Brief regering : Doorontwikkeling berekening stikstofdepositie
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 414
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2025
In het stikstof- en natuurdossier speelt de berekende stikstofdepositie een belangrijke
rol. Zowel in beleidsvorming, monitoring, als in toestemmingverlening worden de resultaten
van berekeningen gebruikt. Het kabinet hecht er veel waarde aan dat de berekeningen
op een transparante en een wetenschappelijk zuivere manier worden toegepast. Het kan
niet zo zijn dat individuele ondernemers worden afgerekend op sterk onzekere berekeningen
of verouderde cijfers. Ook heb ik in de brief van 25 april jl.1 toegezegd dat er op korte termijn kritisch gekeken wordt naar welke verbeteringen
kunnen worden doorgevoerd in het gebruik van AERIUS Calculator bij toestemmingverlening.
In deze brief deel ik recente ontwikkelingen hieromtrent en duid ik een aantal nieuwe
wetenschappelijke onderzoeksrapporten van het RIVM. Daarnaast geef ik invulling aan
de hieraan gerelateerde motie Flach.2
Perspectief op het gebruik van depositieberekeningen
Het kabinet wil op termijn af van het gebruik van AERIUS Calculator bij toestemmingverlening.
Het werken aan een juridisch houdbaar alternatief kost echter tijd. Tot het moment
dat een alternatief kan worden ingevoerd, blijft AERIUS Calculator het voorgeschreven
rekeninstrument en is de inzet gericht op doorontwikkeling en het actueel houden van
het bestaande instrumentarium. In de Kamerbrief «Startpakket Nederland van het slot» van 25 april jl.3 is al aangegeven dat kritisch wordt gekeken naar het gebruik van AERIUS in vergunningverlening
en welke verbeteringen daarin kunnen worden aangebracht. Daarbij wordt bijvoorbeeld
gekeken naar de wetenschappelijke inzichten over droge depositie en het invoeren van
een rekenkundige ondergrens.
In deze brief geef ik nadere toelichting op de veranderingen op korte termijn, de
doorontwikkelingen op middellange termijn, en uiteindelijk de beoogde vervanging op
lange termijn.
Korte-termijnveranderingen in AERIUS
De belangrijkste korte-termijnveranderingen in AERIUS zijn onderdeel van de komende
actualisatie begin oktober, waarbij de AERIUS-producten4, zoals elk jaar, bijgewerkt worden aan de hand van recente (wetenschappelijke) informatie
en cijfers. In de nieuwe versie van AERIUS Calculator, versie 2025, zijn verschillende
emissiefactoren, achtergrondgegevens en de gegevens over stikstofgevoelige natuur
in de Natura 2000-gebieden geactualiseerd. Ook zijn in versie 2025 een paar functionele
wijzigingen doorgevoerd. Zo wordt bij toestemmingverlening blijvend gewerkt met actuele
cijfers.
Het RIVM voert dit jaar grotere wijzigingen door in de monitoringscijfers van de totale
stikstofdepositie, belangrijk voor inzicht in de mate van overbelasting van Natura2000-gebieden.
De cijfers worden visueel gemaakt in AERIUS Monitor. Bij de actualisatie worden onder
andere actuele gegevens van alle binnen- en buitenlandse emissiebronnen, actuele representatieve
weersomstandigheden, nieuwe resultaten van de ruim 300 meetpunten, en de resultaten
van het onderzoek naar depositiemodellering in kustgebieden («Ammoniak van zee»)5 verwerkt. De prognoses van de totale stikstofdepositie worden voor Nederland gebaseerd
op de nieuwe emissieramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving6. Voor de buitenlandse emissieramingen wordt gebruik gemaakt van de dit voorjaar door
de Europese Commissie gepubliceerde Clean Air Outlook 47.
Het RIVM maakt in het rapport «Monitor Stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden» duidelijk wat deze actualisaties en doorontwikkelingen betekenen voor de depositiecijfers.
Naar verwachting wordt het rapport begin oktober gepubliceerd, waarna ik uw Kamer
zal informeren.
Het gebruik van de nieuwe versie van AERIUS wordt, zoals gebruikelijk, voorgeschreven
in de Omgevingsregeling. Van de bijbehorende wijziging van de Omgevingsregeling is
in augustus de internetconsultatie afgerond. De regelingswijziging treedt op 7 oktober
2025 in werking. Op die dag zullen AERIUS Calculator en AERIUS Monitor worden bijgewerkt
naar de nieuwe versie.
Middel-lange-termijn kennis over meet- en rekenmethodes vergroten
In het Nationaal Kennisprogramma Stikstof (NKS) lopen verschillende wetenschappelijke
onderzoekstrajecten om meer fundamentele verbeteringen in de meet- en rekenmethodiek
te onderzoeken.8 Dit heeft geleid tot twee nieuwe onderzoeksrapporten over lokale depositieberekeningen,
welke – waar relevant – worden meegenomen in de doorontwikkeling van de stikstofmodellen
die we in Nederland gebruiken.
Daarnaast heeft het RIVM recent twee kennisnotities opgeleverd over respectievelijk
de toepassing van modellen bij kortdurende projecten en de bredere toepassing van
depositiemetingen.
Hieronder licht ik beide rapporten en beide kennisnotities toe.
Vergelijking tussen verschillende modellen
Het rapport Differences in calculations of concentration and deposition of ammonia and nitrogen
oxides at local scale: A comparison of eight atmospheric transport models9 bevat, zoals de Engelse titel van het rapport al zegt, een vergelijking van acht
verschillende (internationale) verspreidingsmodellen die worden gebruikt om stikstofdepositie
op lokale schaal te berekenen. Door deze vergelijking te maken, is in beeld gebracht
op welke punten de modellen het meest van elkaar verschillen. Dit is nuttige informatie
om specifieke vervolgonderzoeken te kunnen definiëren. Een onderdeel van het model
dat sterke verschillen toont met andere modellen, betekent immers dat er verschillende
aannames of rekenmethodes mogelijk zijn. Deze interpretaties kunnen van invloed zijn
op de rekenresultaten, en zijn dus relevant om nader te onderzoeken. Het onderzoek
is niet geschikt om de modellen te rangschikken naar prestatie. De resultaten zijn
immers niet met metingen vergeleken. Het model dat als enige sterk afwijkt van de
rest, is daarom niet per se minder betrouwbaar. Dat model zou ook juist de werkelijkheid
als enige goed kunnen benaderen.
Het onderzoek concludeert dat dat de verschillen tussen de modellen meestal groter
zijn voor deposities dan voor concentraties. Dit benadrukt de urgentie die het kabinet
heeft gelegd op het verbeteren van de kennis rondom droge depositie en benadrukt ook
het belang van de overstap naar emissiebeleid. De vertaling van concentratie naar
depositie is een complex onderdeel binnen de modellering, met onzekerheden die invloed
kunnen hebben op de uitkomsten. Een nadere duiding van deze invloed vraagt om verdere
verfijning en onderzoek.
Verder laat het onderzoek zien dat weersomstandigheden veel invloed hebben op rekenresultaten.
Nader onderzoek is nodig om de invloed van de weersomstandigheden beter te kunnen
verklaren en te duiden.
Hoewel het onderzoek niet geschikt is voor het rangschikken van de modellen naar prestatie,
kan wel worden geconcludeerd dat het model dat wij in Nederland voornamelijk gebruiken,
OPS, vergelijkbare onzekerheden kent als de andere modellen.
Gevoeligheid individuele projectberekening
Het rapport Uncertainty in calculated nitrogen depositions from individual sources10 bevat een gevoeligheidsanalyse van de berekening van de depositiebijdrage van individuele
bronnen met OPS. Dat houdt in dat in het onderzoek modelparameters11 worden gevarieerd, om zo te kunnen identificeren welke parameters grote invloed hebben
op de rekenresultaten. Die specifieke parameters zijn extra interessant om nader te
onderzoeken.
In het onderzoek is alleen gekeken naar de gevoeligheid van het model. Deze gevoeligheid
is niet automatisch hetzelfde als de mate waarop de berekening afwijkt van de werkelijkheid.
Uit het onderzoek blijkt dat de depositiesnelheid van grote invloed is op de rekenresultaten.
Dit bevestigt de verwachting van het RIVM en benadrukt wederom de urgentie die het
kabinet heeft gelegd op het verbeteren van de kennis rondom droge depositie.
Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat de gevoeligheid van de berekening in algemene
zin vooral groot is op korte afstand (binnen enkele kilometers), en het kleinst op
50 tot 150 kilometer vanaf de bron. Daarna neemt de gevoeligheid in deze analyse weer
toe.
Het onderzoek benadrukt het belang om bij het gebruik van de modellen altijd met actuele
wetenschappelijke inzichten te werken. De gevoeligheid van de berekening is op korte
afstand immers erg groot, wat betekent dat het bij toestemmingverlening extra belangrijk
is dat de meest waarschijnlijke waarde van alle parameters wordt gehanteerd. De jaarlijkse
actualisatie van AERIUS speelt hierin een belangrijke rol. Immers, door de jaarlijkse
actualisatie berekenen we altijd de meest waarschijnlijke waarde, ondanks de gevoeligheid
voor kleine fouten in de parameters.
Kortdurende projecten
Sinds het advies van de Commissie Hordijk is er doorlopend aandacht voor het zorgvuldig
toepassen van modellen, om zo bijvoorbeeld schijnzekerheid tegen te gaan. In het traject
rondom de rekenkundige ondergrens hebben onderzoekers aan de orde gesteld dat er technisch-modelmatige
bezwaren kleven aan het met het OPS-model berekenen van depositiebijdragen als gevolg
van kortdurende projecten12. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over festivals of wandeltochten.
Uit een nadere analyse van het RIVM13 blijkt dat er inderdaad andere onzekerheden gelden bij dergelijke projecten. Het
zou kunnen betekenen dat een andere toepassing van de modellen meer passend is voor
dergelijke projecten en dat toestemmingverlening eenvoudiger kan. Ik wil samen met
de provincies kijken hoe we hiermee omgaan.
Als de rekenkundige ondergrens wordt ingevoerd, dan is dit minder relevant. Naar verwachting
zijn er immers vrijwel geen kortdurende projecten met een depositiebijdrage van meer
dan 1 mol/ha/jaar. De rekenkundige ondergrens wordt met voorrang opgepakt.
Toepassing van depositiemetingen
Naar aanleiding van de motie Flach heb ik het RIVM gevraagd naar de mogelijkheden
van het breder toepassen van depositiemetingen, bijvoorbeeld in de kalibratie van
de modelberekeningen. Dit heeft geleid tot een heldere kennisnotitie14 waarin het RIVM de verschillende toepassingen van metingen uiteenzet en daarbij aangeeft
waar ontwikkelmogelijkheden zitten. De handvatten uit deze kennisnotitie worden meegenomen
in de toekomstige opdracht aan het RIVM, zodat we steeds meer kennis vergaren over
de droge depositie in de natuur en de modelberekeningen kunnen blijven verbeteren.
De motie Flach beschouw ik hiermee afgedaan.15
Alternatief voor AERIUS Calculator
Zoals al langer bekend wil het kabinet AERIUS Calculator op termijn vervangen voor
een juridische houdbaar alternatief. Een dergelijke vervanging is alleen nuttig als
het ook daadwerkelijk een verandering in de manier van werken omhelst. Louter een
nieuw ICT-systeem gebaseerd op dezelfde modellen, maakt immers weinig verschil. Hetzelfde
geldt voor het vervangen van het rekenmodel, zo blijkt uit het hierboven beschreven
vergelijkingsonderzoek.
Ik wil de vervanging van AERIUS daarom relateren aan de overstap naar emissiebeleid.
Om ook bij toestemmingverlening over de gaan op emissiesturing dat ook daadwerkelijk
juridisch houdbaar is, zijn echter nog wel een aantal stappen nodig. Op grond van
de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is het immers verplicht om het effect van de
emissie van een nieuwe of te wijzigen activiteit op Natura 2000-gebieden te beoordelen.
Een berekening van de depositie is daarbij op dit moment doorgaans noodzakelijk. De
verdere uitwerking van doelsturing zal belangrijke aangrijpingspunten geven om die
overstap concreter vorm kunnen geven.
Dit gebeurt ook in het licht van de fundamentele herziening van het vergunningstelsel.
Het doel hiervan is om de vergunningverlening weer op gang te brengen en tegelijk
natuurbehoud en -herstel te borgen. Ik informeer uw Kamer apart over de voortgang
hiervan.
Tot slot
De komende tijd werken onderzoeks- en kennisinstellingen via het Nationaal Kennisprogramma
Stikstof (NKS) onverminderd aan het verbeteren van stikstofmetingen en -modellen.
Zo worden verschillende meetnetten uitgebreid, in lijn met de hierboven toegelichte
kennisnotitie van het RIVM over depositiemetingen, en wordt ingezet op gebruik van
innovatieve meetmethoden. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van satellietmetingen
en het testen van nieuwe generaties sensoren voor het meten van ammoniak in stallen
en in de buitenlucht.
Daarnaast wordt verder onderzocht of en hoe het rekenmodel versterkt kan worden door
nadere vergelijking met andere modellen, het modelensemble. De Tweede Kamer wordt
periodiek geïnformeerd over de voortgang van het NKS en de behaalde resultaten16.
Ik realiseer mij dat het gebruik van modellen inherent onzekerheden met zich meebrengt
en daardoor veel vragen kan oproepen bij ondernemers en andere gebruikers. Het is
begrijpelijk dat cijfers en berekeningen niet altijd direct aansluiten bij de persoonlijke
ervaringen van mensen. Juist daarom vind ik het belangrijk om transparant te zijn
over de werking, de mogelijkheden en de beperkingen van deze modellen.
In de keuze die we maken blijven we oog houden voor de zorgen die er leven, zodat
besluiten niet alleen gebaseerd zijn op cijfers, maar ook recht doen aan de realiteit
achter de cijfers.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur