Brief regering : Geannoteerde agenda informele Onderwijsraad 11-12 september 2025
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 441 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2025
Hierbij zend ik uw Kamer de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst voor
onderwijsministers op 11 en 12 september 2025 in Billund en Herning, Denemarken.
De informele bijeenkomst wordt georganiseerd door het Deense EU-voorzitterschap van
de Raad van de Europese Unie. Helaas is er in verband met het aftreden van de NSC-bewindspersonen
nog geen helderheid over de vertegenwoordiging van OCW bij de informele Onderwijsraad.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.T.M. Hermans
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE BIJEENKOMST ONDERWIJSMINISTERS 11–12 SEPTEMBER
Centraal tijdens deze informele bijeenkomst staat het onderwerp mbo. Een informele
bijeenkomst wordt door het voorzitterschap zelf georganiseerd en kent een laagdrempeliger
karakter dan de reguliere Raden in Brussel. De onderwerpkeuze komt daarmee ook van
het voorzitterschap zelf.
Tijdens de informele bijeenkomst zullen in ieder geval deze thema’s op de agenda staan:
• Beroepsonderwijs en uitdagingen van arbeidskrachttekorten in nationaal en internationaal
perspectief
• Internationalisering van het beroepsonderwijs
• Herning-verklaring
De precieze invulling van de gevraagde inbreng door de lidstaten is nog niet bekend.
Daarom zal de inbreng hieronder vanuit bestaand en aangekondigd Nederlands beleid
over mbo worden gegeven.
Beroepsonderwijs en uitdagingen van arbeidskrachttekorten in nationaal en internationaal
perspectief
Inhoud
Op het moment van schrijven zijn de achtergrondstukken voor dit agendapunt nog niet
gepubliceerd. De verwachting is dat het agendapunt vooral over de in maart gepubliceerde
Vaardigheidsunie zal gaan.
Vaardigheidsunie
Met de Vaardigheidsunie heeft de Commissie een strategisch plan voor het gecoördineerd
opbouwen van vaardigheden voor kwalitatief hoogwaardige banen voorgesteld, waarmee
tekorten aan vaardigheden en mismatches op de arbeidsmarkt moeten worden tegengegaan.
De nieuwe Europese strategie voor het mbo die hierin wordt aangekondigd moet de aantrekkelijkheid,
excellentie, kwaliteit en arbeidsmarktrelevantie van het mbo verbeteren. Verder stelt
de Commissie acties voor om vaardigheden te ontwikkelen en te behouden gedurende het
werkende leven. De Commissie kondigt onder meer aan om de ontwikkeling van nationale
individuele leerrekeningen1 te ondersteunen en het gebruik van microcredentials (certificaten voor specifieke
vaardigheden) te stimuleren. Er wordt ook een vaardigheidsgarantie getest, bedoeld
om werknemers die betrokken zijn bij herstructureringsprocessen of werkloos dreigen
te worden, de kans te geven zich verder te ontwikkelen. Daarnaast zal publiek-private
samenwerking binnen strategische sectoren worden gestimuleerd. Verdere aankondigingen
betreffen een versterkt en gestroomlijnd Pact voor Vaardigheden2, een evaluatie en mogelijke uitbreiding van EU-academies voor vaardigheden en de
uitbreiding van de Europese Alliantie voor Leerwerkplaatsen3. Daarnaast wil de Commissie de ontwikkeling van gezamenlijke Europese studieprogramma’s
stimuleren, zo mogelijk resulterend in een
Europees diploma(-label) in het wo en hbo4 en de haalbaarheid verkennen van een equivalent van dit diploma(-label) voor het
mbo.
Inbreng Nederland
Het kabinet verwelkomt de aandacht voor beroepsonderwijs en de aangekondigde en gepubliceerde
voorstellen op dit gebied, zoals de Vaardigheidsunie, als basis voor een innovatief,
adaptief en krachtig mbo.
Nederland werkt al langer aan de aanpak van de arbeidsmarktkrapte en de rol van het
(beroeps)onderwijs hierin. De kabinetsbrede brief over de aanpak van arbeidsmarktkrapte
van 13 december jl. beschrijft de 5 actielijnen waarmee het kabinet arbeidsmarktkrapte
te lijf gaat.5 In deze brief wordt ook ingegaan op de rol voor het onderwijs in het verbeteren van
de matching tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Op dit moment is er niet voldoende goed
opgeleid personeel voor cruciale publieke dienstverlening en de maatschappelijke transities.
Mede vanwege de krappe arbeidsmarkt vinden veel studenten na hun opleiding snel een
baan, maar dat is niet noodzakelijkerwijs in beroepen die hen voldoende zekerheid
geven op een duurzame toekomst en die groot maatschappelijk belang kennen. Nog te
veel studenten kiezen voor een opleiding die niet opleidt voor beroepen met een duurzaam
arbeidsmarktperspectief. Er wordt daarom al hard gewerkt aan het verbeteren van de
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, waarbij het kabinet oog houdt voor de
constante verandering die de arbeidsmarkt kenmerkt. Bijvoorbeeld door het versterken
van loopbaanoriëntatie- en begeleiding, met de Werkagenda mbo en de maatregel doorstroom
beroepskolom in het hbo.6 Op dit moment wordt er in het mbo ook gewerkt aan een pact voor het opleiden voor
de arbeidsmarkt van de toekomst, om met onderwijs en bedrijfsleven afspraken te maken
over opleidingsaanbod dat past bij de maatschappelijke uitdagingen die er zijn, en
om te zorgen dat studenten opleidingen volgen met voldoende perspectief op de arbeidsmarkt.7
Het actieplan digitale en groene banen (2023)8 is een goed voorbeeld van een sectorale aanpak. In het actieplan is ook een actielijst
opgenomen met maatregelen. Deze werden gebaseerd op de aanbevelingen die door het
stakeholdersveld zijn aangeleverd en uit het onderzoeksrapport Arbeidsmarktkrapte
technici van SEO Economisch Onderzoek (SEO) en Research Centre for Education and the Labour Market (ROA). De maatregelen zijn verdeeld over de volgende pijlers: (1) verhogen instroom
in bètatechnisch onderwijs; (2) het behoud en vergroten van de instroom in de bètatechnische
arbeidsmarkt; (3) arbeidsproductiviteitsgroei; (4) versterken governance en tegengaan
van versnippering.
Verder staat het kabinet terughoudend tegenover een Europees diploma(-label) voor
beroepsonderwijs en -opleiding. Het kabinet acht het wenselijk om eerst prioriteit
te geven aan de verschillende bestaande erkennings- en kwaliteitsborgingsinstrumenten
in het mbo alvorens te werken aan een Europees diploma voor beroepsonderwijs en -opleiding
dat gezien de diversiteit aan onderwijsstelsels en beroepen in de lidstaten moeilijk
realiseerbaar zal zijn.
Indicatie krachtenveld
De Vaardigheidsunie is goed ontvangen door de lidstaten. Wel delen de meeste lidstaten
enkele zorgpunten over voorgenomen voorstellen die in lijn zijn met het standpunt
van het Nederlandse kabinet.9 Dit gaat met name over de bevoegdheden van de Europese Unie. Op voorhand kan worden
opgemerkt dat sommige voorstellen hiermee op gespannen voet staan, zoals het idee
van een Europees diploma(label) voor het beroepsonderwijs, automatische erkenning
van leerperioden in het buitenland in het mbo (en het funderend onderwijs) en de reikwijdte
van het aangekondigde Skills Portability Initiative dat een wettelijke basis zou kunnen krijgen. Hoewel het kabinet de aandacht voor
basisvaardigheden en voor STEM onderwijs ondersteunt, plaatst het kabinet kanttekeningen
bij een aantal concrete voorstellen, zoals streefdoelen en acties die raken aan de
inhoud van het nationale curriculum.
Internationalisering van het beroepsonderwijs
Inhoud
De EU stimuleert de internationalisering van het mbo om de kwaliteit, aantrekkelijkheid
en arbeidsmarktrelevantie van het beroepsonderwijs te versterken. Dit past binnen
de bredere Europese Onderwijsruimte, de eerdere Europese Vaardigheden Agenda en de
recente Vaardigheidsunie.
Belangrijke doelen zijn het bevorderen van mobiliteit van studenten, docenten en leerbedrijven,
bijvoorbeeld via programma’s als Erasmus+. Ook wil de EU de erkenning van diploma’s
en vaardigheden tussen lidstaten verbeteren, zodat jongeren makkelijker kunnen doorstromen
of werken in andere Europese landen. Daarnaast stimuleert de Unie samenwerking tussen
mbo-instellingen in verschillende landen, om kennisuitwisseling, innovatie en onderwijskwaliteit
te bevorderen. Door internationalisering wil de EU mbo-studenten breder inzetbaar
maken, hen ervaring laten opdoen in een internationale context en het beroepsonderwijs
aantrekkelijker en toekomstbestendiger maken. In 2024 zijn Raadsaanbevelingen over
leermobiliteitsmogelijkheden aangenomen, welke ook als doel hebben om mobiliteit binnen
de EU verder te stimuleren. Voor het mbo is een nieuw streefpercentage van 12% afgesproken.10
Inbreng Nederland
Nederland verwelkomt de inzet van de EU om internationalisering van het mbo te stimuleren
om de kwaliteit, aantrekkelijkheid en arbeidsmarktrelevantie van het beroepsonderwijs
te versterken.
Het is voor Nederland van groot belang dat mbo-studenten net als hbo- en wo-studenten
mogelijkheden hebben om internationale ervaring op te doen. Deze ambitie is ook opgenomen
in de Werkagenda MBO 2023–2027. Hier wordt op verschillende manieren op ingezet. Zo
faciliteert Nederland bijvoorbeeld Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationalisering
in het onderwijs, om internationalisering in het mbo verder te stimuleren. Dit doet
Nuffic op verschillende manieren, zoals het organiseren van netwerkbijeenkomsten,
het ondersteunen van scholen bij het duurzaam verankeren van internationalisering,
en via informatievoorziening en het uitvoeren van onderzoek. Nederland wil hierbij
ook het belang van het programma Erasmus+ benadrukken als cruciaal instrument om internationalisering
te stimuleren.
Indicatie krachtenveld
De inzet van de EU op het gebied van internationalisering van het mbo worden door
de lidstaten positief ontvangen.
Herning-verklaring (Herning-verklaring over aantrekkelijk en inclusief beroepsonderwijs
voor een sterker concurrentievermogen en hoogwaardige banen 2026–2030)
Inhoud
Het Deense voorzitterschap is voornemens om tijdens deze informele Raad de Herning-verklaring
aan te nemen over de voortzetting van het Kopenhagenproces11 gericht op de versterkte Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs.
Hierin staat het stimuleren van mobiliteit, de erkenning van onderwijs over grenzen
heen, het bevorderen van kwaliteitsborging en de verhoging van de instroom in het
mbo centraal. De Herning-verklaring is de opvolger van de Osnabrück-verklaring die
tijdens het Duitse Raadsvoorzitterschap in november 2020 werd aangenomen.12 Behalve de EU-lidstaten zijn ook de kandidaat-lidstaten, lidstaten uit de Europese
Economische Ruimte (EER), onderwijsaanbieders en sociale partners partij in deze verklaring.
In de Herning-verklaring wordt de inzet voor de uitvoering van de Raadsaanbeveling
uit 202013 en de Verklaring van Osnabrück herbevestigd, met als doel het mbo in Europa verder
te versterken als aanjager voor duurzaam concurrentievermogen en veerkracht. De verklaring
bouwt voort op de beleidsontwikkelingen sinds 2020, waaronder de Raadsaanbeveling
over leermobiliteitsmogelijkheden14, de Raadsaanbevelingen over digitale vaardigheden en digitaal onderwijs en de aanpak
van arbeids- en vaardighedenstekorten via onder meer de voorgestelde Vaardigheidsunie.
De toetreding van nieuwe kandidaat-lidstaten tot het Kopenhagenproces wordt verwelkomd,
evenals de steun van mbo-instellingen en studentenorganisaties bij de uitvoering van
deze gezamenlijke doelstellingen.
Tussen 2026 en 2030 zetten de Europese lidstaten zich op nationaal niveau in voor
het versterken van de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het beroepsonderwijs, zodat
het een volwaardig alternatief wordt voor academische trajecten. Daarbij wordt speciale
aandacht besteed aan het verbeteren van leerwerkplekken en leren in de praktijk, in
lijn met het Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.15 Er wordt opgeroepen tot gerichte inspanningen om meer jongeren en bedrijven te betrekken
bij opleidingen in sectoren die cruciaal zijn voor de groene en digitale transitie,
zoals STEM-richtingen.
Om het beroepsonderwijs beter af te stemmen op de veranderende arbeidsmarkt, moeten
partnerschappen met sociale partners en het gebruik van arbeidsmarktdata worden versterkt.
Beroepsopleidingen zullen daarnaast basis- en transversale vaardigheden, zoals ondernemerschap,
duurzaamheid en burgerschap, blijven integreren. Inclusiviteit staat centraal, onder
meer door het doorbreken van genderstereotypen en het bevorderen van gelijke toegang
voor iedereen. Ook wordt sterk ingezet op het verhogen van deelname van volwassenen,
in het bijzonder laaggeschoolden, aan bij- en omscholing.
Een ander aandachtspunt is het aanpakken van het tekort aan leraren en opleiders in
het beroepsonderwijs door het beroep aantrekkelijker te maken, met aandacht voor professionele
autonomie, goede arbeidsvoorwaarden en voortdurende professionalisering. Tegelijkertijd
wordt het belang van het fysieke en mentale welzijn van zowel studenten als personeel
erkend.
Excellentie initiatieven zoals de uitbreiding van de Centres of Vocational Excellence (CoVE’s) moeten innovatie stimuleren, terwijl hoger beroepsonderwijs verder wordt
ontwikkeld om te voorzien in de vraag naar geavanceerde beroepsvaardigheden. Mobiliteit
wordt eveneens bevorderd met als doel dat in 2030 minstens 12% van de VET-studenten
en -docenten internationale leerervaringen opdoet (Raadsaanbeveling leermobiliteitsmogelijkheden16). In de verklaring wordt ook het belang van verdere afstemming van mbo-beleid op
maatschappelijke en technologische veranderingen zoals kunstmatige intelligentie benadrukt.
Op Europees niveau blijft de Commissie landen en sociale partners ondersteunen bij
de uitvoering van deze ambities, onder meer via programma’s zoals Erasmus+. Er wordt
gewerkt aan een nieuwe mbo-strategie binnen de bredere Vaardigheidsunie, en samenwerking
met andere internationale organisaties wordt versterkt om best practices te delen.
Cedefop en ETF blijven toezien op de voortgang en rapporteren daarover regelmatig
aan de relevante Europese overlegorganen.
Inbreng Nederland
Nederland verwelkomt de Herning-verklaring als een belangrijke stap in de voortzetting
van het Kopenhagenproces en waardeert de inzet om het beroepsonderwijs in Europa verder
te versterken. De doelstellingen bouwen voort op de Raadsaanbeveling over het mbo
uit 2020 en de Osnabrück-verklaring. De Nederlandse inzet is gericht op een beroepsonderwijssysteem
dat jongeren en volwassenen effectief voorbereidt op een snel veranderende arbeidsmarkt,
met aandacht voor gelijke kansen en een leven lang ontwikkelen.17 Het kabinet onderschrijft de centrale onderwerpen van de Herning-verklaring, zoals
het bevorderen van leermobiliteit, de gelijkwaardigheid van het mbo met het hbo en
wo en het versterken van partnerschappen met het bedrijfsleven en sociale partners.
De integratie van transversale vaardigheden zoals duurzaamheid, ondernemerschap en
burgerschap sluit goed aan bij het Nederlandse onderwijsbeleid.
Nederland is bovendien positief over de expliciete aandacht in de Herning-verklaring
voor de impact van technologische ontwikkelingen zoals kunstmatige intelligentie (AI).
Het versterken van digitale competenties binnen het mbo is essentieel voor een toekomstbestendige
beroepsbevolking en sluit aan bij nationale inspanningen rond digitalisering in het
onderwijs.18
Nederland steunt daarnaast de nadruk op het aantrekkelijker maken van het docentschap
binnen het beroepsonderwijs, inclusief aandacht voor professionele ontwikkeling en
het welzijn van leraren en studenten. Ook de ambitie om het mbo te positioneren als
volwaardig alternatief naast het wo en hbo, en de inzet op sectoren cruciaal voor
de groene en digitale transitie, zijn in lijn met de nationale prioriteiten van Nederland.19
Tot slot waardeert Nederland de inzet op monitoring en kennisdeling via Cedefop en
ETF en ziet het uit naar verdere samenwerking binnen de bredere Europese Vaardigheidsunie20 en programma’s als Erasmus+, die bijdragen aan een veerkrachtig en toekomstbestendig
mbo.
Indicatie krachtenveld
De Herning-verklaring is zorgvuldig voorbereid samen met de EU-lidstaten en sociale
partners via het ACVT (raadgevend comité voor het mbo en via het DGVT (bijeenkomst
van directeuren-generaal voor het mbo van de lidstaten). De Herning-verklaring is
positief ontvangen door de lidstaten en sociale partners.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.