Brief regering : Toezegging woonhuisbeveiliging decentrale bestuurders en Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW)
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 286
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2025
Hierbij stuur ik u, zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat Integriteit Openbaar
Bestuur van 12 maart jl. (TZ202503–036), een terugkoppeling van het gesprek dat heeft
plaatsgevonden met onder andere het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB).
In dit gesprek is de vraag van het lid Van Waveren (NSC) aan bod gekomen in hoeverre
de voorwaarde van het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) voor bestuurders in de praktijk
knelpunten oplevert. Het PKVW is een voorwaarde om op basis van de Regeling rechtspositie
decentrale politieke ambtsdragers («de Regeling»)1 een vergoeding van de geadviseerde beveiligingsmaatregelen te krijgen. De Regeling
is per 1 januari 2024 ingegaan met de afspraak om haar in 2026 te evalueren.
Bij dit gesprek waren ook het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)
en de Beveiligingsautoriteit (BVA) van mijn ministerie aanwezig. In het gesprek zijn
mogelijke oplossingen besproken voor de knelpunten waar bestuurders in de praktijk
tegenaan lopen met betrekking tot het PKVW.
Huidige situatie en doel Politiekeurmerk Veilig Wonen
Sinds 1 januari 2024 kunnen decentrale bestuurders op basis van de Regeling een beveiligingsadvies
op maat krijgen. Dit advies wordt opgesteld door adviseurs van het CCV, die de woning
bezoeken en een gesprek voeren met de bestuurder (en diens eventuele partner). Op
basis van deze scan en een risicoanalyse worden specifieke beveiligingsmaatregelen
geadviseerd, die de werkgever (gemeente, provincie of waterschap) van de bestuurder
moet treffen en bekostigen.
Om voor vergoeding van de beveiligingsmaatregelen op basis van Regeling in aanmerking
te komen, moet het huis van de bestuurder voldoen aan het PKVW (tenzij niet redelijkerwijs
kan worden gevergd dat door de decentrale bestuurder aan deze eis wordt voldaan).
Het PKVW is een keurmerk voor woningen die voldoen aan eisen op het gebied van inbraakpreventie
en sociale veiligheid. Deze woningen hebben bijvoorbeeld goed hang- en sluitwerk en
buitenverlichting, om te voorkomen dat kwaadwillenden makkelijk de woning kunnen binnendringen.
Bestuurders zijn er zelf verantwoordelijk voor dat hun woning aan het PKVW voldoet,
omdat zij net als ieder ander een basisverantwoordelijkheid hebben voor hun eigen
veiligheid.
Naast de eigen verantwoordelijkheid draagt de werkgever een verantwoordelijkheid om
te voorkomen dat de veiligheid van bestuurders in gevaar komt ten gevolge van hun
ambt. Deze werkgeversverantwoordelijkheid van provincies, gemeenten en waterschappen
voor de veiligheid van hun bestuurders is geformaliseerd met de Regeling preventieve
beveiligingsmaatregelen. Deze stelt de werkgever immers verantwoordelijk voor het
treffen en bekostigen van veiligheidsmaatregelen voor hun bestuurders. Indien deze
maatregelen ontoereikend zijn ten opzichte van de dreiging, komt de rijksoverheid
in beeld voor aanvullende beschermingsmaatregelen.
Knelpunten
Er is gesproken over de volgende drie knelpunten die het PKVW in de praktijk kan opleveren
voor bestuurders bij het gebruik van de Regeling:
1. de noodzakelijke investeringen voor een PKVW-certificaat staan soms niet in verhouding
tot de geadviseerde beveiligingsmaatregelen vanuit de Regeling, waardoor decentrale
bestuurders afzien van het gebruik ervan;
2. de nadruk van PKVW ligt met name op inbraakbeveiliging, maar hier ligt niet altijd
de grootste zorg bij bestuurders;
3. nieuwbouwwoningen jonger dan twee jaar voldoen volgens het bouwbesluit aan het keurmerk
maar hebben formeel geen certificaat.
Mogelijke oplossingen
De getrapte verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid blijft het uitgangspunt.
Bestuurders hebben immers een eigen verantwoordelijkheid voor hun persoonlijke veiligheid,
naast die van de werkgever en de rijksoverheid. De PKVW-voorwaarde is een uniforme
manier om invulling te geven aan deze eigen verantwoordelijkheid. Er zijn ook andere
manieren om dat te doen, maar de PKVW-voorwaarde kan niet zomaar geschrapt worden
zonder de regeling hierop aan te passen. Samen met het NGB, het CCV en de BVA zal
ik eventuele alternatieven voor het PKVW verkennen. Deze zullen meegenomen worden
in de evaluatie van de Regeling, die voor 2026 gepland stond. Afgesproken is om het
evaluatieonderzoek naar de Regeling naar voren te halen, zodat deze al eerder kan
worden aangepast wanneer dat nodig mocht zijn op basis van de uitkomsten.
Ook is de afspraak gemaakt dat voor woningen die reeds andere vergelijkbare veiligheidskeurmerken
hebben, niet alsnog een PKVW hoeft te worden aangevraagd om in aanmerking te komen
voor de werkgeversmaatregelen binnen de Regeling. Bovendien hoeft voor nieuwbouwwoningen
jonger dan twee jaar niet alsnog een PKVW-certificaat te worden verkregen, omdat deze
volgens het Bouwbesluit al aan dit keurmerk moeten voldoen. Deze afspraken worden
inmiddels al toegepast door het CCV en de BVA.
Samen met het NGB, het CCV en de BVA houd ik actief een vinger aan de pols bij de
uitvoering en blijf ik mij inzetten voor de veiligheid van decentrale bestuurders.
Hiermee beschouw ik de toezegging aan het lid Van Waveren als afgedaan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties