Brief regering : Richtlijn gezond en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 848
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2025
Kinderen en jongeren (hierna kinderen) groeien op in een digitale wereld en besteden
steeds meer tijd op schermen en sociale media. Dit is, vanuit gezondheidsperspectief,
een zorgelijke ontwikkeling, omdat (te veel) scherm- en sociale mediagebruik negatieve
effecten kan hebben op de fysieke en mentale gezondheid. Deze zorg deel ik ook, samen
met veel ouders, verzorgers en professionals en blijkt ook uit de onlangs gepubliceerde
KidsRight Index 20251.
Sociale media (en daarmee ook smartphonegebruik) kunnen leuk en verbindend zijn, maar
hebben ook een schaduwzijde. Er worden steeds meer onderzoeken gepubliceerd die gezondheidsrisico’s
aantonen. Overmatig sociale media gebruik kan bijvoorbeeld leiden tot negatieve effecten
zoals angst, depressieve gevoelens en slaapproblemen2
3. Een veilige en gezonde online omgeving is dus nadrukkelijk ook een gezondheidsvraagstuk.
Tegelijkertijd weten we dat het wetenschappelijk onderzoek over de gezondheidsrisico’s
van sociale media en smartphones nog in het beginstadium zit en dat daar in de loop
der tijd steeds meer over bekend zal worden. We kunnen echter niet langer meer wachten
met het bieden van duidelijke normen en (leeftijds)adviezen om risico’s voor de negatieve
effecten in te perken en moeten nu aan de slag met de kennis die er al is.
Ouders en verzorgers (hierna opvoeders) spelen een cruciale rol in de mediaopvoeding
van hun kinderen. Gezond online opgroeien vraagt dan ook om een actieve opvoedstrategie.
Hoewel het primair een zaak van ouders is, is het onrealistisch en onwenselijk om
de volledige verantwoordelijkheid voor gezond schermgebruik bij opvoeders neer te
leggen. Het is belangrijk dat ook andere partijen, zoals overheid, professionals en
techbedrijven hun verantwoordelijkheid nemen als het gaat om een gezondere online
leefomgeving voor kinderen. Een gezamenlijke, Rijksbrede strategie gericht op een
veilige en gezonde online leefomgeving en het borgen van online kinderrechten is daarom
noodzakelijk om gezond online opgroeien en opvoeden te stimuleren en te ondersteunen.
Ik trek hierin samen op met andere departementen, waaronder in het bijzonder het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW). Deze Rijksbrede strategie zal binnenkort vanuit het Ministerie
van BZK met uw Kamer worden gedeeld.
Het onderzoek naar een richtlijn voor gezond en verantwoord scherm- en sociale media
gebruik die ik u met deze brief aanbied, heeft tot doel opvoeders op een duidelijke
en eenduidige manier te ondersteunen bij het stimuleren van gezond schermgebruik van
hun kinderen. Dit gebeurt door het vergroten van kennis en bewustwording over hoe
zij kunnen bijdragen aan het gezonde schermgebruik van kinderen en het stimuleren
van normen die daar bij passen.
In deze brief ga ik in op de stappen die zijn ondernomen om tot de richtlijn te komen,
de inhoud en concrete normen die hieruit volgen, alsmede aanvullende acties om ouders
en kinderen beter te ondersteunen bij het gezond online opgroeien en opvoeden
Proces
Opvoeders roepen in toenemende mate om een duidelijke richtlijn en ondersteuning bij
het online opvoeden. Er is op dit moment sprake van veel versnippering van tips en
adviezen. Ook ontbreekt het aan praktische handelingsperspectieven. Veel ouders maken
nu bijvoorbeeld ook geen afspraken met hun kinderen over bijvoorbeeld smartphonegebruik
(Nikken, 2025). Mediaopvoeding is cruciaal in de huidige digitale wereld om kinderen
te leren om verantwoord, veilig en bewust om te gaan met media, opdat kinderen gezond
opgroeien en risico’s worden gemitigeerd. Dit vraagt om eenduidige adviezen. Onderzoekers
dr. Ina Koning (Vrije Universiteit) en dr. Helen Vossen (Universiteit Utrecht) hebben
in mijn opdracht onderzoek gedaan naar een eenduidige richtlijn en adviezen voor gezond
en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik. De insteek van dit onderzoek was om
tot een breed gedragen, landelijke richtlijn en adviezen te komen met aandacht voor
wetenschappelijke onderbouwing, maatschappelijke relevantie en haalbaarheid. In drie
rondes is samengewerkt met een brede groep aan stakeholders waaronder wetenschap/universiteiten,
NJI, RIVM, Trimbos, Netwerk Mediawijsheid en GGD GHOR.
Vooruitlopend op dit onderzoek zijn in mijn opdracht nog twee andere onderzoeken uitgevoerd.
Deze onderzoeken waren gericht op het verkrijgen van inzicht in handelingsperspectief
voor online opvoeden/mediaopvoeding en mogelijke maatregelen. 1) Onderzoek naar hoe
kinderen, ouders en leerkrachten in de opvoeding en onderwijs omgaan met (sociale)
media, met tips voor handelingsperspectief voor ouders (Nikken et. al., 2025)4 en 2) Internationale vergelijking: gezond online opgroeien (Berenschot, 2025)5.
Normen en adviezen
Gezond schermgebruik
Als het in het maatschappelijke of politieke debat over schermgebruik of sociale media
gaat, ligt de nadruk vaak op de vraag vanaf welke leeftijd sociale media geschikt
zijn voor kinderen. Gezond schermgebruik gaat echter om meer dan leeftijdsadviezen
alleen. In het onderzoek zijn vier uitgangspunten voor gezond schermgebruik geïdentificeerd:
• Leeftijdsadequaat: het kind gebruikt overwegend media die aansluiten bij zijn/haar
cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
• Samen: het kind gebruikt overwegend media in het bijzijn van of in interactie met
anderen.
• In balans: het kind besteedt, naast het gebruik van media, voldoende tijd aan beweging,
slaap en andere schermvrije activiteiten.
• Positief: het kind is niet afhankelijk van een scherm om zich te vermaken of om zijn/haar
emoties te reguleren.
In deze brief ga ik specifiek in op de leeftijdsadviezen voor sociale media en smartphones.
Voor het volledige overzicht aan adviezen die zien op het nastreven van bovenstaande
uitgangspunten en handelingsperspectief voor opvoeders verwijs ik u naar de het onderzoek
in de bijlage.
Leeftijdsadviezen
Wat
Leeftijdsadvies
Smartphone
Vanaf groep 8: (Indien eerder: onder begeleiding van een ouder oefenen)
Sociale interactie platforms/berichtendiensten (WhatsApp, Signal)
Vanaf de middelbare school
Sociale media platforms (TikTok, Instagram, Snapchat)
Vanaf 15 jaar
Sociale interactie platforms versus sociale media platforms
Sociale media vormen geen uniforme categorie. Ze verschillen sterk in ontwerp, gebruiksdoel
en impact op kinderen. Er is een verschil in sociale interactie platforms/berichtendiensten
(hierna: sociale interactieplatforms) zoals WhatsApp en Signal en sociale media platforms
zoals TikTok, Instagram, Snapchat. Met sociale interactie platforms wordt in deze
context bedoeld: platforms die zich vooral richten op persoonlijke interactie tussen
bekenden en die geen of minimale verslavende ontwerpkenmerken omvatten. Sociale media
platforms omvatten aanzienlijk meer verslavende ontwerpkenmerken en zijn gericht op
brede interactie tussen zowel bekenden als onbekenden. Daarnaast laat onderzoek zien
dat juist de verslavende elementen, samen met schadelijke content, een overwegend
negatieve impact op het welzijn van jongeren heeft, terwijl sociale interactie platforms
overwegend een positief effect hebben (Van der Wal et al., 20256). In het advies wordt daarom onderscheid gemaakt in een leeftijdsadvies voor sociale
interactie platforms, zoals WhatsApp en Signal en een leeftijdsadvies voor sociale
media platforms zoals TikTok, Instagram en Snapchat.
Het onderzoek stelt dat: «Een leeftijdsadvies vanaf 13 jaar voor sociale interactie
platforms een realistisch, pedagogisch verantwoord en uitvoerbare mogelijkheid is
om gezond sociale mediagebruik bij kinderen te stimuleren. Het stelt opvoeders in
staat om kinderen actief te begeleiden in hun digitale ontwikkeling. Als kinderen
digitaal vaardig en mediawijs zijn, kunnen kinderen met toestemming van opvoeders
overstappen op sociale media platforms.»
Leeftijdsadvies sociale interactie platforms
Voor sociale interactieplatforms sluit ik in beginsel aan bij het leeftijdsadvies
van 13 jaar. Met het oog op de praktische uitvoerbaarheid luidt mijn advies om dit
aan te scherpen naar toegang vanaf de middelbare school. Door de grens neer te leggen
bij de overgang naar de middelbare school wordt voorkomen dat verschillen ontstaan
in de brugklas of groepsdruk om sociale media (in algemene zin) te gebruiken. Dit
maakt het advies beter uitvoerbaar voor opvoeders.
Leeftijdsadvies sociale media platforms
Aansluitend bij het onderzoek acht ik acht het wenselijk om ten aanzien van de overstap
van sociale interactie platforms naar sociale media platforms geen grijs gebied te
laten bestaan en hier een duidelijk en uitvoerbaar advies op te formuleren. Conform
wat in het onderzoeksrapport wordt gesteld dat het aan te raden is eerst kinderen
met sociale interactieplatforms zoals Whatsapp en Signal te laten beginnen en later
pas over te stappen op sociale media, adviseer ik om kinderen pas vanaf 15 jaar sociale
media platforms te laten gebruiken. Ik kies voor één leeftijd om opvoeders een duidelijke
norm mee te geven. Dit geeft kinderen de tijd digitale weerbaarheid en mediawijsheid
verder te ontwikkelen en opvoeders de ruimte dit proces goed te begeleiden.
Leeftijdsadvies smartphone
Een smartphone is een multifunctioneel apparaat dat voor verschillende doeleinden
gebruikt kan worden, zoals bellen/bereikbaarheid, navigeren, schoolroosters bekijken
of sociale media gebruiken. In relatie tot schermgebruik is vooral belangrijk wat
een kind online doet en waarom en niet persé op welk apparaat dit gebeurt. Uit het
onderzoek van Nikken et.al. (2025) blijkt dat kinderen steeds jonger de beschikking
krijgen over een eigen smartphone. Smartphonegebruik uitstellen kan helpen bij het
praktisch uitvoeren van de leeftijdsadviezen voor sociale media. Ook ervaren ouders
sociale druk bij smartphonegebruik van kinderen.
Daarom acht ik het wenselijk de trend om op steeds jongere leeftijd te beschikken
over een eigen smartphone te keren en ook een adviesleeftijd op te nemen voor de aanschaf
van de eerste smartphone. Concreet adviseer ik vanuit gezondheidsperspectief een adviesleeftijd
voor de eerste smartphone vanaf groep 8. Hiermee ontstaat een logische opbouw in de
leeftijdsadviezen en daarmee in de ontwikkeling van digitale weerbaarheid en mediawijsheid
van jeugdigen. Ook biedt dit opvoeders de gelegenheid goed in te zetten op ouderlijk
toezicht en gefaseerd afspraken te maken met kinderen over media- en smartphonegebruik.
Op deze manier kunnen opvoeders het proces van de toetreding in de digitale wereld
goed begeleiden en ondersteunen. Het is aan opvoeders zelf om, bijvoorbeeld vanuit
educatieve of andere overwegingen, al eerder met hun kinderen te oefenen met smartphonegebruik.
Daarom start na de zomer vanuit het Ministerie van BZK een meerjarige publiekscampagne
over het begeleiden van je kind bij zijn/haar eerste smartphone. Via deze campagne
worden ouders gestimuleerd om hun kinderen online te beschermen en hen hierbij te
ondersteunen met praktische tips. Het richtlijnonderzoek bevat belangrijke handvatten
voor opvoeders en wordt in de campagne meegenomen.
Met deze leeftijdsadviezen voldoe ik aan de wensen van opvoeders naar een heldere
richtlijn en adviezen en wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van der
Werf c.s. over gedifferentieerde leeftijdsgrenzen voor sociale media platforms7. Ook past dit advies bij de afspraken die de onderwijssector vorig jaar heeft gemaakt
om mobiele telefoons uit de klas te weren. De eerste resultaten van deze onderwijsafspraak
stemmen positief: leerlingen zijn socialer en minder afgeleid. Het advies voor ouders
ten aanzien van smartphones kan de positieve effecten die in het onderwijs geboekt
zijn verder versterken, omdat het ouders en verzorgers handvatten biedt om ook buiten
de schoolcontext bewuster om te gaan met telefoongebruik van jongeren.
Waarom geen verbod onder een bepaalde leeftijd?
Uit het onderzoek blijkt dat er weinig draagvlak is voor het stellen van een wettelijk
verbod voor jeugdigen onder een bepaalde leeftijd. Door het geven van een duidelijk
leeftijdsadvies, streef ik na dat opvoeders nadrukkelijker in staat worden gesteld
om mediaopvoeding vorm te geven en hun rol op verantwoordelijke wijze invulling te
kunnen geven. Het stellen van een aanvullende wettelijke minimumleeftijd voor sociale
media is als maatregel op zichzelf ook onvoldoende om een gezonde en veilige online
omgeving voor jeugdigen te garanderen. Het beschermen van minderjarigen vraagt om
een integrale aanpak, waarbij naast leeftijdsgerichte adviezen ook de aanpak van kwalijke
praktijken zoals verslavende elementen en schadelijke content nodig is. Ook kan een
verbod in strijd zijn met kinderrechten, zoals het recht op toegang tot informatie
en mogelijk ook privacy, zoals ook de KidsRights Index 2025 concludeert. Ten slotte
vereist een wettelijke minimumleeftijd een langdurig traject en is een wettelijke
minimumleeftijd op dit moment nog eenvoudig te omzeilen en niet te handhaven. Dit
is daarom dan ook niet waar ik op in wil zetten en waarmee we een gezonde online omgeving
kunnen bereiken. Ik vind het belangrijker om schadelijk en ongezond scherm- en sociale
media gebruik te ontmoedigen en gezond en positief gedrag te stimuleren en te ondersteunen.
Vervolg
Implementatie richtlijn
Met de richtlijn wordt een belangrijke stap gezet om gezond scherm- en sociale media
gebruik door kinderen te stimuleren en te ondersteunen en kinderen digitaal weerbaarder
te maken. Het is belangrijk dat de richtlijn goed wordt geïmplementeerd door opvoeders
en professionals. Ook is het belangrijk dat de implementatie en effecten van de richtlijn
worden gemonitord en op termijn wordt verrijkt met nieuwe (wetenschappelijke) inzichten.
Het doel van de implementatie van de richtlijn is om alle opvoeders van jeugdigen
in de leeftijd tot 16 jaar te bereiken en te informeren. De maatschappelijke organisaties
die betrokken zijn bij deze de richtlijn kunnen hierin een cruciale rol vervullen
en hebben ook al veelvuldig aangegeven hiertoe bereid te zijn. In de volgende fase
gaan we hierover met partijen, waaronder de GGD GHOR, lokale GGD’en, Netwerk Mediawijsheid
en Nicam, in gesprek. Hiermee geef ik ook gehoor aan de motie van de leden Eerdmans
en Krul8.
Hiernaast start na de zomer vanuit het Ministerie van BZK een meerjarige publiekscampagne.
Via deze campagne worden ouders gestimuleerd om hun kinderen online te beschermen
en hen hierbij te ondersteunen met praktische tips, bijvoorbeeld over hoe ze afspraken
maken en met hun kinderen in gesprek kunnen gaan over de digitale wereld, hoe ze apps
zo kunnen instellen dat hun kinderen zo veilig mogelijk zijn en hoe ze met hun kind
kunnen praten over risico’s. Ook komt er een informatiewebsite op de website van Netwerk
Mediawijsheid over mediaopvoeding voor ouders. Dit wordt dé landingsplek voor ouders
met vragen over mediaopvoeding. Hier kunnen ouders eenvoudig en laagdrempelig informatie
en adviezen vinden die aansluiten op de leeftijd van het kind en de thema’s die op
dat moment spelen in het gezin of bij het kind. De richtlijn wordt meegenomen in de
publiekscampagne en krijgt vanzelfsprekend ook een plek op deze informatiewebsite.
Het is belangrijk dat we alle opvoeders bereiken in de implementatiefase. Dit betekent
dat we moeten inzetten op verschillende communicatiekanalen, we in gesprek gaan en
(collectieve) afspraken moeten maken met verschillende branches die veel in contact
staan met opvoeders en kinderen, zoals bijvoorbeeld het onderwijs, en dat er aandacht
moet zijn voor alternatieve communicatie instrumenten zoals visuals, cultuursensitieve
afstemming en vertalingen om het bereik te vergroten.
Internationaal
Als laatste wil ik benadrukken dat ik me ook internationaal blijf hardmaken voor het
versterken van Europese wetgeving gericht op digitale diensten en dan in het bijzonder
gericht op de effectieve implementatie van de Digital Services Act (DSA) en de specifieke regels voor de bescherming van minderjarigen online. Ook blijf
ik pleiten voor Europese uniforme leeftijdsadviezen en adequate leeftijdsverificatie
voor sociale media, opdat naleving en handhaving beter uitvoerbaar worden. Zie hiertoe
ook de Kamerbrief over de uitvoering van de moties rondom leeftijdsverificatie die
in februari door de voormalig Staatssecretaris van BZK aan uw Kamer is toegestuurd9.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport