Brief regering : Programma van Eisen concessies Friese Waddenveren vanaf 2029
23 645 Openbaar vervoer
Nr. 867
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2025
De voorbereiding van de concessies voor de Friese Waddenveren vanaf 2029 gaat een
nieuwe fase in. In de afgelopen periode heeft een openbare consultatie van het ontwerp-Programma
van Eisen (hierna: ontwerp-PvE) plaatsgevonden. Daarbij zijn ook marktpartijen geconsulteerd
en heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) adviesbrieven
van decentrale overheden, consumentenorganisaties en overheids- en omgevingsorganisaties
ontvangen. Ook heeft op 26 juni jl. een notaoverleg over het ontwerp-PvE plaatsgevonden.
In dat debat is een aantal toezeggingen gedaan en de Kamer heeft over dit thema een
aantal moties aangenomen. IenW heeft de zomerperiode benut om alle inbreng uit de
consultaties en van de Kamer bij elkaar te brengen, om daarmee te komen tot een PvE
voor de start van de aanbesteding. Het kabinet is iedereen erkentelijk die inbreng
heeft geleverd, zoals eilandbewoners, ondernemers, raadsleden, marktpartijen en de
Kamer. Het PvE is aan de hand van deze inbreng aangescherpt en verbeterd.
Met deze brief biedt het kabinet het concept-PvE aan de Kamer aan, samen met conceptversies
van een aantal andere aanbestedingsdocumenten: het concessiebesluit, de financiële
bepalingen en een beschrijving (op hoofdlijnen) van de geschiktheidseisen en gunningscriteria
in de aanbesteding. In deze brief worden de voornaamste thema’s en wijzigingen naar
aanleiding van de consultaties toegelicht en wordt inzichtelijk gemaakt op welke manier
de aangenomen moties en toezeggingen in het PvE zijn verwerkt. Ook is een reactienota
bijgevoegd, waarin het kabinet (mede op verzoek van de Kamer) per opmerking een beargumenteerde
reactie heeft gegeven. Zo kunnen belanghebbenden in detail teruglezen wat er met hun
opmerkingen is gedaan.
Het was niet mogelijk om alle wensen uit de consultaties over te nemen. Zoals in het
notaoverleg van 26 juni toegelicht, zoekt het kabinet naar een balans tussen een zo
goed mogelijke dienstverlening, betaalbaarheid voor reizigers en een redelijk rendement
voor de concessiehouder. In het concessieverleningstraject is voor het kabinet het
uitgangspunt dat de veerverbindingen van en naar de Friese Waddeneilanden een levensaderfunctie
vervullen. Dat is ook toegelicht bij de aanbieding van het ontwerp-PvE.1 Bij elke inbreng is gewogen op welke manier de wens doorwerkt in de dienstverlening,
kosten en opbrengsten, en de impact op het rendement voor de concessiehouder. Daarbij
is meegewogen of de wens inpasbaar is binnen de juridische, fysieke en financiële
kaders waartoe het kabinet zich heeft te verhouden. Tot slot heeft het kabinet, conform
de motie-Soepboer/Grinwis2 bekeken op welke manier de betaalbaarheid, betrouwbaarheid en het voorspelbare effect
van de concessie kon worden versterkt.
Het kabinet is ervan overtuigd dat met het bijgevoegde PvE en de overige aanbestedingsdocumenten
recht wordt gedaan aan het uitgangspunt van de levensaderfunctie en dat de diverse
belangen zorgvuldig zijn afgewogen.
Toelichting op het PvE
Looptijd van de concessies
Het kabinet is voornemens om bij de concessie Waddenveren Oost (de verbindingen van
en naar Ameland en Schiermonnikoog) een looptijd van zeven jaar (2029–2035) te hanteren.
Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de motie-Grinwis c.s.3. Met een kortdurende looptijd wordt rekening gehouden met twee grote onzekerheden,
namelijk de mogelijke uitkomsten van de MIRT-verkenning Bereikbaarheid Ameland en
de impact daarvan op het mobiliteitssysteem, inclusief de vaargeul, en het moment
waarop de laadinfrastructuur voor batterij-elektrische aandrijving gereedkomt. In
de aanloop naar de concessieperiode vanaf 2036 zal er naar verwachting minder onzekerheid
zijn over de (toekomst van de) vaargeul naar Ameland. Ook zal er dan waarschijnlijk
duidelijkheid zijn over het jaar waarin de laadinfrastructuur voor Ameland gerealiseerd
zal zijn. Als drie jaar voor afloop van de concessie nog steeds onvoldoende zicht
is op duidelijkheid over de vaargeul of de realisatie van de laadinfrastructuur, kan
IenW de concessie een of meerdere malen verlengen. Dat kan voor een jaar of meerdere
jaren, en tot maximaal vijftien jaar (de toegestane gehele duur van de concessie).
Voor de concessie Waddenveren West hanteert het kabinet wel een (maximale) looptijd
van vijftien jaar, omdat de hierboven genoemde onzekerheden bij de verbindingen van
en naar Vlieland en Terschelling niet of in veel mindere mate spelen.
Dienstregeling en serviceniveau
Naar aanleiding van de consultatie zijn de bepalingen in het PvE over de dienstregeling
en het serviceniveau op een aantal punten aanscherpt. Op het gebied van de dienstregeling
heeft het kabinet ruimte gevonden om bij de concessie Waddenveren Oost in de minimale
dienstregeling vast te leggen dat er op jaarbasis 185 extra afvaarten met de reguliere
veerdienst op de verbinding Holwert-Ameland worden uitgevoerd ten opzichte van het
Ontwerp-PvE. Het minimum aantal afvaarten gaat daarmee van 5776 naar 5961. Dat komt
neer op een stijging van ca. 3%. Hiermee komt het kabinet deels tegemoet aan de veelvuldig
geuite wens om het aantal afvaarten van en naar Ameland te verhogen, omdat in 2023
het aantal reguliere afvaarten met de invoering van de vijfkwartiersdienstregeling
is gedaald. Daarnaast wordt de vertrektijd van de laatste afvaart van het vasteland
naar elk eiland verruimd van 19:00 uur naar 19:30 uur. Dit houdt in dat de laatste
afvaart naar elk eiland niet eerder dan 19:30 zal vertrekken, waardoor er ’s avonds
langer doorgevaren wordt. Dit levert een grote bijdrage aan de bereikbaarheid van
de eilanden, ten opzichte van het Ontwerp-PvE.
In de consultatie is verder aangegeven dat de minimale dienstregeling in het ontwerp-PvE
inflexibel is vormgegeven en (te) beperkte ruimte bood om het aanbod af te stemmen
op de vervoersvraag of om te gaan met eiland-specifieke situaties. Daarbij ging het
bijvoorbeeld om specifieke voorschriften over afvaarttijden en de inzet van een bepaald
type dienst. De minimale dienstregeling bevat nu meer flexibiliteit, met als doel
om de concessiehouder in staat te stellen om de dienstregeling te optimaliseren en
beter af te stemmen op de vervoersvraag.
Daarnaast hebben veel belanghebbenden gevraagd om in het PvE de maximale vaartijd
per verbinding op te nemen. IenW heeft deze wens overgenomen. Dit is ook in lijn met
de motie-Soepboer/Grinwis4 en de motie-Aukje de Vries/Grinwis.5 Bij de maximale vaartijd is enige flexibiliteit ingebouwd, zodat de rederij de dienstverlening
kan optimaliseren. Naar aanleiding van de laatstgenoemde motie is in het PvE ook de
minimale capaciteit van de schepen opgenomen. Het aantal afvaarten in de minimale
dienstregeling is in het PvE gelijk aan het ontwerp-PvE, met uitzondering van Ameland.
De interinsulaire verbinding tussen Vlieland en Terschelling (de scholierenboot) maakte
al onderdeel uit van het ontwerp-PvE. In het notaoverleg van 26 juni is toegezegd
om de scholierenboot in beginsel ook tijdens de schoolvakanties te laten varen, tenzij
uit de marktconsultatie blijkt dat dit voor obstakels zorgt.6 Uit de gesprekken met marktpartijen is gebleken dat het ook tijdens de schoolvakanties
laten varen van de scholierenboot operationeel en financieel niet haalbaar is. De
huidige praktijk is dat de scholierenboot tijdens de schoolvakanties voor onderhoud
uit de vaart wordt gehaald. Als er een verplichting komt om de scholierenboot 52 weken
per jaar te laten varen, kan er geen onderhoud aan het schip worden gepleegd. Om het
onderhoud toch uit te kunnen voeren, zou er voor de interinsulaire verbinding een
tweede schip nodig zijn. Dat brengt hoge kosten met zich mee. Gegeven de beperkte
vervoersvraag op de scholierenboot tijdens de schoolvakanties vindt het kabinet dat
niet verstandig. Daarom is in het PvE de huidige dienstregeling van de scholierenboot
bestendigd.
Tot slot zijn conform de motie-Aukje de Vries c.s.7 de PvE-bepalingen over gereserveerde plekken voor eilandbewoners verbeterd. Op dit
moment gelden voor beide concessies verschillende afspraken, omdat de huidige rederijen
gebruikmaken van verschillende boekingssystemen. Deze bestaande werkwijze was ook
overgenomen in het Ontwerp-PvE. Naar aanleiding van de laatstgenoemde motie is in
het PvE de bestaande praktijk bij West in combinatie met de reservelijst van Oost
vastgelegd. Door de bestaande praktijk van West en Oost te combineren voor beide concessies,
wordt een betere regeling in de nieuwe concessies uitgewerkt ten opzichte van de huidige
praktijk.
Duurzaamheid
In de consultatie zijn er zorgen uitgesproken over de duurzaamheidsambities in het
ontwerp-PvE en de gevolgen daarvan voor de betaalbaarheid voor de reiziger. Als het
gaat om de elektrificatie van de veerverbindingen benadrukt het kabinet dat de kosten
voor de laadinfrastructuur voor rekening van de overheid zullen komen en niet ten
laste van de rederij of de reiziger. Voor deze investeringen is € 50 miljoen uit het
Klimaatfonds beschikbaar. In de exploitatie is het varen met batterij-elektrische
schepen naar alle waarschijnlijkheid goedkoper dan varen op HVO-diesel. Dat komt onder
andere omdat elektriciteit goedkoper is dan HVO-diesel en LNG.8
Het moment waarop de laadinfrastructuur voor elektrische aandrijving gereedkomt, is
onzeker vanwege onder andere netcongestieproblemen. Het kabinet is zich ervan bewust
dat dit tot onzekerheid leidt bij inschrijvers op de aanbesteding, met het oog op
toekomstige investeringen. De Kamer heeft met de motie-Soepboer c.s.9 gevraagd om duidelijkheid te bieden over het moment van gereedkomen van de laadinfrastructuur
en anders de verplichting tot elektrificatie te schrappen. Het kabinet kan op dit
moment geen zekerheid geven over het precieze jaartal waarin de laadinfrastructuur
gereedkomt. Evenwel wil het kabinet ook niet de verplichting tot elektrificatie, nadat
de laadinfrastructuur gerealiseerd is, in de komende concessieperiode schrappen. In
de komende jaren zal de laadinfrastructuur met een bijdrage van € 50 miljoen uit het
Klimaatfonds worden aangelegd. Deze middelen zijn reeds overgeheveld naar de IenW-begroting.
Het kabinet wil voorkomen dat de laadinfrastructuur wordt aangelegd, maar er vervolgens
geen batterij-elektrische schepen gaan varen. Dat zou een maatschappelijke desinvestering
zijn. Elektrificatie van de Waddenveren is een ambitie die ook in het Waddengebied
breed wordt gedeeld.
Het kabinet zet een aantal stappen om inschrijvers op de aanbesteding op dit punt
comfort te bieden. Allereerst is de elektrificatieverplichting voor de verbinding
van en naar Ameland geschrapt, omdat de laadinfrastructuur naar verwachting niet voor
2035 gereedkomt. Bij de andere drie verbindingen is in het PvE nu benoemd vanaf welke
jaren de laadinfrastructuur op zijn vroegst gereedkomt. Dat biedt inschrijvers richting
bij de investeringen die tot die momenten nodig zijn. Het streven is om uiteindelijk
te komen tot 100% reductie van de WtW CO2-uitstoot. Het uitgangspunt voor Waddenveren West is dat de benodigde netaanaansluitingen
op zijn vroegst in 2040 operationeel zullen zijn, waarna de concessiehouder ieder
jaar ten minste één batterij-elektrisch schip meer inzet voor de uitvoering van de
concessie. Daarnaast is voor Waddenveren West elektrificatie ondergebracht in de speciale,
aangescherpte procesbepaling voor majeure ontwikkelingen. In die procesbepaling is
vastgelegd dat IenW en de concessiehouder met elkaar in gesprek gaan om te komen tot
de voor elektrificatie eventueel benodigde wijzigingen. Hierbij is ook aandacht voor
de financiële gevolgen voor de concessiehouder en wordt het netto financieel effect
in beeld gebracht. Dit biedt ruimte om gezamenlijk tot een goede oplossing te komen
en voorkomt dat majeure risico’s eenzijdig bij de concessiehouder komen te liggen.
Met deze maatregelen wil het kabinet inschrijvers in de aanbesteding zoveel mogelijk
comfort bieden en de betaalbaarheid voor de reiziger borgen, zonder de breed gedeelde
ambitie te verliezen. Voor Schiermonnikoog is het uitgangspunt dat de netaansluiting
op zijn vroegst in 2030 operationeel zullen zijn, waarna de concessiehouder uiterlijk
vier jaar daarna ten minste één batterij-elektrisch schip inzet. Voor de inzet van
een volgende batterij-elektrisch schip geldt voor Waddenveren Oost ook de bepaling
voor majeure ontwikkelingen. Conform de motie-Soepboer/Grinwis10 zal het kabinet blijven zoeken naar (aanvullende) subsidies om verduurzaming van
de Waddenveren mogelijk te maken.
Infrastructuur en vaargeulen
De vaargeulen naar de Friese Waddeneilanden hebben te maken met de natuurlijke dynamiek
van de Waddenzee en verzanding. De dimensies van de vaargeulen zijn opgenomen in het
Nationaal Water Programma, dat regelmatig wordt herijkt. Voor een betrouwbare dienstverlening
en zekerheid voor de rederijen wil het kabinet, binnen deze kaders, zoveel mogelijk
duidelijkheid bieden. In reactie op de motie-Soepboer/Grinwis11 en de motie-Aukje de Vries/Grinwis12 is nu vastgelegd dat de vaargeuldimensies tot 2035 niet als gevolg van beleidswijzigingen
zullen verkleinen.
De motie-Soepboer/Grinwis13 vraagt ook om duidelijkheid over welke compensatie geldt bij onderhoudswerkzaamheden.
De concessiehouders ontvangen in de huidige concessies geen (financiële) compensatie
als er onderhoud aan de vaargeul plaatsvindt. Dit is ook niet nodig, omdat het veerverkeer
vrijwel ongehinderd doorgang kan vinden tijdens baggerwerkzaamheden. In de contracten
met de baggeraars wordt dit ook vastgelegd. Het kabinet wil de huidige praktijk op
dit punt continueren.
Op dit moment betalen de concessiehouders geen marktconforme vergoeding aan het Rijk
voor het gebruik van de wal- en haveninfrastructuur. Op grond van de Regeling beheer
onroerende zaken Rijk 202414 is de Staat wettelijk verplicht om een marktconforme vergoeding voor het gebruik
van Rijksinfrastructuur in rekening te brengen. De motie-Soepboer15, die vraagt om de hogere huur voor het gebruik van de Rijksinfrastructuur te schrappen,
kan daarom niet worden uitgevoerd. Bij de start van de nieuwe concessieperiode zal
er dus sprake zijn van een marktconforme (hogere) vergoeding voor het gebruik van
de Rijksinfrastructuur. Voor de concessiehouder staat daar tegenover dat het eerstelijns
beheer en onderhoud van de productiemiddelen dat nu wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat,
bij Rijkswaterstaat blijft. Dit wijkt af van de eerdere opzet in het Ontwerp-PvE.
In lijn met de motie-Aukje de Vries/Grinwis16 worden de onderhoudstaken voor de rederijen ten opzichte van het ontwerp-PvE dus
teruggebracht. Dit heeft een positieve impact op de businesscase van de concessiehouder.
Betaalbaarheid en tarieven
Eilandbewoners betalen voor de overtocht een gereduceerd tarief. Dat geldt ook voor
studerende kinderen van eilandbewoners die niet meer op het eiland wonen, maar er
wel geregeld terugkomen. In het ontwerp-PvE was de leeftijdsgrens op 21 jaar gelegd.
Naar aanleiding van de consultatie en in lijn met de toezegging in het notaoverleg
van 26 juni jl.17 is de definitie in de begrippenlijst verruimd naar het moment van afstuderen.
Daarnaast is er naar aanleiding van de consultatie vastgelegd dat de concessiehouder
korting voor scholieren hanteert. Het kabinet biedt de toekomstige concessiehouder
ruimte om naar eigen inzicht invulling te geven aan de korting voor scholieren, aangezien
in de concessie de opbrengstverantwoordelijkheid bij de concessiehouder is belegd.
Wel is één van de gunningscriteria van de aanbesteding erop gericht inschrijvers te
prikkelen om een zo aantrekkelijk mogelijke tariefvoorstel voor eilandbewoners en
bezoekers te doen om zich zo van andere inschrijvers te onderscheiden.
Tot slot is er door belanghebbenden gevraagd om in de nieuwe concessies verplichtingen
op te nemen over de transparantie die de rederij in acht moet nemen, in relatie tot
eventuele overwinsten. Ook de motie-Aukje de Vries/Grinwis18 vraagt om transparantie-afspraken. Het kabinet heeft in de financiële bepalingen
opgenomen wat het maximale rendement is dat de rederij met de uitvoering van de concessie
mag realiseren, en welke maatregelen bij (dreigende) overwinst moeten worden genomen.
Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het lager vaststellen van de jaarlijkse
tariefstijging. Daarnaast is in de financiële bepalingen opgenomen welke financiële
verantwoordings- en prognose-informatie de rederij jaarlijks moet delen met de concessieverlener.
Aan de hand daarvan kan IenW als concessieverlener beoordelen of er sprake is van
overwinst. Openbaarmaking van de financiële informatie van de rederijen is vanwege
bedrijfsvertrouwelijkheid niet mogelijk.
Inspraak voor belanghebbenden
IenW heeft in het PvE het bestaande inspraakgremium voor decentrale overheden en consumentenorganisaties
gecontinueerd onder de naam Overleg Consumenten- en Omgevingsbelangen Waddenveren
(hierna: OCOW). Hieraan is toegevoegd dat IenW na of in overleg met alle andere betrokken
partijen tot een andere structuur of samenstelling kan besluiten. Daarmee kunnen ondernemersorganisaties
met statuten die op de eilanden gevestigd zijn worden toegelaten. De partijen die
aan het OCOW deelnemen hebben een adviesrecht op basis van comply or explain op het jaarlijkse vervoerplan van de concessiehouder, ontvangen informatie en worden
betrokken bij het bepalen van beleidsprioriteiten. Als ondernemersorganisaties zich
bij het OCOW aansluiten, kan op die manier het zwaarwegende adviesrecht voor de ondernemersorganisaties
formeel vorm krijgen, zoals de Kamer met de motie-Pierik19 heeft gevraagd.
Naast het OCOW heeft de concessiehouder de verplichting om een breed en representatief
klantenpanel in te stellen en daar minstens twee keer per jaar mee te overleggen over
de opzet en uitvoering van de veerdiensten. Via het klantenpanel kan de stem van de
reiziger zo goed mogelijk worden meegenomen bij de (verbetering van de) kwaliteit
van de veerdiensten. Anders dan in het ontwerp-PvE was opgenomen, hebben de ondernemersorganisaties
geen verplichte vertegenwoordiging meer in de klantenpanels. Dit vanwege de voorziene
rol van ondernemers in het OCOW.
Zoals toegezegd tijdens het notaoverleg van krijgen decentrale overheden en het OCOW
een belangrijke rol bij majeure ontwikkelingen. Voorafgaand aan een besluit over een
eventuele wijziging van de concessie overlegt IenW met hen over de aan te brengen
wijzigingen en de gevolgen en effecten die deze wijziging van de concessie met zich
meebrengen.
Vrachtvervoer
Belanghebbenden hebben in de consultatie veelvuldig laten weten grote waarde te hechten
aan het mee laten varen van vracht op de passagiersschepen, met name vanwege de bevoorrading
van winkels en horeca. Hiermee leveren de veerverbindingen een belangrijke bijdrage
aan de leefbaarheid en economische ontwikkeling van de Waddeneilanden. In juridisch
opzicht staat vrachtvervoer los van de concessies, omdat de scope van de concessies
is beperkt tot het vervoer van passagiers en hun voertuigen. Daarom kunnen in het
PvE geen garanties op het gebied van vrachtvervoer worden gegeven. Dat laat onverlet
dat het kabinet zich bewust is van het grote belang van het vrachtvervoer voor de
Waddeneilanden. Het kabinet wil dan ook ruimte laten voor het mee kunnen laten varen
van vrachtvervoer op de passagiersschepen en vraagt van de concessiehouder(s) om ook
een schip dat geschikt is voor vrachtverkeer in te zetten. Conform de motie-Aukje
de Vries/Grinwis20 zal het kabinet het aanbod van vrachtvervoer monitoren.
Openbaar vervoer-status Friese Waddenveren
Op 11 februari 2025 is de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek
naar de voor- en nadelen van het aanmerken van de Waddenveren als openbaar vervoer.21 In deze brief heeft het kabinet aangegeven de uitkomsten van het onderzoek in het
eerstvolgende reguliere Bestuurlijk Overleg Wadden te zullen bespreken met de betrokken
bestuurders. Dit overleg heeft op 16 juli jl. plaatsgevonden. De regionale overheden
hebben aangegeven dat het aanmerken van de Waddenveren als openbaar vervoer niet bijdraagt
aan een betere dienstverlening. Gegeven het bovenstaande zullen geen vervolgstappen
worden genomen om de Waddenveren aan te merken als openbaar vervoer.
Vervolgproces
Met het oog op de komende aanbestedingsprocedure vraagt de motie-Aukje de Vries/Grinwis22 om ervaring met veerdiensten in een gebied zoals de Wadden in de gunningscriteria
mee te nemen. Dit is vanuit juridisch perspectief niet mogelijk, omdat dat in deze
fase te restrictief is en teveel inschrijvers aan de voorkant zou uitsluiten. Dat
kan leiden tot onvoldoende marktspanning en brengt een zorgvuldige aanbesteding in
gevaar. Vanzelfsprekend zal op basis van hun ervaring met personenvervoer en kennis
van de maritieme sector getoetst worden of inschrijvers in staat moeten worden geacht
om de Friese Waddenveren goed uit te voeren, net zoals het belangrijk is dat zij over
voldoende financiële en economische draagkracht beschikken. Voordat de aanbesteding
start, gaat het kabinet graag over het PvE en de overige bijgevoegde aanbestedingsdocumenten
met de Kamer in gesprek. Op 1 oktober aanstaande is over dit thema een commissiedebat
gepland. Daarbij heeft de Kamer met de motie-Grinwis/Aukje de Vries23 gevraagd om een globaal tijdschema met tijdlijnen van de concessieaanbestedingen
en -verlening. Dat tijdschema ziet als volgt uit. Het kabinet beoogt eind oktober,
na het commissiedebat, de aanbesteding te starten door het publiceren van de aanbestedingsdocumenten.
Het gaat hierbij om de zogenaamde aanbestedingsleidraad, waarin onder andere geschiktheidseisen
en gunningscriteria nader zijn uitgewerkt, het concessiebesluit, het PvE, de financiële
bepalingen en diverse bijbehorende bijlagen. Het kabinet volgt voor deze Europese
aanbesteding de openbare procedure, zodat alle geïnteresseerde partijen een inschrijving
kunnen doen. Vanwege de complexe vraagstukken en risico’s die spelen bij de nieuwe
concessies, is er een mogelijkheid om tijdens de procedure met inschrijvers in gesprek
te gaan.
Vanaf november 2025 tot april 2026 is de inschrijvingsfase, waarbij geïnteresseerde
marktpartijen vragen kunnen stellen over de aanbestedingsdocumenten en de toekomstige
concessies. De eerste inschrijvingen worden in april 2026 verwacht. Na een verduidelijkingsfase
met optionele gesprekken met inschrijvers, zal de deadline voor definitieve inschrijvingen
naar verwachting rond juli 2026 liggen. Vervolgens vindt de beoordelingsfase plaats.
De voorziene gunning van de nieuwe concessies is eind 2026.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat