Brief regering : Reactie op de motie van het lid Boomsma over de mogelijkheden in kaart brengen om van 5 mei een officiële nationale feestdag te maken (Kamerstuk 36600-XV-23)
36 600 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025
Nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Op 3 december 2024 heeft uw Kamer een motie van het lid Boomsma aanvaard.1 In de motie wordt de regering verzocht om vóór het meireces de mogelijkheden in kaart
te brengen om van 5 mei een officiële nationale feestdag te maken om onze vrijheid
te vieren. Hierbij reageer ik op deze motie.
Het belang van Bevrijdingsdag
Het kabinet vindt het van groot belang dat er op Bevrijdingsdag (5 mei) wordt stilgestaan
bij de waarden van vrijheid en democratie en dat we op een laagdrempelige wijze kunnen
vieren dat we in Nederland in vrijheid leven. Daarom wil ik sociale partners vragen
om een jaarlijkse vrije dag op 5 mei onder de aandacht te blijven brengen bij decentrale
cao-partijen. Om ook in de toekomst het vieren van onze vrijheid op Bevrijdingsdag
te waarborgen, zet het kabinet zich in om tot een breed gedragen toekomstvisie voor
5 mei te komen. Onder coördinatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport is het kabinet hierover in gesprek met belanghebbenden. De Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal uw Kamer informeren over de contouren van
de toekomstvisie op 5 mei.
De «status» van Bevrijdingsdag
Graag verduidelijk ik de «status» van Bevrijdingsdag. Bij Besluit van 24 september
1990 is 5 mei aangewezen als nationale feestdag.2 Net zoals dat geldt voor andere feestdagen (zoals Koningsdag, Nieuwjaarsdag en beide
Kerstdagen) betekent dit niet dat werknemers dan ook vrij zijn. Al dan niet werken
op feestdagen is niet bij wet geregeld. Afspraken daarover dienen te worden gemaakt
in cao-verband of per bedrijf. Dit tegen de achtergrond van het gegeven dat in een
aantal sectoren sowieso gewerkt dient te worden. Voorbeelden zijn de zorgsector, openbaar
vervoer en beveiliging. Daarnaast zijn er (delen van) sectoren waarin juist vanwege
het speciale karakter van dergelijke dagen wordt gewerkt, bijvoorbeeld de evenementenbranche,
horeca, detailhandel, culturele instellingen en het toerisme. Een eenduidige wettelijke
regeling over vrij zijn op (nationale) feestdagen kan niet inspelen op het gewenste
maatwerk dat hierbij nodig is.
Ontwikkelingen rond 5 mei als vrije dag
Al sinds 1959 geldt de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid aan de decentrale
cao-partijen om werknemers in de lustrumjaren op 5 mei vrijaf te geven met behoud
van loon, mits de werkomstandigheden zich daar niet tegen verzetten en het bedrijfsbelang
niet wordt geschaad.
In 2019 heeft het toenmalige kabinet zich uitgesproken voor een vrije dag op 5 mei.
Op verzoek van de toenmalige Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Stichting van de Arbeid deze «oproep»
om van 5 mei een jaarlijkse vrije dag te maken, onder de aandacht van de decentrale
cao-partijen gebracht. Bij hen ligt immers de verantwoordelijkheid om aan deze oproep
gehoor te geven. De toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft uw Kamer hierover geïnformeerd.3 Zij heeft daarbij het voornemen geuit om de ontwikkelingen ten aanzien van 5 mei
in toekomstige cao’s te volgen. Wat dit laatste betreft kan ik u laten weten dat sprake
is van een positieve ontwikkeling. In 2022 had 27 procent van de werknemers jaarlijks
vrij op 5 mei.4 In 2024 bedroeg dit percentage 34 procent.5
Verder kan ik uw Kamer melden dat de Stichting van de Arbeid op 11 februari dit jaar
de oproep van het kabinet uit 2019 om van 5 mei een jaarlijkse vrije dag voor iedereen
te laten zijn opnieuw onder de aandacht van de decentrale cao-partijen heeft gebracht.
Tot slot
Ik hoop uw Kamer met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de status van
5 mei als nationale feestdag en de systematiek volgens welke wordt bepaald of 5 mei
en andere feestdagen een vrije dag zijn.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid