Brief regering : Fiche: Mededeling over a Vision for the European Space Economy
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4118
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag,
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Wijziging EU-klimaatwet (EU-klimaatdoelstelling 2040) (Kamerstuk 22 112, nr. 4114)
Fiche: Omnibus VI – vereenvoudiging eisen en procedures chemische producten (Kamerstuk
22 112, nr. 4115)
Fiche: Routekaart rechtmatige en effectieve toegang tot data ten behoeve van de opsporing
(Kamerstuk 22 112, nr. 4116)
Fiche: Verordening voor de EU Space Act (Kamerstuk 22 112, nr. 4117)
Fiche: Mededeling over a Vision for the European Space Economy
De Minister van Buitenlandse Zaken,
R.P. Brekelmans
Fiche: Mededeling over a Vision for the European Space Economy
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
A vision for the European Space Economy
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juni 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 336
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025DC0336 – EN – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken
2. Essentie voorstel
Op 25 juni 2025 publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) het EU-Ruimtevaartpakket
met daarin de mededeling «A Vision for the European Space Economy» en een voorstel voor een EU Space Act. Dit BNC-fiche gaat in op de mededeling. Voor de EU Space Act is een separaat BNC-fiche opgesteld. Het doel van het EU-Ruimtevaartpakket is om
de EU tegen 2050 te positioneren als wereldleider in de ruimtevaartsector. De mededeling
bouwt voort op het Letta-1, Draghi-2 en Niinistö3-rapport, waarin ruimtevaart wordt erkend als sleuteltechnologie voor Europese autonomie,
veiligheid en economische weerbaarheid.
De mondiale ruimtevaartsector groeit snel, maar de EU verliest terrein ten opzichte
van derde landen. Fragmentatie van regelgeving, beperkte investeringen, technologische
afhankelijkheden en een zwakke commerciële dynamiek belemmeren het potentieel. Toch
beschikt Europa over hoogwaardige infrastructuur zoals Galileo en Copernicus, een
sterke industrie en toponderzoek. Zonder gecoördineerde actie dreigt verdere achteruitgang
van strategische en economische ruimtevaartcapaciteiten.
De mededeling schetst zes bouwstenen voor een robuuste Europese ruimtevaartsector
als motor voor groei, innovatie, veiligheid en strategische autonomie. Ten eerste
beoogt de Commissie met het voorstel voor de EU Space Act één interne markt te creëren, met geharmoniseerde regels, vergunningen en standaarden.
Dit moet ervoor zorgen dat bedrijven in alle lidstaten onder dezelfde voorwaarden
kunnen werken en dat ruimtevaartdiensten eenvoudiger en efficiënter binnen de EU kunnen
worden geleverd, met actieve betrokkenheid van de European Space Agency (ESA), de European Union Agency for the Space Programme (EUSPA) en marktpartijen.
Ten tweede zet de Commissie in op het versterken van onderzoek en innovatie via een
bijgewerkte Strategic Research and Innovation Agenda (SRIA) en een vernieuwd partnerschap, inclusief synergieën met defensie en nieuwe
technologieën zoals kunstmatige intelligentie, kwantumtechnologie en In Space Operations and Services (ISOS). Het doel hierbij is om sneller nieuwe toepassingen en technologieën te ontwikkelen
die de Europese concurrentiepositie versterken.
In het kader van industriële paraatheid en technologische soevereiniteit, wil de Commissie
ten derde, samen met de ESA en de European Defence Agency (EDA), een langetermijnplan opstellen om kritieke technologieën en materialen veilig
te stellen. De Commissie wil dit doen door in te zetten op levering door meerdere,
onafhankelijke leveranciers (multi-sourcing) en op investeringen via het Strategic Technologies for Europe Platform (STEP), ESA-programma’s en het Observatory for Critical Technologies. Hiermee wil de Commissie minder afhankelijk worden van leveranciers buiten de EU
en de continuïteit van cruciale systemen waarborgen.
Ten vierde wil de Commissie inzetten op uitbreiding van het CASSINI-initiatief, dat
investeringen in ruimtevaartbedrijven ondersteunt via startkapitaal, groeifinanciering
en leningen. Daarnaast gaat de mededeling in op hervorming van inkoop via innovatieve
aanbestedingsmethoden, zoals anchor tenancy, waarbij de overheid als eerste klant optreedt om nieuwe diensten te stimuleren,
en een Dynamic Purchasing System dat flexibiliteit biedt in aanbestedingen. Ook zet de Commissie in op stimulering
van regionale ruimte-ecosystemen voor de commercialisering van de ruimtevaart. Zo
wil de Commissie bedrijven, waaronder startups en mkb, beter in staat stellen nieuwe
diensten te ontwikkelen en sneller naar de markt te brengen.
Ten vijfde zet de Commissie in op internationale samenwerking en economische diplomatie,
door middel van stimulering van wereldwijde interoperabiliteit van EU-systemen, promotie
van EU-standaarden en oprichting van een platform voor internationale aanbestedingskansen.
Dit moet Europese bedrijven helpen beter toegang te krijgen tot markten buiten de
EU en strategische partnerschappen te sluiten.
Tot slot gaat de mededeling in op de aanpak van tekorten aan Science, Technology, Engineering and Mathematics (STEM)-professionals via het Union of Skills-initiatief, samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, en uitvoering van het
STEM Education Strategic Plan. Het doel is om voldoende gekwalificeerd personeel te hebben om de groeiende vraag
naar ruimtevaartkennis en -vaardigheden te kunnen opvangen.
Naast deze zes kernbouwstenen gaat de mededeling tevens in op de verdere uitbouw van
Europese ruimte-infrastructuur en productiecapaciteit, waaronder toegang tot de ruimte
(lanceerinfrastructuur), digitale infrastructuur voor ruimtevaart en de benutting
van ruimtevaartdiensten in andere sectoren zoals veiligheid, energie, landbouw, klimaat
en crisisbeheer. Ook bevat de mededeling voorstellen gericht op het ontwikkelen van
een in-space economie, waaronder ISOS en digitale infrastructuren in de ruimte. Deze onderdelen
onderstrepen het streven van de Commissie om de gehele waardeketen van de ruimtevaartsector
– van productie tot gebruik – te versterken.
De mededeling sluit aan op andere strategische EU-initiatieven zoals de Ruimtestrategie
voor Veiligheid en Defensie, de Strategie voor de Paraatheidsunie, de Strategie voor
Start-ups en Scale-ups, het Kompas voor Concurrentievermogen en en de Clean Industrial Deal. Samen vormen zij de basis voor een toekomstgerichte, digitale en autonome Europese
ruimte-economie.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse ruimtevaartbeleid richt zich op het voor Nederland maximaliseren van
de maatschappelijke, militaire, wetenschappelijke en economische relevantie van het
gebruik van het ruimtedomein. De ruimte wordt daarbij gezien als vitale infrastructuur
en als strategisch domein, dat essentieel is voor zowel civiele als militaire toepassingen.
In de kabinetsreactie op de Lange Termijn Ruimtevaartagenda wordt onderstreept dat
het kabinet inzet op een versterkt en samenhangend Europees ruimtevaartbeleid.4 Daarbij wordt het belang benadrukt van een goed functionerende interne markt voor
ruimtevaart, het excelleren in wetenschappelijk onderzoek en ruimtevaarttechnologie,
gerichte investeringen in sleuteltechnologieën, het stimuleren van publiek-private
samenwerking en het gebruik van satellietdata voor brede maatschappelijke opgaven.
Het kabinet hecht waarde aan het versterken van open strategische autonomie, maar
ziet dit nadrukkelijk in samenhang met blijvende inzet op marktwerking, technologische
openheid en internationale samenwerking, met behoud van nationale beleidsruimte en
in lijn met verplichtingen onder het internationale recht.
Daarnaast is het kabinet voorstander van synergie tussen publieke instellingen en
de private sector op het gebied van dual-use ruimtevaarttechnologie, omdat dit zowel de civiele als de militaire paraatheid versterkt.
Het kabinet pleit voor een goede samenwerking en duidelijke rolverdeling tussen de
Europese Commissie, ESA en andere betrokken instanties, zodat overlap wordt voorkomen
en elkaars expertise optimaal wordt benut. Ook zet het kabinet in op het versterken
van de industriële basis, de ontwikkeling van ruimtevaart gerelateerde expertise en
technologie en het actief betrekken van Nederlandse partijen bij Europese programma’s.
Tenslotte ziet het kabinet ruimtevaart nadrukkelijk als een enabling technology voor andere maatschappelijke domeinen, zoals klimaatmonitoring, landbouw, veiligheid,
energie, mobiliteit en crisisrespons, in lijn met de kabinetsreactie op de Lange Termijn
Ruimtevaartagenda.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de mededeling van de Commissie als een relevante stap in de
verdere ontwikkeling en versterking van het Europese ruimtevaartbeleid richting 2050.
Inhoudelijk sluit de mededeling aan op de Lange Termijn Ruimtevaartagenda (LTR)5 en de bijbehorende kabinetsreactie.6 De mededeling erkent ruimtevaart terecht als een strategisch domein met grote maatschappelijke,
economische, militaire en geopolitieke waarde. De mededling biedt een samenhangend
beleidskader waarin ruimtevaart wordt verbonden met doelen op het gebied van veiligheid,
duurzaamheid, innovatie en strategische autonomie. Het kabinet is positief over deze
integrale benadering en onderschrijft de noodzaak tot Europese coördinatie, mits deze
gepaard gaat met een proportionele aanpak, transparante governance en ruimte voor
nationale invulling.
Het kabinet ondersteunt ten eerste het voornemen van de Commissie om fragmentatie
binnen de EU tegen te gaan en te komen tot een Europese interne markt voor ruimtevaart.
Een meer afgestemde aanpak op het gebied van vergunningverlening en technische normen
kan bijdragen aan meer duidelijkheid voor marktpartijen en waar nodig fragmentatie
tegengaan, mits dit zorgvuldig wordt afgestemd op bestaande nationale kaders, internationaal
ruimterecht en verantwoordelijkheden. Daarbij is het van belang dat de mededeling
van de Commissie, samen met het voorstel voor de EU Space Act, technologie- en dienstenneutraal blijft, regeldruk voor het mkb beperkt houdt, en
nationale bevoegdheden op het gebied van veiligheid en toezicht respecteert, in lijn
met de kabinetsinzet zoals verwoord in het BNC-fiche over de EU Space Act. In de verdere uitwerking zal het kabinet inzetten op duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden
tussen de Commissie, ESA en EUSPA, in lijn met de inzet op heldere governance zoals
ook onderstreept in het Draghi- en het Letta-rapport. Deze inzet sluit aan bij de
kabinetsbrede inzet op een goed functionerende interne markt als fundament voor concurrentievermogen,
zoals onderstreept in de horizontale interne-marktstrategie.7
Het kabinet verwelkomt de inzet op onderzoeks- en innovatiecapaciteit via de SRIA
en ziet hierbij aansluiting bij de prioriteiten van de Nationale Technologiestrategie
(NTS), zoals quantum, fotonica en ruimtevaartsystemen, en daarnaast bij aardobservatie,
astronomie, astrofysica. Het kabinet zal bijdragen aan de verdere vormgeving van deze
SRIA en daarbij inzetten op de belangrijke rol van wetenschappelijk onderzoek, goede
toegang voor Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven, en kennisveiligheid voor
het voorkomen van ontijdige of ongewenste kennisoverdracht in internationale samenwerking.
Tegelijkertijd blijft het belangrijk dat afstemming plaatsvindt met bestaande nationale
instrumenten.8
Het kabinet onderschrijft daarnaast de analyse van de Commissie dat Europa minder
afhankelijk moet worden van leveranciers uit derde landen voor kritieke ruimtevaarttechnologieën.
In de mededeling wordt onder meer ingezet op micro-elektronica, Electrical, Electronic and Electrochemical-componenten (EEE) en geavanceerde materialen. Het kabinet zal in Brussel benadrukken
dat initiatieven op dit vlak toegankelijk moeten zijn voor mkb’ers en kennisinstellingen,
en dat industriële spreiding en leveringszekerheid uitgangspunten zijn. Daarnaast
acht het kabinet het van belang dat ook de rol van fundamenteel en toegepast wetenschappelijk
onderzoek wordt erkend als drijvende kracht voor technologische autonomie en innovatie
en industriële paraatheid binnen de Europese ruimtevaartindustrie. Dit sluit aan bij
de Nederlandse inzet op versterking van de technologische en industriële basis van
het Europese ruimtevaart-ecosysteem en het verminderen van strategische afhankelijkheden
binnenwaardeketens.9 Deze inzet sluit tevens aan bij de kabinetsinzet op versterking van de strategische
technologiepositie en industriecapaciteit.10
Het kabinet is positief over de voortzetting en uitbreiding van het CASSINI-instrumentarium,
dat toegang tot financiering biedt voor ruimtevaart startups en -scaleups via seed-groeifondsen
en leningen. Het kabinet erkent dat commerciële ruimtevaart en de ruimtevaartindustrie
van strategisch belang zijn voor zowel civiele als militaire toepassingen.
De Commissie noemt daarnaast innovatieve inkoopmethoden, zoals anchor tenancy, waarbij de overheid optreedt als eerste klant. Dit kan bijdragen aan het versnellen
van marktontwikkeling. Het kabinet steunt deze aanpak en zal zich inzetten voor gelijke
toegang voor bedrijven, ook buiten gevestigde consortia.
De mededeling onderstreept het belang van internationale samenwerking, interoperabiliteit
en bevordering van het gebruik van Europese normen. Het kabinet steunt deze inzet,
mits die bijdraagt aan open strategische autonomie en deze in lijn is met verplichtingen
onder het internationaal recht, zoals die van de Wereldhandelsorganisatie. Daarbij
hecht het kabinet eraan dat de EU zich blijvend inzet voor internationale aanbestedingsmarkttoegang
voor Europese bedrijven. Daarnaast acht het kabinet het wenselijk dat de Commissie
bij het prioriteren van samenwerkingsregio’s (zoals Afrika, Indo-Pacific of Latijns-Amerika)
oog houdt voor de strategische belangen van de Unie en lidstaten. Dit is in lijn met
de bredere kabinetsinzet op open handel, wederkerigheid en strategisch partnerschapsbeleid.11
De Commissie stelt in haar mededeling het Union of Skills-initiatief voor: een gecoördineerde Europese aanpak om vaardigheden te versterken
in strategische domeinen zoals ruimtevaart. Daarnaast wordt onder meer ingezet op
versterkte samenwerking tussen ruimtevaartorganisaties en onderwijsinstellingen ter
bevordering van het STEM-onderwijs. Het kabinet ondersteunt deze inzet op hoofdlijnen.
Tegelijkertijd heeft over het Union of Skills-initiatief nog geen besluitvorming plaatsgevonden
in de Raad, en is het van belang dat de uitvoering goed aansluit op nationale onderwijssystemen
en programma’s zoals Erasmus+ en de Marie Skłodowska-Curie-acties. Het kabinet zet
zich ervoor in dat Nederlandse professionals laagdrempelig kunnen deelnemen aan EU-initiatieven,12 en dat EU-initiatieven gericht op opleidingen en trainingen aansluiten op prioriteiten
uit de LTR. Het kabinet vindt echter dat het nog ontbreekt aan een duidelijke visie
op de samenwerking met lidstaten en ESA, in het bijzonder voor de opbouw van voldoende
geschoold personeel.
Tenslotte verwelkomt het kabinet dat de mededeling ook ingaat op het benutten van
ruimtevaartdiensten voor andere sectoren, zoals defensie, energie, transport, milieu,
landbouw en crisisbeheersing. Deze koppeling versterkt de maatschappelijke meerwaarde
van ruimtevaart, sluit aan bij de Nederlandse inzet op het bevorderen van downstream-toepassingen,
en draagt bij aan bredere strategische doelstellingen zoals het gebruik van de ruimte
voor klimaat en civiel-militaire toepassingen. Het is daarnaast in lijn met de wens
van het kabinet om een autonoom en soeverein ruimte- en defensie-ecosysteem te realiseren.
Het kabinet zal in de uitwerking aandacht vragen voor de praktische aansluiting van
EU-initiatieven op nationale behoeften en bestaande programma’s. Ook ziet zij kansen
om de Nederlandse (defensie)kennis- en industriële basis te positioneren bij deze
EU-initiatieven. Het kabinet ziet in dit kader ook potentieel in het initiatief voor
In-Space Operations and Services (ISOS), dat past bij de Nederlandse inzet op een
veilig en duurzaam gebruik van de ruimte en het ontwikkelen van innovatieve ruimtevaarttoepassingen,
waarbij ook het inherente dual-use karakter wordt onderkend.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Lidstaten staan in beginsel positief tegenover de mededeling van de Commissie op de
ontwikkeling van de Europese ruimtevaartsector, met name waar het gaat om het versterken
van het industriële ecosysteem, het benutten van downstream toepassingen en het creëren
van meer samenhang in Europees beleid. Tegelijkertijd vragen lidstaten ook om meer
duidelijkheid over de concrete uitwerking van de mededeling in maatregelen, tijdlijnen
en verantwoordelijkheden. Ook bestaat er brede behoefte aan toelichting over de verhouding
tot bestaande kaders, zoals ESA-programma’s en de voorgestelde EU Space Act.
Verscheidene lidstaten benadrukken het belang van een heldere governance-structuur,
vermijden van doublures, en respect voor bestaande bevoegdheidsverdelingen tussen
de EU en lidstaten. Ook zijn er vragen gesteld over o.a. de samenwerking met internationale
partners zoals ESA, financiering, het gebruik van bestaande EU-instrumenten zoals
CASSINI, en de rol van ruimteverkenning binnen het bredere beleidskader.
Het Europees Parlement heeft zich nog niet formeel uitgesproken over de mededeling.
Naar verwachting zal de behandeling plaatsvinden in de ITRE-commissie (Industrie,
Onderzoek en Energie), waar ruimtevaart tot de vaste portefeuille behoort. Een rapporteur
is nog niet benoemd.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft betrekking op het
terrein van de ruimte, de interne markt, onderwijs en onderzoek en innovatie. Op het
gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is sprake van een parallelle
bevoegdheid van de EU en de lidstaten. De uitoefening van de EU-bevoegdheid belet
de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen (artikel 4, lid 3, VWEU). Op
het terrein van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid
(artikel 4, lid 2, sub a, VWEU). Op het gebied van onderwijs is de EU bevoegd om het
optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen (artikel
6, sub e, VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel om richting
te geven aan een gezamenlijk langetermijnbeleid voor de Europese ruimtevaartsector,
waarbij wordt ingezet op strategische autonomie, versterking van het industriële ecosysteem,
stimulering van onderzoek en innovatie, en benutting van ruimtevaarttoepassingen in
bredere maatschappelijke transities. Gezien de verwevenheid van nationale en grensoverschrijdende
belangen in het ruimtedomein, kan deze doelstelling onvoldoende door de lidstaten
afzonderlijk worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig.
De mededeling adresseert verschillende uitdagingen die lidstaten overstijgen, waaronder
technologische afhankelijkheden, markttoegang voor ruimtevaartbedrijven, strategische
investeringsbehoeften, en internationale concurrentiedruk. Daarbij gaat het om vraagstukken
die door hun aard om optreden op EU-niveau vragen, zoals interoperabiliteit van infrastructuren,
normontwikkeling, het bevorderen van een gelijk speelveld, het voorzien in voldoende
en adequaat opgeleid personeel en het ontwikkelen van gezamenlijke strategische prioriteiten.
Door het bundelen van krachten via EU-instrumenten kunnen schaalvoordelen worden benut,
publieke en private investeringen efficiënter worden ingezet, en kan de internationale
positie van de Europese ruimtevaartsector worden versterkt. Ook draagt dit bij aan
het wegnemen van belemmeringen binnen de interne markt voor ruimtevaartdiensten. Om
die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel de Europese
ruimtevaartsector te versterken als strategisch, economisch en technologisch speerpunt
richting 2050. Het voorgestelde optreden is in algemene zin geschikt om deze doelstelling
te ondersteunen, aangezien het inzet op samenhangende beleidsacties rond industriële
versterking, interne markt, vaardigheden, onderzoek en internationale samenwerking.
De voorgestelde acties gaan vooralsnog niet verder dan noodzakelijk. Wel acht het
kabinet het van belang dat de verdere operationalisering van de mededeling voldoende
ruimte blijft bieden voor nationale beleidskeuzes, bestaande ESA-afspraken, en proportionele
lastenverdeling – met name richting het mkb.
d) Financiële gevolgen
De mededeling bevat op zichzelf geen bindende maatregelen met directe financiële gevolgen,
maar geeft richting aan toekomstige beleidsontwikkeling op Europees niveau, waaronder
mogelijke programma’s, investeringsmechanismen en ondersteuningsmaatregelen. Daarbij
wordt op meerdere plaatsen verwezen naar bestaande en nieuwe initiatieven waarvoor
op termijn wetgevingsvoorstellen of uitvoeringsmaatregelen kunnen worden voorgesteld,
met mogelijke implicaties voor de EU-begroting of nationale bijdragen. Voorbeelden
hiervan zijn de beoogde uitbreiding van het CASSINI-initiatief («CASSINI 2.0»), de
versterking van onderzoeks- en innovatieactiviteiten via Horizon Europe of een opvolger,
en de mogelijke inzet van RRF- en STEP-middelen voor ruimtevaartdoeleinden. Daarnaast
bevat de mededeling aankondigingen over het versterken van lanceercapaciteit, de in-space economie en digitale infrastructuur voor ruimtevaarttoepassingen, waarvoor mogelijk
aanvullende investeringen nodig zijn in bestaande of nieuwe programma’s. Ook wordt
de oprichting aangekondigd van een zogenoemd Space Team Europe, een hoogwaardig forum waarin lidstaten, de Europese Commissie, EUSPA, ESA, ruimtevaartindustrie,
mkb en onderzoeksorganisaties samenwerken om het Europese ruimtevaart-ecosysteem te
versterken en richting te geven aan toekomstige gezamenlijke beleidsinspanningen.
Verder bevat de mededeling aankondigingen over de ontwikkeling van een langetermijninvesteringsplan
voor kritieke ruimtevaarttechnologieën. Hoewel deze initiatieven op dit moment aankondigend
van aard zijn, kunnen zij in een later stadium budgettaire consequenties hebben op
EU- of lidstaatniveau. Het kabinet zal in de betreffende BNC-fiches ingaan op de (positie
t.o.v. de) financiële consequenties.
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil
niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027. Voor eventuele nationale
budgettaire gevolgen geldt dat deze worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De mededeling zelf heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Inhoudelijk worden mogelijke
vervolgstappen geschetst op het terrein van vergunningverlening, standaardisatie en
marktoegang. Indien deze verder worden uitgewerkt in wetgevend kader – zoals de aangekondigde
EU Space Act – kan dit gevolgen hebben voor de regeldruk voor bedrijven, in het bijzonder voor
ruimtevaartaanbieders, startups en toeleveranciers. De exacte regeldrukkosten worden
uitgewerkt in de BNC-fiches voor die individuele voorstellen. Daarbij kan het bijvoorbeeld
gaan om aanvullende informatieverplichtingen, technische conformiteitseisen of registratieverplichtingen.
Het kabinet zet er in de verdere uitwerking op in dat deze regeldruk proportioneel
zijn, goed uitvoerbaar en afgestemd op bestaande nationale kaders. Voor de rijksoverheid
kunnen administratieve lasten ontstaan in de vorm van extra coördinatie of toezicht,
afhankelijk van hoe de Commissie de governance vormgeeft. Voor medeoverheden worden
op dit moment geen directe effecten voorzien.
De mededeling is primair gericht op het versterken van de concurrentiepositie van
de Europese ruimtevaartsector. Inzet op technologische onafhankelijkheid, strategische
investeringen, schaalvergroting via gezamenlijke inkoop en een beter functionerende
interne markt kunnen bijdragen aan lagere kosten, snellere innovatie en betere toegang
tot strategische markten. De uitbreiding van initiatieven als CASSINI en het stimuleren
van publieke vraag via aanbestedingsinstrumenten (bijvoorbeeld anchor tenancy) kunnen
het ecosysteem voor startups en scale-ups versterken. Wel is het van belang dat maatregelen
voldoende ruimte laten voor diversiteit in nationale sterktes en dat deelname aan
programma’s ook voor kleinere lidstaten en bedrijven laagdrempelig blijft. Het kabinet
zal hier in de nadere uitwerking aandacht voor vragen.
De mededeling is mede bedoeld om de geopolitieke positie van de EU te versterken en
bij te dragen aan haar open strategische autonomie. De ruimtevaartsector is bij uitstek
verweven met mondiale machtsverhoudingen, technologische afhankelijkheden en toegang
tot kritieke infrastructuur. De mededeling adresseert deze dimensie expliciet, onder
meer door in te zetten op eigen leveringszekerheid, interoperabiliteit van systemen,
normontwikkeling en economische diplomatie. Voor derde landen kunnen EU-maatregelen
op het gebied van standaardisatie, aanbesteding of datadeling indirecte effecten hebben,
bijvoorbeeld als de EU eigen normen of platforms als uitgangspunt neemt in internationale
samenwerking. In dit verband wordt ook het Space Team Europe als instrument genoemd om de EU extern te positioneren. De mededeling draagt bij
aan de weerbaarheid van de EU en haar lidstaten, door in te zetten op het verminderen
van technologische afhankelijkheden, het stimuleren van eigen industriële capaciteit,
ook op het gebied van dual-use technologie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Buitenlandse Zaken