Brief regering : Verslag Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 7-8 juli 2025
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 800
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2025
Hierbij ontvangt u het Verslag van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
van 7 en 8 juli jl. te Aalborg, Denemarken. Tevens geef ik u met het verslag een update
over de implementatie van de EU-Richtlijn Loontransparantie. Ook stuur ik u conform
de geldende EU-informatieafspraken een afschrift van de Kabinetsreactie op de consultatie
over aanvullende pensioenen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M.L.J. Paul
BIJLAGE: VERSLAG INFORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID D.D. 7–8 JULI 2025
Op de agenda van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 en 8 juli
jl. in Aalborg, Denemarken, stonden twee gedachtewisselingen geagendeerd.
Agendapunt: vrije en eerlijke mobiliteit, met een focus op de belangrijkste uitdagingen
met betrekking tot de detachering van werknemers, inclusief onderdanen van derde landen
Het Deens Voorzitterschap organiseerde een paneldiscussie met een aantal Ministers
over vrije en eerlijke mobiliteit in de EU. Op uitnodiging van het Voorzitterschap
nam de toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheden deel aan deze paneldiscussie.
In de bijdrage benadrukte Nederland dat EU-arbeidsmigranten een belangrijke bijdrage
aan de Nederlandse en Europese economieën leveren. Tegelijkertijd kent arbeidsmigratie
ook schaduwzijden. Arbeidsmigranten ontvangen vaak nog steeds niet de woon- en werkomstandigheden
waar zij recht op hebben, wat kan leiden tot een race to the bottom op arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden. Het in goede banen leiden van arbeidsmigratie
vraagt internationale samenwerking, zowel binnen de EU als daarbuiten. Nederland heeft
dan ook verwelkomd dat het thema steeds prominenter op de Europese agenda komt. De
Commissie heeft recentelijk een pakket over eerlijke arbeidsmobiliteit aangekondigd
(Fair Labour Mobility Package), dat naar verwachting in de eerste helft van 2026 zal worden gepubliceerd.
Nederland heeft daarbij in het bijzonder aandacht gevraagd voor het aanpakken van
onrechtmatige detachering van derdelanderwerknemers door het verduidelijken van het
juridisch kader. Nederland heeft hiertoe o.a. het initiatief genomen voor een gezamenlijk
position paper on the posting of third country nationals1. Met dit position paper probeert Nederland, samen met gelijkgezinde lidstaten, de
Commissie te overtuigen van de noodzaak om met een initiatief te komen om het juridisch
kader te verduidelijken. Zoals toegelicht in hetzelfde position paper is naast duidelijke regels ook effectieve handhaving van belang. Het verduidelijken
van het juridisch kader en het versterken van grensoverschrijdende handhaving gaan
immers hand in hand. Daarom zet Nederland in op een sterke Europese Arbeidsautoriteit
(hierna: ELA). De ELA bevordert de samenwerking tussen EU-landen, coördineert gezamenlijke
inspecties, maakt analyses en risicobeoordelingen, en bemiddelt in geschillen tussen
EU-landen op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en handhaving.
Nederland heeft de door de Commissie recent gepubliceerde evaluatie van de Autoriteit
verwelkomd, waarin de Nederlandse prioriteiten voor de versterking van de ELA goed
worden gereflecteerd2.
Daarna hield het Voorzitterschap een gedachtewisseling met de overige deelnemers aan
de Informele Raad. Het door de Commissie aangekondigde pakket voor eerlijke arbeidsmobiliteit
werd breed verwelkomd. Tijdens de gedachtewisseling benadrukte een significant aantal
lidstaten de noodzaak om uitdagingen rond de onrechtmatige detachering van derdelanders
te adresseren, waarbij sommige lidstaten opriepen tot een wetgevende oplossing, en
andere lidstaten verzochten om richtsnoeren. Ook werd de versterking van het mandaat
van de ELA door veel lidstaten gesteund. Een aantal lidstaten wees op de risico's
die samenhangen met onderaanneming, waarbij sommigen expliciet opriepen tot een initiatief
op dit gebied, vooral in risicovolle sectoren. Ook werden door lidstaten de mogelijkheden
rond verdere digitalisering genoemd om uitbuiting en omzeiling tegen te gaan.
Agendapunt: concurrentievermogen op het gebied van werkgelegenheid
Het Deens Voorzitterschap organiseerde een gedachtewisseling over concurrentievermogen
op het gebied van werkgelegenheid.
Tijdens de gedachtewisseling noemden lidstaten de noodzaak om het Europese concurrentievermogen
te versterken en tegelijkertijd het sociale model te behouden. Lidstaten benoemden
het belang van het benutten van alle talenten die tot onze beschikking staan, inclusief
die van jongeren en senioren. Vrije en eerlijke mobiliteit, evenals kwalitatief hoogwaardige
banen, worden essentieel geacht voor productiviteit en concurrentievermogen. Lidstaten
benadrukten de noodzaak om regels te versimpelen en de administratieve lasten voor
bedrijven te verlichten, met name door goed na te denken over wanneer en hoe regelgeving
tot stand moet komen. Tegelijkertijd werd door veel lidstaten onderstreept dat hoewel
vereenvoudiging belangrijk is, bestaande sociale rechten en beschermingsniveaus niet
ondermijnd mogen worden. Ook werd door enkele lidstaten het belang onderstreept van
het uitvoeren van goede effectbeoordelingen bij de totstandkoming van regelgeving.
Nederland heeft in de gedachtewisseling ingebracht dat in deze veranderende geopolitieke
tijden een gezonde, weerbare en concurrerende Europese economie essentieel is om onze
belangen te beschermen en brede welvaart te verzekeren. Het kabinet zet daartoe onder
andere in op het bevorderen van talent en vaardigheden3. Een beroepsbevolking met de juiste kennis en vaardigheden is immers noodzakelijk
voor een goed werkende en toekomstbestendige arbeidsmarkt en draagt bij aan de arbeidsproductiviteit.
Nederland heeft zich positief uitgesproken over een faciliterende rol voor de Commissie
met betrekking tot het bevorderen van vaardigheden en leven lang ontwikkelen, in lijn
met de kabinetsappreciatie op het voorstel van de Commissie voor een Vaardigheidsunie4. Ook heeft Nederland opgeroepen om te bezien waar de regeldruk op EU-niveau kan worden
verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van de respectievelijke beleidsdoelstellingen,
zoals de bescherming van werknemers. Ten slotte heeft Nederland het belang van grondige
effectbeoordelingen benadrukt om de impact van voorstellen op bedrijven, werknemers
en nationale autoriteiten die EU-voorstellen moeten implementeren goed te kunnen wegen.
Als tijdens de onderhandelingen nieuwe elementen aan voorstellen worden toegevoegd,
moet rekening worden gehouden met de mogelijke gevolgen voor de regeldruk en uitvoerbaarheid.
Tijdpad implementatie EU-Richtlijn loontransparantie
Het kabinet werkt aan een zorgvuldige implementatie van de Europese Richtlijn Loontransparantie5. Het voorziene tijdpad voor tijdige implementatie van deze Richtlijn blijkt niet
haalbaar.
Eén van de belangrijkste redenen daarvoor is dat meer tijd nodig is om de nationale
regelgeving en de uitvoering ervan zo vorm te geven dat werkgevers de verplichtingen
effectief en met zo beperkt mogelijke administratieve lasten kunnen uitvoeren. Er
wordt gestreefd naar aanbieding van het wetsvoorstel aan de Raad van State voor het
einde van dit jaar en parlementaire behandeling in 2026. De streefdatum voor inwerkingtreding
is uiterlijk 1 januari 2027 in plaats van 7 juni 2026 zoals uit de Richtlijn volgt.
De rapportageplicht voor werkgevers vanaf 150 werknemers zal voor het eerst gelden
over kalenderjaar 2027, in plaats van over kalenderjaar 2026. Het moment waarop overige
rapportageplichtige werkgevers (vanaf 100 tot 150 werknemers) moeten rapporteren zal
conform de Richtlijn worden geïmplementeerd.
Kabinetsreactie EU-consultatie aanvullende bedrijfspensioenstelsels
De Commissie vraagt middels een openbare consultatie naar ideeën over hoe aanvullende
bedrijfspensioenstelsels toegankelijker, transparanter en effectiever kunnen worden
gemaakt voor burgers in de EU. In de Mededeling over de spaar- en investeringsunie6 zet de Commissie in op de verdere ontwikkeling van aanvullende bedrijfspensioenstelsels
op nationaal niveau, zowel ter versterking van de financiële zekerheid van burgers
als ter bevordering van de kapitaalmarkten. Daarnaast heeft de Commissie aangekondigd
in het vierde kwartaal van 2025 voorstellen te doen voor de herziening van de IORP
II richtlijn7 en de PEPP Verordening8.
De consultatie is specifiek gericht op het identificeren van goede voorbeelden en
nuttige ideeën op dit gebied. Het kabinet heeft inbreng geleverd op deze consultatie.
Conform de geldende EU-informatieafspraken met uw Kamer vindt u de kabinetsreactie
in de bijlage van dit verslag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid