Brief regering : Definitieve kaderbrief Wlz 2026 en het indicatieve Wlz-kader voor de jaren 2027-2030
34 104 Langdurige zorg
Nr. 450
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2025
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) stelt de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voor ieder kalenderjaar het bedrag vast dat in dat kalenderjaar beschikbaar
is voor verzekerde zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
In mijn brief van 10 juli 2025 aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)1 heb ik het voorlopige kader voor de Wlz voor 2026–2030 bekend gemaakt. Deze meerjarige
voorlopige kaderbrief Wlz 2026–2030 was onder voorbehoud van de politieke besluitvorming
over de begroting 2026 die op Prinsjesdag aan het parlement is gepresenteerd. In de
voorlopige kaderbrief heb ik een meerjarig inzicht gegeven in de ontwikkeling van
het Wlz-kader voor het lopende jaar (2025) en vijf toekomstige jaren (2026–2030).
Met de inwerkingtreding van de Wet Domeinsoverstijgende Samenwerking2 (hierna: de wet DOS) is met ingang van 2026 mogelijk dat de Minister voor maximaal
vijf jaar een financieel kader kan vaststellen. Het meerjarig inzicht is een belangrijke
ondersteuning voor de zorgkantoren bij het afsluiten van contracten vanuit een meerjarig
perspectief met zorgaanbieders. Het is daarmee een extra bouwsteen om de zorg nu en
in de toekomst toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief op orde te houden. Het meerjarig
perspectief geeft zorgkantoren en zorgaanbieders inzicht in de verwachte ontwikkeling
van het Wlz-kader voor de komende jaren. Dat betekent niet dat het Wlz-kader voor
de gehele periode definitief vastligt. Zoals toegelicht in de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel DOS3 zal ik alleen meerjarige zekerheid bieden over ten hoogste de periode tot 1 jaar
na de betrokken kabinetsperiode.
Tevens is met ingang van 2026 het landelijk financieel Wlz-kader onderverdeeld naar
drie deelkaders: (1) zorg in natura, (2) persoonsgebonden budgetten en (3) overige
uitvoeringskosten. Dit laatste deelkader vloeit voort uit de wet DOS en biedt zorgkantoren
de mogelijkheid om preventieve maatregelen te bekostigen die leiden tot lagere zorguitgaven
en om onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO) en cliëntvertrouwenspersonen (CVP)
in te kopen via het Wlz-kader.
Zoals ook aangegeven in de voorlopige kaderbrief leidt de demissionaire status van
het kabinet ertoe dat ik het definitief budgettair kader enkel voor 2025 en 2026 zal
vaststellen. Het vaststellen van het budgettair kader voor 2027 en verder is aan een
volgend kabinet. Deze brief stuur ik in afschrift naar de NZa. Het Wlz-kader voor
de jaren 2027–2030 wordt zodoende nog niet definitief vastgesteld en verdeeld, maar
heeft slechts een indicatief karakter.
I Budgettair kader Wlz 2025
Het actuele Wlz-kader voor 2025 bedraagt volgens de beleidsregel van de NZa afgerond
€ 38.983 miljoen, waarvan € 34.635 miljoen voor het deelkader zorg in natura (zin)
en € 4.349 miljoen voor het deelkader persoonsgebonden budget (pgb)4. Dit is opgenomen in tabel 1.
Tabel 1: stand Wlz-kader 2025
U treft de julibrief van de NZa in de bijlage van deze brief. De julibrief van de
NZa laat zien dat het beschikbare Wlz-kader voor 2025 ruimschoots toereikend is. De
verwachte benutting van het Wlz-kader bedraagt op basis van het gemiddelde van de
twee scenario’s uit de julibrief € 38.258 miljoen. Dit benodigde budget voor 2025
vormt de basis voor het meerjarige Wlz-kader vanaf 2026.
II Definitief budgettair kader Wlz 2026 en indicatief Wlz-kader 2027–2030
Bij het opstellen van het meerjarig Wlz-kader vormt de verwachte benutting van het
Wlz-kader in 2025 het uitgangspunt. Tabel 2 presenteert de ontwikkeling en opbouw
van het Wlz-kader vanaf 2026. Hierbij zijn de bedragen vanaf 2027 indicatief.
Tabel 2: Ontwikkeling Wlz-kader 2026–2030 (vanaf 2027 indicatief)
1. Basis: benodigd Wlz-kader 2025
De basis voor het meerjarig Wlz-kader 2026–2030 is de verwachte benutting van het
Wlz-kader in 2025. Uitgaande van de julibrief van de NZa gaat het hierbij om een bedrag
van € 38.258 miljoen.
2. Netto groei 2026–2030
De netto groei van het meerjarig Wlz-kader loopt op van € 1.704 miljoen in 2026 tot
€ 5.843 miljoen in 2030. Dit is nog exclusief de loon- en prijsbijstelling die jaarlijks
via de definitieve kaderbrief beschikbaar wordt gesteld. De netto groei is het saldo
van de (raming van de) beschikbare groeiruimte, beleidseffecten en kostonderzoeken
zoals deze zijn verwerkt in de VWS-begroting.
Hierbij heb ik rekening gehouden met de beleidsmaatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord
Ouderenzorg. De maatregelen in verband met het meerjarig contracteren (gehandicaptenzorg
en geestelijke gezondheidszorg) en Wlz-behandeling (gehandicaptenzorg) gaan op verzoek
van de Tweede Kamer in 2026 niet door. Deze maatregelen zijn vanaf 2027 wel verwerkt
in de netto groei van het Wlz-kader.
Daarnaast heb ik de impact van drie kostprijsonderzoeken van de NZa verwerkt. Dit
betreft onderzoek op het terrein van (1) de gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg
(€ 152 miljoen structureel), (2) de normatieve huisvestigingscomponent (€ 400 miljoen
structureel) en (3) de opname van de LVHC-doelgroepen MS+ (multiple sclerose) en NAH+
(niet-aangeboren hersenletsel) met bijkomende problemen in de aanspraak op gespecialiseerde
zorg in de Regeling langdurige zorg (oplopend tot € 13 miljoen structureel). De NZa
verwerkt deze in de tarieven voor 2026.
Tot slot heb ik middelen aan het Wlz-kader toegevoegd voor de aanpassing van de Regeling
Dienstverlening Aan Huis (RDAH). Vanaf 1 januari 2026 geldt deze regeling niet meer
voor het pgb5. Dit zal een stijging veroorzaken in het benodigde pgb-budget van € 10,8 miljoen
structureel waarvoor het Wlz-kader wordt aangepast. Dit is al bij de voorjaarsbesluitvorming
afgesproken en wordt nu ook in het Wlz-kader verwerkt.
Met de beschikbare netto groei zijn de zorgkantoren financieel in staat om voldoende
kwalitatief goede zorg in te kopen tegen reële prijzen voor de geleverde zorg.
3. Loon- en prijsbijstelling 2026
De loon- en prijsbijstelling voor het Wlz-kader 2026 is zoals gebruikelijk gebaseerd
op de ontwikkelingen uit de meest recente Macro-Economische Verkenning (MEV) van het
CPB. De tranche loon- en prijsbijstelling 2026 komt op grond van de MEV uit op een
bedrag van € 1.487 miljoen in 2026 oplopend tot € 1.640 miljoen in 2030.
4. Definitief Wlz-kader 2026 en indicatief kader 2027–2030
De optelling van de posten 1 tot en met 3 leidt tot een definitief Wlz-kader voor
2026 van € 41.449 miljoen. Het indicatieve meerjarig Wlz-kader loopt op tot ruim € 45,7
miljard in 2030.
5. Waarvan gereserveerd als herverdelingsmiddelen
De herverdelingsmiddelen voor 2026 bedragen € 390 miljoen en lopen op tot € 2.030 miljoen
in 2030. Deze middelen zijn gereserveerd vanwege de onzekerheid over de benodigde
groeiruimte in het licht van de ontwikkelingen van het zorggebruik en de regionale
verdeling daarvan. Ik zal in de loop van 2026 op basis van de februari- en julibrief
van de NZa over de toereikendheid van het Wlz-kader besluiten over de inzet van de
herverdelingsmiddelen voor 2026. Deze systematiek zal ik ook in de jaren na 2026 jaarlijks
toepassen.
6. Waarvan beschikbaar voor zorginkoop
In 2026 bedraagt het Wlz-kader dat bij aanvang van het jaar beschikbaar is voor de
zorginkoop in totaal € 41.059 miljoen. Dit bedrag is verdeeld over drie deelkaders:
(6a) zorg in natura: € 36.337 miljoen;
(6b) persoonsgebonden budgetten: € 4.626 miljoen;
(6c) overige uitvoeringskosten: 96 miljoen.
Tabel 3 laat zien hoe het deelbudget voor overige uitvoeringskosten kan worden ingezet
voor:
(a) preventieve maatregelen;
(b) onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO) en
(c) cliëntvertrouwenspersonen (CVP).
Tabel 3: Opbouw deelkader overige uitvoeringskosten
Binnen dit deelkader is er op grond van de wet DOS vanaf 2026 ten opzichte van de
huidige systematiek meer bewegingsruimte voor zorgkantoren. Waar (overschrijding van)
het budget voor OCO en CVP voorheen direct ten laste kwam van de beheerskosten van
zorgkantoren, kan er met de toevoeging van de preventieve maatregelen aan de overige
uitvoeringskosten geschoven worden tussen het inkopen van OCO, CVP en preventieve
maatregelen. De NZa heeft de voorwaarden hiervoor opgenomen in haar beleidsregels6. Een belangrijke voorwaarde om preventieve maatregelen te bekostigen met middelen
vanuit het Wlz-kader is dat het aantoonbaar leidt tot lagere zorguitgaven. Het bedrag
voor de preventieve maatregelen voor 2027 en latere jaren is nog niet opgenomen in
het deelkader voor overige uitvoeringskosten. Vanaf 2024 wordt de SPUK DOS gemonitord
door de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze monitorgegevens worden samen met de ervaringen
van de zorgkantoren begin 2026 gebruikt voor het vaststellen van het maximale bedrag
dat in 2027 beschikbaar is. Dit bedrag wordt kenbaar gemaakt in de voorlopige meerjarige
kaderbrief die ik volgend jaar zal versturen.
III Overig
Voor de bekostiging van innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties is landelijk
€ 20 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is binnen het deelkader voor zorg in natura specifiek
geoormerkt.
IV Slot
Ik zal de NZa verzoeken om mij in februari en juli 2026 te informeren over de ontwikkelingen
in het licht van de toereikendheid van het Wlz-kader. Ik zal haar verzoeken dit te
bezien in relatie tot de ontwikkeling van de indicaties en de gedeclareerde zorg.
Hierbij zal ik aan de NZa vragen om specifiek aandacht te besteden aan de budgettaire
impact van de instroom van ggz-w cliënten in de Wlz en aan het aantal verpleegzorgplekken
met verblijf.
Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
N.J.F. Pouw-Verweij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport