Brief regering : National Productivity Board

Nr. 361 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2025

Tijdens het debat over het functioneren van de Rijksdienst met de commissie Binnenlandse
Zaken op 6 november 2024 heeft het lid Sneller in het debat gemeld, dat hij de Minister
van Economische Zaken (EZ) gevraagd heeft om een National Productivity Board (NPB)
in te stellen, zoals in veel andere landen gedaan is, mede op basis van een Europese
aanbeveling. De Minister van EZ gaf ook aan van mening te zijn dat zo’n Productivity
Board ook voor de publieke sector aanbevelingen zou kunnen doen en vergelijkingen
zou kunnen maken, zowel nationaal als internationaal (Kamerstuk 31 490, nr. 356, blz. 17).

Ik heb toen aangegeven dat de suggestie om een National Productivity Board in te stellen
me zeer de moeite van het verkennen waard lijkt en dat hierover overleg zou komen
met Economische Zaken op ambtelijk niveau. Ik heb toegezegd u in het eerste kwartaal
van 2025 te informeren over de uitkomsten van dat overleg.

Met betrekking tot de vraag of ik een functie voor een NPB zie ten behoeve van de
overheidssector merk ik het volgende op. De Minister van EZ heeft in zijn brief van
13 december 2024 aan uw Kamer gemeld een extern onderzoeksbureau te vragen om te onderzoeken
hoe de kennis over productiviteit(sgroei) in Nederland kan worden versterkt en beter
institutioneel kan worden geborgd. Dat onderzoek is gaande en mijn ambtenaren staan
daarover in contact met het Ministerie van Economische Zaken.

De onderzoekers is ook gevraagd om te kijken naar de inrichting en institutionele
borging van NPB’s in andere landen en welke keuzes daarbij zijn te maken. De Minister
van EZ heeft toen medegedeeld dat hij uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek
vóór de zomer van 2025 zal informeren. Zodra de Minister van EZ dit heeft gedaan,
zal ik uw Kamer concreet informeren over mijn zienswijze met betrekking tot de overheidssector.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark