Brief regering : Blauwtong en overige zaken diergezondheid
30 669 Dierziekte blauwtong
28 286
Dierenwelzijn
Nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2025
Op 20 december jl. heb ik de Tweede Kamer voor het laatst geïnformeerd over de blauwtongsituatie
in Nederland (Kamerstuk 28 286, nr. 1376). Met deze brief informeer ik de Kamer omtrent de huidige stand van zaken en relevante
ontwikkelingen voor het komende seizoen. Daarnaast informeer ik de Kamer over de ziekte
Epizootic Haemorragic Disease (EHD), de pilot vaccinatie vogelgriep, het verplichte bioveiligheidsplan voor de
pluimveesector en los ik een toezegging in omtrent het Kennis op Maat project «Kennisverspreiding
natuurlijke middelen».
Blauwtong: stand van zaken en onderzoeken
De afgelopen maanden is, behoudens enkele oude besmettingen met blauwtongvirus (BTV),
geen actieve virusverspreiding aangetoond. De verwachting is dat BTV-3, en mogelijk
ook BTV-12, in 2025 opnieuw zal gaan circuleren. De activiteit van de knutten is in
de winter en het vroege voorjaar laag. De knuttenactiviteit zal vanaf mei weer toenemen,
waarna de kans op nieuwe infecties toeneemt.
Om een beeld te krijgen bij de besmettingen van afgelopen jaar en om de verwachtingen
en handelingsperspectief voor houders voor komend jaar helder te krijgen, heb ik enkele
onderzoeken laten uitvoeren. In het commissiedebat zoönosen en dierziekten van 6 februari
dit jaar heb ik toegezegd om de Kamer te informeren over deze onderzoeken (TZ202502-149)
(Kamerstuk 29 683, nr. 304). In deze brief doe ik die toezegging af.
De Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) heeft gekeken naar de impact van BTV-3
op runderen en kleine herkauwers. Daarbij is ook gekeken naar het effect van vaccinatie.
Tevens is door Royal GD en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) een analyse gemaakt
van het verloop van BTV-12 besmettingen op enkele bedrijven.
De informatie uit deze onderzoeken laat zien dat vaccinatie nuttig is. Ik hoop dat
de resultaten houders helpen in het nemen van het besluit tot vaccinatie dit jaar.
Impact BTV-3
Royal GD heeft voor zowel schapen en geiten als voor runderen de sterfte als gevolg
van BTV-3 onderzocht. De rapporten treft u aan als bijlage bij deze brief. Ze zijn
ook beschikbaar op de website van Royal GD1.
In 2024 hebben meer schapen en geiten een besmetting met BTV-3 doorgemaakt dan in
2023. Het virus is gedurende een langere periode actief verspreid en over een groter
deel van Nederland. Daarmee hebben ook meer bedrijven een besmetting gezien dan in
2023. Het aantal dode schapen in 2024 bedroeg ruim 65.000 meer vergeleken met de jaren
2020–2022 (zonder blauwtong). In 2023 was dit ruim 55.000 dieren meer dan in 2020–2022.
Op bedrijfsniveau werd in 2024 bij volwassen dieren echter minder sterfte gezien dan
in 2023. Dit komt doordat BTV in 2024 over heel Nederland was verspreid en meer bedrijven
besmetting kenden. Bij schapenlammeren was de sterfte vergelijkbaar in beide jaren.
In het voorjaar van 2024 zijn Nederlandse melkveebedrijven via de tankmelk onderzocht
op de aanwezigheid van antistoffen tegen blauwtongvirus. Op 64 procent van de melkveebedrijven
was daarbij aanwijzing voor besmetting met BTV vanuit de epidemie in 2023. In 2024
zijn wederom op veel rundveebedrijven besmettingen met BTV opgetreden. Op melkveebedrijven
zijn ruim 13.500 runderen meer gestorven dan in dezelfde periode zonder blauwtong
in 2020–2022. In 2023 was dit ruim 9.500 dieren. Op niet-melk leverende bedrijven
bleef de impact van BTV op sterfte in 2024 beperkt en gingen ongeveer 350 volwassen
runderen en 271 stuks jongvee meer dood, ten opzichte van de periode van 2020–2022.
Effect vaccinatie tegen BTV-3
In het onderzoek heeft Royal GD ook gekeken naar het effect van vaccinatie tegen BTV-3
voor zowel schapen als runderen. Correcte en tijdige vaccinatie heeft in 2024 significant
bijgedragen aan het verlagen van de impact van BTV-3 bij volwassen schapen en runderen.
Op bedrijfsniveau was de sterfte op volledig gevaccineerde bedrijven lager dan in
2023, hoewel niet alle sterfte door BTV-3 is voorkomen. In 2024 was de sterfte bij
volwassen gevaccineerde schapen 3,3 keer hoger ten opzichte van de jaren 2020–2022
(geen blauwtong). Op bedrijven waar niet gevaccineerd is, was de sterfte 5,1 keer
hoger. Voor lammeren was de sterfte respectievelijk 2,9 keer (gevaccineerd) en 3,6 keer
(niet gevaccineerd) hoger dan de jaren 2020–2022. Hoewel nog altijd sterfte voorkomt,
laten de resultaten zien dat vaccinatie bij schapen effectief is om de impact van
BTV-3 te beperken.
Op correct en tijdig gevaccineerde melkveebedrijven werd in 2024 nog een licht verhoogde
rundersterfte waargenomen, maar was de sterfte bij het jongvee en de kalveren niet
meer verhoogd ten opzichte van blauwtongvrije jaren. Melkveebedrijven die hebben gevaccineerd
én waar in het voorjaar van 2024 in de tankmelk een hoog niveau antistoffen tegen
BTV is aangetoond (> 50% van de dieren besmet geweest in 2023) hadden in 2024 geen
verhoogde sterfte meer.
Van niet melkleverende bedrijven (jongvee-opfok, kleinschalig en vleesvee) was beperkt
informatie beschikbaar waardoor geen statistische analyse naar het effect van vaccinatie
mogelijk was.
Het onderzoek laat zien dat vaccinatie van toegevoegde waarde is op zowel bedrijfs-
als populatieniveau. Hoewel individuele dieren nog ziek werden en er nog altijd hogere
sterfte is dan in blauwtongvrije jaren, geven de bevindingen hoop voor de komende
jaren. Het is dus van belang om te blijven vaccineren wanneer houders de impact van
BTV-3 willen beperken.
BTV-12
Op 11 oktober 2024 werd BTV-12 voor het eerst in Nederland aangetoond. WBVR heeft
hierna een retrospectieve screening uitgevoerd. Daaruit bleek dat op drie schapenbedrijven
en negen rundveebedrijven ook besmettingen met BTV-12 hadden plaatsgevonden. Op tien
van deze bedrijven is nader onderzoek gedaan naar de mate van verspreiding en de ziekteverschijnselen.
Het rapport van dit onderzoek vindt u als bijlage bij deze brief.
Het onderzoek laat zien dat slechts een beperkt aantal dieren per bedrijf was besmet
met BTV-12, wat een aanwijzing is dat dit serotype niet sterk heeft gespreid in de
omgeving. Daarnaast waren acht van de tien bedrijven ook besmet met BTV-3, waardoor
het niet mogelijk was om klinische verschijnselen ten gevolge van BTV-12 te onderscheiden
van die van de BTV-3 besmettingen. Tegen BTV-12 is geen vaccin beschikbaar.
Verwachting 2025
Het verloop van een epidemie in de toekomst laat zich altijd lastig voorspellen, maar
het is, gezien de omvang van de besmettingen in 2024, aannemelijk dat ook in 2025
besmettingen met BTV-3 zullen optreden. Voor BTV-12 is het erg onzeker en zullen de
verplichte meldingen van besmettingen en de monitoring hier antwoord op moeten geven.
Aangezien BTV-3 in 2024 veel bedrijven en dieren heeft besmet, zal de seroprevalentie
(het voorkomen van antistoffen) in 2025 op een hoger niveau liggen dan in 2024. De
combinatie van deze hoge seroprevalentie met blijvende vaccinatie in 2025 kan een
goed uitgangspunt zijn voor bescherming tegen ziekteverschijnselen en minder sterfte
door BTV-3 infecties. Ook heeft vaccinatie invloed op de mate van verspreiding van
het virus.
Om ziekte en sterfte ook in 2025 zoveel als mogelijk te beperken is het van belang
dieren tijdig, dus voor het volgende knuttenseizoen, en volgens de bijsluiter te vaccineren.
Dit blijft echter een besluit van de houder zelf. Het betreft een categorie C-ziekte
volgens de EU-diergezondheidsverordening (Vo(EU)2016/429). De rol voor de overheid
bij vaccinatie is daarmee beperkt, zolang er geen bestrijdingsprogramma gericht op
herkrijgen van de vrijstatus loopt. De blauwtongsituatie in Nederland en de rest van
de EU geeft aanleiding om te verwachten dat bestrijden om te proberen volledig vrij
te worden niet opportuun is. Vaccineren is wél nuttig om ziekte en sterfte te voorkomen.
Er is vaccin beschikbaar en elke houder kan zelf, of samen met de dierenarts, overwegen
of vaccinatie voor zijn of haar situatie het beste is. De uitkomsten van de onderzoeken
laten zien wat het effect is van vaccinatie. Houders hebben alle informatie om zelf
de afweging te maken.
Markttoelating BTV-3 vaccins
In het voorjaar van 2024 zijn drie BTV-3 vaccins «toegestaan voor gebruik» op basis
van artikel 110 van de Europese diergeneesmiddelenverordening (Vo (EU)2019/6). Deze
verordening geeft lidstaten de ruimte om nationaal het gebruik van een vaccin toe
te staan op eigen voorwaarden, indien er geen andere vaccins voor de betreffende dierziekte
zijn toegelaten. Eind januari van dit jaar heeft het Europees geneesmiddelenbureau
(EMA) een positief advies gegeven voor de toelating van twee van deze drie vaccins
en op 20 februari heeft de Europese Commissie het advies overgenomen de officiële
Europese toelating verleend. Deze EU-toelating betekent dat alle goedkeuringen voor
gebruik op basis van art. 110 komen te vervallen. Vanaf 20 februari geldt een overgangstermijn
van 90 dagen. Reeds ingekochte vaccins zonder officiële toelating kunnen worden gebruikt
tot uiterlijk 20 mei 2025.
Voor het derde vaccin is op 3 april door het Bureau Diergeneesmiddelen van het agentschap
College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) een positief besluit genomen, de officiële
toelating is op 9 april verleend.
Meldplicht en monitoring blauwtong
Blauwtong is een meldingsplichtige dierziekte, veehouders en dierenartsen moeten vermoedens
van een besmetting melden bij de NVWA. Daarnaast bestaat een Europese verplichting
om te monitoren op de verspreiding van BTV en eventuele nieuwe serotypen (zoals BTV-12
afgelopen jaar) te detecteren.
In 2023 en 2024 hebben houders bloedmonsters kunnen insturen als onderdeel van de
meldplicht. Daarnaast bestond ook de mogelijkheid tot het doen van klinische meldingen
via telefonisch contact of de website van de NVWA. Op deze manier werd de verspreiding
van BTV-3 over Nederland gemonitord. In de huidige situatie, waarin BTV-3 in heel
Nederland voorkomt, geven uitslagen van bloedonderzoek geen aanvullende informatie
meer over de verspreiding. Daarnaast is het bloedonderzoek een grote kostenpost voor
het diergezondheidsfonds (DGF). Het betreft verdenkingsdiagnostiek, waarbij de kosten
ten laste komen van het sectordeel van het DGF. Om deze kosten te drukken en tegelijk
te voldoen aan de meldingsplicht én Europese monitoringsverplichting wordt het beleid
per 1 juli 2025 gewijzigd.
Meldplicht
Houders die verschijnselen van blauwtong waarnemen bij hun dieren moeten dit melden
bij de NVWA. Tot 1 juli kan dit nog op de gebruikelijke wijze via het inzendformulier
van WBVR2, waarbij maximaal 3 bloedmonsters kunnen worden ingestuurd, of rechtstreeks bij de
NVWA. Ná 1 juli kan het enkel nog telefonisch of via het online formulier op de website
van NVWA3. Insturen van bloedmonsters voor verdenkingsdiagnostiek kan dan niet meer. Door de
wijze van melden pas na 1 juli te wijzigen kan in bloedmonsters actief bepaald worden
wanneer de eerste BTV-3 besmettingen van 2025 optreden. Dit is interessant voor veehouders,
en tegelijk nodig om vast te stellen of blauwtong (BTV-3 en BTV-12) inderdaad terugkeert.
In 2024 werden voor 1 juli al de eerste nieuwe besmettingen vastgesteld.
Bij de meldingen na 1 juli wordt houders gevraagd aanvullende informatie, zoals verschijnselen
en vaccinatiestatus, te registreren. De NVWA kan op basis van deze gegevens inschatten
of aanvullende diagnostiek naar andere serotypen of andere dierziekten nodig is. Wanneer
houders voor zichzelf willen weten of sprake is van blauwtong staat het hen vrij om
bloedmonsters in te sturen voor diagnostiek. De kosten zijn in dat geval voor de houder
zelf. Deze vereenvoudigde wijze van melden geeft op een kostenefficiënte wijze invulling
aan de meldplicht en draagt bij aan de monitoring.
Monitoring
Naast het beeld uit de meldingen is aanvullende monitoring nodig om eventuele nieuwe
BTV-serotypen, zoals BTV-12, te detecteren. Royal GD is aangewezen voor het uitvoeren
van de blauwtongmonitoring. Ik heb GD daarom opdracht gegeven om, samen met WBVR,
een monitoringsprogramma op te stellen. Dit programma wordt, conform afspraken met
sectoren in het DGF-convenant, mede gefinancierd door houders van runderen en kleine
herkauwers. De doelstellingen en uiteindelijke vorm van de monitoring zal ik in samenspraak
met de sectoren vaststellen.
Epizootic Haemorragic Disease (EHD)
EHD wordt veroorzaakt door een virus dat, net zoals het blauwtongvirus, wordt overgedragen
door knutten. EHD veroorzaakt met name ziekte bij herten en runderen en kan ook tot
sterfte leiden. Kleine herkauwers kunnen wel besmet worden en spelen daardoor een
rol in de ziekteverspreiding, maar vertonen geen of nauwelijks ziekteverschijnselen.
Er zijn grote overeenkomsten in de verschijnselen van EHD- en BTV-infecties bij runderen.
EHD is in de EU-diergezondheidsverordening (Vo (EU)2016/429) geclassificeerd als categorie D,
wat betekent dat er op grond van EU-regelgeving extra beperkingen gelden voor de verplaatsing
van dieren om verspreiding naar andere lidstaten te voorkomen. Voor EHD geldt een
meldingsplicht, er is geen bestrijdingsplicht.
In 2022 werd EHD voor het eerst in Italië en Spanje aangetoond. Sindsdien heeft het
virus zich verder noordwaarts verspreid tot halverwege Frankrijk. Ik vind het belangrijk
om waakzaam te zijn op introductie van EHD in Nederland. Daartoe is het belangrijk
dat houders verdenkingen melden bij de NVWA. Daarnaast bespreek ik met de sector op
welke wijze EHD ook in het monitoringsprogramma voor blauwtong kan worden meegenomen.
Vaccinatie is ook bij EHD het belangrijkste instrument om ziekteverschijnselen en
verdere verspreiding te voorkomen. Op 31 januari 2025 heb ik een vaccin tegen EHD
toegestaan voor gebruik, volgens dezelfde artikel 110 procedure als eerder bij blauwtongvaccins.
Dat heb ik gedaan op basis van een positieve beoordeling van het Bureau Diergeneesmiddelen
van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en de Commissie toelating
diergeneesmiddelen. Deze partijen hebben het vaccin beoordeeld op werkzaamheid en
veiligheid. Ik heb sectoren gewezen op de mogelijkheid van vaccinatie. Het is aan
de houders zelf om, in overleg met hun dierenarts, te bepalen of zij hun dieren laten
vaccineren of niet.
Pilot vaccinatie vogelgriep
In het kader van het intensiveringsplan preventie vogelgriep werk ik stapsgewijs toe
naar grootschalige vaccinatie van gehouden pluimvee tegen vogelgriep. Onderdeel van
dit stappenplan is de pilot vaccinatie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 306). Op 10 maart jl. is deze pilot gestart met de vaccinatie van eendagskuikens op een
broederij. Het doel van de pilot is enerzijds om ervaring op te doen met vaccinatie
en de implementatie van het surveillanceprogramma en anderzijds te kijken wat de effecten
van vaccinatie op commerciële bedrijven zijn op de handel. De eieren worden uitsluitend
in Nederland afgezet. Het gebruikte vaccin is door het Europees geneesmiddelenbureau
EMA beoordeeld en er is een Europese toelating voor het vaccin. EMA heeft aangegeven
dat het vaccin veilig is voor dier en mens. Eieren van gevaccineerde kippen kunnen
zonder risico worden geconsumeerd.
Na ruim twee jaar voorbereiding is de pilot een feit. De vaccinatie van de kuikens
en het toezicht daarop zijn goed verlopen en handelspartners hebben tot nu toe geen
negatieve reacties gegeven. Met deze vaccinatie kunnen we ervaring opdoen zodat we
in de toekomst de risico’s van een vogelgriepbesmetting voor de dier- en volksgezondheid
kunnen verlagen omdat het aantal uitbraken naar verwachting lager wordt. Op basis
van de eerste resultaten van de pilot zet ik samen met de sector vervolgstappen richting
grootschalige vaccinatie van pluimvee tegen vogelgriep. Ik blijf me daarbij nationaal
en internationaal inzetten om het draagvlak voor vaccinatie tegen vogelgriep te vergroten
om zo de kans op uitbraken en de gevolgen ervan te verkleinen.
Verplicht bioveiligheidsplan pluimveesector
In het intensiveringsplan preventie vogelgriep is aangekondigd te komen tot een verplicht
bioveiligheidsplan voor de commerciële pluimveesector, op basis van de hygiënescan
van brancheorganisatie AVINED. Een goede bioveiligheid is belangrijk om de kans op
de insleep en verspreiding van dierziekten en zoönosen, waaronder vogelgriep, te verkleinen.
De regeling is gepubliceerd en is van kracht vanaf 1 april 20254. Pluimveehouders moeten voor 31 december dit jaar een plan hebben opgesteld met hun
dierenarts. Met het bioveiligheidsplan wordt de aandacht voor dit thema voor zowel
de pluimveehouder als de dierenarts in de toekomst doorlopend en structureel geborgd.
Kennis op Maat project «Kennisverspreiding natuurlijke middelen»
In het commissiedebat zoönosen en dierziekten van 6 februari dit jaar heb ik toegezegd
om de resultaten van het Kennis op Maat project «Kennisverspreiding natuurlijke middelen»
met de Kamer te delen (TZ202502-153). Via deze brief doe ik deze toezegging af. Het
project is afgerond in 2023 en heeft geleid tot verschillende publicaties, zowel wetenschappelijk
als meer gericht op de praktijk, zoals lesmateriaal voor MBO en HBO en stalboekjes
voor dierhouders en dierenartsen. Het zijn teveel publicaties om als bijlagen mee
te kunnen sturen. Op de website www.natuurlijke-middelen-veehouderij.nl is een overzicht vindbaar van de publicaties vanuit dit project.
Tot slot
Door de aanwezigheid van BTV in Nederland en de dreiging van EHD in Europa wordt het
belang benadrukt van voortdurende waakzaamheid en samenwerking tussen veehouders,
dierenartsen en de overheid om de gezondheid van de Nederlandse veestapel te waarborgen.
Ik vind het belangrijk om de sector met deze brief alle informatie te verschaffen
die nodig is om zich voor te kunnen bereiden voor het knuttenseizoen van 2025. Ik
heb daarover nauw contact met de sector.
Ik blijf de situatie in Nederland en de rest van Europa monitoren en zal de Kamer
indien daar aanleiding voor is opnieuw informeren.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur