Brief regering : Perspectief Lelylijn
36 600 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2025
Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2025
In de afgelopen debatten1 hebben we het veel over de Lelylijn gehad. Dat is ook goed want de Lelylijn is een
belangrijk en omvangrijk project. Het is niet voor niets dat bij de start van het
kabinet in het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma afgesproken is om op deze lijn
stappen te zetten. Binnen de bestaande financiële mogelijkheden zet ik mij in om dit
project verder te brengen – en dat begint met goed overleg met de regionale partners.
Voor mijn eerste werkbezoek als Staatssecretaris van openbaar vervoer en milieu ben
ik dan ook naar Fryslân en Groningen gegaan en heb ik gesproken met de drie Commissarissen
van de Koning van deze twee provincies en Drenthe, de gedeputeerde mobiliteit Fryslân
en de burgemeester en wethouder mobiliteit van Leeuwarden. Ik heb dat bewust gedaan
omdat het noorden de aandacht moet krijgen die het verdient. In het noorden is het
Voorjaarsnotabesluit over de Lelylijn, de schuif naar de Nedersaksenlijn en andere
projecten, heel zwaar gevallen. Dat begrijp ik goed. Ik heb in de gesprekken en in
de Kamerdebatten ook aangegeven dat deze besluitvorming en de schuif geen schoonheidsprijs
verdient.
De gesprekken met de regio waren voor mij een belangrijk moment om te luisteren naar
de zorgen en verwachtingen. Als bewindspersoon binnen dit demissionaire kabinet voel
ik de verantwoordelijkheid om daar perspectief tegenover te zetten. Met deze brief
hoop ik dat perspectief te bieden en beschouw ik mijn toezegging hierover, gedaan
tijdens het wetgevingsoverleg IenW van 26 juni, als afgedaan.
Realisme
Ik wil in dat perspectief wel realistisch zijn. We hebben de MIRT-systematiek, waarbij
het noodzakelijk is om zicht te hebben op minimaal 75% financiering om een stap naar
een MIRT-verkenning te kunnen zetten. Dat zou betekenen dat we ruim 10 miljard euro
voor de Lelylijn moeten vinden. Het beste is om voor de start van de verkenning zicht
te hebben op de volledige € 14,5 miljard die nu ingeschat is en de jaarlijkse onderhoudskosten
van € 200–450 miljoen. In deze demissionaire fase zijn de financiële ruimte en besluitvorming
beperkt. Desalniettemin wil ik mij binnen de (financiële) mogelijkheden blijven inzetten
om perspectief te bieden waar dat mogelijk is. Het demissionaire kabinet wil wel vasthouden
aan de 75% financiering voor MIRT-verkenningen, omdat de spelregel het Mobiliteitsfonds
ook beheerst houdt. Bij één afwijking volgen er meer. Daarnaast bied je met het starten
van de MIRT-verkenning, zonder dat er zicht is op realisatiebudget, valse hoop. De
resultaten van een MIRT-verkenning zijn beperkt houdbaar. Ik denk daarom niet dat
het helpt in het vertrouwen van de overheid dat we het onderzoek doen, zonder dat
er meer zekerheid is over realisatie.
Perspectief
Hoe ziet het perspectief voor de Lelylijn er dan uit? Er wordt gewerkt aan een masterplan
Lelylijn. Daarin wordt gekeken naar twee zaken: inhoudelijke uitzoekvragen, onder
andere over de inpassing in Heerenveen en Groningen, maar ook een financieel masterplan.
Het doel van dit financiële masterplan is om voldoende (beslis)informatie te verzamelen
dan wel te genereren die nodig is om het project Lelylijn de stap te laten maken naar
de volgende fase. Daarvoor wordt in ieder geval zicht geboden op realistische mogelijkheden
voor de bekostiging en financiering van de Lelylijn, als ook de kansrijkheid daarvan.
Hierdoor moet er voldoende vertrouwen komen op het halen van de minimaal 75% financieringseis
die nodig is om een MIRT-verkenning te starten voor de Lelylijn.
Lelylijn-gezant
Over dit financieel masterplan heb ik gesproken met de gedeputeerde mobiliteit in
Fryslân, Matthijs de Vries. Hij kwam met het voorstel om, in het verlengde van het
financieel masterplan, een gezaghebbend persoon als adviseur te vragen. Deze persoon
geeft advies over hoe een dergelijk groot project als de Lelylijn perspectief kan
krijgen. Daarbij gaat het om een vrij brede opdracht: bijvoorbeeld door te kijken
naar andere vormen van financiering. Of om te zien of faseren van de aanleg mogelijk
is, door bijvoorbeeld nu een eerste stuk aan te leggen. In de stuurgroep Lelylijn
is voor deze persoon vervolgens – op voordracht van de regio – een profielschets opgesteld.
Van de Lelylijn-gezant wordt gevraagd:
– Statuur om boven de partijen te kunnen staan,
– Kennis van financiering en bekostiging van grote projecten,
– Kennis van- of affiniteit met infrastructuur of gebiedsontwikkeling,
– Kennis van (financiële) overheidsprocessen.
De hoofdvragen waar de gezant naar gaat kijken zijn:
– Hoe kan zicht komen op een realistische bekostiging/financiering voor de Lelylijn
en de kosten daaraan. Welke constructies passen daarbij?
– In hoeverre is de MIRT-systematiek geschikt voor projecten van meer dan € 10 miljard?
In hoeverre passen dergelijke projecten binnen het Mobiliteitsfonds of is een andere
fondsstructuur realistischer?
– Welke rol kunnen bouwfaseringen hebben?
– Welke rol spelen bijkomende kosten als (1) onderhouds- en exploitatiekosten; (2) het
doorrijden van de treinen van Lelystad naar Amsterdam en eventueel van Groningen naar
de Duitse grens; (3) de aanvullende kosten (onrendabele toppen) die worden gemaakt
om grootschalige woningbouw langs de lijn mogelijk te maken, door bijvoorbeeld grondsanering
of verplaatsing van bestaande bedrijven(terreinen).
Het advies in relatie tot de eerste fase van het masterplan moet in het eerste kwartaal
van 2026 gereed zijn. Rijk en regio zijn voornemens in januari of februari een Lelylijnconferentie
te organiseren, waar de resultaten vanuit het masterplan tot dan toe worden besproken.
De mogelijke punten die uit deze conferentie komen, worden meegenomen voor een eindversie
die eind Q1 2026 wordt opgeleverd. Dit zal een advies zijn aan een volgend kabinet,
aangezien dergelijke bedragen in demissionaire status niet aan de orde zijn.
In de zomerperiode is intensief gezocht naar iemand die deze rol goed kan vervullen.
In de zomer is er door de regionale partners – in samenspraak met de stuurgroep Lelylijn
en het Ministerie van IenW – contact gezocht met de heer Klaas Knot (voormalig president
van De Nederlandsche Bank). De heer Knot heeft aangegeven de rol van Lelylijn-gezant
graag te willen vervullen. Met de heer Knot wordt de komende weken besproken hoe hij
invulling wil geven aan deze rol. Ik ben blij dat de heer Knot deze belangrijke taak
op zich wil nemen en zie uit naar zijn advies.
Met deze brief beschouw ik mijn toezegging gedaan tijdens het commissiedebat MIRT
van 2 juli als afgedaan2.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, A.A. Aartsen
Indieners
-
Indiener
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat