Brief regering : Reactie op een burgerbrief over het lozen van kerosine boven bewoonde gebieden
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1220
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 20 januari jl. een brief
ontvangen van S.V. over het lozen van kerosine boven bewoonde gebieden. De Kamer heeft
op 5 februari jl. verzocht om een reactie op deze brief. Hierbij ontvangt u de gevraagde
reactie.
Samenvatting vraagstelling
In de brief geeft de briefschrijfster aan dat zij zich zorgen maakt over de gevolgen
voor de gezondheid van het constant «uitstorten» of lozen van kerosine door vliegtuigen
boven haar woonplaats. De briefschrijfster geeft tevens aan dat zij de indruk heeft
dat hier de laatste tijd vaker sprake van is. Zij vraagt dan ook of het mogelijk is
een verbod in te stellen op het lozen van kerosine boven bewoond gebied, en hierop
te handhaven.
Antwoord
De inname van brandstof voorafgaand aan een vlucht is sterk gereguleerd. Een vliegtuig
moet voldoende brandstof aan boord hebben om de eindbestemming te kunnen bereiken,
maar moet daarnaast ook extra brandstof meenemen als reserve voor onvoorziene omstandigheden.
Het gaat hierbij dan om onvoorziene omstandigheden onderweg, maar bijvoorbeeld ook
om het doorvliegen naar een alternatieve bestemming in geval op de luchthaven van
bestemming om welke reden dan ook niet veilig geland kan worden.
Aangezien brandstof een groot deel van de operationele kosten van het vliegen betreft
zal een luchtvaartmaatschappij zeker geen brandstof onnodig lozen en ook zeker niet
boven bewoond gebied.
Het lozen van kerosine is ook in principe verboden. Grote vliegtuigen hebben wel de
mogelijkheid om kerosine te lozen. Dit gebeurt alleen in zeldzame noodgevallen wanneer
een vliegtuig moet landen vanwege een noodsituatie maar nog te zwaar is om dit veilig
te doen. In dat geval zal het lozen van kerosine in principe altijd boven onbewoond
gebied gebeuren, en op een hoogte waarbij de kerosine verdampt is voordat deze de
grond bereikt. De enige uitzondering hierop zijn dringende veiligheidsredenen. Voor
een brandstoflozing is altijd toestemming nodig van de luchtverkeersleiding.
Er kan dus geconcludeerd worden dat er geen sprake is van het vaker dan sporadisch
lozen van kerosine, en dat dit – in het uitzonderlijke geval dat dit wel gebeurt –
niet boven bewoond gebied gebeurt. Verder zal eventueel geloosde kerosine de grond
niet bereiken. Om dit zeker te stellen is er al sprake van een verbod op het lozen
van kerosine.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat