Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de keuze om de maatregel Structureel maken RVU-drempelvrijstelling (Regeling voor Vervroegd Uittreden) op te nemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 en niet als een zelfstandig wetsvoorstel in het Belastingplanpakket
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 158 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft naar aanleiding van de Fiscale Beleids-en
uitvoeringsagenda1 gevraagd waarom de keuze is gemaakt om de maatregel Structureel maken RVU-drempelvrijstelling (Regeling voor Vervroegd Uittreden) op te nemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 en niet als een zelfstandig wetsvoorstel
in het Belastingplanpakket. Ik zal eerst ingaan op de wijziging van de RVU en daarna
kort toelichten wanneer maatregelen, in algemene zin, in het Belastingplan worden
opgenomen. Tot slot wordt aangegeven waarom het gewenst is om deze maatregel op te
nemen in het Belastingplan 2026.
Bij het Pensioenakkoord van 2019 is de tijdelijke fiscale drempelvrijstelling voor
regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) afgesproken.2 Vanaf 2021 kunnen werknemers drie jaar voor AOW-leeftijd stoppen met werken met een
uitkering gelijk aan de AOW-uitkering zonder dat de werkgever hierover een pseudo-eindheffing
is verschuldigd.3 Tot het bedrag van de RVU-drempelvrijstelling (€ 2.273 per maand in 2025) is een
werkgever geen 52% pseudo-eindheffing verschuldigd over uitkeringen aan een werknemer
met een RVU. Dit is een tijdelijke maatregel tot en met 31 december 2025. In oktober
2024 hebben werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en het kabinet een onderhandelaarsakkoord
bereikt «Gezond naar het pensioen».4 In dat akkoord is onder andere afgesproken dat de tijdelijke RVU-drempelvrijstelling
vanaf 2026 in stand blijft met afspraken over betere gerichtheid en een systematiek
van gezamenlijke monitoring en ijkmomenten. Om de RVU-drempelvrijstelling vanaf 2026
in stand te laten is een wetswijziging nodig met inwerkingtreding per 1 januari 2026.
Het in het Belastingplan 2026 op te nemen voorstel betreft een voortzetting van de
bestaande RVU-drempelvrijstelling, het verhogen van de RVU-drempelvrijstelling met
€ 300 per maand, het stapsgewijs verhogen van het tarief van de pseudo-eindheffing
(het RVU-heffingspercentage voor RVU’s boven de drempelvrijstelling) en het opnemen
van een evaluatie- en monitoringsbepaling. Daarnaast wordt de wettekst van de berekening
van de RVU-drempelvrijstelling technisch verbeterd.5 De omvang van deze maatregelen is qua wetgeving beperkt.
Het kabinet heeft het wetsvoorstel Belastingplan 2026 zoveel mogelijk beperkt tot
noodzakelijke maatregelen. Dit zijn voornamelijk maatregelen waar een wezenlijk budgettair
belang mee gemoeid is of met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar in
werking moeten treden. Dit geldt bijvoorbeeld voor maatregelen die vanwege een politieke
noodzaak of toezegging aan uw Kamer voor 1 januari 2026 in het Staatsblad moeten zijn
opgenomen of voor maatregelen die een budgettaire samenhang kennen met de begroting
voor 2026. Tegelijkertijd biedt het Belastingplan ook een voortvarendheid in het wetgevingsproces
dat wenselijk kan zijn om maatschappelijke problemen, een technische omissie of een
heffingslek met urgentie aan te pakken.
De voorgestelde wijziging van de RVU-drempelvrijstelling rechtvaardigt zowel qua inhoud
als qua omvang niet een zelfstandig wetsvoorstel. Het is echter wel van belang dat
deze maatregel per 1 januari 2026 inwerking treedt en daarom is ervoor gekozen om
deze voorgestelde wijziging in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 op te nemen.
Ik sta achter het voorgestelde pakket Belastingplan 2026 in zijn huidige vorm en de
keuzes die tijdens het samenstellen van het pakket zijn gemaakt. Ik zie op dit moment
geen aanleiding om daar wijzigingen in aan te brengen. Indien er vanuit uw kamer voor
de maatregel Structureel maken RVU-drempelvrijstelling (Regeling voor Vervroegd Uittreden) een expliciete en breed gedragen wens voor een zelfstandig wetsvoorstel binnen het
pakket Belastingplan 2026 wordt uitgesproken ben ik bereid om dit in overweging te
nemen.
De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën