Brief regering : Toezeggingen debat 26 juni 2025 Kerngezin ongehuwde partners
36 704 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet)
36 703
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel
en het aanscherpen van de vereisten bij nareis (Wet invoering tweestatusstelsel)
Nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2025
Zoals toegezegd in het debat met uw Kamer over de Asielnoodmaatregelenwet en de wet
invoering tweestatusstelsel, zetten we in deze brief uiteen hoe de IND nu binnen het
nareiskader toetst of er sprake is van een duurzame relatie tussen ongehuwde partners
en hoe dat straks een plek kan hebben in de belangenafweging binnen de 8 EVRM-toets.
Onder het huidige beleid is naast nareis van de echtgenoot/echtgenote ook de nareis
van een (geregistreerd) partner toegestaan. De IND toetst bij de beoordeling van de
nareisaanvraag de identiteit van de personen die willen nareizen en de familierechtelijke
relatie tussen referent en de nareizende gezinsleden. Als dit aannemelijk is, toetst
de IND of er een feitelijke gezinsband was. Dit houdt in dat de referent daadwerkelijk
invulling heeft gegeven aan de gezinsband zoals deze op papier bestaat. Vervolgens
beoordeelt de IND of de feitelijke gezinsband op het moment van beslissen nog steeds
intact is. Dit is een voorwaarde voor nareis.
Voor gehuwde partners geldt dat de hoofdregel is dat de Nederlandse Staat buitenlandse
huwelijken erkent die naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig zijn. Wet- en
regelgeving van het land waar het huwelijk is voltrokken is hiervoor leidend. Een
rechtsgeldig huwelijk betekent niet automatisch dat er ook sprake is van een feitelijke
gezinsband. Dit is een aparte toets. Hierbij betrekt de IND o.a. samenwoning, het
voeren van een gemeenschappelijke huishouding, kinderen en wederzijdse afhankelijkheid
(financieel, emotioneel, praktisch). De feitelijke gezinsband moet aannemelijk worden
gemaakt, maar als het getrouwde stel kinderen heeft is hier al snel sprake van.
Omdat bij partnerschap geen sprake is van een officieel geregistreerde familierechtelijke
relatie, beoordeelt de IND de feitelijke gezinsband. Binnen het partnerschapskader
moet de relatie gelijk te stellen zijn met een huwelijk. Dat is het geval als de relatie
duurzaam is. Samenwonen, het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en het
bestaan van wederzijdse afhankelijkheid (financieel, emotioneel en praktisch) zijn
sterke indicatoren. Geen van deze indicatoren is op zichzelf doorslaggevend; het gaat
om het gehele plaatje. De IND verwacht van personen dat zij hun relatie onderbouwen
met bewijsstukken. De feitelijke gezinsband moest al bestaan voor binnenkomst van
de referent in Nederland. Als dit niet zo is, maar er wel een intentie bestaat om
dit vorm te geven in de toekomst, is dit niet voldoende om voor nareis in aanmerking
te komen.
Bij nareis gaat het immers om het herstellen van de gezinsband zoals die voor de vlucht
bestond. Denk aan koppels die bijvoorbeeld verloofd zijn, maar feitelijk weinig invulling
hebben gegeven aan hun relatie en nog bij hun ouders wonen. Het bestaan van culturele
barrières die de vorming van een feitelijke gezinsband verhinderd hebben, is niet
voldoende uitleg om desondanks een duurzaam partnerschap aan te nemen.
Met de Asielnoodmaatregelenwet en de wet invoering tweestatusstelsel beperken we de
definitie van het kerngezin. Zoals uitvoerig met uw Kamer gewisseld, is dit in lijn
met het Unierecht, in het bijzonder de Gezinsherenigingsrichtlijn. Deze verplicht
tot de mogelijkheid van nareis van gehuwde partners en minderjarige kinderen. De mogelijkheid
om in aanvulling daarop ook gezinshereniging toe te staan aan onder andere ongehuwde
partners, is geen verplichting. Het blijft voor ongehuwde partners mogelijk om een
beroep te doen op artikel 8 EVRM.
Wanneer ongehuwde partners aannemelijk kunnen maken dat er sprake is van gezinsleven
in de zin van 8 EVRM, analoog aan de wijze waarop nu een feitelijke gezinsband binnen
het nareiskader moet worden aangetoond, dan kunnen zij alsnog in aanmerking komen
voor verblijf bij hun partner in Nederland. Als sprake is van gezinsleven wordt altijd
een belangenafweging gemaakt, waarbij de individuele feiten en omstandigheden centraal
staan. Die afweging ziet op het belang van de vreemdeling bij gezinshereniging enerzijds
en het belang van de Nederlandse staat anderzijds. Onderdeel van de belangenafweging
is dat de IND toetst of er sprake is van een zogenoemde «objectieve belemmering» om
het gezinsleven elders uit te oefenen. Daarvan zal al snel sprake zijn wanneer de
referent internationale bescherming in Nederland heeft. Ook het feit dat het voor
partners in het land van herkomst niet mogelijk was om te trouwen, zoals bijvoorbeeld
het geval kan zijn bij LHBTIQ+ partners, weegt voor de aanvrager in positieve zin
mee in deze belangenafweging. Als ongehuwde partners samen kinderen hebben en (ook)
rechtmatig verblijf in Nederland hebben, weegt dat eveneens positief mee in de belangenafweging.
De Minister van Asiel en Migratie, D.M. Van Weel
De Minister voor Asiel en Migratie, M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie