Brief regering : Onderzoeken circulair textiel
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 354 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2025
In december 2024 heeft de Kamer het beleidsprogramma circulair textiel 2025–2030 ontvangen.1 In het beleidsprogramma heeft IenW aangekondigd om verschillende onderzoeken uit
te voeren. In deze brief wordt u geïnformeerd over de uitkomsten van deze onderzoeken.
Onderzoek schoenen sector en UPV-doelstellingen
Eerder is besloten om schoenen op te nemen binnen de uitgebreide producenten verantwoordelijkheid
(UPV) voor textiel. De Kamer is hierover eind 2023 geïnformeerd.2 In de daaropvolgende gesprekken met de sector kwam naar voren dat er behoefte bestond
aan vervolgonderzoek om de UPV doelstellingen te kunnen onderbouwen. Dit onderzoek
is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat het aantal schoenen dat jaarlijks op de Nederlandse markt
wordt gebracht in lijn is met de cijfers van brancheorganisatie INretail. Dit geeft
voldoende vertrouwen in de gerapporteerde marktcijfers, die als basis dienen voor
de UPV-doelstellingen. Daarnaast laat het onderzoek zien dat het aandeel gescheiden
ingezamelde schoenen de afgelopen jaren sterk is gedaald. Om deze reden wordt er geadviseerd
in het onderzoek «Doelstellingen voor hergebruiken recycling van schoenen» om de eerder
voorgestelde gecombineerde doelstelling voor hergebruik en recycling neerwaarts bij
te stellen, zodat deze ambitieus maar haalbaar blijft. Dit advies wordt overgenomen.
Tegelijkertijd wordt er belang gehecht aan een specifieke subdoelstelling voor hergebruik
binnen Nederland (zie tabel pagina 2). In een circulaire economie speelt hergebruik,
mits verantwoord, een essentiële rol. Eerder onderzoek van Rebel3 toont aan dat er binnen Nederland vraag is naar tweedehands schoenen, maar dat deze
vraag lastig te vervullen is omdat de export van schoenen voor hergebruik buiten Nederland
geld oplevert. Om hergebruik in Nederland te stimuleren, neemt IenW daarom de eerder
geadviseerde doelstelling hiervoor over. Het onderzoek naar de gezondheidsaspecten
van hergebruik bevestigt dat een dergelijke doelstelling verantwoord is, aangezien
40 tot 50 procent van de ingezamelde schoenen in Nederland geschikt is voor hergebruik.
Ook het advies met betrekking tot recyclingdoelstellingen wordt overgenomen. Aangezien
een aanzienlijk deel van de op de markt gebrachte schoenen van te lage kwaliteit is
om te hergebruiken – wat de voorkeur heeft boven recycling – is het van belang recycling
te stimuleren. Gezien de beperkte recyclingcapaciteit in Nederland – met momenteel
slechts één actieve schoenenrecycler – wordt voorgesteld de doelstelling stapsgewijs
op te laten lopen. Hiermee krijgt de sector de benodigde tijd om capaciteit op te
bouwen. Zoals eerder aan de Kamer gemeld4, worden schoenen aan het Besluit UPV textiel toegevoegd zodra de herzieningen uit
de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA) zijn geïmplementeerd. De verwachte inwerkingtreding
van deze regelgeving is in de zomer van 2027, wat anderhalf jaar later is dan eerder
voorzien. De sector wordt nauw betrokken bij de verdere uitwerking van de regelgeving.
Tabel voorgenomen UPV-doelstellingen voor schoenen
Jaar
Voorgenomen UPV-doelstellingen
Percentage voorbereid voor hergebruik en recycling ten opzichte van de totale hoeveelheid
in Nederland in de handel gebrachte schoenen in dat jaar.
Noot: de percentages van zowel hoofd- als subdoelstellingen gelden ten opzichte van de
totale hoeveelheid in Nederland in de handel gebrachte schoenen in dat jaar.
2027
20% waarvan minimaal:
• 3% hergebruik in Nederland
• 1% recycling
2028
25% waarvan minimaal:
• 3,5% hergebruik in Nederland
• 3% recycling
• 0,5% schoen-tot-schoen recycling
2029
30% waarvan minimaal:
• 4% hergebruik in Nederland
• 6% recycling
• 1% schoen-tot-schoen recycling
2030
35% waarvan minimaal:
• 4,5% hergebruik in Nederland
• 8% recycling
• 1,5% schoen-tot-schoen recycling
2031
40% waarvan minimaal:
• 5% hergebruik in Nederland
• 10% recycling
• 2,5% schoen-tot-schoen recycling
Onderzoek tweedehands textiel in fysieke winkels naast nieuw
IenW heeft onderzoek laten doen naar de effecten van het aanbieden van tweedehands
kleding naast nieuwe producten in fysieke winkels. Een belangrijke vraag in dit onderzoek
was of de aanschaf van een tweedehands kledingstuk daadwerkelijk de koop van een nieuw
item vervangt, of dat dit juist leidt tot extra consumptie. Het onderzoek richtte
zich uitsluitend op fysieke winkels; online verkoop is niet meegenomen.
Uit de resultaten blijkt dat zowel consumenten als winkeliers positief zijn over de
aanwezigheid van tweedehands kleding naast nieuw. Consumenten waarderen de mogelijkheid
om in een winkel direct de kwaliteit en pasvorm te beoordelen. Tegelijkertijd merken
ze op dat het huidige aanbod nog beperkt is, waardoor het vinden van geschikte items
lastig kan zijn. Winkeliers zien hierin een kans om nieuwe doelgroepen aan te trekken
en extra service te bieden, maar ervaren ook logistieke uitdagingen bij het waarborgen
van een consistent en voldoende aanbod.
De kwantitatieve analyse laat zien dat het aanbieden van tweedehands kleding naast
nieuw op dit moment nog niet leidt tot een meetbare daling in de verkoop van nieuwe
kleding. Dit kan deels komen doordat het aandeel tweedehands kleding binnen het winkelaanbod
nog klein is. Tegelijkertijd blijkt uit het onderzoek dat er veel enthousiasme is
bij zowel consumenten als winkeliers. Om daadwerkelijk een verandering in consumptiegedrag
te realiseren, is een verdere groei van het aanbod noodzakelijk. Er wordt gekeken
door IenW naar de mogelijkheid om pilots op te zetten om te onderzoeken wat werkt
in de praktijk voor het aanbieden van tweedehands kleding.
Onderzoek naar label voor consumenten
In 2022 heeft de Europese Commissie de Europese Textielstrategie gepresenteerd, waarin
onder andere de ontwikkeling van een fysiek en digitaal duurzaamheidslabel voor textielproducten
is aangekondigd. In voorbereiding hierop heeft IenW onderzoek laten doen naar de gewenste
eigenschappen van een dergelijk label. Het uitgangspunt van dit onderzoek is dat het
label begrijpelijk, betrouwbaar en vergelijkbaar moet zijn. Het label dient niet alleen
consumenten te ondersteunen bij het maken van geïnformeerde aankoopbeslissingen, maar
ook bij te dragen aan verduurzaming en transparantie binnen de textielketen.
Tijdens het onderzoek zijn verschillende methoden toegepast, waaronder consultaties
met experts en een consumentenpeiling. Er worden aanbevelingen gedaan voor eigenschappen
waar een begrijpelijk, betrouwbaar en vergelijkbaar label aan moet voldoen. De uitkomsten
van het onderzoek zijn gedeeld met de Europese Commissie voor de verdere invulling
van de Ecodesign voor Duurzame Producten Verordening (ESPR) en de Herziening van de
EU-verordening betreffende etikettering en vezelsamenstelling van textielproducten.
De verwachting is dat de eisen voor textiel onder de ESPR, en daarmee ook de mogelijkheid
voor een label, niet voor 2028 van kracht zullen zijn.
Onderzoek prikkels die consumenten gedrag beïnvloeden
Een essentiële stap richting een circulaire economie is het verminderen van grondstoffengebruik,
waarbij consumenten een belangrijke rol kunnen spelen. Mensen worden zowel online
als in fysieke winkels voortdurend verleid tot consumptie en snelle vervanging van
producten. Om effectieve beleidsmaatregelen te identificeren die deze prikkels kunnen
verminderen, heeft IenW onderzoek laten doen naar de impact van verschillende gedragsmaatregelen.
De zeven onderzochte beleidsmaatregelen zijn beoordeeld op basis van de verwachte
gedragsimpact, het bereik en het draagvlak. De resultaten van het onderzoek tonen
aan dat met name een reclameverbod voor wegwerpproducten en verplichte retourkosten
voor bestellingen van consumptiegoederen effectieve maatregelen kunnen zijn. Deze
maatregelen hebben de grootste invloed op consumentengedrag, bereiken een breed publiek
en kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak. Tot slot wordt in het onderzoek het
belang benadrukt van heldere communicatie over de doelstellingen van deze maatregelen
en het monitoren van de impact bij de implementatie.
Voor de verdere uitwerking van deze maatregelen zijn vervolgstappen nodig. In de eerste
helft van 2025 wordt een aanvullend onderzoek uitgevoerd om het effect van verplichte
retourkosten op het aantal retouren in Nederland te onderzoeken. Daarnaast volgt,
conform de toezegging die in het Commissiedebat Circulaire Economie op 19 december
2024 is gedaan, een juridische verkenning naar de mogelijkheden voor een reclameverbod
op «wegwerpproducten».5 De Kamer wordt in het najaar van 2025 geïnformeerd over de uitkomsten.
Onderzoek naar beprijzen en productiequotum
Zoals aangekondigd in het beleidsprogramma heeft IenW twee onderzoeken laten uitvoeren
naar mogelijke beprijzingsmaatregelen voor niet-circulair textiel en de mogelijkheid
voor een productiequotum. Deze maatregelen kwamen naar voren in het participatietraject
met burgers en bedrijven in aanloop naar het beleidsprogramma circulair textiel 2025–2030.
Het onderzoek naar beprijzende maatregelen richt zich op de effectiviteit, juridische
haalbaarheid en uitvoerbaarheid van drie mogelijke maatregelen: ecomodulatie binnen
de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel, een importheffing
op niet-duurzaam textiel en de invoering van een minimumprijs.
De invoering van een importheffing op niet-duurzaam textiel en de invoering van een
minimumprijs wordt niet verder uitgewerkt door het kabinet. De invoering van een importheffing
op niet-duurzaam textiel blijkt namelijk moeilijk te realiseren vanwege bestaande
internationale handelsverdragen. Ook de invoering van een minimumprijs wordt niet
haalbaar geacht. Wel zal het kabinet de eisen voor tariefdifferentiatie onder de UPV
textiel aanscherpen. Ecomodulatie houdt in dat de hoogte van tarieven die producenten
betalen voor de uitvoering van de UPV wordt bepaald op basis van de circulariteit
van een product. De conclusie uit het onderzoek is dat deze maatregel zowel juridisch
haalbaar als uitvoerbaar is. Met de wijziging van de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen
zijn alle EU-lidstaten namelijk verplicht om een UPV voor textiel en schoenen in te
voeren. Onderdeel van deze wijziging is de verplichting om tarieven te differentiëren
op basis van de ontwerpeisen die worden gesteld onder de ESPR. Dit betekent dat producenten
die circulair ontwerpen, minder hoeven te betalen dan degenen die geen rekening houden
met circulariteit in hun ontwerp. De nationale UPV zal worden aangepast aan deze nieuwe
Europese regels.
In het tweede onderzoek is gekeken naar de werking van productie- en consumptiequota.
Het invoeren van quota brengt administratieve en juridische complicaties met zich
mee. Daarom zal het kabinet dit niet verder uitwerken. In het onderzoek is ook gekeken
naar minimumkwaliteitseisen als alternatieve maatregel. Deze eisen, die de levensduur
van textiel verlengen, kunnen de consumptie en productie verminderen omdat consumenten
langer met hun kleding kunnen doen. Het invoeren van minimumkwaliteitseisen maakt
al deel uit van het Europese beleid onder de ESPR. Zoals aangegeven in het beleidsprogramma,
pleit Nederland voor ambitieuze uitwerking van de ESPR voor textiel, waaronder een
verplicht percentage recyclaat en eisen aan de levensduur van textielproducten in
Europees verband.
Tot slot
De uitkomsten van deze onderzoeken bieden een belangrijke basis voor de verdere uitvoering
van het beleidsprogramma circulair textiel. Ze schetsen de noodzakelijke stappen voor
een toekomstbestendige textielketen en maken duidelijk waar kansen liggen en welke
uitdagingen nog moeten worden aangepakt.
In het najaar wordt de Kamer verder geïnformeerd over de uitvoering van het textielbeleid.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat