Brief regering : Advies SodM veiligheid ondergrondse waterstofopslag
32 849 Mijnbouw
Nr. 288 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2025
Het kabinet heeft op 23 juli 2025 aan Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) gevraagd
                  te adviseren over welke aspecten zij belangrijk vindt bij de veiligheid van ondergrondse
                  waterstofopslag in Nederland. Op 12 augustus heeft SodM haar advies toegestuurd dat
                  u bij deze brief aantreft. Met deze brief gaat het kabinet hierop in.
               
Net als iedere andere activiteit in de ondergrond, kan waterstofopslag alleen gerealiseerd
                  worden als dit veilig en verantwoord kan. Er bestaat in Nederland al veel ervaring
                  met de opslag van energie in zoutcavernes (onder meer in de vorm van aardolie, aardgas
                  en stikstof). De opslag van waterstof in zoutcavernes is echter relatief nieuw.
               
Op 4 juli heeft het kabinet de Kamer de Nationale Agenda Ondergrondse Waterstofopslag1 (hierna: Agenda) gestuurd. Daarin wordt het belang van de ontwikkeling van ondergrondse
                  waterstofopslag uiteengezet en worden de diverse functies van waterstofopslag in het
                  energiesysteem geschetst. Ook beschrijft de Agenda de locaties waar opslag technisch
                  mogelijk is, en de benodigde randvoorwaarden en stappen om voldoende opslag tijdig
                  te realiseren.
               
Bij de totstandkoming van de Agenda zijn naast regionale overheden ook de wettelijke
                  adviseurs betrokken geweest. In dat kader heeft de gezant ondergrondse waterstofopslag
                  ook met SodM gesproken tijdens het formuleren van de Agenda. SodM heeft dus een belangrijke
                  rol gehad in de totstandkoming ervan. Het advies van SodM is geen reactie of aanvulling
                  op de Agenda, het betreft een algemeen advies over de veiligheid van ondergrondse
                  waterstofopslag.
               
Vijf aandachtspunten voor ontwikkeling waterstofopslag
Het voorliggende advies van SodM geeft vijf belangrijke aandachtspunten die de komende
                  tijd aandacht behoeven.
               
1. Transparante belangenafweging
SodM adviseert om transparant te zijn over hoe verschillende belangen worden meegenomen
                  en hoe deze worden afgewogen bij te maken beleidskeuzes. Hierbij geeft SodM aan dat
                  dit voor ondergrondse waterstofopslag extra raadzaam is, aangezien dit een relatief
                  nieuwe activiteit betreft.
               
Transparantie over de afweging van publieke belangen voor ondergrondse waterstofopslag
                  is zeer belangrijk. Dit is ook beschreven in het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE)
                  uit 2023.2 Openheid over besluiten is tevens één van de beginselen van goed openbaar bestuur.3 Het advies van SodM sluit hier goed bij aan.
               
De Agenda is een goed voorbeeld van een document dat aangeeft hoe Nederland op de
                  lange termijn aan de slag gaat met waterstofopslag. Hiermee draagt het bij aan de
                  voorspelbaarheid en de openbaarheid van de uitrol van waterstofopslag in Nederland.
                  Daarnaast is het een voorbeeld van transparante en brede maatschappelijke belangenafweging.
                  De Agenda is mede tot stand gekomen door intensieve gesprekken met een groot aantal
                  partijen, waaronder kennisinstellingen, overheden en bedrijven. Ook is aandacht besteed
                  aan de wensen en zorgen van de omgeving van het eerste waterstofopslagproject, Hystock
                  in Zuidwending. Er wordt gewerkt aan een gezamenlijke toekomstvisie van het gebied,
                  aangezien hier relatief veel verschillende activiteiten plaatsvinden.
               
Daarbij zal, als één van actiepunten uit de Agenda (actiepunt 1), een veiligheidsrichtsnoer
                  voor waterstofopslag in zoutcavernes worden ontwikkeld. Bij het opstellen ervan worden
                  SodM, andere ministeries en experts op het terrein van ondergrondse waterstofopslag
                  betrokken.
               
Tot slot loopt in breder verband het proces om te komen tot een programma Duurzaam
                  Gebruik Diepe Ondergrond waarover het kabinet u eerder informeerde.4 Het programma leidt tot inzicht in de potentie van het gebruik van de diepe ondergrond
                  in relatie tot de verwachte toekomstige vraag naar energie en grondstoffen. Inzicht
                  in deze opgave maakt dat we het gebruik van de diepe ondergrond zorgvuldig kunnen
                  afwegen ten opzichte van andere nationale en regionale onder- en bovengrondse opgaven.
               
2. Omgang met risico’s en onzekerheden
SodM adviseert dat het belangrijk is om toe te lichten hoe er wordt omgegaan met risico’s
                  en onzekerheden. Een aantal specifieke risico’s en onzekerheden worden ook door SodM
                  benoemd. SodM geeft daarnaast aan dat overheids- en marktpartijen duidelijk moeten
                  maken hoe zij omgaan met onzekerheden in bestaande en toekomstige projecten. Hierbij
                  hoort ook het uitvoeren van maatregelen die de impact van onzekere effecten kunnen
                  verlagen, zoals aanvullend onderzoek en monitoring.
               
Uit het advies van SodM blijkt dat onzekerheid geen reden is om activiteiten, zoals
                  waterstofopslag, niet te doen. Immers zijn risico’s en onzekerheden nooit volledig
                  uit te sluiten bij alle activiteiten in de maatschappij. Dit geldt ook voor activiteiten
                  in de ondergrond. Het is belangrijk om vooral te kijken naar manieren om deze risico’s
                  en onzekerheden te verminderen, zoals door monitoring en onderzoek. Hier kan het kabinet
                  zich goed in vinden.
               
Waterstofopslag moet, net als alle andere mijnbouwactiviteiten, op een veilige en
                  verantwoorde manier plaatsvinden. Daarom wordt bij het beoordelen van de risico's
                  van ondergrondse waterstofopslag zorgvuldig te werk gegaan, waarbij uitvoerig gebruik
                  wordt gemaakt van alle kennis en expertise bij de wettelijke adviseurs. Ook wordt
                  er in omliggende landen op dit moment in de praktijk ervaring wordt opgedaan in eerste
                  (pilot-)projecten. Die ontwikkelingen volgen we nauwgezet zodat we kunnen leren van
                  de ervaringen die daar worden opgedaan.
               
Het is ook belangrijk om kennis over ondergrondse waterstofopslag openbaar te maken
                  en om open te communiceren over hoe er met risico’s en de bijbehorende onzekerheden
                  wordt omgegaan. Ook is het van belang om omwonenden actief en vroegtijdig te informeren.
                  Hierin zit een rol voor de initiatiefnemer van een project, maar ook voor het Rijk
                  en andere overheden. Transparantie is belangrijk voor het maatschappelijke vertrouwen
                  in waterstofopslag projecten. Voor dit onderwerp zal onder meer in het hiervoor geschetste
                  gebiedsproces daarom vanzelfsprekend aandacht zijn.
               
3. Geschikt veiligheidsbegrip voor de gehele levenscyclus
SodM adviseert om een breed veiligheidsbegrip te hanteren, bestaande uit fysieke veiligheid,
                  materiële schade en immateriële schade. Het is belangrijk om veiligheid eenduidig
                  en in samenhang te interpreteren. Dit is ook een van de actiepunten van de Agenda
                  (actiepunt 4). Het is de verantwoordelijkheid van het kabinet om over dit soort begripskwesties
                  een besluit te nemen. Vanuit de Rijksoverheid zijn er uitgangspunten geformuleerd
                  voor het evenwichtig omgaan met veiligheids- en gezondheidsrisico's van het nieuwe
                  energiesysteem. Dit beleid is in 2022 per brief5 aan de Tweede Kamer gestuurd, en in 2025 zal de finale versie worden voorgelegd.
                  Het kabinet gaat hier ook in op begrippen als veiligheid en gezondheid. Bij de beoordeling
                  van activiteiten in de diepe ondergrond wordt in de vergunningverlening getoetst aan
                  normen. Daarom is in de herziening van de Mijnbouwwet aandacht voor het begrip veiligheid
                  en de norm(en) die daarmee samenhangen.
               
SodM adviseert om de beleving van veiligheid (in de vorm van immateriële schade) een
                  onderdeel te maken van het veiligheidsbegrip. Net als SodM vindt het kabinet het belangrijk
                  om zorgen van de omgeving serieus te nemen. Zoals in de Agenda is geschetst, kunnen
                  dialoog en betrokkenheid hier invulling aan geven. In de totstandkoming en uitvoering
                  van de Agenda zijn en worden burgers betrokken. Het denken op dit onderwerp staat
                  niet stil. Andere trajecten binnen mijn ministerie waarin het burgerperspectief aandacht
                  krijgt zijn het programma Duurzaam Gebruik Diepe ondergrond, waarin recent een (online)
                  consultatie heeft plaatsgevonden waaraan ruim 5000 burgers hebben deelgenomen.6 Ook wordt er gewerkt aan de herziening van de Mijnbouwwet, waarbij wordt nagedacht
                  over de betrokkenheid van de omgeving bij activiteiten in de diepe ondergrond. Hierbij
                  worden vanzelfsprekend de inzichten van de toezichthouder betrokken.
               
SodM stipt nog een belangrijk punt aan, namelijk dat de vergunninghouder voldoende
                  financiële middelen beschikbaar heeft voor het opruimen van hun activiteiten. Zoals
                  ook aangegeven in het achtergronddocument over het belang van zoutwinning7 verricht het kabinet op dit moment onderzoek naar de financiële positie van en benodigde
                  zekerheidstelling door zoutwinningsbedrijven voor het (toekomstig) opruimen van hun
                  activiteiten. Bij dit onderzoek is SodM betrokken.
               
4. Locatiekeuzes en scenario’s
SodM adviseert om nu al over (alternatieve) scenario’s na te denken voor waterstofopslaglocaties,
                  aangezien ondergrondse waterstofopslag maar op een beperkt aantal locaties mogelijk
                  is. SodM adviseert ook dat criteria voor locatiekeuzes kunnen bijdragen aan de navolgbaarheid
                  en consistentie van die keuzes, en dat het belangrijk is om het geheel van (toekomstige)
                  activiteiten integraal te bekijken voorafgaand aan een keuze voor een locatie.
               
In de Agenda is een adaptieve ontwikkelstrategie voor de realisatie van ondergrondse
                  waterstofopslag gepresenteerd, met drie werksporen. Hiermee wordt gestuurd op het
                  behalen van de minimale opslagbehoefte en wordt er tegelijkertijd flexibiliteit ingebouwd
                  om tijdig te kunnen opschalen. Dit sluit goed aan bij het advies van SodM.
               
In deze fase van de energietransitie bestaat namelijk nog veel onzekerheid over wanneer
                  de behoefte aan ondergrondse waterstofopslag ontstaat en hoe groot die behoefte is.
                  Er zijn veel factoren die bepalen welke rol waterstof uiteindelijk zal krijgen in
                  het energiesysteem van de toekomst en hoe groot die rol is. Daardoor is de bandbreedte
                  groot voor de benodigde hoeveelheid ondergrondse waterstofopslag. Ondanks de onzekerheid
                  van de toekomstige vraag, is het duidelijk dat er een behoefte aan waterstofopslagcapaciteit
                  ontstaat en dat hier een forse groei in moet plaatsvinden. Daarnaast kost de realisatie
                  van opslagprojecten erg veel tijd (minimaal tien tot vijftien jaar). Het is daarom
                  belangrijk om nu al keuzes te maken en de voorbereidende werkzaamheden te treffen
                  om tijdig de eerste noodzakelijke waterstofopslag te kunnen realiseren.
               
In het Programma Duurzaam Gebruik Diepe ondergrond wordt ook nader uitgewerkt waar
                  welke mijnbouwactiviteiten kunnen plaatsvinden en onder welke voorwaarden, waaronder
                  ook ondergrondse waterstofopslag. Een goede boven- en ondergrondse inpassing van mijnbouwactiviteiten
                  zijn hierin van groot belang.
               
5. Onderzoek en monitoring
SodM geeft aan dat het belangrijk is om te blijven investeren in doorlopende kennisontwikkeling
                  en monitoring. Het kabinet onderschrijft dit advies. Omgaan met risico's betekent
                  dat inzichten over de tijd zullen veranderen. Monitoring en onderzoek zijn belangrijke
                  instrumenten om dit te stimuleren. In dat kader is in 2017 het Kennisprogramma Effecten
                  Mijnbouw (KEM)8 ingericht dat tot doel heeft inzicht in mogelijke dreigingen en risico's van mijnbouwactiviteiten
                  in Nederland te vergroten. In dit kennisprogramma zijn en worden meerdere studies
                  uitgevoerd naar zoutwinning en opslag van waterstof in zoutcavernes.9 Ook is in 2023 gestart met het opzetten van het Sociale Effecten Mijnbouw (SEM-)panel
                  binnen het KEM. Dit panel zal onderzoeken laten uitvoeren naar de effecten van mijnbouw
                  op het welbevinden van personen en sociale structuren in de samenleving.10
Daarnaast is in artikel 41, lid 2, van de Mijnbouwwet vastgelegd dat de uitvoerder
                  metingen verricht naar bodembeweging ten gevolge van het opslaan van stoffen, tijdens
                  het opslaan en tot dertig jaar na het beëindigen van de opslag. Dat is in het geval
                  van waterstofopslag niet anders. De methode van monitoring maakt net als de tijdstippen
                  en plaatsen waar gemeten wordt, maken onderdeel uit van het meetplan, zoals vastgelegd
                  in artikel 30 van het Mijnbouwbesluit.
               
Het kabinet blijft ook ontwikkelingen in Europees verband volgen en zoekt de samenwerking
                  met andere landen die actief zijn met waterstofopslag. Zo leren we van elkaar en benutten
                  we elkaars methoden en technieken. Alles vanuit het besef dat samenwerking cruciaal
                  is om de energietransitie veilig en verantwoord verder te brengen.
               
Ten slotte
Het advies van SodM en de aandachtspunten die zij daarin benoemen, gaat behulpzaam
                  zijn bij de verdere uitwerking van de Nationale Agenda Ondergrondse Waterstofopslag.
                  De aandachtspunten raken grotendeels aan de beginselen van goed openbaar bestuur en
                  dat onderschrijft het kabinet ten zeerste. In generieke zin ziet het kabinet het advies
                  als een ondersteuning van de Agenda en de daarin opgenomen actiepunten die moeten
                  zorgen dat ondergrondse waterstofopslag op een veilige en verantwoorde manier kan
                  plaatsvinden.
               
Het advies vormt het startpunt om met SodM en de andere wettelijke adviseurs de noodzakelijke
                  beleidskaders hiervoor te ontwikkelen. Dit past ook in de doorlooptijden die met de
                  ontwikkeling van de ondergrondse waterstofopslag is gemoeid.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei