Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de meevallerformule en twee moties (Kamerstuk 36672-5 en 6)
36 600 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025
Nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2025
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die de Tweede Kamer heeft gesteld over
de Voorjaarsnota 2025 en de 1ste suppletoire begroting van Financiën (IXB) en Nationale
Schuld (IXA).
Verder ga ik op verzoek van de commissie Financiën van 17 april jl.1, in deze brief in op de interpretatie van de meevallerformule en op twee aangenomen
moties. Ten eerste reageer ik onder het kopje «Meevallerformule» op de motie Van der
Lee en Inge van Dijk2 over de interpretatie van de meevallerformule en de inzet hiervan voor lastenverlichting
en investeringen. Vervolgens ga ik onder het kopje «Begrotingsproces» in op de motie
Van der Lee en Flach3 om tot een extra besluitvormingsmoment te komen.
Meevallerformule
Het kabinet voert het trendmatig begrotingsbeleid en volgt de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord.
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken: «Voorts hanteert het kabinet een meevallerformule
ingeval het feitelijke EMU-saldo langjarig beter is dan een saldo van –1,5% bbp. Eventuele
besluitvorming hierover vindt jaarlijks in het voorjaar plaats.»
Deze tekst houdt in dat de meevallerformule van toepassing is wanneer het EMU-saldo
in de raming langjarig beter uitvalt dan –1,5% bbp, dus niet terugkijkend. Voor de
komende jaren is dit niet het geval. In de Voorjaarsnota 2025 is de meest actuele
raming van het EMU-saldo opgenomen. Hieruit blijkt dat het EMU-saldo in de kabinetsperiode
wordt geraamd tussen de –1,9% bbp en –3,0% bbp. Een discussie over inzet van eventuele
meevallers is op dit moment dan ook niet aan de orde.
Begrotingsproces
Onderdeel van het trendmatig begrotingsbeleid is dat besluiten over de begroting zo
veel mogelijk op een moment in het jaar worden genomen. Dit zorgt voor rust in de
besluitvorming en maakt een integrale afweging mogelijk van alle beleidsopties. De
motie Van der Lee en Flach4 verzoekt het kabinet om een extra besluitvormingsmoment te creëren. Dit past niet
binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Ik onderschrijf het belang van informatie
over de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten gedurende het jaar. Tegelijkertijd
blijft het belangrijk om de besteding van overheidsgeld zorgvuldig en integraal te
wegen, op een vast moment in het jaar en dit niet op verschillende besluitvormingsmomenten
te doen.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën