Brief regering : Beantwoording vragen gesteld tijdens het Rondtafelgesprek van 3 september 2025, over het wetsvoorstel Wijziging van de Postwet
35 423 Wijziging van de Postwet 2009 in verband met de wijziging van de toegangsregulering van postvervoerders tot een landelijk netwerk voor postaanbieding, de borging van de continuïteit van de universele postdienst, de flexibilisering van de eisen aan de universele postdienst en de bescherming van de arbeidspositie van postbezorgers
Nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2025
De vaste commissie van Economische Zaken heeft mij op 4 september verzocht om uiterlijk
5 september (vandaag) een brief te sturen waarin wordt ingegaan op de volgende punten:
• te reageren op de bevindingen van het Rondetafelgesprek over de Postwet, die deze
week heeft plaatsgevonden in de Tweede Kamer,
• alsmede toe te lichten hoe u denkt om te gaan met de aanstaande onderzoeken en gerechtelijke
uitspraken, en
• aan te geven of u kunt bevestigen dat een eventuele verlenging van de overbrengduur
van de Universele Postdienst (UPD) kan worden aangepast met het Postbesluit en daarvoor
een wijziging van de wet niet nodig is.
In deze brief ga ik in op de verzochte punten.
Rondetafelgesprek over de Postwet
Ik heb met aandacht geluisterd naar het rondetafelgesprek van 3 september over de
voorgestelde wijziging van de Postwet. Daarin zijn zorgen en waardevolle inzichten
gedeeld over de positie van werkenden, de rol van regionale postbedrijven, de verhaalbaarheid
van een sluitende businesscase binnen de UPD en het toezicht door de ACM. Deze thema’s
zijn bekend en meegenomen in de onderzoeken van ACM. De ACM heeft in haar onderzoek
reeds uitgebreid gesproken met vakbonden, regionale vervoerders, hoogleraren, belangenbehartigers
en andere betrokkenen – ook met partijen die niet aanwezig waren bij de rondetafel,
zoals vertegenwoordigers van speciale poststromen. De uitkomsten van het onderzoek
van de ACM zijn meegenomen in de voorgestelde wijziging van de Postwet en de beleidsinstrumenten
in de Kamerbrief van 30 juni. In de beantwoording van de tijdens het Schriftelijk
Overleg gestelde vragen zal ik nader ingaan op de onderwerpen die tijdens de rondetafel
aan de orde zijn gekomen en de afwegingen die zijn gemaakt. U ontvangt deze beantwoording
zo spoedig mogelijk.
Gerechtelijke uitspraak
In de beantwoording van de door u gestelde schriftelijke vragen wordt ook nader op
de lopende gerechtelijke procedures ingegaan. Hierover zal ik nu kort zijn en alleen
benoemen dat verschillende lopende rechtszaken geen belemmering vormen om nu keuzes
over de toekomst van de postmarkt te maken. De gerechtelijke procedures vormen juist
onmiskenbare signalen dat de huidige situatie niet langer houdbaar is. Het verder
uitstellen van keuzes, bijvoorbeeld op het gebied van toegangsregulering, leidt tot
voortdurende onzekerheid en hogere kosten voor de betrokken partijen. Daarbij geldt
dat zonder de aanpassing van de wettelijke kaders de kwaliteit van postdienstverlening
in de tussentijd verder af zal nemen en dat uitstel van keuzes ook de positie van
de Staat in de lopende procedures kan schaden. Tegelijkertijd hoor ik ook de zorgen
vanuit Uw Kamer. Zij maken duidelijk hoe belangrijk het is dat de keuzes die we maken
op draagvlak moeten kunnen rekenen zodat we gezamenlijk stappen vooruit kunnen zetten
richting een toekomstbestendige postmarkt.
Eerder vandaag heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak over
de voorlopige voorziening van PostNL gedaan en hier kan ik kort op reflecteren. De
uitspraak bevestigt mijn beleidslijn. Volgens de voorzieningenrechter is onvoldoende
gebleken dat er nu al sprake is van een verlieslatende situatie, die bovendien zodanig
veel impact heeft dat de bedrijfsvoering van het gehele bedrijf van PostNL in ernstige
problemen zou kunnen komen als geen voorschot op de subsidie wordt verstrekt. Wel
vind ik het belangrijk dat er zo snel mogelijk een realistisch wettelijk kader komt.
Deze conclusie trekt de voorzieningenrechter in haar uitspraak ook, door op te roepen
om: «met de nodige voortvarendheid de benodigde structurele maatregelen beleidsmatig vorm
geven en door te voeren1».
Nader onderzoek
De afgelopen jaren is er veel onderzoek uitgevoerd en zijn alle mogelijk opties voor
de ordening van de postmarkt verkend, waaronder ook het aanbesteden van de universele
postdienst. Het omvangrijke onderzoek van de ACM bevat alle benodigde beslisinformatie.
Op het moment dat duidelijk wordt welke richting gekozen wordt, kan er verder onderzoek
plaatsvinden naar de uitwerking van de verdere aspecten van de Postwet (bijvoorbeeld
het rendementsplafond).
Verlenging van overbrengduur
Ook heeft Uw Kamer gevraagd aan te geven of een eventuele verlenging van de overbrengduur
van de Universele Postdienst (UPD) kan worden aangepast met het Postbesluit en daarvoor
een wijziging van de wet niet nodig is.
De eisen voor de overkomstduur van poststukken zijn vastgelegd in het Postbesluit
2009. Deze eisen kunnen via de bestaande voorhangprocedure worden aangepast (bijvoorbeeld
naar D+2 of D+3), zonder dat daarvoor een wijziging van de Postwet 2009 nodig is.
De voorgestelde wijziging van de Postwet is echter essentieel om de continuïteit van
de universele postdienst te waarborgen. Het wetsvoorstel creëert flexibiliteit door
middel van techniekneutrale terminologie en delegatie naar lagere regelgeving, garandeert
de toegang van regionale postvervoerders tot het netwerk van PostNL, stelt eisen aan
de financiële stabiliteit van de UPD-verlener en biedt de mogelijkheid een rendementsplafond
in te voeren ter bescherming van eindgebruikers. Deze instrumenten zijn nodig om PostNL
voldoende ruimte te geven voor efficiënte dienstverlening, terwijl tegelijkertijd
de belangen van gebruikers worden beschermd.
Ik hoop u hiermee voor nu voldoende geïnformeerd te hebben over de voorgestelde wijziging
van de Postwet.
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken