Brief regering : Toezegging tijdens het debat over de Voorjaarsnota inzake stand van zaken externe inhuur
31 490 Vernieuwing van de rijksdienst
Nr. 386
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2025
In het debat over de Voorjaarsnota heeft de Minister van Financiën een vraag van het
lid Dijk (SP) aan mij doorgeleid over de rijksbrede stand van zaken externe inhuur
en wat er mogelijk is om de externe inhuur terug te dringen.
De aanpak om externe inhuur terug te dringen heb ik neergelegd in mijn brief aan de
Tweede Kamer van 18 april 2025 (Kamerstuk 31 490, nr. 363). Deze brief, inclusief bijlagen, treft u als bijlage bij deze brief aan.
Het is primair de verantwoordelijkheid van de ministeries en hun uitvoeringsorganisaties
om de externe inhuur terug te dringen. Ik kan en wil daar niet in treden omdat zij
zelf het beste kunnen beoordelen of in bepaalde, specifieke gevallen externe inhuur
nodig is voor de taakuitvoering en maatschappelijke dienstverlening. Desalniettemin
acht ik het van belang dat de trend dat de Roemernorm wordt overschreden, wordt doorbroken
en er een daling zal worden gerealiseerd.
Zoals ook in eerdergenoemde brief is opgenomen, is één van de instrumenten om externe
inhuur te verminderen, het intern laten uitvoeren van taken waarvoor eerder externe
inhuur plaatsvond. Gelet op de toekomstbestendigheid (o.a. het borgen van kennis)
van de rijksoverheid en het feit dat «verambtelijken» per saldo een financiële besparing
oplevert ten opzichte van «extern inhuren», wordt nadrukkelijk door het kabinet geaccepteerd
dat verambtelijken een opwaartse druk geeft op de omvang van het rijksbrede personeelsbestand.
In 2024 is 15,4% van de totale personele uitgaven besteed aan externe inhuur1. Deze stand ten opzichte van de Roemernorm is de zogenaamde 0-meting voor het terugdringen
van de externe inhuur. In de begrotingen en jaarverslagen van de departementen wordt
de voortgang gemonitord. Jaarlijks (in mei) neem ik dan het samenvattende resultaat
van alle ontwikkelingen op in de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk (JBR).
Indien daaruit blijkt dat de stijgende trend niet wordt doorbroken, zal ik op dat
moment in overleg met de collega's bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties