Brief regering : Ontwikkelingen Versterking Nucleair Ecosysteem
32 645 Kernenergie
Nr. 159
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2025
Voor het verwezenlijken van de nucleaire ambities van het kabinet is een sterk nucleair
ecosysteem onmisbaar. Het kabinet legt in deze jaren via verschillende programma’s
een stevig fundament voor het nieuwbouwproject en de ontwikkeling van SMR’s (zie de
recente Kamerbrieven hierover1), met speciale aandacht voor het opleiden van voldoende gekwalificeerd personeel
voor de bouw en exploitatie van kerncentrales, het versterken van de nucleaire kennisbasis
via onderzoek en innovatie, en het (her)organiseren van de nucleaire toeleveringsketen.
In Europa zijn meerdere nieuwbouwprojecten gestart of in voorbereiding, de mondiale
ontwikkelingen rondom SMR’s versnellen en steeds meer landen zetten in op uitbreiding
van hun nucleaire programma’s of overwegen een (her)start van de nucleaire agenda.
De noodzaak voor een sterk nucleair ecosysteem reikt daarom verder dan de nationale
context. Door het Nederlandse nucleaire ecosysteem te versterken wordt niet alleen
een fundament gelegd onder het nationale programma, ook zorgen we ervoor dat onze
kennis- en onderzoeksorganisaties, onderwijsinstellingen en bedrijven waar mogelijk
kunnen aansluiten bij en profiteren van de internationale nucleaire ontwikkelingen.
Het kabinet werkt daarom voortdurend aan kennisopbouw, netwerkontwikkeling en het
uitvoeren van concrete activiteiten op onderstaande, samenhangende terreinen:
• de nucleaire kennisbasis en -infrastructuur
• de nucleaire brandstof- en waardeketen
• internationale samenwerking
Met deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de stappen die het kabinet zet op
deze drie terreinen.
Nucleaire kennisbasis -en infrastructuur
Het Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma Kernenergie (hierna: MMIP Kernenergie)
richt zich op het toekomstbestendig maken van de nucleaire kennisbasis en -infrastructuur.
Het MMIP Kernenergie is sinds eind 2024 volwaardig onderdeel van de Topsector Energie
en het missiegedreven innovatiebeleid. Hierdoor kan gebruik worden gemaakt van alle
relevante publiek-private innovatie-instrumenten, waaronder de instrumenten waarover
de Topsector Energie adviseert.
Onder het Kennis- en Innovatieprogramma van het MMIP Kernenergie wordt ingezet op
de verdere ontwikkeling van het nucleaire kennis- en innovatie-ecosysteem via het
Wetenschappelijk Onderzoeksprogramma en het Technologie Ontwikkelingsprogramma.2
Technologie Ontwikkelingsprogramma
Het Technologie Ontwikkelingsprogramma heeft als doel innovatie op nucleair gebied
bij het bedrijfsleven te stimuleren. De eerste subsidieronde wordt gericht op de thema's «Nucleaire reactor- en splijtstofcyclustechnologie»
en «radioactief afval en geologische eindberging», met nadrukkelijk aandacht en ruimte
voor onderzoek ten behoeve van SMR-ontwikkeling. Voor de eerste ronde van dit programma
is een budget van € 7,5 miljoen beschikbaar vanuit het MMIP Kernenergie, aangevuld
met € 2,5 miljoen uit het SMR-programma.3 Voor 2028 staat een tweede ronde gepland met een budget van € 8,5 miljoen. Voor de
uitvoering van het programma is aansluiting gezocht bij de bestaande regeling Missiegedreven
Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI), uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland. Deze regeling stimuleert bedrijven en kennisinstellingen om in brede consortia
samen te werken aan innovatieve oplossingen die bijdragen aan de klimaatdoelen. Uit
een onlangs gehouden interessepeiling komt naar voren dat er veel belangstelling is
voor deze nieuwe innovatieregeling op het gebied van kernenergie, zowel vanuit het
bedrijfsleven als het kennisveld. De definitieve publicatie van de regeling wordt
voor de zomer verwacht. Vanaf het najaar kunnen vooraanmeldingen worden ingediend
en volledig uitgewerkte aanvragen vanaf begin 2026. Een onafhankelijke expertcommissie
zal de aanvragen beoordelen waarna de toekenningen in de eerste helft van 2026 bekend
zullen worden gemaakt.
Wetenschappelijk onderzoeksprogramma
In samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
werkt het kabinet aan de nadere invulling van het wetenschappelijk onderzoeksprogramma,
waarvoor in deze eerste fase € 4 miljoen vanuit het MMIP Kernenergie gereserveerd
is. Het streven is om eind dit jaar op innovatieve wijze met betrokken stakeholders
(waaronder kennis- en onderzoeksorganisaties) een breed nationaal nucleair onderzoeksconsortium
te vormen. Dit consortium zal zich als eerste gaan richten op de kennisopgaven rondom
de thema's «Nucleaire reactor- en splijtstofcyclustechnologie» en «radioactief afval
en geologische eindberging». Naar verwachting zal het programma in de loop van 2026
van start gaan.
TNO-NRG PALLAS Toegepast onderzoeksprogramma
Sinds 2024 voeren TNO en NRG PALLAS als onderdeel van het MMIP Kernenergie een Toegepast
Onderzoeksprogramma uit. Daarin staan twee onderwerpen centraal: 1) publiek vertrouwen
in kenenergie; en 2) de inpassing van kernenergie in het energiesysteem. Op 23 april
jongstleden is het rapport «Public trust and nuclear energy» gepubliceerd.4 TNO en NRG PALLAS onderzochten welke factoren invloed hebben op de maatschappelijke
acceptatie van kernenergie. De onderzoekers adviseren een adaptieve beleidsaanpak:
flexibel, responsief en aansluitend bij maatschappelijke veranderingen. Het kabinet
heeft met interesse kennisgenomen van de bevindingen in het rapport die voor een deel
ook aansluiten bij de huidige participatie-aanpak. Momenteel wordt bezien op welke
manier de resultaten een plek kunnen krijgen in lopende en toekomstige trajecten,
bijvoorbeeld rondom communicatie en participatie.
De Nucleaire brandstof- en waardeketen
Op dit moment neemt Nederland een bescheiden positie in binnen de (mondiale) nucleaire
keten, met een beperkt aantal actieve bedrijven.5 De nucleaire ambities van het kabinet bieden kansen om het aandeel van Nederlandse
bedrijven binnen de nucleaire keten te vergroten.
Hoewel een deel van de benodigde componenten en werkzaamheden binnen de keten vragen
om nucleaire specialisatie, is een aanzienlijk deel van de componenten en werkzaamheden
vergelijkbaar met andere complexe projecten, zoals de bouw van conventionele energiecentrales
of grote infrastructurele projecten. Hierbij kan worden gedacht aan componenten als
pompen, kleppen en overige appendages evenals grondwerkzaamheden, bouwwerkzaamheden
en werkzaamheden rondom infrastructuur en logistiek. Voor deze niet-nucleaire componenten
en werkzaamheden kunnen mogelijk wel aanvullende veiligheid-, kwaliteits- of scholingseisen
worden gevraagd.
Uit het recent verschenen rapport van NRG-Pallas over de nucleaire toeleveringsketen
komt naar voren dat de Nederlandse industrie in potentie een significant deel van
de benodigde componenten en werkzaamheden kan leveren bij de bouw van nieuwe kerncentrales.6 In lijn met de motie Eerdmans7 neemt het kabinet de Kamer via deze brief mee in het plan van aanpak om de Nederlandse
industrie maximaal te betrekken bij de bouw van nieuwe kerncentrales, en om deze ontwikkeling
op eigen bodem tegelijkertijd te gebruiken als springplank tot de nucleaire toeleveringsketen.
Het kabinet beschouwt deze motie hiermee als afgedaan.
Een toekomstbestendige brandstof- en waardeketen is zowel noodzakelijk voor de haalbaarheid
van het project als de kansen die de nucleaire ontwikkelingen bieden, zoals hiervoor
toegelicht, kansen voor de Nederlandse industrie. Het plan van aanpak richt zich dan
ook op twee werksporen: 1) het (her)organiseren van de waardeketen en 2) het in beeld
brengen van mogelijkheden rondom lokalisatie. Beide werksporen licht het kabinet hierna
kort toe.
Organiseren waardeketen
Om bedrijven, andere stakeholders en het beleid optimaal te ondersteunen bij de oriëntatie
op de nucleaire toeleveringsketen, is het (her)organiseren van de waardeketen cruciaal.
Dit vraagt om een helder beeld van de omvang van de werkzaamheden, de bijbehorende
technische en veiligheidseisen, en het tijdspad waarop bepaalde componenten en diensten
nodig zijn. Een goed georganiseerde en toekomstbestendige toeleveringsketen start
met inzicht in de hiervoor genoemde elementen, gecombineerd met begrip over de (on)mogelijkheden
binnen de keten en het opzetten van publiek-private netwerken. In dit kader richt
het kabinet zich de komende maanden op:
• Kansenkaart
Het kabinet werkt aan een kansenkaart die inzicht zal geven in de verwachte vraag
en het beschikbare aanbod binnen de nucleaire sector, zowel met betrekking tot de
conventionele centrales als SMR’s. Hierbij worden de vereisten voor deelname aan nucleaire
projecten in kaart gebracht, evenals de potentiële toeleveranciers en de ambities
en voorwaarden van Nederlandse bedrijven om deel te nemen. Met de kansenkaart kunnen
bedrijven, overheden, onderwijsinstellingen en andere betrokkenen zich gericht oriënteren
op de mogelijkheden binnen de nucleaire waardeketen. De kansenkaart is naar verwachting
aan het einde van het jaar beschikbaar.
• Publiek-private netwerken
Op 9 april jl. is de Stuurgroep Nucleaire Toeleveringsindustrie, georganiseerd door
VNO-NCW en Nucleair Nederland, van start gegaan. Aan deze werkgroep nemen vertegenwoordigers
van de belangrijkste koepelorganisaties deel (FME, Techniek NL, Bouwend Nederland),
evenals een aantal bedrijven met ervaring in de nucleaire sector en de betrokken overheidsonderdelen.
Het doel van de stuurgroep is om de behoeften van toeleveranciers actief te verbinden
aan de plannen van de overheid en de mogelijkheden die ontstaan voor de industrie.
Dat gebeurt door gezamenlijk in gesprek te gaan over de verwachte werkzaamheden, vereisten
en het handelingsperspectief voor bedrijven.
Ook op regionaal niveau vindt regelmatig overleg plaats tussen de regionale ontwikkelingsmaatschappijen
via een ingestelde Werkgroep Nucleair. Het Ministerie van KGG werkt nauw samen met
de leden van deze groep, omdat juist deze partijen een helder beeld hebben van de
kansen voor het regionale bedrijfsleven, de ontwikkelingen en behoefte(n) in de regio.
De regionale ontwikkelingsmaatschappijen ondernemen verschillende activiteiten om
bedrijven te betrekken bij de nationale nucleaire ontwikkelingen. Zij brengen bijvoorbeeld
per regio in kaart welke bedrijven (potentieel) kunnen en willen toetreden tot de
nucleaire keten. Zo kunnen mogelijke toeleveranciers en/of hoofdaannemers tijdig worden
voorzien van relevante informatie en gericht worden benaderd voor matchmaking-events
en andere vormen van ondersteuning.
• Informatie en communicatie
In samenwerking met de Topsector Energie en Nucleair Nederland werkt het Ministerie
van KGG aan heldere communicatie over de nucleaire sector en de mogelijkheden binnen
de toeleveringsketen. Bijvoorbeeld door praktijkvoorbeelden te delen op relevante
communicatiekanalen en een informatiepagina voor bedrijven op te stellen. Een belangrijke
stap in het oriëntatieproces van bedrijven en de verdere ontwikkeling van de waardeketen
wordt het «Made for Nuclear» evenement op 24 november, georganiseerd door het Ministerie
van KGG, de Topsector Energie en Nucleair Nederland. In voorbereiding op dit evenement
werkt het kabinet samen met de technologieleveranciers EDF en Westinghouse en een
aantal SMR-ontwikkelaars. Het evenement wordt gericht op het informeren en verbinden
van mogelijke toeleveranciers en belangrijke stakeholders voor conventionele kerncentrales
en SMR’s, en geeft hen praktische handvatten om in de sector aan de slag te gaan.
Verkennen lokalisatiemogelijkheden
Onderdeel van het nieuwbouwproject zijn afspraken over lokalisatie; de mate waarin
het Nederlandse nucleaire ecosysteem kan meeprofiteren van de bouw en exploitatie
van nieuwe kerncentrales. Deze afspraken kunnen worden gericht op het stimuleren van
de nationale toeleveringsketen, het borgen van kennisoverdracht, bijdragen aan innovatieve
projecten of het tijdig voorbereiden van bedrijven op tenderprocessen. Om hierin gerichte
keuzes te kunnen maken, verkent het kabinet de verschillende mogelijkheden. Deze inzet
is in lijn met de conclusies van de Third Party Review, om snel met het onderwerp lokalisatie aan de slag te gaan.8
Bij de verkenning van de verschillende mogelijkheden wordt gekeken naar zowel de inhoudelijke
en juridische mogelijkheden binnen en buiten het technologieselectieproces als naar
de keuzes en afwegingen die in andere landen zijn gemaakt – waarbij geldt dat deze
lessen altijd zorgvuldig worden gewogen en vertaald naar de Nederlandse situatie.
Bij het verkennen van de lokalisatiemogelijkheden zoekt het kabinet de balans tussen
– enerzijds – het maximaal betrekken van de Nederlandse industrie, en -anderzijds
– het niet uit het oog verliezen van andere belangrijke overwegingen zoals leveringszekerheid,
de kwaliteit en algehele voortgang van het project.
Internationale samenwerking
Internationale samenwerking vormt een essentiële schakel in de realisatie van de nucleaire
ambities en het versterken van het Nederlandse nucleaire ecosysteem. Nederland kan
leren van andere landen en onderzoeken waar eigen kennis en vaardigheden aanvullend
zijn. Nederland zoekt actief de samenwerking, zowel op Europees niveau als via bi-
en multilaterale trajecten. Hierna wordt een aantal relevante ontwikkelingen uiteengezet.
Actualisatie Nuclear Illustrative Programme (PINC)
De Europese Commissie heeft onlangs een consultatie uitgevoerd voor de actualisatie
van het zogenoemde PINC rapport. Dit rapport geeft een feitelijk overzicht van de
nucleaire ambities binnen de Europese lidstaten en de verwachte investeringsbehoeften
op het gebied van kernenergie. De Nederlandse bijdrage geeft een overzichtelijk overzicht
van de ontwikkelingen en benodigde investeringen binnen de nucleaire sector.
Gezien de hernieuwde aandacht voor kernenergie in Europa, is deze actualisatie bijzonder
relevant. De Nucleaire Alliantie, waarin Nederland samenwerkt met gelijkgezinde lidstaten,
heeft in reactie op de openstelling van de consultatie voor het PINC-rapport de Europese
Commissie via een gezamenlijke brief opgeroepen om de actualisatie als gemeenschappelijke
kennisbasis te gebruiken voor nieuw te ontwikkelen beleid, waarin kernenergie gepositioneerd
wordt in een meer strategische context. In de brief geeft de Nucleaire Alliantie aan
dat kernenergie een steeds belangrijker wordende pijler is voor de Europese klimaatdoelstellingen
en andere strategische doelstellingen als strategische autonomie en energiezekerheid.
Door het strategisch positioneren van kernenergie in nieuw beleid en binnen deze context,
bekrachtigt het de investeringszekerheid die nodig is om de nucleaire sector in Europa
te versterken. Ook Europese fondsen en internationale financiële instellingen als
de Europese Investeringsbank kunnen een rol spelen in het signaleren van investeringszekerheid
en het aantrekken van privaat kapitaal. PINC dient daarmee als een gemeenschappelijke
en feitelijk basis voor nieuw Europees beleid en de rol van kernenergie daarbinnen.
Oprichting Important Project of Common European Interest
Een IPCEI is een Europese tool om publiek-private samenwerking op EU-niveau te stimuleren.
Onder strikte voorwaarden binnen het IPCEI-staatssteunkader kunnen landen staatssteun
verlenen aan hoog-innovatieve en grootschalige innovatie- of infrastructuurprojecten die markt- of transitiefalen,
of geopolitieke afhankelijkheden adresseren en bijdragen aan Europese strategische
doelen. Het gaat om hogere steunplafonds dan onder de reguliere staatssteunregelingen
zoals de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en mogelijkheden projecten
tot een hoger Technology Readiness Level (TRL)-niveau te steunen, namelijk tot en
met First Industrial Deployment.
Nederland heeft zich over het afgelopen jaar actief ingezet binnen een Europese werkgroep
van lidstaten voor de verkenning van een Important Project of Common European Interest (IPCEI) op kernenergie; de zogenaamde identificatiefase. In deze fase heeft het kabinet met
relevante sectorpartijen verkend welke scope van de IPCEI aan zou sluiten bij de behoefte
van de Nederlandse sector. Op 13 april is deze identificatiefase afgerond met een
door 13 lidstaten ondertekende «Endorsement Letter». De voorlopige scope van de IPCEI
innovatieve nucleaire technologieën bevat vijf werksporen: SMRs/AMRs, waarde- en brandstofketen,
radioactieve afvalverwerking, nucleaire fusie en medische isotopen. De volgende fase
– de zogenoemde designfase – zal binnenkort van start gaan. In deze fase wordt de
scope verder uitgewerkt en wordt verkend welke concrete projecten uit de verschillende
lidstaten zich lenen voor een IPCEI. Volgens de huidige planning zal er in het eerste
kwartaal van 2026 door de deelnemende lidstaten een officiële call for interest voor projecten worden uitgezet.
Het kabinet zet zich het komende jaar actief in om de scope zoveel mogelijk in lijn
te brengen met de belangen van de Nederlandse sector. Het kabinet zal daarnaast samen
met de sector verkennen of er mogelijke Nederlandse projecten in aanmerking komen
voor het IPCEI project.
European Spallation Source
De European Spallation Source (ESS) werd in augustus 2015 opgericht als een Europees
Onderzoeksinfrastructuur Consortium (ERIC). Het is een multidisciplinaire, internationale
onderzoeksfaciliteit op het gebied van fundamenteel en toegepast neutronenonderzoek
die momenteel in aanbouw is in Lund, Zweden. De ESS moet neutronenfluxen gaan produceren
waarmee onderzoekers in de toekomst tot op nanoschaal structuren en processen kunnen
bestuderen in de biologie, chemie, materiaalkunde en bijv. datering van kunstwerken.9 Deze technologie geeft mogelijkheden om naar materialen en monsters te kijken die
bijvoorbeeld Röntgen en radiogolven niet bieden. Daarmee kan het ook voor bijvoorbeeld
defensieonderzoek belangrijk zijn.
De motie Koekkoek en Bontenbal verzoekt het kabinet de mogelijkheden te verkennen
om Nederland als deelnemer aan te laten sluiten bij de ESS.10
Uit een verkenning van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijkt dat er vanuit de Nederlandse wetenschap
enige belangstelling is voor een volledig lidmaatschap van het ERIC ESS. Naast een
gevraagde in-kind bijdrage verlangt een volledig lidmaatschap ook een (jaarlijkse)
structurele bijdrage. Vooralsnog is daar echter geen zicht op.11 Ook het MMIP Kernenergie biedt hiervoor geen oplossing, omdat het hierbij om tijdelijke
middelen gaat met een looptijd tot en met 2030.
In de motie constateren de leden Koekkoek en Bontenbal dat het voor het realiseren
van de nucleaire ambities van belang is goed aangesloten te zijn bij internationale
ontwikkelingen. Het kabinet neemt deze boodschap ter harte en ziet dit als een aanmoediging
om zijn inzet op internationale samenwerking (zie toelichting in deze brief) voort
te zetten en waar mogelijk te intensiveren. Hiermee wordt bijgedragen aan de versterking
van het Nederlandse nucleaire ecosysteem.
Nederlands Belgische samenwerking
Op 9 april jl. vond de jaarlijkse Belgische-Nederlandse Nucleaire Conferentie plaats.
Deze editie richtte zich op het versterken van de samenwerking binnen de nucleaire
toeleveringsketen. In het licht van de ambities van beide landen op het gebied van
kernenergie wordt ingezet op het verbinden van de industrie, kennisinstellingen en
overheden. Nederland en België verkennen onder andere gezamenlijke acties op het gebied
van supply chain ontwikkeling, opleiding en opbouw van human capital en de samenwerking tussen branche- en koepelorganisaties. Ook wordt gekeken naar
de mogelijkheid tot het opstellen van een Memorandum of Understanding om deze samenwerking
te formaliseren en verder te structureren.
Verkenning Nederland – Duitse samenwerking
Sinds april 2023 zijn alle Duitse kerncentrales buiten bedrijf gesteld en worden ze
ontmanteld. In de recente verkiezingscampagne in Duitsland ontstond op een gegeven
moment de indruk dat Duitsland mogelijk de kernuitstap terug zou draaien. In het verlengde
daarvan, verzocht de motie van de Leden Erkens en Grinwis het kabinet om de samenwerking
met de nieuwe Duitse regering te zoeken, met name gericht op het openhouden van de
kerncentrales in de grensregio’s.12
Begin mei is de nieuwe Duitse regering onder leiding van Bondskanselier Merz geïnstalleerd.
In het Duitse coalitieakkoord ontbreekt een ambitie om de gesloten kerncentrales te
heropenen of nieuwe kerncentrales te bouwen. Op dit moment heeft het kabinet dus geen
aanwijzing dat het Duitse beleid hierop gewijzigd wordt. Wel heeft de nieuwe Duitse
regering zich tot doel gesteld om de eerste fusiereactor ter wereld in Duitsland te bouwen.
Met deze informatie komt de motie van de leden Erkens en Grinwis in een nieuw daglicht
te staan. Het kabinet ziet op dit moment geen kansen voor samenwerking om kerncentrales
in de grensregio’s open te houden, zoals de motie verzoekt. In gesprekken met de Duitse
regering zal het kabinet scherp blijven op kansen voor samenwerking in brede zin.
Innovatiemissie Frankrijk
In het kader van de uitvoering van het samenwerkingsverband tussen Nederland en Frankrijk,
heeft begin juni een delegatie van circa dertig vertegenwoordigers uit de nucleaire
sector (bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en onderwijsinstellingen) een
bezoek aan Frankrijk gebracht. Het doel van dit bezoek was om het Franse nucleaire
ecosysteem te verkennen en mogelijke bilaterale samenwerking te onderzoeken of te
versterken; bijvoorbeeld op het gebied van de nucleaire waardeketen, onderzoek en
innovatie en om kennis op te halen over de verdere ontwikkeling van het nucleaire
ecosysteem in Nederland.
Tot slot
De toenemende aandacht van kennis- en onderzoeksinstellingen, bedrijven, medeoverheden
en brancheorganisaties laat zien dat de stappen die het kabinet zet op het gebied
van kernenergie breed worden opgepikt. Door het nucleaire ecosysteem in samenhang
met deze plannen te ontwikkelen, benutten we niet alleen de bijdrage van kernenergie
aan een robuust en betrouwbaar energiesysteem, maar ook de economische spin-off die
dit met zich meebrengt.
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
S.Th.M. Hermans
Indieners
-
Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei