Brief regering : Waterstof- en elektrisch vliegen
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1228
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2025
Tijdens het commissiedebat Luchtvaart op 24 oktober 2024 vroeg lid Bamenga om een
overzicht van belemmeringen en randvoorwaarden voor elektrisch vliegen1. Op 17 december 2024 is daarnaast de motie2 De Groot/Bamenga aangenomen. Hierin wordt verzocht de nieuwe modaliteit elektrisch
vliegen een plek te geven in luchtruim- en infrastructuurbeslissingen, te komen met
faciliterend beleid en belemmeringen weg te nemen in samenwerking met sectorpartijen.
Met deze brief kom ik mijn toezegging na en licht ik toe welke stappen gezet zijn
en nog nodig zijn. Ik geef hiermee ook invulling aan de motie De Groot/Bamenga.
Ambitie en visie
Nederland is een klein land met een open samenleving en een internationaal georiënteerde
economie, met veel internationaal actieve bedrijven en handel. Goede internationale
verbondenheid is daarvoor cruciaal, zowel voor mens als economie. Luchtvaart speelt
hierin een belangrijke rol. In de hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 zet het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in op het slim benutten van alle
vervoerwijzen: de juiste mobiliteit op de juiste plaats en tijd. Daarbij moet het
mobiliteitssysteem passen binnen de kaders voor een veilige, gezonde en schone leefomgeving.
Op deze manier kijkt IenW ook naar de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor de
luchtvaart. IenW ziet daarbij grote kansen voor zowel waterstof- als elektrisch vliegen.
Deze technologieën worden ook vaak gecombineerd, bijvoorbeeld door elektrisch te vliegen
met behulp van een waterstofbrandstofcel, die waterstof omzet in elektriciteit.
Waterstof- en elektrische vliegtuigen, bieden kansen om de luchtvaart schoner en stiller
te maken. Ongeveer 75% van de vluchten vanaf Schiphol vindt plaats op routes tot 2.000
kilometer3. Een aanzienlijk deel hiervan zou in de toekomst vervangen kunnen worden door waterstof-
of elektrische vliegtuigen.
De technologie ontwikkelt zich snel, maar commerciële toepassingen zijn vooralsnog
beperkt door de kleine actieradius en beperkte passagierscapaciteit. Technologische innovaties zijn daarom belangrijk. Hoe en wanneer de markt
zich precies ontwikkelt, is op dit moment nog onzeker. IenW houdt de ontwikkelingen
daarom nauwlettend in de gaten en ondersteunt waar mogelijk.
Zoals in de Innovatiestrategie Luchtvaart4 staat omschreven streeft IenW naar een eerste vlucht in 2030 zonder CO2-uitstoot en zo min mogelijk stikstof, fijnstof en geluid, voor minimaal 9 passagiers.
In 2040 wil IenW dit voor een toestel met minimaal 40 personen bereiken en in 2050
is de ambitie om alle korte vluchten tot 500 kilometer vervangen te hebben.
Randvoorwaarden
Onderzoek5,
6,
7,
8 toont aan dat aan verschillende voorwaarden moet worden voldaan om waterstof/elektrisch
vliegen mogelijk te maken. Hierna worden de voorwaarden waaraan moet worden voldaan
beschreven, en de inzet van IenW om dit te ondersteunen en faciliteren.
Technologieontwikkeling
Nederland speelt een sterke rol in de ontwikkeling van waterstof- en elektrische vliegtuigen,
dankzij expertise in onder meer lichte materialen, nieuwe aandrijftechnologieën en
thermoplasten. De elektrische Pipistrel9 is al beschikbaar in Nederland, waarmee ervaring wordt opgedaan met elektrisch vliegen.
Tegelijkertijd wordt, veelal in internationaal verband, gewerkt aan grotere toestellen.
Nederlandse bedrijven dragen hier ook aan bij. Dit biedt economische kansen.
Binnen het nationaal groeifondsproject Luchtvaart in Transitie (LiT) werken Nederlandse
bedrijven samen aan de ontwikkeling van waterstof en waterstof-elektrische vliegtuigen,
zoals Fokker Next Gen en Conscious Aerospace. Naast LiT werken ook verschillende Nederlandse
bedrijven aan het ontwikkelen batterij-elektrische vliegtuigen, zoals Elysian en Vaeridion.
Deze sterke positie van Nederland is ook aanleiding geweest voor Airbus om de Airbus
Tech Hub in Nederland te openen, met als doel het lokale ecosysteem te stimuleren
om baanbrekend onderzoek, technologie en innovatie op het gebied van lucht- en ruimtevaart
te realiseren.
Vanuit IenW faciliteren we deze technologieontwikkeling, onder meer via het nationaal
groeifondsproject LiT, maar ook door andere randvoorwaarden in te vullen zoals hieronder
verder wordt toegelicht.
Test- en experimenteerruimte
Nieuwe technologieën moeten ook kunnen worden getest en gedemonstreerd. Nederland
biedt hier al mogelijkheden voor. Dit gaat nu nog via het verlenen van ontheffingen
op grond van de Wet luchtvaart.
Er wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving die een normenkader vaststelt voor luchtvaartuigen
die worden gebruikt om te testen en experimenteren. Hiervoor wordt voorgesteld om
de Wet luchtvaart aan te passen en een zogenoemde vliegvergunning («permit to fly») in te voeren. Dit maakt het mogelijk om test- en experimenteervluchten uit te voeren,
zonder dat daar ontheffingen voor nodig zijn. De verdere uitwerking wordt vastgelegd
in lagere regelgeving.
In overleg met de ILT wordt gewerkt aan kaders om experimentele vluchten met specifiek
waterstof- en/of elektrische technologie te faciliteren. Deze kaders creëren een veilige
testomgeving waarin innovatieve technologieën kunnen worden geëvalueerd en geoptimaliseerd
voor toekomstige commerciële toepassingen.
Ook werkt IenW samen met de European Union Aviation Safety Agency (EASA). EASA certificeert
binnen Europa de toekomstige waterstof- en elektrische vliegtuigen. Experimentele
vluchten helpen EASA de grootste risico’s te identificeren en certificatie-eisen op
te stellen, waardoor toekomstige certificeringsprocessen gemakkelijker doorlopen kunnen
worden.
Wet- en regelgeving
Wet- en regelgeving binnen het luchtvaartdomein is complex en veelal internationaal
bepaald. IenW analyseert momenteel welke wet- en regelgeving allemaal in beeld komt
bij het testen, experimenteren en het commercieel opschalen van waterstof- en elektrische
vliegtuigen. Wet- en regelgeving kan daarnaast ook helpen om marktontwikkeling te
stimuleren. Een eerste inventarisatie is opgenomen in het onderzoek naar het verduurzamingspad
voor General Aviation en Business Aviation, dat in juni 2024 naar de Kamer is gestuurd10. De analyse van de wet- en regelgeving zal dit jaar met de Kamer worden gedeeld.
Laad- en tankinfrastructuur en netcongestie
In de motie van de Leden De Groot/Bamenga wordt verzocht om elektrisch vliegen een
goede plaats te geven in toekomstige infrastructuurbeslissingen. Voor de introductie
van zowel waterstof- als elektrische vliegtuigen op Nederlandse luchthavens is laad-
en tankinfrastructuur nodig. Het is aan luchthavens om de benodigde infrastructuur
aan te leggen. IenW kijkt naar mogelijkheden voor ondersteuning van deze infrastructuurbeslissingen
(zie financiering) en stelt conform de Europese Verordening betreffende infrastructuur voor alternatieve
brandstoffen (AFIR) een nationaal beleidskader op.
Daarnaast werkt IenW aan de randvoorwaarden om deze infrastructuuraanpassingen mogelijk
te maken. Zo vereist de energievraag voor het laden van elektrische vliegtuigen op
veel luchthavens verzwaring van de aansluitingen op het elektriciteitsnet. Netcongestie
is hierbij een beperkende factor. IenW agendeert de toekomstige energievraag vanuit
luchtvaart bij de betrokken partijen en is aangesloten bij het landelijk MIEK-proces
(Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat).
Opschaling en samenwerking
Om te komen tot een systeemverandering is samenwerking vanuit het gehele luchtvaartecosysteem
nodig. In Nederland zijn diverse samenwerkingsverbanden en initiatieven. Zo neemt
IenW bijvoorbeeld deel aan de Duurzame Luchtvaarttafel. Dit is een platform waar sector-,
overheids- en kennisinstellingen samenwerken aan het realiseren van doelen uit het
Akkoord Duurzame Luchtvaart11 en het uitwisselen van kennis.
IenW werkt ook mee aan concrete initiatieven die bijdragen aan de doelen zoals gesteld
in de Luchtvaartnota 205012 en de Innovatiestrategie Luchtvaart. Een voorbeeld hiervan zijn de initiatieven van
zowel Rotterdam The Hague Airport (RTHA) als KLM, die aankondigen in de komende jaren
demonstratievluchten te willen uitvoeren met de waterstof-elektrische aandrijving
van ZeroAvia. IenW draagt hieraan bij door het bij elkaar brengen van de juiste partijen
en het stimuleren van kennisuitwisseling.
IenW werkt ook samen met omringende landen om elektrisch vliegen mogelijk te maken.
IenW neemt bijvoorbeeld deel aan de werkgroep «elektrisch vliegen» vanuit de Benelux landen, samen met de Duitse deelstaat Noordrijn Westfalen. Op 27 februari
2025 is vanuit deze werkgroep een non-paper13 overhandigd aan de Europese Commissie, waarin het belang van Europese samenwerking
en een sterk beleidskader worden benadrukt. Het doel is om samen aan concrete projecten
te gaan werken.
Luchtruim
In de motie van de Leden De Groot/Bamenga wordt verzocht om elektrische vliegtuigen
een goede plek te geven in het luchtruim. Zowel waterstof- als elektrische toestellen
hebben andere specifieke eigenschappen dan conventionele vliegtuigen, zoals lagere
vlieghoogtes en een zwaarder landingsgewicht. Naar verwachting betreft dit kleinere
toestellen die ingezet worden op kortere vliegroutes. Dit alles is afhankelijk van
de marktontwikkeling. De effecten in relatie tot het luchtruim moeten verder onderzocht
worden. Dit is als kennisvraag opgenomen in de Kennisagenda (zie kopje «kennisontwikkeling en -deling»).
Kennisontwikkeling en -deling
Om tot ontwikkeling en opschaling van waterstof- en elektrische vliegtuigen te komen
is kennisontwikkeling en -deling van essentieel belang. Partijen als NLR, TU Delft
en de universiteit van Twente doen veel onderzoek naar waterstof- en elektrisch vliegen.
Ook zijn er vanuit de sector leernetwerken opgezet zoals «Power Up». Dit is een gezamenlijke
leeromgeving voor luchthavens om kennis op te doen over de haalbaarheid, potentie
en afhandeling van elektrische vluchten.
Het Ministerie van IenW heeft daarnaast een Kennisagenda Luchtvaart opgesteld. In
deze kennisagenda zijn vragen opgenomen die relevant zijn voor beleid en toezichthouder.
Deze is onlangs naar de Kamer gestuurd14. Hierin zijn ook kennisvragen opgenomen die gericht zijn op de ontwikkeling van waterstof-
en elektrische vliegtuigen.
Daarnaast organiseert IenW vanaf dit jaar regelmatig informatiesessies over de beleidsaanpak
rondom waterstof- en elektrisch vliegen, die onder meer bedoeld zijn om kennis uit
te wisselen met de sector.
Human Capital
De luchtvaartsector kampt met een tekort aan vliegtuigtechnici, luchtvaartingenieurs
en onderzoekers. Deze uitdaging zal alleen maar groter worden met de komst van nieuwe
technologieën. Het is daarom van belang om nieuw talent aan te trekken en huidig personeel
bij te scholen. Hoewel IenW niet direct invloed heeft op de vormgeving van het onderwijs,
is er binnen het groeifondsproject LiT een deelproject «Human Capital Agenda» dat zich richt op het voorbereiden van de arbeidsmarkt op de overgang naar een duurzamere
luchtvaartsector door het waarborgen van voldoende en goed opgeleid personeel met
kennis van technologie en innovatie.
Financiering
Zowel Nederland als andere landen investeren in deze technologieën. Via het nationaal
groeifondsproject LiT investeert Nederland € 383 miljoen in de ontwikkeling en toepassing
van waterstoftechnologie in de luchtvaart. Vanuit de luchtvaartsector wordt een gelijksoortig
bedrag geïnvesteerd.
LiT ondersteunt echter niet alle technologieën waar de Nederlandse sector aan werkt;
zo is batterij-elektrisch vliegen geen onderdeel van het programma. Er zijn daarnaast
ook andere investeringen nodig om waterstof- en elektrisch vliegen te implementeren
en op te schalen. Denk bijvoorbeeld aan het realiseren van laad- en tankinfrastructuur,
het aantrekken- en opleiden van technici en piloten en de aankoop van deze nieuwe
toestellen.
Daar waar mogelijk ondersteunt IenW bij het vinden van financiering, bijvoorbeeld
door hulp te bieden bij het aanvragen van Europese subsidies.
Conclusie
IenW ziet waterstof- en elektrisch vliegen als oplossingen om de luchtvaart schoner
en stiller te maken en ziet daarbij ook kansen voor Nederlandse bedrijven. IenW werkt
daarom op verschillende manieren, binnen de bestaande budgetten, aan het creëren van
de juiste randvoorwaarden om waterstof- en elektrische vliegtuigen te kunnen faciliteren.
IenW zet stappen om belemmeringen weg te nemen en zorgt ervoor dat vliegtuigen met
deze nieuwe technologieën een goede plek krijgen in het luchtruim en toekomstige infrastructuurbeslissingen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat