Brief regering : F-16 videobeelden Hawija en missie-archivering
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 989
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2025
Op 27 maart jl. informeerde ik uw Kamer over de vondst van videobeelden gemaakt vanuit
                  een Nederlandse F-16, de ochtend na de wapeninzet tegen een ISIS-autobommenfabriek
                  in Hawija in de nacht van 2 op 3 juni 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 986). Op 31 maart jl. bezocht de commissie Sorgdrager het Ministerie van Defensie om
                  de gevonden F-16 videobeelden te bekijken. Op 2 april jl. heeft de commissie mij per
                  brief geïnformeerd over haar appreciatie van de videobeelden. Deze brief heb ik op
                  3 april jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 27 925, nr. 987). Op 3 april jl. deed de vaste commissie voor Defensie het verzoek om vóór het komende
                  meireces een tijdlijn te overleggen van al mijn relevante handelingen en overwegingen
                  inzake de videobeelden.
               
In deze brief informeer ik uw Kamer over de invulling van de aangekondigde onderzoeken,
                  en over een extra onderzoek waartoe ik heb besloten. Daarnaast reageer ik, voor zover
                  mogelijk, op de door Commissie Sorgdrager bij brief van 2 april jl. aangescherpte
                  conclusies uit het Rapport Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija. Ten slotte geef
                  in deze brief, in reactie op het verzoek van uw Kamer, de tijdlijn weer van al mijn
                  relevante handelingen en overwegingen inzake de videobeelden.
               
Met deze brief geef ik invulling aan de verzoeken van de vaste commissie voor Defensie1, beide ontvangen op 3 april jl., om over deze aspecten informatie te ontvangen.
Invulling aangekondigde onderzoeken
In mijn brief van 27 maart jl. kondigde ik drie onderzoeken aan. Naar aanleiding van
                  de reactie van de commissie Sorgdrager heb ik tevens besloten tot een vierde onderzoek.
               
1) Intern onderzoek/feitenrelaas naar vondst videobeelden:
Om te verklaren waarom de videobeelden nu pas zijn getraceerd, heb ik intern onderzoek
                        aangekondigd. Ik zal dit beperken tot het opstellen van een feitenrelaas, omdat ik
                        het wenselijk vind dat een onafhankelijke partij uiteindelijk de feiten vaststelt.
                     
2) Onderzoek door externe en onafhankelijke onderzoekscommissie naar vondst videobeelden:
Een externe en onafhankelijke onderzoekscommissie kan voorts snel starten met objectief
                        onderzoek. Ik zal de onderzoekscommissie vragen te onderzoeken wat er met de videobeelden
                        is gebeurd na het maken ervan, de feiten te reconstrueren en op basis daarvan een
                        oordeel te vellen en conclusies te trekken. Bij dit onderzoek wordt ook het intern
                        memorandum «Onderzoek CIVCAS melding 2 juni 2015 «VBIED Facility»» van 30 juni 2016
                        betrokken, dat destijds werd opgesteld voor de Commandant der Strijdkrachten, waarover
                        de Commissie oordeelt dat het een onjuiste beoordeling gaf van de impact van de luchtaanval.
                        Ik heb dhr. Harm Brouwer bereid gevonden dit onderzoek te leiden. De Commissie Sorgdrager
                        zal in het kader van de precisering van de onderzoeksopdracht worden geconsulteerd.
                     
3) Extern en onafhankelijk onderzoek IO&E naar missie-gerelateerde archivering:
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E) zal algemeen onderzoek doen naar
                        de huidige stand van de missie-gerelateerde archivering bij Defensie en welke maatregelen
                        noodzakelijk zijn om de nodige verbeteringen te realiseren.
                     
4) Intern onderzoek naar handelen detachementscommandant:
Aanvullend op deze onderzoeken, heb ik naar aanleiding van de reactie van de commissie
                        Sorgdrager tevens besloten tot een extra intern onderzoek naar het handelen van de
                        toenmalige detachementscommandant. Omdat de Commissie in haar reactie stelt dat de
                        detachementscommandant het vermoeden van burgerslachtoffers naar waarheid in het After
                        Action Report (AAR) had moeten invullen, wordt hier door de Commissie een oordeel
                        gegeven over het handelen van een militair. Om dit handelen op zorgvuldige wijze te
                        kunnen beoordelen, zal op basis van relevante interne regelgeving, via medezeggenschap
                        tot stand gekomen, een intern onderzoek naar het handelen van de betreffende militair
                        in dit geval plaatsvinden. Hierbij zullen onafhankelijke externen worden betrokken.
                        Dit onderzoek moet tot een oordeel komen of het handelen al dan niet strijdig was
                        met de geldende regels.
                     
Uw Kamer ontvangt vóór het zomerreces een stand van zaken van deze onderzoeken.
Adviezen en suggesties Commissie Sorgdrager
De Commissie Sorgdrager gaat in haar brief ook in op de door mij aangekondigde onderzoeken.
                  Allereerst is de Commissie van mening dat het externe en onafhankelijke onderzoek
                  naar de videobeelden zich ook moet buigen over de vraag wat er met de beelden is gebeurd
                  na het maken van de videobeelden. Dit zal worden opgenomen in de onderzoeksopdracht.
               
Daarnaast acht de Commissie het verstandig dat de instantie die het onderzoek uitvoert
                  de bevoegdheid heeft om een aantal betrokken militairen onder ede te horen. Aan dit
                  laatste kan ik geen gehoor geven. Onder ede horen is enkel mogelijk in het kader van
                  een strafrechtelijk onderzoek of door een daartoe bevoegde instantie zoals de Onderzoeksraad
                  voor Veiligheid (OvV) of de Tweede Kamer. Van de OvV is bekend dat, op basis van de
                  Rijkswet op de OvV, voorvallen in een situatie van oorlog of gewapend conflict of
                  tijdens een operatie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde
                  zijn uitgesloten van onderzoek. Dit heeft de OvV in 2020 aan Defensie kenbaar gemaakt
                  in het kader van de uitvoering van de motie-Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 714). Hier is de Kamer destijds over geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 724). Deze week heeft de voorzitter van de OvV aan Defensie herbevestigd dat zij dit
                  onderzoek niet kan uitvoeren.
               
Ondanks dat onder ede horen niet mogelijk is, rust er op iedere Defensie-ambtenaar
                  wel de verplichting om medewerking te verlenen aan interne en externe onderzoeken.
                  Een betrokkene in een intern onderzoek heeft de verplichting om daaraan mee te werken
                  en naar waarheid te verklaren. De weigering om openheid van zaken te geven in een
                  situatie waarin gerechtvaardigde twijfel is gerezen aan zijn integriteit/betrouwbaarheid
                  kwalificeert als (ernstig) plichtsverzuim.
               
Ten slotte adviseert de Commissie nadrukkelijk om de videobeelden openbaar te delen
                  met de Kamer. Aan dat advies kom ik volledig tegemoet. Na afloop van de technische
                  briefing op 16 april as. worden de videobeelden van de vlucht op 3 juni 2015 openbaar
                  ter beschikking gesteld.
               
Naar aanleiding van dit advies heb ik de rubricering van alle relevante videobeelden
                  opnieuw laten beoordelen. Op mijn verzoek kan 1 video die inzoomt op de aanval worden
                  getoond tijdens de technische briefing, in dit uitzonderlijke geval – en onder deze
                  bijzondere omstandigheden. Wanneer de operationele gegevens verwijderd zijn, is het
                  risico voldoende gemitigeerd dat dit inzicht zou bieden in de wijze van optreden van
                  F16’s. Dit wapensysteem is nog bij diverse partnerlanden in gebruik. De andere video
                  die uitzoomt op de aanval kan niet worden getoond, omdat die te veel inzicht biedt
                  in de wijze van optreden. In de genoemde briefing zal een technische duiding bij deze
                  videobeelden worden gegeven.
               
Aangescherpte conclusies Rapport Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija
Nadat de Commissie de gevonden videobeelden had bekeken, heeft de Commissie bij brief
                  van 2 april jl. aangegeven dat de hoofdconclusie van het onderzoeksrapport ongewijzigd
                  blijft, en dat de Commissie een aantal van de deelconclusies heeft aangescherpt. Ik
                  dank de Commissie voor deze aangescherpte conclusies en de adviezen voor nader onderzoek.
               
Ten eerste trekt de Commissie een aanvullende conclusie ten aanzien van het After
                  Action Report (AAR), namelijk dat de detachementscommandant naar waarheid een vermoeden
                  van burgerslachtoffers in het AAR had moeten invullen. Hierop heb ik besloten om intern
                  onderzoek te laten doen naar het handelen van de detachementscommandant. Het Openbaar
                  Ministerie (OM) is hierover geïnformeerd. Het OM heeft aangegeven dat het thans zelf
                  geen aanleiding ziet tot het instellen van een onderzoek naar het handelen van de
                  toenmalig detachementscommandant en dat zij kan instemmen met een intern onderzoek
                  door Defensie.
               
Ten tweede concludeert de Commissie dat, als het AAR naar waarheid was ingevuld, het
                  OM direct een onderzoek had ingesteld. Zoals ik in mijn brief van 3 april jl. heb
                  aangegeven, heb ik het OM over deze conclusie geïnformeerd. Het OM heeft bij brief
                  van 3 april jl. verzocht om de beelden verstrekt te krijgen. Deze beelden zijn inmiddels
                  aan het OM ter beschikking gesteld. Mocht in het interne onderzoek naar het handelen
                  van de detachementscommandant een vermoeden ontstaan van een strafbaar feit, dan wordt
                  het OM geïnformeerd en wordt het interne onderzoek stopgezet.
               
Ten derde concludeert de Commissie dat het intern memorandum «Onderzoek CIVCAS melding
                  2 juni 2015 «VBIED Facility»» van 30 juni 20162, dat destijds werd opgesteld voor de Commandant Der Strijdkrachten, «een onjuiste
                  weergave geeft van de impact van de aanval en de onjuiste beschrijving van de detachementscommandant
                  overneemt in plaats van zich te baseren op videobeelden (...)». De Commissie oordeelt
                  daarop dat «het Ministerie van Defensie een onjuiste beoordeling heeft gegeven van
                  de impact van het bombardement». Dit oordeel wordt betrokken bij het externe en onafhankelijke
                  onderzoek naar de videobeelden. De vraag wat er precies met de videobeelden is gebeurd,
                  en dus ook wanneer dit is bekeken en beoordeeld, is onderwerp van het externe onderzoek
                  naar de videobeelden.
               
Ten vierde oordeelt de Commissie dat Defensie onvoldoende heeft meegewerkt om op deze
                  punten tot waarheidsvinding te komen. Ook oordeelt de Commissie dat Defensie de Commissie
                  onjuist heeft geïnformeerd over het bestaan van de videobeelden. De Commissie schrijft
                  dat ze niet op deze korte termijn heeft kunnen achterhalen of hier sprake is van bewust
                  of onbewust handelen. Het is pijnlijk dat deze videobeelden pas na het verschijnen
                  van het rapport zijn aangetroffen en met de Commissie zijn gedeeld. Hiervoor heb ik
                  reeds mijn verontschuldigingen aangeboden aan de Commissie. Het externe en onafhankelijke
                  onderzoek moet duidelijk maken wat er precies met de beelden is gebeurd, en hoe het
                  heeft kunnen gebeuren dat de Commissie onjuist is geïnformeerd.
               
Relevante handelingen en overwegingen
In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie om een tijdlijn te
                  overleggen van al mijn relevante handelingen en overwegingen inzake de videobeelden,
                  kan ik u als volgt informeren.
               
– Op 14 januari jl. ontving ik het rapport Sorgdrager onder embargo. Hierin stond dat
                        er F-16 videobeelden waren gemaakt in de ochtend (na zonsopkomst) van 3 juni 2015,
                        alsmede de verklaring van Defensie die is opgenomen in het rapport, namelijk dat de
                        betreffende beelden destijds als niet relevant zouden zijn beschouwd, overschreven
                        zouden zijn, en dus niet waren bewaard.
                     
– In het kader van het opstellen van de kabinetsreactie op het rapport heb ik op 24 januari
                        jl. de videobeelden van de aanval zelf gezien.
                     
– Op 29 januari jl. ontving Defensie vragen van de Volkskrant over de videobeelden van
                        3 juni 2015. Op 30 januari jl. antwoordde Defensie dat er niet op vragen werd ingegaan
                        voordat de Tweede Kamer middels een kabinetsreactie op het rapport was geïnformeerd.
                     
– Op 6 februari jl. bracht ik een bezoek aan vliegbasis Volkel, om mij te laten informeren
                        over het targeting proces en inlichtingenproces. Daar heb ik geïnformeerd of er, buiten
                        de videobeelden van de aanval zelf, nog andere relevante F-16 videobeelden bestonden.
                        Daar werd mij dezelfde verklaring gegeven als in het rapport, namelijk dat de videobeelden
                        van de tweede vlucht destijds als niet relevant werden beschouwd, zijn overschreven
                        en dus niet waren bewaard.
                     
– Op 22 maart jl. kreeg ik ’s avonds laat concept-antwoorden aangereikt op vragen van
                        de Volkskrant. De volgende dag heb ik telefonisch contact opgenomen met de Directeur
                        Communicatie en per e-mail met de ambtelijke top. Daarbij heb ik gevraagd om meer
                        informatie over deze videobeelden en het niet kunnen traceren hiervan, en om nader
                        overleg, dat vervolgens ook heeft plaatsgevonden.
                     
– Als onderdeel van een bredere zoekslag die werd uitgevoerd in het kader van de lopende
                        rechtszaak, werden op 26 maart jl. vervolgens de videobeelden aangetroffen. Gezien
                        mijn eerdere vragen werd ik diezelfde dag geïnformeerd dat de videobeelden waren gevonden,
                        en dat dit toch onderdeel bleek te zijn geweest van het missie-archief dat sinds 2017
                        in Leeuwarden lag opgeslagen.
                     
– Op 27 maart jl. heb ik vervolgens uw Kamer en de Commissie Sorgdrager geïnformeerd.
De Minister van Defensie,
                  R. Brekelmans
Indieners
- 
              
                  Indiener
 R.P. Brekelmans, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
