Brief regering : Verzamelbrief welzijn dieren buiten de veehouderij
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1401
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2025
Met deze brief informeer ik de Kamer over de voortgang op een aantal dierenwelzijnsonderwerpen,
die gaan over dieren buiten de veehouderij. De volgende onderwerpen komen aan bod:
Gezelschapsdieren
• Uitvoering motie over de voorzetting van subsidie aan het Expertisecentrum Genetica
Diergeneeskunde (Kamerstuk 29 683, nr. 308).
• Toezegging over het onderzoeken van de haalbaarheid van een vertoningsverbod van gezelschapsdieren
met schadelijke uiterlijke kenmerken in niet-reclame uitingen (Kamerstuk 28 286, nr. 1397)
• Toezegging vervolg landelijk expertisecentrum complexe honden, realisatie «opslaghouder
hond+» (Kamerstuk 28 286, nr. 1337)
• Uitvoering motie verlagen kosten beoordelen Gidsen voor goede praktijken gezelschapsdieren
(Kamerstuk 35 892, nr. 28)
Dierproeven en proefdiervrije innovatie
• Toezegging om resultaten te delen van het onderzoek naar de mogelijkheden om dierproefvrije
alternatieven nog verder te stimuleren (TZ202502-023)
• Toezegging over het delen van de ervaringen met de top-up voor proefdiervrije alternatieven
binnen het Off Road programma (TZ202502-025)
• Uitvoering motie over vertaalbaarheid dierproeven (Kamerstuk
32 336, nr. 160
)
Gezelschapsdieren
Voortzetting subsidie aan het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde (EGD)
De aangenomen motie van de leden Graus en Van Campen verzoekt om de onderzoeken van
het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde mogelijk te houden binnen het hiervoor
bestemde budget (Kamerstuk 29 683, nr. 308). De huidige subsidie die is verstrekt aan het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde
loopt tot eind 2025. Ter uitvoering van de motie en in lijn met mijn beleid over het
voorkomen van erfelijke gebreken bij gezelschapsdieren, ben ik voornemens om van 2026
tot en met 2029 opnieuw subsidie te verstrekken aan het Expertisecentrum Genetica
Diergeneeskunde. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
Haalbaarheid vertoningsverbod van gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken
in niet-reclame uitingen
In de Verzamelbrief dieren buiten de veehouderij Algemeen van 3 juli jongstleden (Kamerstuk
28 286, nr. 1397) informeerde ik de Kamer over de voortgang van het vertoningsverbod en heb ik toegezegd
na de zomer terug te komen op de haalbaarheid van een wettelijk verbod op de vertoning
van gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken in de categorie niet-reclame-uitingen.
Onder niet-reclame uitingen vallen persoonlijke berichten (berichten zonder commerciële
aard) op particuliere én professionele sociale media-accounts, maar ook films, series
en andere kunstuitingen, cultureel erfgoed en speelgoed. De reikwijdte van een verbod
op het vertonen van dieren met bepaalde kenmerken in niet-reclame uitingen is potentieel
dan ook zeer breed. Zo’n verbod raakt aan grondrechten, waaronder de vrijheid van
meningsuiting en bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit geldt voor alle
bovengenoemde vormen van niet-reclame uitingen, en vraagt om een stevige onderbouwing
van nut, noodzaak en proportionaliteit van zo’n verbod.
Er worden reeds stappen gezet om de vertoning van dieren met schadelijke uiterlijke
kenmerken in de publieke ruimte tegen te gaan. Zo bereid ik momenteel een wettelijk
verbod voor op de vertoning van deze dieren op wedstrijden, tentoonstellingen en keuringen,
welke naar verwachting eind 2026 voorgelegd kan worden ter internetconsultatie. Daarnaast
verkent de reclamesector op mijn verzoek de mogelijkheid tot het maken van afspraken
over het tonen van deze dieren in reclame-uitingen op zowel reguliere als sociale
media. Een aanvullend wettelijk verbod voor niet-reclame uitingen dat in hoge mate
ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer acht ik daarmee niet proportioneel, en wordt
door mij op dit moment als niet-opportuun ingeschat.
Vervolg landelijk expertisecentrum complexe honden (realisatie opslaghouder hond+)
In de verzamelbrief dierenwelzijn van 26 juni 2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1337) is de toezegging gedaan om te onderzoeken of aanvullende eisen kunnen worden gesteld
aan de huisvesting en behandeling van honden die in beslag zijn genomen na een bijtincident,
om het gedrag en de gezondheid te borgen van die honden. De Rijksdienst voor ondernemend
Nederland (hierna: RVO) bereidt een aanvullende aanbesteding voor, voor de zogenaamde
«opslaghouder hond+». Zij maakt daarbij gebruik van de protocollen die de Hondencampus
heeft ontwikkeld in het kader van de pilot landelijk expertisecentrum complexe honden.
Hierbij wordt onder andere gekeken naar welke minimumeisen noodzakelijk zijn om deze
honden de zorg te geven die nodig is. Binnenkort wordt de aanvullende aanbesteding
opengesteld.
Uitvoering verlagen kosten beoordelen Gidsen voor goede praktijken
Tijdens de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing (Handelingen II
2022/23, nr. 80, item 7) heeft het lid Van der Plas een motie ingediend die verzoekt om de kosten voor het
laten beoordelen van de Gids voor goede praktijken voor fokkers, die kleine huisdieren
hobbymatig houden, te verlagen (Kamerstuk 35 892, nr. 28). Zoals toegezegd (Kamerstuk 28 286 nr. 1303) zullen de kosten voor het beoordelen van een gids van € 1.000,– naar € 500,– worden
verlaagd. Dit biedt fokkers, maar ook kleinere bedrijven en particulieren, meer mogelijkheden
om een gids voor goede praktijken te laten beoordelen. Daarnaast is het mijn voornemen
de beoordelingstermijn te verlengen van acht weken naar vier maanden. Het samenstellen
van een deskundig beoordelingsvoorbereidingsoverleg en de noodzaak voor maatwerk en
verschillende systematiek per gids voor goede praktijken maken de huidige standaardtermijn
van acht weken onhaalbaar. Hiervoor is de Regeling handhaving en overige zaken Wet
dieren gewijzigd. De wijzigingsregeling is op 23 september 2025 gepubliceerd (nr. WJZ/
99551451). Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan.
Dierproeven en proefdiervrije innovatie
Toezegging om resultaten te delen van het onderzoek naar de mogelijkheden om dierproefvrije
alternatieven nog verder te stimuleren (TZ202502-023)
Het onderzoek zoals gevraagd in de motie van de leden Kostić c.s. (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 53) en toegezegd in mijn brief van d.d. 30 juni jl. (Kamerstuk 32 336 nr. 166) is gestart. Ik verwacht de resultaten in december dit jaar waarna ik in een eerstvolgende
brief de Kamer zal informeren over de uitkomsten en mijn beleidsreactie daarop.
Toezegging over het delen van de ervaringen met de top-up voor proefdiervrije alternatieven
binnen het Off Road programma (TZ202502-025)
In het debat van d.d. 29 januari 2025 heb ik toegezegd met een brief te komen over
de ervaringen met de top-up voor proefdiervrije alternatieven binnen het ZonMw subsidieprogramma
Off Road (TZ202502-025). Ik kom hierbij aan deze toezegging tegemoet en kan de Kamer
informeren dat de eerste pilot inmiddels is afgerond. Voor onderzoekers was er de
mogelijkheid om een extra investering aan te vragen voor proefdiervrij onderzoek,
de New Approach Methodologies (NAM) investeringsmodule genoemd, als onderdeel van
het Off Road subsidieprogramma. In totaal zijn er 99 projecten ingediend en 25 daarvan
vroegen ook de NAM-investeringsmodule aan. Uiteindelijk zijn er 20 onderzoeksprojecten gehonoreerd, waarvan
6 ook de NAM Investeringsmodule van 30.000 euro hebben ontvangen. De ZonMw-beoordelingscommissie
kijkt positief op deze pilot terug, omdat proefdiervrij onderzoek hiermee op een opbouwende
wijze kan worden gestimuleerd. ZonMw heeft mij geïnformeerd samen met hun beoordelingscommissie
te werken aan verdere verfijning van de procedure, zodat een tweede ronde met deze
NAM-investeringsmodule nog doelmatiger ingezet kan worden. Ik ben blij de Kamer te kunnen informeren
dat ZonMw hier een vervolg aan geeft.
Uitvoering motie over vertaalbaarheid dierproeven (Kamerstuk 32 336, nr. 160)
Met de motie van de leden Graus en Kostić (Kamerstuk 32 336, nr. 160) is de regering verzocht om in kaart te brengen, mede aan de hand van vergunde dierproeven,
hoe goed de beoordeling van vertaalbaarheid van dierproeven op dit moment geborgd
is. Ook werd de regering verzocht om vertaalbaarheid uit te laten werken tot een instrument
dat door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) en subsidiegevers gebruikt kan worden,
en hierover zo snel mogelijk aan de Kamer te rapporteren.
Ten aanzien van het eerste deel van de motie informeer ik de Kamer dat ik met de CCD
in gesprek ben geweest en zij het huidige instrumentarium naar aanleiding van deze
motie aan het evalueren zijn. Op basis van deze evaluatie zal de CCD de toelichting
op het huidige instrumentarium zodanig aanpassen dat de beoordeling van de vertaalbaarheid
van wetenschappelijk onderzoek nog nadrukkelijker geborgd wordt in het afwegingskader.
Voor het tweede deel van de motie ben ik in gesprek met een partij die de mate van
vertaalbaarheid verder kan uitwerken tot een bruikbaar instrument. Ik ben voornemens
hiervoor een subsidie te verstrekken. Met deze subsidie wordt dan gewerkt aan een
proof-of-principle van een dergelijk instrument, met een focus op de aandoening Multiple
Sclerosis. Voor onderzoek naar aandoeningen is namelijk geen generieke aanpak mogelijk.
Elke aandoening vraagt om een specifiek soort onderzoek en daaraan gekoppelde voorwaarden
voor een geschikt onderzoeksmodel. Het instrument zal daarom waarschijnlijk geen «one
size fits all» oplossing worden. Dit project levert, ondanks de focus op één ziekte,
naar verwachting wel een goede basis voor andere onderzoeksvelden, zodat met maatwerk
ook daar uitgewerkte instrumenten kunnen worden ontwikkeld. Dit is een nog niet bestaande
methodiek, die nog volledig ontwikkeld moet worden en dat kost dus tijd. Ik zal de
Kamer over de voortgang informeren via de jaarlijkse voortgangsbrief van TPI.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur