Brief regering : Onderzoeksrapporten om tot passende ondersteuning van leerlingen en studenten in de klas te komen
31 497 Passend onderwijs
27 923
Werken in het onderwijs
Nr. 496
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2025
Iedere leerling en student verdient het om goed onderwijs te krijgen. Elke leerling
die van school komt moet goed kunnen lezen, schrijven, rekenen en weten hoe we met
elkaar omgaan in Nederland.
Sommige leerlingen en studenten hebben meer ondersteuning nodig om het beste uit zichzelf
te halen. Scholen bieden daarom (extra) ondersteuning aan leerlingen en studenten
die dit nodig hebben, zoals extra hulp aan kinderen of jongeren met leer- of gedragsproblemen.
Dit vraagt iets van leraren, scholen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs.
De afgelopen periode zijn in het kader van het versterken van de basis van passend
onderwijs twee onderzoeken uitgevoerd en afgerond die ik hierbij, mede namens de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, aan uw Kamer aanbied. Het gaat om de volgende
rapporten:
• Het rapport «Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering
bij passend en meer inclusief onderwijs».
• Het onderzoek «Sneller en Beter» over het sneller toekennen van extra ondersteuning
door samenwerkingsverbanden, een uitwerking van de motie van de leden Kwint (SP) en
Westerveld (GroenLinks-PvdA).1
Met deze brief wordt u geïnformeerd over een aantal stappen die we – aanvullend op
de lerarenstrategie2 – zetten als het gaat om de toerusting en ondersteuning van leraren gericht op passend
onderwijs. Ook wordt uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek hoe ondersteuningsaanvragen
sneller kunnen worden toegekend door samenwerkingsverbanden naar aanleiding van de
motie Kwint (SP)/Westerveld (GL-PvdA).
Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering bij passend
en meer inclusief onderwijs
Om goed onderwijs te kunnen geven moeten leraren goed worden voorbereid en ondersteund.
In de laatste brief over de lerarenstrategie heb ik uw Kamer geïnformeerd over de
voortgang op de acties die we in hebben gezet om te zorgen voor voldoende en (blijvend)
goed opgeleid personeel.3 Ook het Nationaal Groeifondsproject Aanpak Professionalisering van Leraren (hierna:
NAPL) is dit jaar gestart. Het doel is om landelijke kaders voor de professionalisering
van leraren te ontwikkelen. Daarnaast werken we aan het wetsvoorstel Strategisch personeelsbeleid
en arbeidsmarktmaatregelen. Dit wetsvoorstel stimuleert modern en toekomstgericht
werkgeverschap in het funderend onderwijs en draagt bij aan beter toegeruste leraren
en daarmee aan de aantrekkelijkheid van het beroep.
Het onderzoek «Behoeften bij leraren en docenten aan ondersteuning en professionalisering
bij passend en meer inclusief onderwijs» van het onderzoeksconsortium ResearchNed,
KBA Nijmegen en Expertisecentrum Nederland is uitgevoerd onder meer dan 2.000 leraren
binnen het primair, voortgezet en gespecialiseerd onderwijs (hierna: po, vo en go)
en docenten in het mbo. Het onderzoek laat zien dat veel leraren onvoldoende ondersteuning
ervaren om leerlingen met een (extra)ondersteuningsbehoefte goed te begeleiden en
te ondersteunen en een hoge druk ervaren om voor alle leerlingen en studenten in de
klas goed onderwijs te verzorgen. Ook komt in het onderzoek naar voren dat als er
geen ondersteuning is om de leerling met een ondersteuningsbehoefte (met name op het
gebied van gedragsproblematiek) goed te begeleiden, leraren nauwelijks toekomen aan
hun onderwijstaken.
1. Een doorgaande ontwikkelingslijn voor leraren
Uit het onderzoek blijkt dat de meeste leraren meer aandacht willen voor passend onderwijs,
zowel tijdens de opleiding als in de begeleiding van de startende leerkracht en de
verdere professionalisering van leraren daarna. Het is dus belangrijk dat studenten
tijdens de lerarenopleiding voldoende kennismaken met leerlingen met verschillende
type ondersteuningsbehoeftes. Dit ga ik bespreken in het Opleidingsberaad Leraren,
waarin afspraken worden gemaakt over de inhoud van de lerarenopleidingen. Hierbij
agendeer ik ook het aanbod aan (hoog)begaafden zoals uw Kamer is toegezegd in het
commissiedebat over leraren van januari 2025.4 Voor de zomer van 2025 informeer ik u via de brief Lerarenstrategie over de vervolgstappen
die het Opleidingsberaad Leraren naar aanleiding van de bespreking gaat zetten.
Ik vind het belangrijk dat er meer mogelijkheden komen voor studenten om stage te
kunnen lopen in het gespecialiseerd onderwijs (hierna: go). Zo kunnen zij oriënteren
op het go, waardoor ze wellicht vaker kiezen om hier na hun opleiding te gaan werken.
Zo verkleinen we het lerarentekort in het go. Hiermee zorgen we er ook voor dat leraren
zich beter voor kunnen bereiden op het lesgeven aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeftes.
In de praktijk wordt dit nu vaak niet mogelijk gemaakt, terwijl hier geen wettelijke
belemmeringen zijn. Ik ga de hogescholen oproepen eventuele barrières weg te nemen
en hier samen met de onderwijsregio’s en in overleg met de go-scholen zoveel mogelijk
regionaal werk van te maken.
Verdere professionalisering van leraren
Het versterken van de professionalisering van leraren is en blijft cruciaal om het
onderwijs toekomstbestendig te maken en het beroep aantrekkelijk te houden. Daarbij
ligt er een opgave voor alle schoolbesturen om leraren en docenten een goede kennisbasis
te bieden. Hiervoor is een lange termijn visie en een strategische inbedding van opleiding
en training op het gebied van passend onderwijs noodzakelijk. Het wetsvoorstel strategisch
personeelsbeleid stelt minimumvoorwaarden waaraan dit personeelsbeleid moet voldoen.
Daarnaast wordt de specialistische kennis die nodig is voor het bieden van effectief
passend onderwijs ook meegenomen in de uitwerking van de ontwikkelpaden binnen het
NAPL.
Voor het mbo geldt het bieden van een goede kennisbasis zowel op het niveau van de
instelling, als op het niveau van de onderwijsteams. Het is daarnaast essentieel dat
elk onderwijsteam beschikt over specifieke expertise op het gebied van (extra) ondersteuning
van studenten of dat deze laagdrempelig voor het onderwijsteam beschikbaar is. Het
is een belangrijke verantwoordelijkheid van de instellingsbesturen om te sturen op
de kennisbasis en beschikbaarheid van voldoende laagdrempelige expertise voor elk
onderwijsteam binnen de instelling. De komende periode wordt verkend welke vervolgstappen
voor het passend onderwijs in het mbo nog nodig zijn. Uw Kamer wordt hierover in het
najaar van 2025 geïnformeerd door de Minister van OCW.
2. Meer ondersteuning voor leraren nodig in de klas
Leraren geven aan dat de behoefte aan ondersteuning toeneemt. Het type benodigde ondersteuning
verschilt wel sterk per sector: van een ondersteuner in de klas (basisonderwijs) tot
een plek om leerlingen of studenten tijdelijk op te kunnen vangen of ondersteuning
van een zorgcoördinator buiten de klas (vo en mbo).
Een multidisciplinair schoolteam
In het po en vo wil ik de komende periode toewerken naar een multidisciplinair schoolteam
in en rondom elke school. Het multidisciplinair team heeft de gezamenlijke opdracht
om de leerling de ondersteuning te bieden die nodig is om het onderwijs goed te kunnen
volgen en het maximale uit zichzelf te halen. En zorgt ervoor dat de leraar zich kan
richten op zijn kerntaak: het lesgeven. Onder een multidisciplinair team verstaan
we een team dat naast de schoolleider, de leraren en onderwijsondersteunend personeel
ook bestaat uit bijvoorbeeld de brugfunctionaris, medewerkers van jeugdhulp, wijkteams
en zo nodig zorgpersoneel. Het team bestaat daarmee uit verschillende disciplines,
functies en expertises. De brugfunctionaris doet dit nu bijvoorbeeld al door het leggen
van contacten met partijen buiten de school en zorgt zo voor de juiste ondersteuning
voor de leerling. De nadere invulling van dit multidisciplinair team werk ik de komende
periode, samen met onder andere het AOb, CNV, de sectorraden en met VWS, verder uit.
Ik leg daarbij ook de verbinding met de Hervormingsagenda Jeugd.
Ondersteuning in het mbo
In het mbo is het noodzakelijk dat docenten weten welke ondersteuning in de school
beschikbaar is en hoe die ondersteuning toegankelijk is voor studenten. Vanuit het
Actieplan Voortijdig Schoolverlaters wordt «hulp in de school» de norm en verkennen
we met de MBO Raad, NRTO en VNG welke basisinfrastructuur van externe partners rondom
de school nodig is om goede ondersteuning te kunnen bieden en de samenwerking tussen
onderwijs en jeugdzorg te verbeteren. Wat ons betreft zou dit ook een aanleiding kunnen
zijn om (opnieuw) binnen de instelling en binnen onderwijsteams het gesprek te voeren
over de organisatie van de ondersteuning. Daarnaast worden diverse gesprekken met
veldpartijen gevoerd (MBO Raad, JOBmbo, Iederin, BVMBO, Kennispunt MBO Passend Onderwijs
etc.), waarin studenten en een aantal colleges van bestuur van mbo-instellingen samen
bespreken welke vervolgstappen nog nodig zijn om de organisatie van de ondersteuning
op mbo-instellingen verder te verbeteren. In het najaar van 2025 wordt uw Kamer hierover
geïnformeerd.
In de brief over de lerarenstrategie heeft u ook het onderzoek naar administratieve
lasten voor docenten in het mbo ontvangen.5 Onder meer het maken van ondersteuningsafspraken met studenten wordt genoemd als
een component die leidt tot administratieve last. In het voorjaar komt de Minister
van OCW met een beleidsreactie op dit onderzoek en de bevindingen.
Snellere toekenning van extra ondersteuning
Uw Kamer heeft in 2023 een motie van de leden Kwint (SP) en Westerveld (GroenLinks-PvdA)
aangenomen waarin verzocht wordt om in samenwerking met samenwerkingsverbanden te
onderzoeken hoe ondersteuningsaanvragen sneller kunnen worden toegekend en om in één
of meerdere samenwerkingsverbanden een proef te starten met directe toekenning van
ondersteuning.6
Op basis van de motie hebben Sardes en SEO Economisch Onderzoek het onderzoek «Sneller
en beter» uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er veel variatie en maatwerk bestaat
bij het inrichten van de toekenningsprocedures voor extra ondersteuning vanaf het
moment dat samenwerkingsverbanden betrokken worden.
De gemiddelde doorlooptijd van samenwerkingsverbanden voor het afhandelen van een
aanvraag voor extra ondersteuning is op dit moment ruim drie weken. Het gaat dan om
de periode van het indienen van de aanvraag tot het nemen van het besluit over de
toekenning van extra ondersteuning. Dit is een gemiddelde en is ook afhankelijk van
de inrichting en interne procedures van het samenwerkingsverband. Het onderzoek laat
ook zien dat in de situaties waarin de procedure bij het samenwerkingsverband langer
duurt dan de gemiddelde drie weken het gaat om complexere casuïstiek.
Ondanks de relatief beperkte gemiddelde termijn van drie weken laat het onderzoek
zien dat er verbeteringen mogelijk zijn voor het sneller aanvragen van extra ondersteuning
in alle fasen. Juist omdat het totale proces van alle fasen langer duurt dan de gemiddelde
drie weken en voor leerlingen en ouders vooral de totale duur belangrijk is. Vaak
is er voorafgaand aan de aanvraag al sprake van een ingewikkelde en/of complexe situatie,
en een snelle oplossing is dan gewenst.
Zo wordt onder andere geadviseerd dat scholen het samenwerkingsverband vroegtijdig
betrekken bij een aanvraag voor extra ondersteuning. Bovendien kunnen scholen eigen
interne werkprocessen rond de ondersteuningsaanvragen optimaliseren en toekenningsprocessen
versnellen door vaker en gerichter te overleggen met samenwerkingsverbanden. Daarnaast
is het opbouwen en onderhouden van goede relaties met ouders cruciaal. Dit draagt
bij aan effectieve samenwerking en (een gevoel van) gedeelde verantwoordelijkheid,
wat het toekenningsproces versnelt. Aan samenwerkingsverbanden wordt geadviseerd de
toekenningsprocedure te expliciteren en documenteren en een maximale tijdsduur te
formuleren.
Over deze aanbevelingen ben ik in gesprek met de PO-Raad en VO-raad en met het Overkoepelend
Netwerk Samenwerkingsverbanden (hierna: ONSwv). ONSwv geeft aan de aanbevelingen serieus
op te pakken. ONSwv gaat de samenwerkingsverbanden nadrukkelijk vragen een maximumtermijn
van vier weken voor het afhandelen van de aanvraag vast te leggen in het ondersteuningsplan
en deze termijn te handhaven, ook als er sprake is van een complexe situatie. Daarnaast
vraagt ONSwv samenwerkingsverbanden de aanvraagprocedure eenduidig te communiceren
naar schoolbesturen, ouders en leerlingen. Samenwerkingsverbanden wordt gevraagd periodiek
overleg te organiseren over de werkwijze van ondersteuningstoewijzing, de mogelijkheden
te onderzoeken om schoolbesturen zelf middelen voor extra ondersteuning te laten toekennen
en te onderzoeken hoe de aanvraagprocedure versneld kan worden met adviezen uit het
rapport. ONSwv blijft de komende tijd het landelijk beeld van de doorlooptijden voor
de aanvraag van extra ondersteuning monitoren. Ik vind het belangrijk dat de PO-Raad
en VO-raad betrokken worden bij de uitwerking. Tegelijkertijd roep ik PO-Raad en VO-raad
op om ook aan de slag te gaan met de aanbevelingen en ik ga hierover verder met hen
in gesprek.
Ik heb er vertrouwen in dat met de acties die door de (vertegenwoordigers van) scholen
en samenwerkingsverbanden worden genomen naar aanleiding van dit onderzoek, wij er
samen voor zorgen dat ondersteuning nog sneller dan nu beschikbaar komt voor de leerling.
Het is belangrijk dat ouders en leerlingen in het gehele proces goed betrokken zijn.
Gezien deze acties en omdat uit het onderzoek blijkt dat de periode voor het afhandelen
van aanvragen al beperkt is, betekent dit wat mij betreft dat een proef op dit moment
geen meerwaarde heeft. De ontwikkelingen worden de komende periode gemonitord, via
de doelstellingenmonitor passend onderwijs en in samenwerking met ONSwv en hierover
informeer ik uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage passend onderwijs.
Tot slot
Het komende jaar wordt uw Kamer op verschillende manieren geïnformeerd over de voortgang
op passend onderwijs in het funderend onderwijs en het mbo:
• Tegelijkertijd met deze brief ontvangt uw Kamer de voortgangsrapportage passend onderwijs
voor het funderend onderwijs;
• In het voorjaar van 2025 ontvangt uw Kamer ook een brief over de onderzoeken Wetsevaluatie
kwaliteit vso en de ex ante beleidsevaluatie van de toelaatbaarheidsverklaring systematiek;
• Voor de zomer van 2025 ontvangt uw Kamer een brief over de Lerarenstrategie waarin
de uitkomsten van het Opleidingsberaad Leraren in relatie tot het onderzoek over toerusting
en ondersteuning worden toegelicht;
• In het najaar van 2025 ontvangt uw Kamer van Minister van OCW een brief over het vervolg
van de Verbeteragenda passend onderwijs in het mbo, die eind 2025 afloopt.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap