Brief regering : Kabinetsreactie op de CE Delft policy paper: Hoe blijft de gasrekening betaalbaar?
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
               36 600
                Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
         
Nr. 556
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2025
Het kabinet heeft in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) de ambitie uitgesproken om te faciliteren dat iedereen kan meekomen met verduurzaming,
                  dat de energietransitie rechtvaardig is en de energierekening betaalbaar blijft, met
                  name voor mensen met een kleine beurs. Het is belangrijk om de betaalbaarheid van
                  de energierekening te bezien met een brede blik op de ontwikkelingen in de energiemarkt,
                  koopkrachtontwikkeling, de verduurzaming van de gebouwde omgeving en de koers tot
                  het behalen van de gestelde klimaatdoelen. Tegen deze achtergrond wordt, op verzoek
                  van de vaste Kamercommissie KGG, in de volgende paragrafen een korte reflectie gegeven
                  op het door CE Delft gepubliceerde onderzoek over de gasrekening en zal worden ingegaan
                  op de acht aanbevelingen.
               
Policy paper CE Delft: Hoe blijft de gasrekening betaalbaar?
CE Delft heeft in opdracht van Essent een studie gedaan naar de ontwikkeling van de
                  gasrekening voor huishoudens.1 Of de gasrekening voor huishoudens stijgt of daalt hangt in het onderzoek af van
                  het gebruikte marktprijsscenario. CE Delft toont deze verwachte verandering tot 2030:
               
Marktprijsscenario
2021
2023
2030
Verschil 2023–2030
2030 Laag
€ 1.215
€ 1.866
€ 1.805
– € 61
2030 Hoog
€ 1.215
€ 1.866
€ 2.290
+ € 424
CE Delft concludeert dat in beide scenario’s overheidsbeleid, o.a. de energiebelasting,
                  de invoering van ETS2 en de bijmengverplichting, voor een prijsverhogend effect zorgt.
                  De studie gaat hierbij uit van eenzelfde gemiddeld gasverbruik van huishoudens (1.169
                  m3/jaar) in alle getoonde jaren.
               
Reflectie onderzoek CE Delft
De algemene boodschap vanuit het onderzoek van CE Delft, dat de overheid maatregelen
                  neemt die invloed hebben op de hoogte van de gasrekening, wordt herkend. De genoemde
                  voorgenomen maatregelen, zoals de invoering van ETS2 en de bijmengverplichting groen
                  gas, hebben een prijsverhogend effect en daarmee invloed op de betaalbaarheid van
                  de energierekening en mogelijk ook op het aantal huishoudens in (verborgen) energiearmoede.
                  Daar staat tegenover dat de energiebelasting op gas door dit Kabinet juist is verlaagd.
                  Ook heeft het kabinet besloten om in 2025 huishoudens in energiearmoede wederom te
                  ondersteunen via een energiefonds2. Het kabinet werkt met urgentie aan de uitwerking van het fonds, zodat deze snel
                  opengesteld kan worden voor huishoudens. Hieronder zal worden ingegaan op enkele specifieke
                  aandachtspunten van het kabinet bij het rapport.
               
Gasverbruik
De studie gaat uit van eenzelfde gemiddeld gasverbruik per huishouden in alle getoonde
                  jaren. Het gemiddelde gasverbruik in 2023 ligt volgens de laatste inzichten van CBS3 op 1.020 m3/jaar. Dit is lager dan de gestelde 1.169 m3/jaar in het onderzoek. De verwachting is dat door energiebesparing, door bewustwording
                  van huishoudens en door isolatiemaatregelen het gemiddelde gasverbruik in de komende
                  jaren verder afneemt. Een lager gasverbruik zorgt voor een verlaagde energierekening
                  en een geringer effect van diverse beprijzingsmaatregelen.
               
Prijsontwikkeling gasmarkt
Het rapport van CE Delft laat de effecten van voorgenomen overheidsmaatregelen zien
                  bij verschillende prijsscenario’s. Wanneer gerekend wordt met marktprijzen die in
                  2030 nog steeds rondom het prijsplafondniveau liggen, het zogeheten 2030 Hoog scenario van het PBL4, komt CE Delft tot een stijging van de gasrekening. Wanneer gerekend wordt met het
                  zogenaamde 2030 Laag scenario van PBL, komt de gasrekening lager uit dan in 2023, zoals figuur 3 in het
                  rapport aantoont. In de KEV2024 laat het PBL zien dat na de daling van de groothandelsprijzen
                  in 2024, prijzen naar verwachting redelijk constant blijven tot 2030.5 Het prijsniveau in 2030 ligt op basis van KEV2024 eerder in lijn met het zogeheten
                  2030 Laag scenario van het PBL. Zoals toegelicht in de brief van 14 januari jl.6, laten analyses zien dat de lange termijn gasprijs op de groothandelsmarkt betrekkelijk
                  stabiel is, maar op de korte termijn relatief sterke reacties laat zien bij ontwikkelingen
                  die van invloed kunnen zijn op de gasvraag of -aanbod en het transport van gas. Het
                  kabinet houdt uiteraard de ontwikkelingen op de groothandelsmarkt nauwlettend in de
                  gaten, maar volgt zoals altijd bij het maken van beleid de laatste inschatting van
                  het PBL.
               
De gasrekening in relatie tot de totale energierekening
Het kabinet hecht eraan om de betaalbaarheid van de gasrekening te beoordelen binnen
                  de volledige context. Vrijwel alle huishoudens met een gasaansluiting hebben ook een
                  elektriciteitsaansluiting. Ook binnen de elektriciteitsmarkt zijn er diverse ontwikkelingen
                  die bijdragen aan de hoogte van de totale energierekening. Zo wordt in de komende
                  jaren de energiebelasting op elektriciteit voor huishoudens verder verlaagd, maar
                  zullen de totale kosten voor het elektriciteitsnetwerk fors toenemen richting 2030.
                  In verband met de toenemende kosten voor het elektriciteitsnet zijn maatregelen uitgewerkt
                  in het IBO Elektriciteit infrastructuur. Netbeheer Nederland heeft recent een voorstel
                  voor een alternatief nettarievenmodel7 uitgewerkt. Het kabinet vindt het belangrijk dat een nieuw tariefstelsel betaalbaar
                  en begrijpelijk is voor huishoudens. Voor het mitigeren van negatieve effecten van
                  dit alternatieve tariefstelsel voor specifieke (kwetsbare) groepen kan besloten worden
                  tot flankerend beleid. Daarnaast worden energieprijzen ook meegewogen in de koopkrachtbesluitvorming,
                  omdat deze doorwerken in de inflatie. Via die route kan besloten worden om bepaalde
                  inkomensgroepen extra te compenseren. Verder draagt het verduurzamen van woningen
                  bij aan een lagere energierekening, zodat huishoudens minder kwetsbaar zijn voor (plotselinge)
                  prijsstijgingen van energie.
               
Reactie op de acht aanbevelingen CE Delft
Met belangstelling heeft het kabinet de verschillende aanbevelingen uit het policy
                  paper gelezen. Hieronder zal per aanbeveling een reactie worden gegeven:
               
Aanbevelingen CE Delft
1.
Zorg voor inzicht bij de overheid in de beleidseffecten op de gasrekening van huishoudens,
                        met name voor de kwetsbare groepen. Zodat besluiten genomen kunnen worden op basis
                        van een goed overzicht. Het kan als onderdeel van de tweejaarlijkse rapportage over
                        de voortgang van het Klimaatplan, en fungeert als belangrijke randvoorwaarde.
In lijn met het aangenomen amendement Kröger8 op de Energiewet wordt er een definitie voor energiearmoede en de uitwerking van
                  een monitor energiearmoede opgenomen in de AMvB onder de Energiewet. Deze monitor
                  geeft inzicht in het aantal huishoudens met energiearmoede, waar een hoge energierekening
                  en een woning met een lage energetische kwaliteit, bijvoorbeeld door achterblijvende
                  isolatie, onderdeel van zijn. In de uitwerking van het Energiebesluit zal worden toegelicht
                  welke keuzes gemaakt worden over exacte vormgeving. Ook in het lopende onderzoek in
                  het kader van de motie-Postma9, die oproept om advies te vragen over hoe te voorkomen dat de energietransitie leidt
                  tot een toename van de energiearmoede, worden relevante inzichten verzameld over de
                  beleidseffecten van overheidsmaatregelen. Bij de vormgeving van beleid wordt rekening
                  gehouden met de effecten op de betaalbaarheid van de energierekening van huishoudens.
                  In aanloop naar Prinsjesdag wordt de ontwikkeling van de energierekening meegenomen
                  in de koopkrachtbesluitvorming.
               
2.
Regel dat ook de kwetsbare groepen minder gas gaan gebruiken. Zodat iedereen meekan
                        met de energietransitie. Dit betekent zowel ontzorgen (het regelen dat het gebeurt)
                        als het wegnemen van de kosten van de maatregelen.
Dit kabinet zet zich in om de gebouwde omgeving in de komende jaren verder te isoleren
                  en te verduurzamen. Juist ook bij huishoudens die het meest gebaat zijn bij een lagere
                  energierekening. De meeste energiearmoede komt voor in de sociale huursector. In de
                  nationale prestatieafspraken zijn afspraken gemaakt met woningcorporaties over verduurzaming.
                  Deze worden momenteel herijkt. Een van de afspraken is dat uiterlijk in 2028 alle
                  EFG-labels worden uitgefaseerd. Voor deze isolatiemaatregelen wordt bij de zittende
                  huurder geen huurverhoging in rekening gebracht. Om de verduurzaming van alle huurwoningen
                  te stimuleren, is in het Regeerprogramma aangekondigd dat het kabinet de uitfasering
                  van huurwoningen met EFG-labels doorzet. Daarnaast worden in 2025 diverse regelingen
                  aangepast, waaronder de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).
               
Ook in de koopsector is er beleid om verduurzaming voor iedereen mogelijk te maken.
                  Voor woningeigenaren en bewoners van Verenigingen van Eigenaren die extra ondersteuning
                  nodig hebben, is er in de lokale aanpak al ruim 1,1 miljard euro via gemeenten beschikbaar
                  gesteld. Dit jaar is nog eens ruim 400 miljoen voorzien. Gemeenten kunnen hiermee
                  de huishoudens die dit nodig hebben ontzorgen en financieel ondersteunen. Dit is bovenop
                  de landelijke subsidies (ISDE en SVVE), die beschikbaar zijn voor iedereen in Nederland
                  en waarmee al tot circa 30% van de kosten wordt gedekt. In de resterende financieringsbehoefte
                  kan worden voorzien met het Nationaal Warmtefonds. Het fonds continueert in 2025 de
                  rentekorting voor financiering voor VvE’s en de 0% rente voor woningeigenaren met
                  een verzamelinkomen tot 60 duizend euro. Ten slotte ondersteunt het kabinet mensen
                  met advies en informatie, via onder andere Verbeterjehuis.nl.
               
3.
Transitievergoeding regionale gasnetbeheerders voor de kosten voor het ontmantelen
                        van gasnetonderdelen en van huisaansluitingen. Zodat die gevolgen van het klimaatbeleid
                        niet worden verdeeld over de achterblijvers op de gasnetten.
Gasaansluitingen en delen van het gasnet moeten door de netbeheerder verwijderd worden
                  als deze niet veilig kunnen blijven liggen en/of niet hergebruikt gaan worden. De
                  ACM houdt bij de berekening van de nettarieven voor gasnetten al rekening met de afnemende
                  groep netgebruikers. De ACM heeft daarom een aantal wijzigingen doorgevoerd die voorkomen
                  dat toekomstige gasnetgebruikers een onredelijk groot deel van de kosten voor hun
                  rekening krijgen van het net dat mede is aangelegd ten behoeve van de huidige gasnetgebruikers.10 In het wetsvoorstel Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie (Wgiw) is verduidelijkt
                  dat de ACM kan besluiten netbeheerders een spaarpotje op te laten bouwen voor toekomstige
                  verwijderkosten. De ACM onderzoekt op dit moment de haalbaarheid en vormgeving van
                  deze optie en kijkt ook naar alternatieven.
               
4.
Meerjarige duidelijkheid over ontwikkeling gastransporttarieven Gasunie Transport
                        Services, zodat gasleveranciers daarvoor geen risico-opslag hoeven te rekenen in de
                        m3-prijzen.
Meerjarige duidelijkheid is inderdaad wenselijk en hier streeft GTS ook naar. De afgelopen
                  jaren was de tariefontwikkeling van GTS slecht te voorspellen, hierbij speelt mee
                  dat de energiecrisis van grote invloed was op zowel de inkomsten als de kosten van
                  GTS. Afnemers hebben belang bij voorspelbare tarieven en het is voor de financierbaarheid
                  van GTS van belang dat de gemaakte kosten tijdig worden doorberekend.
               
5.
Vaste prijs netkosten energie voor huishoudens? Zodat ieder huishouden een betaalbare
                        aansluiting op de energienetwerken houdt. Dit idee vergt eerst nadere verkenning.
                  
De betaalbaarheid en voorspelbaarheid van nettarieven voor gas en elektriciteit zijn
                  belangrijke aandachtspunten, maar niet de enige criteria bij de tariefregulering van
                  energie-infrastructuur. Het is ook van groot belang dat de energie-infrastructuur
                  efficiënt wordt benut. Daarnaast is het van belang dat de maatschappelijk gewenste
                  keuzes worden gemaakt bij de aanleg van nieuwe infrastructuur. Het kabinet hecht daarom
                  waarde aan het uitgangspunt «de gebruiker betaalt» bij de tarieven van de energie-infrastructuur.
                  Dit uitgangspunt zorgt voor een prikkel om bij het energiegebruik rekening te houden
                  met de infrastructuurkosten. Gebruikers hebben er dan belang bij om de kosten van
                  de energie-infrastructuur, die wij met elkaar moeten betalen, te beperken. Het uitgangspunt
                  «de gebruikt betaalt» is ook opgenomen in de Europese regelgeving voor de tarieven
                  voor elektriciteits- en gasnetten.
               
Er kunnen zich wel situaties voordoen waarbij de infrastructuurkosten voor een bepaalde
                  (kleine) groep gebruikers te hoog worden gevonden. Het lijkt in dat geval eenvoudiger
                  om gerichte maatregelen te nemen om te voorkomen dat de kosten voor opschaling of
                  uitfasering van energienetwerken onevenredig bij een relatief kleine groep terechtkomt.
                  Momenteel wordt bijvoorbeeld onderzocht of het mogelijk is om, flankerend aan de invoering
                  van de Wet collectieve warmte, bij de aanleg van een warmtenet een «prijsgarantie»
                  te geven aan verbruikers. Aangesloten huishoudens krijgen dan de garantie dat, als
                  een warmtenet de verduurzamingsoptie is met de laagste nationale kosten, zijzelf ook
                  nooit meer betalen dan ze bijvoorbeeld bij een gas of warmtepomp zouden betalen.11 Ook in het eerder genoemde IBO Elektriciteit infrastructuur worden diverse maatregelen
                  ten behoeve van de betaalbaarheid onderzocht. Tot slot heeft de ACM maatregelen genomen
                  die gericht zijn op de betaalbaarheid van het gasnet voor de laatste groep gebruikers.
                  Zie mijn reactie op aanbeveling 3.
               
6.
Zorg dat de gasopslag Norg/Grijpskerk beschikbaar komt voor marktpartijen. Zodat de
                        kosten van gasopslag ten behoeve van leveringszekerheid en flexibiliteit niet stijgen
                        door gecreëerde schaarste.
CE Delft zet in de studie twee opties uiteen met betrekking tot het vullen en gebruik
                  van gasopslag als middel voor gasleveringszekerheid, namelijk het opleggen van een
                  vulverplichting voor gasopslagen en het aanhouden van een strategische voorraad. CE
                  Delft baseert zich daarbij op een advies van Kyos.12 CE Delft wijst er daarbij op dat deze twee maatregelen de energierekening verhogen
                  met respectievelijk € 0,01/m3 (afhankelijk van de grootte van de strategische voorraad) en € 0,01–0,02 m3. Uiteindelijk komt CE Delft tot de aanbeveling om ervoor te zorgen dat de gasopslagen
                  Norg en Grijpskerk beschikbaar komen voor marktpartijen, via een nog nader uit te
                  werken constructie met mogelijk een rol voor EBN.
               
Het kabinet vindt het belangrijk dat gasopslagen toegankelijk zijn voor marktpartijen.
                  EU-regelgeving13 geeft lidstaten wat betreft toegang tot de gasopslagen de keuze tussen onderhandelde
                  of gereguleerde toegang, waarbij het ook mogelijk is voor beide te kiezen. In de Gaswet
                  (straks de Energiewet) is vastgelegd dat – voor de situatie dat er toegang zou moeten
                  worden verleend – er sprake is van onderhandelde toegang. Dit geeft de maximale ruimte
                  aan partijen om zelf te komen tot voorwaarden en tarieven voor de toegang tot de gasopslagen.14 Sommige gasopslagen, zoals gasopslag Bergermeer, werken met veilingen waar marktpartijen
                  kunnen bieden op toegang tot de opslagcapaciteit. De capaciteit van de opslagen Norg
                  en Grijpskerk is van oudsher volledig door GasTerra gecontracteerd, ten behoeve van
                  de L-gassturing op basis van het Norg akkoord, portfoliomanagement en optimalisatie.
                  Er zijn geen andere marktpartijen die gas opslaan in deze gasopslagen. Overigens kunnen
                  andere marktpartijen wel toegang vragen tot deze gasopslagen. Omdat GasTerra eind
                  2026 stopt15 wordt bekeken op welke manier ervoor gezorgd kan worden dat andere marktpartijen
                  gas kunnen opslaan in deze gasopslagen en dat ook daadwerkelijk gaan doen, voor zover
                  dat nodig is voor de leveringszekerheid van de krimpende L-gasmarkt. In eerste instantie
                  is dit iets voor marktpartijen om op te pakken. Eventueel kan EBN aanvullend een rol
                  pakken als vulagent. Het kabinet kijkt hiernaar in het kader van het wetsvoorstel
                  bestrijden energieleveringscrisis en komt in dit wetsvoorstel met enkele voorstellen.16 Dit wetsvoorstel is op 26 februari 2025 in internetconsultatie gegaan.
               
7.
Geen energiebelasting heffen op groen gas. Zodat de energiebelasting op gas rekening
                        houdt met de broeikasemissie van het gas, en de prijs van groen gas lager kan komen
                        te liggen dan van aardgas (mits er sprake is van een evenwichtige liquide groengasmarkt).
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2025 in de Tweede Kamer zijn
                  ook verschillende vragen gesteld over groen gas.17 Naar aanleiding van een vraag van de heer Vermeer (BBB) tijdens de plenaire behandeling
                  heeft de Minister van Financiën toegezegd dat het kabinet nog verder op groen gas
                  en de energiebelasting zou ingaan. Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om
                  dat hier te doen. Om te beginnen is het goed om te benadrukken dat voor wat betreft
                  de biomassa die wordt gebruikt voor de productie van groen gas geldt dat over de levering
                  van die biomassa geen energiebelasting wordt geheven. Het verbranden van aardgas en
                  het gebruik van elektriciteit tijdens het productieproces is wel belast. Voor wat
                  betreft de levering en het verbruik van groen gas zelf, geldt het volgende. Fossiel
                  en groen gas kunnen niet op basis van fysieke kenmerken worden onderscheiden. Een
                  bijzondere regeling voor groen gas is daarom op dit moment niet op een uitvoerbare
                  en handhaafbare manier te introduceren. Voor specifiek een vrijstelling, zoals CE
                  Delft bepleit, geldt bovendien dat de EU-Richtlijn energiebelastingen hieraan in de
                  weg staat. Bij de vraag of een bijzondere regeling te overwegen is, zou in elk geval
                  moeten worden meegewogen waarom een fiscale regeling noodzakelijk is, om welke hoeveelheden
                  het gaat en wat de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling is. Ook moet
                  worden bezien hoe een dergelijke maatregel zich verhoudt tot bestaand en aankomend
                  beleid, de uitvoerbaarheid en de extra complexiteit die de nieuwe fiscale regeling
                  aan de toch al complexe energiebelasting zou toevoegen. In het licht van het voorgaande
                  introduceert het kabinet op dit moment geen bijzondere fiscale regeling voor groen
                  gas.
               
8.
Bijmengverplichting groen gas verlengen tot tenminste 2035. Of breder: borgen dat
                        er een liquide en evenwichtige groengasmarkt ontstaat. Zodat er voldoende investeringszekerheid
                        is voor het tijdig vergroten van de groengasproductie, waardoor een liquide markt
                        ontstaat, en de prijzen als gevolg van het instrument van de bijmengverplichting niet
                        op de buy-outprijs uitkomen.
Het huidige wetsvoorstel kent geen einddatum en verplicht daarmee voor onbepaalde
                  tijd de bijmenging van voldoende groen gas om 3,8 Mton CO2-uitstoot te reduceren. Het vorige kabinet heeft eerder gecommuniceerd dat deze wet
                  ongewijzigd zou blijven tot 2030 en dat voor de periode na 2030 bezien zou worden
                  of deze doelgroep en hoogte nog steeds passend zouden zijn of dat aanpassing, door
                  bijvoorbeeld het doel te verhogen of verlagen of de doelgroep uit te breiden of in
                  te krimpen, wenselijk zou zijn. Dit laatste ook met het oog op alternatieve en hoogwaardige
                  inzet van biogrondstoffen voor bijvoorbeeld chemie en het zeker stellen van voldoende
                  groen-gasaanbod voor de ETS1-sectoren, in lijn met het duurzaamheidskader biogrondstoffen.
                  Om een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over de doelgroep en hoogte van de bijmengverplichting
                  na 2030, is Guidehouse een studie gestart naar deze materie. Deze studie zal in het
                  eerste kwartaal van 2025 gereed komen. Wanneer aanpassing van de hoogte of de doelgroep
                  ten opzichte van de huidige hoogte (3,8 Mton) of doelgroep (ETS2) wenselijk is voor
                  de periode na 2030, kan dit later via een aanpassing van de wet worden geregeld. Zoals
                  ik bij het debat over de begroting van 2025 reeds heb aangegeven, wil ik er zorg voor
                  dragen dat de investeringszekerheid voor groen gas ondernemers, met inachtneming van
                  de prijsontwikkeling op de markt, richting 2040 wordt geborgd. We onderzoeken nog
                  of dit richting 2040 het beste kan met de bijmengverplichting of met andere instrumenten.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Indieners
- 
              
                  Indiener
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
