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek. Graag hoor ik van de Minister of zij
van plan is dit te doen.
Voorzitter. De VVD vraagt al jaren om het doorbreken van de Europese impasse met betrekking
tot biotechnologische toepassingen zoals plantenveredeling. In 2016 heeft mijn collega
Lodders hierover al een motie ingediend. Tegelijkertijd lezen we dat er nog jaren
gewacht moet worden voordat de wetgeving rondom biotechnologie gemoderniseerd kan
worden. Dat kan echt niet. Er moet zo snel mogelijk gehandeld worden, want we lopen
reeds achter in vergelijking met landen als Amerika, waar al volop geëxperimenteerd
en geproduceerd wordt. Wat doen Nederland en de Europese Unie? Wij zitten op onze
handen, gekaapt door conservatieve denkbeelden uit onder andere Europa. Erkent de
Minister dat de tijd nu echt is gekomen om tot actie over te gaan? Zo nee, waarom
dan niet? Kan de Minister toezeggen dat ze bij de Europese lidstaten blijft actievoeren
voor CRISPR-Cas9 en andere technieken, zoals afgesproken in het regeerakkoord? Welke
kansen ziet zij hiervoor bij de nieuwe Europese Commissie?
De afgelopen jaren hebben betrokken partijen samen met het Ministerie van IenW om
tafel gezeten om te komen tot bouwstenen voor toekomstig beleid. Ik kan niet anders
dan concluderen dat hiermee weinig tot niets wordt gedaan. Is de Minister bereid om
de Kamer een stappenplan toe te sturen, zodat we daadwerkelijk kunnen zien en kunnen
controleren wat er nu allemaal gebeurt om de Nederlandse regelgeving te moderniseren,
en wanneer dat dan gebeurt? Hier geldt wat de VVD betreft ook weer: het is tijd voor
actie.
De voorzitter:
Ik heb een interruptie van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Mijn interruptie heeft betrekking op het voorlaatste punt van de heer Weverling, namelijk
zijn vurige pleidooi om de weg vrij te maken voor gmo-technieken. Mijn vraag aan de
heer Weverling is: vindt hij niet dat daar een goed maatschappelijk debat over moet
plaatsvinden? Er bestaat immers wel zorg bij consumenten. Ook al zou je rationeel
iets kunnen betogen, we leven in tijden van «perception is reality». Moet je daar
dan geen goed en zorgvuldig maatschappelijk debat over voeren?
De heer Weverling (VVD):
Volgens mij hebben wij dat debat hier in de Kamer. Dat is ook de taak die wij hebben.
Als we het hebben over de groene biotechnologie, is toch duidelijk dat die juist voor
heel veel duurzaamheid en voor resistente gewassen zorgt, en dat we op die manier
dus juist heel veel partijen verder helpen op dit dossier.
De heer Moorlag (PvdA):
Met CRISPR-Cas kan ik dat nog wel volgen en billijken, maar ik kreeg de indruk dat
de heer Weverling ook pleitte voor ruimere vrijstellingen, ook met verwijzing naar
situaties in de Verenigde Staten. Ja, we voeren het debat hier in deze Kamer, maar
Nederland is toch wel iets groter dan de vierkante kilometer in Den Haag waar wij
vertoeven. Hoe kijkt de heer Weverling daartegen aan?
De heer Weverling (VVD):
Zeker. Zelfs Oost-Groningen hoort daar gelukkig bij. Mijn betoog gaat enerzijds over
de rode biotechnologie en anderzijds over de groene biotechnologie. We moeten wat
ons betreft op beide fronten stappen zetten. Ik heb het voorbeeld van Amerika genoemd,
waar ze toch echt op heel veel fronten stappen zetten en de regelgeving op een andere
manier interpreteren dan hier in Europa gebeurt. Doordat wij dat te strak interpreteren,
zijn we gewoon terrein aan het verliezen. Dat is het betoog dat ik houd.
Voorzitter. De Ministeries van LNV en VWS hebben groot belang bij het voortvarend
oppakken van dit dossier. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is op dit
moment leading. Ik heb mijn twijfels over de huidige spreiding van dit dossier bij
de verschillende departementen. De veelheid van ministeries zorgt ervoor dat we geen
centimeter vooruitkomen op dit dossier. Is de Minister dat met mij eens?
Ik ga afronden met een korte vraag inzake het kwekersrecht. De bloembollensector zit
nog steeds te wachten op een uitspraak van het Europees kwekersrechtbureau over een
eventuele verlenging van het kwekersrecht met vijf jaar. Kan de Minister hierover
een update geven?
Dan tot slot: we hebben zo veel mooie innovaties in het verschiet, die het Nederlanders
zo veel makkelijker zouden kunnen maken. Ook wereldwijd kunnen we mensen helpen met
de technieken en producten die in Nederland worden ontwikkeld. Hoe jammer zou het
zijn als we deze kans laten liggen! Daarom wil ik de Minister nogmaals meegeven: laten
we in actie komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Weverling. Het woord is aan de heer Moorlag van de fractie van
de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. We moeten in dit land, in Europa en mondiaal zeker kunnen
zijn van gezonde, lekkere en goede voeding. Daarvoor moeten we produceren met minder
bestrijdingsmiddelen. We moeten zien dat we meer opbrengsten krijgen. Planten- en
zaadveredeling is daar echt cruciaal in. Nederland is toonaangevend op dat terrein.
Ik vind het ook een onderdeel van de agrarische sector dat toch wat miskend wordt.
Als je kijkt naar het exportvolume, zie je dat het echt een miljardenimpact heeft.
Het is een onderdeel van de agrarische sector dat we naar mijn smaak moeten koesteren,
versterken en uitbouwen. Een tijdje terug was ik in Scheemda op werkbezoek bij Vandinter
Semo. Elke dinsdagochtend, wanneer ik probeer de trein van 6.05 uur te halen, rijd
ik daarlangs, en ik had er geen flauw benul van wat voor monnikenwerk daar wordt gedaan
en hoe daar nieuwe gewassen en nieuwe varianten worden gemaakt. Dat vraagt echt jarenlange,
noeste arbeid.
Voorzitter. De PvdA heeft zorgen over een aantal zaken. Allereerst is het van belang
dat wij een open innovatiesysteem houden. De Minister schreef dat ook in haar brief.
Dat betekent dat wij ons kwekersrecht moeten koesteren en dat we moeten voorkomen
dat er monopolisten ontstaan die heel veel marktmacht krijgen en met octrooien gaan
werken waardoor de ontwikkeling van nieuwe gewassen eerder wordt geblokkeerd dan gestimuleerd.
Daarbij kunnen de commerciële belangen uiteindelijk gewoon leidend worden. Mijn vraag
aan de Minister is hoe zij op Europees niveau gaat bewerkstelligen dat de toegang
tot zaden, planten en materiaal goed gewaarborgd blijft. Het moet niet zo zijn dat
octrooirechten de innovatie beperken.
Voorzitter. Het tweede punt van zorg betreft het gebruik van gmo-technieken. De heer
Weverling sprak daar krachtige woorden over. Het is een discussie waar de samenleving
nogal huiverig over is. Ik vind dat we dat debat zorgvuldig moeten voeren. Ik denk
dat CRISPR-Cas aanvaardbaar is voor zover er geen natuurlijke grenzen, of soortgrenzen,
worden overschreden. In feite gaat het dan alleen om een vorm van versnelling van
wat je ook via de klassieke veredelingstechnieken kunt doen. Maar perception is reality,
en het kan snel uit de bocht vliegen. Mijn vraag aan de Minister is hoe ze gaat bewerkstelligen
dat er aan de ene kant ruimte komt voor die techniek, maar dat er aan de andere kant
op een adequate manier met zorgen in de samenleving wordt omgegaan en dat het maatschappelijk
debat gewoon goed wordt gevoerd.
Dan, voorzitter...
De heer Weverling (VVD):
Toch even een vraag aan de heer Moorlag. Perception is reality, maar welke verkeerde
kant zou het op kunnen gaan? Kunt u dat eens nader verklaren?
De heer Moorlag (PvdA):
Het is misschien niet het meest recente voorbeeld, maar in het verleden hebben wij
de kwestie Brent Spar gehad, het booreiland dat afgezonken werd...
De heer Weverling (VVD):
We hebben het hier over gezonde, eetbare gewassen.
De voorzitter:
De heer Moorlag is even uw vraag aan het beantwoorden.
De heer Moorlag (PvdA):
Indertijd hebben wij de Brent Spar gehad. Uiteindelijk is vast komen te staan dat
het afzinken van dat booreiland de beste oplossing was, ook ecologisch gezien, ook
qua milieutechnologie. Maar dan zie je toch dat er een maatschappelijk debat ontstaat,
dat de wind eronder vliegt en dat een richting waarin je dacht een stap te kunnen
zetten, gewoon wordt geblokkeerd. Ik vind dat wij die zorg in de samenleving op waarde
moeten schatten. Dit heeft alles in zich om in een maatschappelijk debat uit de bocht
te gaan vliegen. Ik vind dat dat gewoon goed gemanaged moet worden. Dat is mijn vraag
aan de Minister.
De heer Weverling (VVD):
Ik vraag dan toch nog een keer aan de heer Moorlag welke zorg hij daarmee adresseert.
Ik zie die zorg namelijk niet. We laten juist kansen liggen, en we willen juist gewoon
goede, gezonde groenterassen, maar uiteraard ook sierteeltrassen, kweken.
De heer Moorlag (PvdA):
In sommige kringen is iets wat tendeert naar genetische manipulatie net zo besmet
als rekeningrijden bij de VVD. Rationeel is dat de meest verstandige oplossing, maar
ook daarbij kan het zo zijn dat het denken ineens geblokkeerd raakt en dat er geen
ruimte voor gegeven wordt.
De heer Weverling (VVD):
Ik zou graag op inhoud horen waarom de PvdA denkt dat er blijkbaar in de samenleving
een discussie nodig is over iets goeds als CRISPR-Cas. Dan komt u met rekeningrijden.
Ja, ik rijd inderdaad zo veel mogelijk zelf, en niet met de trein. Maar kunt u daar
nou op ingaan?
De voorzitter:
Tot slot, de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Daar was ik ook op ingegaan. Soms kunnen er rationeel heel goede redenen zijn om iets
te gaan doen, maar ontstaan er vervolgens toch sentimenten in de samenleving die dat
blokkeren. In dat licht bezien vind ik de vergelijking met rekeningrijden wel gerechtvaardigd.
De voorzitter:
Toch nog een dringende opmerking van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
De heer Moorlag adresseert dat er mogelijk zorgen zijn in de samenleving. Ik zie ze
niet. Ik zie hier in de zaal wel mensen zitten die heel goed weten hoe je met groene
biotechnologie moet omgaan, die kansen zien, die de wereld daarmee weten te voeden
en die voor goede, gezonde gewassen zorgen, ook nog eens met minder gewasbeschermingsmiddelen.
Volgens mij is dat uiteindelijk alleen maar goed. Ga daar eens mee praten, zou ik
zeggen.
De heer Moorlag (PvdA):
Daar spreek ik ook mee. Er ligt bij de PvdA geen blokkade. Ik vind ook dat er ruimte
voor moet komen. Maar ik merk ook dat, zodra het woord «rekeningrijden» valt, er blijkbaar
een blootliggende zenuw wordt beroerd. Het debat dat we hier voeren, zou naar mijn
smaak ook in de samenleving goed gevoerd moeten worden.
De heer Weverling (VVD):
Het is tijd voor reces, denk ik.
De voorzitter:
De heer Moorlag vervolgt zijn betoog.
De heer Moorlag (PvdA):
Dan de zorgen onder medici. Vandaag is daar in de media uitvoerig aandacht aan besteed.
De heer Weverling heeft er al veel vragen over gesteld. Daar wil ik me graag bij aansluiten.
Zaken moeten wel in verhouding worden gezien. Hier lijken door regelgeving de verhoudingen
zoek te raken. In Groningen zeggen we dan weleens dat de kerk hoger wordt dan de toren.
Mijn vraag aan de Minister is: kan daar een goede balans in gevonden worden?
Voorzitter. Ik zei dat de veredelingssector veel waarde vertegenwoordigt. Daar ligt
veel potentie om duurzamer gewassen te gaan telen, om bij te dragen aan de circulaire
landbouw en om minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Wat is het beleid van de
Minister om de innovatie in deze sector te stimuleren? We geven heel veel geld uit
aan landbouwbeleid. Is de Minister bereid om, ook in het kader van het GLB-debat,
te bezien of middelen vrij kunnen komen om innovatie te stimuleren?
Voorzitter. Nog een aantal specifieke punten. Het kwekersrecht kent een looptijd van
25 jaar. Kan dat niet in bepaalde gevallen wat worden verlengd? Er moeten forse voorinvesteringen
worden gedaan. Terugverdientijden zijn lang. Het kan helpen om het veredelen van bepaalde
gewassen te stimuleren. Je ziet in de medicijnindustrie ook wel dat alleen maar de
rendabele zaken worden ontwikkeld en dat de minder rendabele investeringen niet worden
gedaan, terwijl sommige doelgroepen wel gebaat zijn bij de ontwikkeling van medicijnen
voor minder voorkomende kwalen.
De voorzitter:
U rondt af.
De heer Moorlag (PvdA):
Ja, voorzitter, ik rond af. Als het mag één laatste punt. Vanuit de biologische sector
is gezegd: er moeten weerbare gewassen komen die zich lenen voor biologische landbouw.
Er is behoefte aan een nieuw tienjarenprogramma voor natuurlijke veredeling. Wil de
Minister daaraan bijdragen?
Helemaal ten slotte een punt van orde, voorzitter. Ik word geacht om een AO Toerisme
te doen. De inwoners van Giethoorn hebben veel overlast van hordes toeristen. Ik kan
dus niet dit hele AO bijwonen.
De voorzitter:
Daar neem ik kennis van. We hebben een behoorlijk tempo. In dat verband wil ik de
heer Weverling vragen om het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Weverling
De voorzitter:
Dat lijkt me zeer verstandig. Dan geef ik graag het woord aan de heer De Groot namens
de fractie van D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin bij kringlooplandbouw. Daarin staan drie bewegingen
centraal. In plaats van granen gaan we naar reststromen. We gaan van rotte naar rijpe
mest. Ook gaan we van een kwetsbare naar een gezonde bodem. Om tot een transitie naar
kringlooplandbouw te komen, is een werkend verdienmodel van cruciaal belang. Ik kom
hier in verband met het onderwerp van vandaag op terug.
Biotechnologie geeft kansen voor robuuste gewassen, waarbij een gezonde bodem centraal
staat. Het wordt mogelijk minder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken en de plant
weerbaarder te maken tegen ziektes en schimmels. Ook kan biotechnologie worden ingezet
tegen klimaatverandering, waarbij planten minder water verbruiken of tegen verzilting
en droogte bestand zijn. Deze nieuwe technieken kunnen worden ondersteund door big
data, wat precisielandbouw ondersteunt.
Voorzitter. D66 ziet biotechnologie, of in goed Nederlands «genome editing», als een
kans, maar is niet blind voor de eventuele risico's. Daarom moeten we goed nadenken
over de maatschappelijke inbedding. Drie zaken zijn hierbij van belang. In de eerste
plaats is er een werkend Europees kader nodig voor de toelating van gewassen die verkregen
zijn met nieuwe veredelingstechnieken als CRISPR-Cas. Momenteel liggen de Brusselse
molens stil, terwijl we als Nederland een enorm belang hebben bij voortgang. Wat gaan
de Ministers doen om dit dossier los te trekken? Daarbij is de vraag of het simpelweg
volstaat om deze technologie als non-ggo te kenschetsen, of dat we zorgvuldigheidshalve
wellicht een lichte vorm van toetsing of registratie nodig hebben. Ik zeg dat omdat
dit dossier kwetsbaar is voor een digitale benadering: je bent voor of tegen; je bent
tegen ggo's of je bent ervoor. Daarom vraag ik de Ministers eens na te denken over
een derde weg en zo dit dossier minder kwetsbaar te maken voor eventuele polarisatie.
Dat kan dus een regime zijn in Europa voor registratie of een heel lichte vorm van
toetsing.
In de tweede plaats moeten we goed nadenken over het intellectueel eigendom van deze
nieuwe technologieën. Hiervoor moet volgens D66 ook de kwekersvrijstelling gelden.
Anders zal een beperkt aantal bedrijven met een beperkt aantal soorten de markt gaan
domineren, waarbij de opbrengsten niet bij de boer of de tuinder maar bij de grote
bedrijven terechtkomen.
In de derde plaats moeten we goed nadenken over de toepassing van big data. D66 ziet
kansen voor het verminderen van het gebruik van bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen
en een bijdrage aan de transitie naar kringlooplandbouw, maar de boer moet wel eigenaar
blijven van de data, en niet zoals een taxichauffeur van Uber straks gestuurd worden
door algoritmen van anderen, waarbij hij bovendien voor zijn eigen data moet gaan
betalen. Hoe zorgen de Ministers ervoor dat de data, niet zoals bij alle inputs op
het boerenbedrijf op dit moment, een opbrengstpost worden en niet een kostenpost,
zoals bij gewasbescherming of kunstmest?
Voorzitter. Willen we de kansen van deze nieuwe technologieën een bijdrage laten leveren
aan kringlooplandbouw, dan zullen we deze drie zaken goed moeten regelen om ze ook
te laten bijdragen aan het verdienmodel van de boer. Dat vraagt om een fundamenteel
doordachte reactie en visie van dit kabinet.
Dan een punt terzijde. Is de Minister bereid om met ontwikkelingslanden te blijven
praten, ook in het kader van UPOV, over de werking van het kwekersrecht? Vanuit ontwikkelingslanden
zijn daar nog weleens bezwaren tegen, terwijl het een goed model is. Maar wellicht
moeten ze, en zeker de kleine boeren, wat geholpen worden in de toepassing ervan.
Het bedrijfsleven is van harte bereid om daaraan bij te dragen.
Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen die zijn gemaakt over
medische technologie. Mijn collega's Pia Dijkstra en Jessica van Eijs hebben hier
eerder vragen over gesteld. In andere landen geldt een ander regime. Ik sluit me aan
bij de punten die in dezen zijn gemaakt door de VVD en de PvdA. Ik denk dat we uitermate
pragmatisch moeten zijn, met een reëel oog voor de overzichtelijke of niet bestaande
risico's van de toepassing van gentechnologie, om mensen met ernstige ziektes, en
zeker kinderen, beter te maken.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Mooi binnen de tijd, meneer De Groot, dank u wel. Ter linkerzijde zit niemand meer.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister. Wil zij meteen tot de beantwoording overgaan? Ja, dat
gaat ze. Het woord is aan de Minister.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. De omvang van de aanwezige delegaties, zowel van de Kamer
als van het kabinet, zegt niets over het belang van het onderwerp. Er zijn een aantal
vragen gesteld, waarvan ik constateer dat een best redelijk aandeel bij mijn collega
van IenW ligt. Waar raakvlakken zijn, zal ik proberen een schot voor de boeg te geven.
Ik moet alleen ook een aantal zaken nader afstemmen. Anders hadden we dat al gedaan,
maar het is even een beetje behelpen. Ik ga proberen wat licht op zaken te laten schijnen,
voor zover dat lukt.
Ik begin maar even bij het kwekersrecht. Over dat onderwerp hebben eigenlijk alle
leden een aantal zaken benoemd. Het kwekersrecht is van zeer groot belang voor het
bevorderen van nieuwe rassen, voor de voedselzekerheid en voor de verduurzaming van
de landbouw. De voorzitter memoreerde het al: zeker in het licht van de klimaatverandering
en het verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is voortdurende innovatie
noodzakelijk. Wij hebben ons als Nederland al op diverse manieren ingezet om het kwekersrecht
te versterken. Sterker nog, de basis voor het werk in Nederland is recent versterkt,
zodat het kwekersrechtonderzoek de komende decennia van internationaal topniveau kan
blijven. Het vereist voortdurende aandacht.
Ook elders in de wereld zet ik me ervoor in. Als ik op handelsmissie ga, gaat er bijna
geen land voorbij waarin ik niet ook het kwekersrecht aan de orde stel. Dat doe ik
niet alleen; ook onze landbouwraden en landbouwdialogen stellen de thema's regelmatig
aan de orde. Samen met de zaaizaadsector, mijn collega Kaag van Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking, Plantum en de Wageningen Universiteit ben ik bezig om
een samenwerkingsverband te smeden om extra impulsen te geven aan de beschikbaarheid
van goed uitgangsmateriaal voor boeren in ontwikkelingslanden. Een aantal van u hebben
daar vragen over gesteld. Mevrouw Kaag en ik zullen u later berichten over deze inzet
in onze gezamenlijke brief over de voedselzekerheid, die uw Kamer nog zal ontvangen.
Een aantal vragen gingen over de verhouding tussen het kwekersrecht en het octrooirecht.
Ik meen dat de heer Moorlag daar vragen over had. Zoals u weet, heeft Nederland zich
juist sterk ingezet om het octrooieren van klassiek veredelde planten tegen te gaan.
In 2016, tijdens ons EU-voorzitterschap, is hierover een succesvol symposium gehouden,
dat kort daarna werd opgevolgd door de interpretatieve verklaring van de Europese
Commissie. Maar eind vorig jaar oordeelde de Technische Kamer van Beroep van het Europees
Octrooibureau dat de interpretatieve verklaring van de Europese Commissie geen juridische
waarde heeft. We hebben er in de commissie Landbouw uitvoerig over gesproken. Wij
vonden het buitengewoon teleurstellend; niet alleen ik maar ook deze Kamer. We leggen
ons hier ook niet bij neer. Samen met de Minister van EZK zet ik me ervoor in het
probleem zo snel en zo goed mogelijk te laten oplossen. Ik heb hiervoor recent tijdens
de Landbouw- en Visserijraad een agendapunt opgevoerd. De lidstaten steunden mijn
verklaring en spraken hun zorg hierover uit. Het is een breed gedeeld gevoel in de
Raad. Er wordt nu gestudeerd op oplossingen voor dit probleem. Een van de mogelijkheden
is dat het Europees Octrooibureau de situatie zelf zou kunnen herstellen via zijn
hoogste beroepsorgaan, de Vergrote Kamer van Beroep. Dit heeft ook de voorkeur van
de meeste lidstaten. Die route is inmiddels ingezet. Ik zal de Kamer op de hoogte
houden van de voortgang hiervan.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Het zou mooi zijn als er langs die weg een andere interpretatie gaat komen. Maar in
de rechtspraak worden regels geïnterpreteerd, en op basis van regels wordt recht gesproken.
Stel nou dat die weg niet tot succes leidt, gaat de Minister zich dan inzetten voor
verandering van de octrooiregels?
Minister Schouten:
Dit gaat natuurlijk over de interpretatie van de octrooiregels. We hebben nu de eerste
stap gezet. De snelste route zou zijn via de Vergrote Kamer. Overigens heeft het Europees
Parlement ook al een signaal afgegeven dat het het absoluut oneens is met de interpretatie
zoals die nu is gegeven. De Vergrote Kamer van Beroep is de hoogste onafhankelijke
beroepsinstantie. Die zou nu de gevraagde juridische duidelijkheid moeten geven. Mocht
dit niet de gewenste uitkomst leveren – laat ik vooropstellen dat wij echt hopen dat
het die wel geeft – dan zijn er ook nog andere routes denkbaar. Het zou bijvoorbeeld
kunnen door het uitlokken van het EU-Hof van Justitie, maar ook door aanpassing van
het Octrooiverdrag, hetgeen de heer Moorlag vraagt. Die routes vergen allemaal veel
meer tijd en inzet. Het heeft dus echt onze voorkeur om het via de route te doen die
nu is ingezet. Maar het behoort allemaal tot de opties.
De heer Moorlag (PvdA):
Goed om te horen. Om mr. Frank Visser te citeren: daar moet u het mee doen. Maar als
dat uit rechterlijke hoek wordt gezegd, stel ik vast dat het antwoord zal zijn dat
er naar de regels wordt gekeken. Maar ik begrijp dat eerst deze weg wordt bewandeld.
Dat snap ik heel goed.
De voorzitter:
En anders de rijdende rechter!
Minister Schouten:
Nou, als die het zou kunnen oplossen, zouden we hem er ongetwijfeld ook nog in schuiven.
Maar het gaat ons erom dat het zo snel mogelijk wordt geregeld. Nederland heeft tijdens
het eigen voorzitterschap destijds, in 2016, de kar getrokken. Dat zullen we nu ook
blijven doen, want het is echt van groot belang.
Ik ga een beetje met zevenmijlslaarzen door de algemene lijn heen. Daarna kom ik nog
op wat specifiekere vragen. Ik kom op de EU-Hofuitspraak ten aanzien van ggo's. Een
aantal leden hadden daar wat vragen over. Afgelopen zomer heeft het Europese Hof van
Justitie zich uitgesproken over de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen,
de zogenaamde ggo's. Deze uitspraak biedt kansen om een Europese discussie over dit
onderwerp te starten, want de wetgever is nu aan zet. Daarom zal ik in de Landbouwraad
van mei, de komende Landbouwraad, aandacht vragen voor de modernisering van Europese
regelgeving voor nieuwe veredelingstechnieken. Er is een uitspraak geweest. De wetgever
is weer aan zet. Wij zullen daarin dus ook weer de stappen gaan zetten.
We houden ook ambitie op dit dossier, maar we moeten de discussie daarover natuurlijk
ook echt geagendeerd krijgen. Als we het niet geagendeerd krijgen, is het moeilijk
om die stappen te zetten. We zetten er nu dus alles op in om het onderwerp op de Europese
agenda te krijgen. We zitten nu natuurlijk ook precies in de hele transitie van de
Commissie en dergelijke. Maar dat biedt mogelijk ook wel weer kansen, omdat we als
Nederland de zaken die voor ons van groot belang zijn, dan juist weer naar voren kunnen
schuiven. Vanuit Nederland wordt er van verschillende kanten op ingezet dat we deze
nieuwe veredelingstechnieken juist moeten gaan gebruiken, omdat ze ook duurzaamheidskansen
met zich meebrengen en we daarmee de kansen op het terrein van duurzame landbouw kunnen
vergroten. De heer De Groot verwees ook al naar de visie op de kringlooplandbouw maar
ook naar de visie op plantgezondheid en de weerbare teelt. Er zijn grote opgaven rond
de gewasbescherming, droogte, hitte, verzilting. Juist daarvoor moeten we echt toe
naar een robuust en duurzaam systeem.
Een basaal uitgangspunt van mij – het staat ook in het regeerakkoord – is dat er geen
soortgrenzen overschreden zullen worden. Het gaat hierbij nadrukkelijk om vormen van
veredeling die ook via andere technieken tot stand kunnen komen, maar nu preciezer
en sneller kunnen worden gebruikt. Ook dient de keuzevrijheid voor consumenten en
professionele gebruikers gewaarborgd te blijven. Maar ik vind dat producten van nieuwe
veredelingstechnieken waarvan de veiligheid voor mens, dier en milieu is vastgesteld
en die kunnen bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw tegen zo min mogelijk
lasten, beschikbaar moeten zijn voor Europese boeren.
Dan kom ik op een aantal meer specifieke vragen die uw leden hebben gesteld. Zowel
de heer Weverling als de heer Moorlag hebben gevraagd of ik een update kan geven van
hoe het staat met de uitspraak over de verlenging ten aanzien van het kwekersrecht.
De heer Moorlag had nog een hele specifieke vraag over de 25 jaarstermijn. Voor sommige
gewassen biedt het Nederlandse kwekersrecht langere bescherming dan het Europese kwekersrecht.
Ik weet dat het bedrijfsleven de Europese Commissie heeft verzocht om ook op Europees
niveau de duur van het kwekersrecht van deze gewassen te verlengen. De Europese Commissie
studeert nog op dat verzoek, en heeft bij mijn weten hierover recent gesproken met
bedrijven. Uiteindelijk is dat een zaak die door de Raad en door het parlement zal
moeten worden gesteund. Het is dus niet één stap; meerdere partijen moeten hierin
meegaan. Wat ik kan doen in deze fase, is bij de Europese Commissie informeel aandacht
vragen voor de vlotte afhandeling van het verzoek van de bedrijven. Of het lukt, weet
ik nog niet, maar ik wil me daar wel voor inzetten.
Dan was er nog de vraag van de heer Weverling over de spreiding van het biotechdossier
over de ministeries. Ja, ik zit hier nu alleen, maar op zich werken we in het kabinet
goed samen op dit punt. Eén voorbeeld daarvan betreft de EU-Hofuitspraak ten aanzien
van CRISPR-Cas. Mijn collega Van Veldhoven heeft toen de brief gestuurd over hoe we
daarmee omgaan, maar daar hebben wij ook een grote bijdrage aan geleverd. Het zijn
ook twee sporen die wij bewandelen. Het kan ook een kracht zijn dat het niet vanuit
één commissie komt, maar dat je, juist voor Europa, in verschillende commissies tegelijkertijd
inzet op dit dossier. Dat moet niet onderschat worden. Het is altijd wat sterker als
het in meerdere commissies speelt en als het zich niet beperkt tot één commissie.
Wij hebben er inderdaad ook gewoon groot belang bij, omdat juist de landbouw een van
de belangrijkere gebruikers is van dit soort zaken. Ik agendeer het in de Landbouw-
en Visserijraad, en de Minister van IenW, de Staatssecretaris, doet dat in de gremia
waarin IenW zit. Ik denk dat dat juist de kracht is.
De heer Weverling (VVD):
Dat gaat dan met name over Europa. Dat wil ik eigenlijk nog wel onderschrijven: hoe
meer we daar in verschillende gremia de boodschap verkondigen, hoe beter het gaat.
Mijn zorg zit «m toch voornamelijk in hoe we dat in Nederland organiseren. We hebben
de rode biotechnologie, waarvoor wat ons betreft VWS gewoon leading zou moeten zijn,
en de groene biotechnologie, bij uw ministerie. De analyse die wij maken is dat de
rol bij IenW te veel vanuit milieu en veiligheidsaspecten wordt bekeken en dat daardoor
de boel gewoon stagneert. We moeten dit veel meer vanuit kansen benaderen, waarvan
ik zonet al een hele opsomming heb gegeven, dan vanuit milieuaspecten.
Minister Schouten:
Ik kan niet voor de collega van IenW spreken, maar ik heb net in mijn inleiding een
aantal voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat we dit heel erg vanuit de kansen benaderen.
Het ligt niet zozeer aan de verdeling binnen het kabinet dat bepaalde zaken stokken,
maar bijvoorbeeld meer aan de Hofuitspraken die er liggen in Europa en de wijze waarop
daar het debat plaatsvindt. Mijn indruk is dat wij goed samenwerken op dit dossier.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schouten:
De heer Moorlag vroeg nog: hoe gaan we nu bewerkstelligen dat er ruimte is voor een
goed maatschappelijk debat en dat we tegemoetkomen aan maatschappelijke zorgen ten
aanzien van ggo-/gmo-technieken? Maatschappelijke dialoog is altijd belangrijk. De
dialoog is in het moderniseringstraject van de Minister van IenW ook meegenomen. Tegelijkertijd
is het duidelijk dat we snel robuuste gewassen nodig hebben. Dat is natuurlijk ook
een maatschappelijk debat dat plaatsvindt. Daarbij is de afbakening vrij helder, zoals
ik zonet al heb aangegeven: de gewassen die ook met klassieke veredeling tot stand
kunnen komen. Dus: geen soortoverschrijdende aanpassingen; veiligheid van mens, dier
en milieu blijft een voorwaarde; keuzevrijheid. De maatschappelijke debatten hebben
al heel lang plaatsgevonden, ook hiervoor al. Ik denk dat we met deze inkadering juist
een heel helder pad uitstippelen voor wat voor dit kabinet de inzet is op dit soort
technieken.
De heer Moorlag vraagt ook hoe we in het GLB innovatie op dit soort terreinen kunnen
stimuleren in de landbouw. Zijn daar middelen voor beschikbaar? In het kader van het
POP, dat onderdeel is van het GLB, zijn er middelen beschikbaar voor kennisverspreiding
en het uitrollen van innovaties. Ook op het terrein van robuuste gewassen zijn er
projecten. Daarbij gaat het overigens niet om de financiering van onderzoeksinstituten.
Dat zijn weer andere geldstromen. Maar binnen het GLB zijn er in het POP dus al wel
middelen daarvoor.
De heer Moorlag (PvdA):
In constaterende zin is dat juist. Maar de portee van mijn bijdrage op dit punt was:
zou daar niet een tandje bij moeten? Als je kijkt naar het maatschappelijk belang
van robuustere gewassen, van toch nog productieverhoging maar met minder gebruik van
meststoffen en water, van rekening houden met verzilting en van het minder gebruiken
van bestrijdingsmiddelen, is dan een euro geïnvesteerd in onderzoek en planten- en
zaadveredeling niet rendabeler dan andere uitgaven die in het kader van het GLB worden
gedaan? Zou de Minister niet eens met een wichelroede in Europa op zoek moeten gaan
naar wat extra innovatiemiddelen?
Minister Schouten:
Dit gaat eigenlijk veel meer over fundamentele innovatie, innovatie die bij de instituten
plaatsvindt of bij bedrijven zelf maar ook dan vaak in combinatie met instituten.
Dat is wat anders dan het GLB. Het GLB gaat echt over het boerenerf.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb niet anders begrepen dan dat het GLB over het gehele landbouw- en voedselsysteem
gaat. Uiteindelijk komen die betere producten, die betere zaden en planten en gekweekte
spullen, ook op het boerenerf. Waar het mij om gaat is dit; ik heb het verderop in
mijn bijdrage ook genoemd. Er is best kans dat er betere plantmaterialen te ontwikkelen
zijn, maar dat daar niet direct een rendabele markt voor is. Daar hebben we ook zorgen
om bij de productie van geneesmiddelen. Heeft de Minister er wel goed zicht op welke
potentie er misschien nog onbenut ligt, waarvoor je misschien als overheid toch wat
zorg zou kunnen hebben en mogelijk ook wat middelen voor beschikbaar zou moeten stellen?
Minister Schouten:
Ik ben het helemaal eens met de heer Moorlag dat juist dit soort technieken kunnen
leiden tot robuustere gewassen. Dat heb ik net ook aangegeven. Gezien alle uitdagingen
waarvoor we staan, klimatologisch maar ook ten aanzien van discussies rond gewasbescherming,
is hiervoor een hele belangrijke impuls nodig. Maar dat gebeurt via het missiegedreven
onderzoek. U vroeg specifiek naar het GLB. Dat gaat echt veel meer over het boerenerf,
om het zo maar te noemen. Ten aanzien van dit soort zaken hebben we ook de topsectoren,
die zich daar natuurlijk mee bezighouden. Daar wordt dus ook in geïnvesteerd, maar
dat gebeurt niet specifiek via het GLB.
De heer De Groot had drie punten over wat er volgens hem zou moeten gebeuren om hierin
stappen vooruit te zetten. De lichte toetsing en de registratie van ggo of non-ggo
ligt mede op het terrein van IenW. De heer De Groot vroeg daarnaar in het kader van
landbouw.
De voorzitter:
De Minister sprak over modernisering van het toelatingsregime, waarvoor zij zich inzet.
De vraag was of je bij die modernisering gaat voor opname als non-ggo, als uitzondering,
in het beroemde annex 1, of gaat zeggen: er moet toch een apart, weliswaar lichter,
toelatingsregime komen dan het zwaarste dat er nu is voor ggo, een soort derde weg.
Minister Schouten:
Volgens mij is het nog niet eens zo interessant welke weg we precies gaan, als er
maar gewoon een mogelijkheid komt. Ik meen dat de Staatssecretaris van IenW al iets
heeft gezegd over de annexlijst; dat zeg ik even uit mijn hoofd. Dat is ook een weg
die bekeken zou kunnen worden. Maar als er andere wegen zijn die we kunnen bewandelen,
denk ik dat ze dat ook zal doen. Dit doe ik nu heel even uit mijn hoofd. Maar naar
dat annex 1 hebben we wel al gekeken.
Het punt van het intellectueel eigendom en de kwekersvrijstelling... Dat zit niet
in mijn mapje. Dan het punt van big data: dat de boer de eigenaar van de data is en
dat die een opbrengst zouden moeten worden in plaats van een kostenpost. De heer De
Groot zegt terecht dat big data kansen biedt voor de boer. Die data worden inderdaad
verzameld op het erf van de boer. Daarmee is de boer ook de eigenaar van de data.
De boer kan die data natuurlijk gebruiken om de eigen landbouwpraktijk te optimaliseren,
maar mijn inzet is ook dat deze data toegankelijk blijven. Maar ik ben het met u eens
dat dat zo min mogelijk kosten met zich mee zou moeten brengen. Dit zijn echt zaken
die we aan het bekijken zijn, ook rond innovaties op het boerenerf en de wijze waarop
je daarmee zou kunnen omgaan. Wat betekent dat voor de boer? Er zijn kansen voor de
boer om daarmee ook een opbrengst te genereren, maar op echt wel wat zaken moet nog
worden doorgepakt. Daar zijn we nu net met elkaar naar aan het kijken.
Op het punt van de kwekersvrijstelling heb ik geen antwoord liggen... Dat krijg ik
hopelijk nu; dat antwoord weet ik niet uit mijn hoofd. Ik lees hier dat ik het met
de heer De Groot eens ben – dat is dus mooi – dat de kwekersvrijstelling van groot
belang is. We doen dat inderdaad via het kwekersrecht. Het kwekersrecht is het meest
geëigende instrument daarvoor. Daarop hebben wij onze inzet zoals ik die net heb verwoord
in de inleiding.
De voorzitter:
Als ik het goed begrijp, gaat dus ook voor nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRIPR-Cas,
het kwekersrecht gelden, als het aan de Minister ligt?
Minister Schouten:
Ik heb net een heel mooi schemaatje gekregen van hoe het Hof tegen ggo aankijkt en
hoe wij tegen ggo aankijken. We hebben nu natuurlijk wel te maken met de uitspraak
van het Hof. We moeten daarbinnen acteren. Onze inzet is er wel op gericht dat CRISPR-Cas,
binnen de soort, juist niet onder die Hofuitspraak valt. Op dit moment valt het er
echter wel onder. Ten aanzien van de huidige situatie kunnen we het kwekersrecht volgen.
Waar het gaat om nieuwe technieken die de uitspraak van het Hof omvat, kan ik dat
niet zomaar doen, maar onze inzet is erop gericht dat die erbuiten vallen, waardoor
het kwekersrecht wel van toepassing is. Begrijpt u het nog?
De voorzitter:
Het is wel ingewikkeld. Dan wordt de Hofuitspraak nog desastreuzer, want dan is het
gevolg dat deze veredelingstechnieken ggo zijn en dus moeten worden geëtiketteerd
enzovoorts in een heel streng toelatingsregime, wat feitelijk de dood in de pot is.
Een tweede gevolg zou zijn dat de octrooieerbaarheid erachteraan komt, en dat je dus
de voordelen van het kwekersrecht niet kunt benutten voor deze technologieën. Ik weet
niet of je het zo streng moet uitleggen, eerlijk gezegd.
Minister Schouten:
Het gaat er niet zozeer om of ik het heel streng moet uitleggen. Het is meer dat de
wettelijke kaders zoals ze nu gelden, voor mij ook gelden. Onze inzet is erop gericht
om daarin juist ruimte te krijgen voor technieken die nu niet zijn toegelaten. Dan
kun je gewoon het regime laten lopen zoals ik het net heb beschreven. Daar is onze
inzet op gericht.
De voorzitter:
Ik zou het willen scheiden. Je hebt, als ik het goed begrijp, de Hofuitspraak dat
je die nieuwe technieken als ggo moet bestempelen; dat is één. Het andere is de uitspraak
over de octrooieerbaarheid. Dat zijn toch verschillende dingen. Voor het ene loopt
nog een traject. Voor de Hofuitspraak moet nu gewoon een nieuw regime komen, de modernisering.
Ik hoop dus dat dat niet verstrengeld wordt, want dan is dat werkelijk het einde,
denk ik. Maar ik ben niet erg duidelijk, daar ben ik me van bewust.
Minister Schouten:
Ik zoek inderdaad een beetje naar de portee van de vraag. Onze inzet is duidelijk,
ook ten aanzien van octrooirecht. Ook daarin hebben wij een trekkende rol om ervoor
te zorgen dat de dingen niet helemaal dichtgezet worden. Volgens mij doen we wat de
heer De Groot vraagt.
Ik kijk nog even welke vragen zijn blijven liggen. Hoe we omgaan met CRISPR-Cas heb
ik net aangegeven. Ook op de vragen over de ontwikkelingslanden ben ik ingegaan. De
medische biotech ligt allemaal op het terrein van IenW. Over de 25 jaar in verband
met het kwekersrecht heb ik het gehad. Voorzitter, daarmee heb ik, denk ik, de antwoorden
gegeven op de vragen die aan mij gesteld zijn.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik mis het antwoord op het laatste punt dat ik in mijn betoog naar voren heb gebracht,
over weerbare gewassen die zich lenen voor biologische landbouw. Vanuit de sector
is er behoefte aan een nieuw tienjarig programma. Ik vroeg naar de bereidheid van
de Minister om daarin te bewilligen.
Minister Schouten:
Dat is scherp van de heer Moorlag. In de biologische veredeling worden robuuste gewassen
ontwikkeld die optimaal zijn aangepast aan de teeltomstandigheden op biologische bedrijven.
Daarbij zijn duurzame resistenties tegen ziektes en plagen en eigenschappen zoals
een snelle bodembedekking voor onkruidonderdrukking en een goed ontwikkeld wortelstelsel
voor de opname van hun natuurlijke meststoffen van belang. Dat zijn overigens allemaal
eigenschappen die ook voor de gangbare teelt heel erg van belang zijn. Er loopt nu
een programma Groene Veredeling, dat volgend jaar afloopt. Daarbij werken reguliere
en biologische onderzoekers en bedrijven met financiële ondersteuning van ons samen
aan het verbeteren van de rassen. Ik vind dat we dit soort projecten moeten ondersteunen,
omdat de sector nog niet zo groot is maar er wel mogelijke potentie in zit. Ook wordt
daarmee een bijdrage geleverd aan het verminderen van het middelengebruik. Ik zal
in het kader van de uitwerking van de visie kijken hoe ik met dit soort nieuwe projecten
kan omgaan.
Voorzitter, volgens mij heb ik ze dan wel allemaal beantwoord.
De voorzitter:
Ja...? Ik zie dat de Minister eventueel nog een aanvullende opmerking zou kunnen maken...
Nee, zij is toch klaar met de beantwoording. Ik heb inmiddels vernomen dat er behoefte
is aan een tweede termijn en geef het woord aan de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Ik zou graag een VAO aanvragen, voorzitter. Het moet me toch van het hart dat ik het
een wat onbevredigende middag vind, op vele fronten; dat komt niet alleen door de
aanwezige Minister, hoor.
Ik vind eigenlijk dat we met elkaar moeten zoeken naar een doorbraak voor het hele
CRISPR-Cas-gebeuren in Europa. Als ik dan hoor dat het natuurlijk wordt geagendeerd
en dat we daar blij mee moeten zijn, vind ik dat eigenlijk gewoon te weinig. Ik wil
weten waarop de Minister aanspreekbaar en afrekenbaar is. Voor je het weet zitten
we weer voor de verkiezingen van 2021. Het kabbelt maar door. Dat neem ik de Minister
niet persoonlijk kwalijk, maar we zijn nu alweer anderhalf jaar onderweg, en de volgende
anderhalf jaar is ook zo voorbij. Dat vind ik dus gewoon onbevredigend. Waarop is
ze aanspreekbaar en afrekenbaar, zou ik willen weten.
Ik constateer nog steeds dat drie ministeries gewoon niet effectief is. We zien nu
al een hele woordenwisseling en woordenstrijd over... Ik ga het allemaal niet herhalen.
Ik denk dat we gewoon allemaal aan reces toe zijn.
Ik ben blij dat u zich ervoor inzet om de 25 jaar op te hogen naar 30 jaar voor onder
andere de bloembollensector. Dat is altijd prettig.
Ik ben benieuwd waar mijn buurman nog mee komt.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Moorlag van de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik ben, op z'n Gronings gezegd, iets minder franterig. Ik dank de Minister
voor haar antwoorden. Ik snap aan de ene kant wel de ongedurigheid van collega Weverling
als het gaat om bijvoorbeeld CRISPR-Cas. Aan de andere kant gaat het gras ook niet
harder groeien door eraan te trekken. Misschien zou je wat meer innovatiemiddelen
in nieuwe grassoorten moeten steken, zodat het wat sneller gaat groeien. Dat was ook
een beetje mijn betoog in eerste termijn.
Ik wil wel herhalen dat investeren in goede planten- en zaadveredeling volgens mij
een hoog maatschappelijk rendement en veel potentie heeft. Ik snap ook wel dat GLB-middelen
en innovatiemiddelen in allemaal verschillende compartimenten zitten. Maar mijn vraag
aan de Minister is toch of zij haar volle gewicht wil inzetten om te kijken of planten-
en zaadveredeling naar een hoger plan getrokken kan worden, ook vanwege alle grote
opgaven die wij hebben: een groeiende wereldbevolking, te veel gebruik van bestrijdingsmiddelen,
verzilting. Ik heb de indruk dat een euro die we als samenleving hierin investeren,
beter kan renderen dan sommige andere euro's die wij in landbouwbeleid steken. Dat
wil ik dus nog benadrukken.
Als het gaat om een vervolg op het lopende programma voor de biologische landbouw
in samenwerking met de reguliere landbouw, heb ik de welwillende woorden van de Minister
gehoord, maar ik hoop ook dat die echt gevolgd zullen worden door daadwerkelijke stappen.
Wat betreft het maatschappelijk debat over gmo/ggo, ten slotte: ik denk dat het toch
verstandig is om nauw contact te houden en goed te blijven communiceren, ook met de
ngo's, over het proces van CRISPR-Cas. Het zou echt zonde zijn als de wind eronder
vliegt en als er in de maatschappij een debat ontstaat dat een richting uit gaat waarin
wij niet vooruitgaan maar stappen terug moeten zetten. Dat wilde ik ten slotte nog
even beklemtonen.
Dank u wel.
Voorzitter: Weverling
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
De heer Weverling raadde mijn gedachten; dat is knap.
Dank u wel, voorzitter. Een korte vraag aan de Minister. Zij sprak over de samenwerking
met ontwikkelingslanden. Fijn. Het is ook goed dat daar een brief over komt, die zij
samen met collega Kaag van Ontwikkelingssamenwerking schrijft. Wanneer komt deze brief?
Komt die nog voor de zomer?
Dan kom ik nog even terug op de misschien wat verwarrende gedachtewisseling. Ik probeer
het maar even aan mezelf uit te leggen. Er is een toelatingsregime voor ggo's. Daarover
is vorige zomer een Hofuitspraak geweest waaruit moet worden geconcludeerd dat de
nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRISPR-Cas, vallen onder de ggo-wetgeving en dus
niet in aanmerking komen voor het annex 1, de uitzondering. Dat is één. Het tweede
is een beroepszaak die onlangs heeft plaatsgevonden over de octrooieerbaarheid van
veredelingstechnieken. Dat lijken mij toch echt twee verschillende dingen, die uit
elkaar moeten worden gehaald. Het ene leidt niet automatisch tot het andere. Maar
ik wil er bij de Minister, of de Ministers, op aandringen om, als je kijkt naar de
modernisering van het regime, toch na te denken over een derde weg, een lichte vorm
van toetsing. De heer Moorlag zei het mooi: de wind kan eronder komen. Kunnen de Ministers,
om te voorkomen dat het maatschappelijk debat polariseert rond de vraag of het nou
ggo is of niet ggo, daar echt naar kijken en zelf met een voorstel komen voor een
regime dat recht doet aan zorgen maar dat ook geen onevenredige beperkingen oplegt,
die er uiteindelijk toe leiden dat die technologie niet wordt benut? Dat is één. Verder:
zorg ervoor dat CRISPR-Cas-technieken onder het kwekersrecht vallen. Dat zou de inzet
moeten zijn, denk ik.
Wat betreft big data is het zeer goed om goed te kijken naar het eigenaarschap van
de boer, want er zijn er al te veel die verdienen aan de boer en de tuinder behalve
zijzelf. Het lijkt me goed om dit in samenhang, als een soort visie hierop, te bezien.
Hier laat ik het even bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer De Groot als voorzitter.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Ik geef in één keer het woord aan de Minister.
Minister Schouten:
Voorzitter. Laat één ding duidelijk zijn: ik deel het ongeduld van de heer Weverling
ten aanzien van CRISPR-Cas. Hij wil dat ik zeg waarop ik aanspreekbaar en afrekenbaar
ben. Waarop ik afrekenbaar ben, daar gaat hij over. Aanspreekbaar ben ik op de stappen
die ik onderneem in het dossier. Ik kan daar geen resultaatverplichting voor aangaan,
omdat ik niet degene ben die er uiteindelijk alleen over beslist. Wij hebben op dit
moment echt een zeer actieve rol in Europa, op verschillende terreinen, niet alleen
vanuit de ministeries, maar ook bijvoorbeeld vanuit de permanente vertegenwoordiging
van Nederland, die steeds bezig is om het onderwerp op de agenda te krijgen. Dat is
namelijk de eerste stap die we moeten zetten. Daarna moeten we kijken hoe we de wetgeving
zodanig kunnen aanpassen dat CRISPR-Cas niet onder de hele ggo-duiding van het Hof
zoals die nu geldt, komt te vallen. Daar zijn wij echt heel actief in. U mag mij daar
scherp op houden, maar het is eigenlijk niet nodig, want ik ben er zelf van overtuigd
dat we dat moeten doen. Dat hebben we ook in de brief gezet die ik samen met de Staatssecretaris
van IenW aan uw Kamer heb verstuurd nadat de Hofuitspraak heeft plaatsgevonden.
Dan maak ik gelijk een bruggetje naar de vraag van de heer Moorlag over het maatschappelijk
debat en het erbij betrekken van de ngo's. Toen wij de Hofuitspraak kregen, heb ik
op het ministerie een bijeenkomst georganiseerd met allerlei stakeholders, niet alleen
vanuit de sector maar ook vanuit de ngo's. Daarover wil je immers met elkaar het debat
hebben. Hoe kijken we ertegen aan, waar zien we mogelijkheden en wat betekent het
in de praktijk van de innovatie, de veredeling et cetera? Wij zijn ons dus zeer bewust
van de maatschappelijke thema's die erachter wegkomen. Die organisaties betrekken
we dus zelf ook bij wat we aan het doen zijn.
Ik ben het ermee eens dat we ons volle gewicht in de schaal moeten leggen om planten-
en zaadveredeling op een hoger plan te brengen. Het is echt een zeer indrukwekkende
sector, mag ik wel zeggen, waarin dingen worden gedaan die bepalend zijn voor bijvoorbeeld
het voedselvraagstuk in de wereld. Het wordt weleens onderschat wat voor bijdrage
dat levert aan het voeden van de wereld. Juist Nederland is daar heel goed in. Het
is niet vanzelfsprekend dat dat altijd zo blijft. Daarom zien wij het belang van innovatie
en van middelen daarvoor. Daarvoor hebben wij ook de topsectoren, die daar heel alert
op zijn. Ook is er daarom mijn inzet bij de handelsmissies, onder meer ten aanzien
van het kwekersrecht, en onze inzet in Europa ten aanzien van de octrooieerbaarheid
et cetera. Ik denk dat wij dit soort zaken in de volle breedte moeten doen, en ik
ben me er zeer van bewust dat we dat moeten blijven doen. Dit ten aanzien van de vragen
van de heer Moorlag.
Dan de vragen van de heer De Groot. Wanneer komt de brief over voedselzekerheid? Die
komt voor de zomer. Dat kan ik toezeggen.
De heer De Groot zegt: aan de ene kant is er de thematiek rond het octrooirecht en
aan de andere kant de CRISPR-Cas-discussie. Hij vraagt: kunnen we niet een lichte
vorm van toetsing krijgen? Dat is eigenlijk precies waarop we inzetten. Dat wordt
dus ook in de discussie in Europa meegenomen, waarbij de veiligheid, ook bij de uitzonderingen,
moet zijn aangetoond. Maar het is eigenlijk precies wat we proberen te doen.
Tot slot de vraag, die ik nu iets scherper heb begrepen, over het kwekersrecht. Geldt
dat ook voor nieuwe plantenrassen? Nieuwe technieken leiden tot plantenrassen die
via het kwekersrecht kunnen worden beschermd. Dat kan dus nu al. De Hofuitspraak gaat
over de regulering daarvan. Dat zijn eigenlijk twee aparte dingen. Ik hoop dat daarmee
de duidelijkheid is gecreëerd die de heer De Groot zocht.
Hij krijgt zelfs nog een extra aanvulling met betrekking tot de big data. Dan ben
ik helemaal rond. Het gaat over een niet gestelde vraag, die ik toch nog beantwoord.
Er lopen nu onderzoeksprogramma's om met behulp van big data stappen te zetten, bijvoorbeeld
ten aanzien van precisielandbouw. Het onderzoeksprogramma precisielandbouw 4.0, waarin
het erom gaat de boer meer regie te geven, zal naar verwachting worden gestart in
het topsectorenbeleid.
De voorzitter:
De heer Moorlag had nog een vraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik kom toch nog even terug op het punt van de weerbare gewassen die zich lenen voor
de biologische landbouw en het programma dat daarop gericht is. In mijn tweede termijn
heb ik gezegd dat ik de welwillendheid goed heb begrepen, maar daar zat toch wel de
vraag in – ik weet niet of ik die expliciet genoeg heb gesteld – om daarin ook concrete
stappen te gaan zetten. Naast welwillende woorden vraag ik dus om een concreet, goed
vervolgproces in te zetten.
Minister Schouten:
Ik heb aangegeven dat ik daar met een welwillend oog naar zal kijken. Dat zal ik blijven
doen.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb zelf een lui oog. Ik weet niet of de Minister dat heeft. Mijn verzoek is dan
om er met iets meer dan een lui welwillend oog naar te kijken.
Minister Schouten:
Laat ik de vraag dan zo beluisteren. Ik meen dat de sector geld wil en dat het daarom
gaat. De sector wil middelen krijgen om dat onderzoek verder te brengen. Ik zal daar
welwillend naar kijken, maar ik moet er echt nog even naar kijken voordat ik allerlei
toezeggingen doe die ik niet kan waarmaken; dat zou vervelend zijn. Maar ik heb de
boodschap van de heer Moorlag gehoord.
De voorzitter:
Met een welwillende knipoog. Dan kom ik tot afronding van dit algemeen overleg. Er
zijn twee toezeggingen genoteerd.
– De Minister houdt de Kamer op de hoogte over de procedure bij de Vergrote Kamer van
Beroep van het Europees Octrooibureau inzake de octrooieerbaarheid van planten op
basis van klassieke veredeling. Dit is dus afhankelijk van de voortgang daar.
– De voedselzekerheidsbrief van de Minister voor Buitenlandse Handel en OS en de Minister
van LNV komt voor de zomer naar de Kamer.
Dan is er een VAO aangevraagd door de heer Weverling. Is dat met beide Ministers?
De heer Weverling (VVD):
Ik denk dat het verstandig is dat we eerst de schriftelijke beantwoording van de Minister
van IenW afwachten en dat we daarna het VAO inplannen met beide bewindspersonen.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Ik krijg nog een vraag ingefluisterd door de griffie. Er komt
dus inderdaad nog een schriftelijke beantwoording van de Minister van IenW. Wanneer
kunnen we die verwachten? Het is natuurlijk lastig om dat aan een collega te vragen.
Minister Schouten:
Ik denk na het meireces, voorzitter.
De voorzitter:
We gaan ervan uit dat dat het meireces van dit jaar is. Dan dank ik de toehoorders,
de mensen op de publieke tribune, de Minister, haar staf en de collega's.
Sluiting 16.09 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier -
Mede ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.