Brief regering : Rectificatie van de brief toezegging, gedaan tijdens het commissiedebat Wet open Overheid van 20 maart 2025, over een casus waaruit blijkt dat er wel degelijk beleid is op het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaarschriften indien geen voorlopige voorziening is ingediend
32 802 Toepassing van de Wet open overheid
Nr. 110
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2025
Op 20 maart 2025 vond het commissiedebat plaats met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninksrijksrelates over de Wet open overheid (Woo). In dat debat deed Minister
Uitermark van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van een casus
van de NVWA die het lid Van der Plas (BBB) tijdens het commissiedebat Woo inbracht
de toezegging (TZ202503-095) om met mij te overleggen en de Kamer vóór het meireces
van 2025 te informeren. In deze brief geef ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor
de NVWA invulling aan deze toezegging.
De vragen van het lid Van der Plas hebben betrekking op de beantwoording van de kamervragen
van lid Pierik (BBB) over uitzonderingsgronden op basis van het Verdrag van Aarhus,
die beantwoord zijn op 19 maart.1 Specifiek gaat het om het antwoord op vraag 15, waarin staat dat de NVWA geen beleid
hanteert dat derde-belanghebbenden niet-ontvankelijk zijn in een bezwaar tegen een
Woo-besluit wanneer er geen voorlopige voorziening is ingediend. Mw. Van der Plas
haalde tijdens het commissiedebat over de Woo een casus aan waaruit zou blijken dat
er wel degelijk beleid is op het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaarschriften
indien geen voorlopige voorziening is ingediend.
Allereerst wil ik aangeven dat het belangrijk is dat burgers en bedrijven bezwaar
kunnen maken tegen openbaarmaking van gegevens die op hen betrekking hebben. De NVWA
beoordeelt elk ontvangen bezwaar individueel, waarbij rekening wordt gehouden met
de geldende wet- en regelgeving, alsook de meest actuele jurisprudentie. Onderdeel
van deze wetgeving is dan ook de mogelijkheid die de Algemene wet bestuursrecht biedt
om een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen om de gevolgen van een besluit
op te kunnen schorten. De hoofdregel in het bestuursrecht is dat alleen een bezwaar
indienen geen opschortende werking heeft, waardoor documenten worden verstrekt tijdens
de behandeling van het bezwaar. Om dit te voorkomen kan de derde-belanghebbende een
verzoek om voorlopige voorziening indienen gedurende de bezwaarprocedure, ten aanzien
van de documenten die op de derde-belanghebbende betrekking hebben. Gedurende de behandeling
van deze procedure bij de rechter wordt de openbaarmaking van de documenten opgeschort.
Dit betekent echter niet dat een bezwaar van een derde-belanghebbende die geen voorlopige
voorziening heeft ingediend daarmee niet-ontvankelijk is. De NVWA hanteert ook geen
dergelijk beleid.
Dit blijkt ook uit de in vraag 15 genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 januari
2023. In deze uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat, ondanks dat er geen verzoek
om een voorlopige voorziening was ingediend en de documenten feitelijk aan de Wob-verzoeker
verstrekt waren, er wel degelijk procesbelang aanwezig kan zijn bij de behandeling
van het onderliggende bezwaar.
Zoals hierboven reeds aangegeven, beoordeelt de NVWA ieder bezwaar individueel en
wordt daarbij onder meer gekeken naar het al dan niet aanwezig zijn van het procesbelang.
Ik benadruk nogmaals dat geen sprake is van beleid dat zou inhouden dat alle bezwaren
van derdebelanghebbenden die geen voorlopige voorziening hebben ingediend, niet-ontvankelijk
worden verklaard.
Met deze toelichting hoop ik u voldoende geïnformeerd te hebben.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur