Brief regering : Advies verkenner mestverwerking
33 037 Mestbeleid
Nr. 583
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2025
Naar aanleiding van mijn brief van 13 september 2024 Aanpak mestmarkt (Kamerstuk 33 037, nr. 559) heb ik een verkenner mestverwerking aangesteld die ten dienste van de bevoegd gezagen/provincies
aan de slag gaat om doorbraken te realiseren ten aanzien van vergunningverlening voor
mestverwerking; in aansluiting op bestaande initiatieven. Dit voornemen is een van
de sporen binnen mijn aanpak om de huidige druk op de mestmarkt te verlichten. Ik
heb de heer Raymond Knops bereid gevonden om eerst als onafhankelijk verkenner kansen
en knelpunten met betrekking tot vergunningverlening voor mestverwerking (en -vergisting)
in kaart te brengen en te onderzoeken hoe knelpunten in de vergunningverlening voor
mestverwerking en mestvergisting kunnen worden opgelost. Hiervoor heeft hij onder
meer gesprekken gevoerd met mestverwerkingsbedrijven, bevoegd gezagen, en experts
op het gebied van technische en juridische aspecten rondom mestverwerking. In de bijlage
vindt u zijn advies.
Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor de heer Knops voor de voortvarende wijze
waarop hij deze opdracht heeft opgepakt en uitgevoerd, en zijn waardevolle advies
dat hieruit is voortgekomen. Daarnaast wil ik graag mijn dank uitspreken aan alle
gesprekspartners van de heer Knops, die door het delen van hun kennis en ervaringen
een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het advies. De
inzichten en aanbevelingen in het advies vormen een belangrijke basis voor de verdere
acties met betrekking tot het spoor mestverwerking en export binnen mijn Aanpak mestmarkt. In deze Kamerbrief informeer ik u over de beleidsreactie van het kabinet.
Ik ben blij dat de verkenner mest ziet als waardevolle grondstof, en mestverwerking
en mestvergisting ziet als een win-win kans om gelijktijdig bij te dragen aan het
reduceren van emissies van ammoniak en methaan, produceren van groen gas ter vervanging
van veelal geïmporteerd aardgas, mineralenproducten voor gewasgroei alsook producten
als vloeibare koolstofdioxide, bouwmaterialen en potgrond. Mestverwerking en mestvergisting
zijn een onderdeel van een circulaire economie en kunnen daarmee bijdragen aan het
realiseren van meerdere kabinetsdoelen, waaronder het verlichten van de druk op de
mestmarkt en meer productie van groen gas. Ik ben dan ook verheugd dat de verkenner
kansen ziet om de capaciteit van mestverwerking en mestvergisting te vergroten en
de vergunningverlening te versnellen, zowel op de korte als op de lange termijn, mits
alle partijen, Rijk, decentrale overheden en sector goed samenwerken. De volgende
aanbevelingen worden gedaan:
1. Rijksoverheid neemt regie, met behoud bestaande bevoegdheden (o.a. bestuurlijke afspraken
provincies);
2. Flankerend beleid m.b.t. vergroten kennis en uitvoeringscapaciteit (o.a. uitwerken
handreiking vergunningverlening) omdat gewenste ontwikkeling zonder averechts neveneffecten
alleen kan door de mobilisatie van alle beschikbare kennis;
3. Opheffen vrijblijvendheid bij provincies en sector (o.a. aanpassen verplichte mestverwerking
en escalatieladder via instrumentarium Omgevingswet) om de potentie van de win-win
kans die mestverwerking/-vergisting biedt te kunnen benutten; en
4. Sluit geen (effectieve) opties uit; te vaak worden technieken die bijdragen aan een
oplossing gepropageerd als dé oplossing: meerdere technieken zijn echter nodig.
Om de kansen te kunnen benutten, benoemt de verkenner enkele randvoorwaarden, conditio
sine qua non:
– om de afzetmarkt van producten uit mestverwerking/mestvergisting te verstevigen:
○ Europese goedkeuring voor RENURE; en
○ het invoeren van de bijmengverplichting groen gas; en
– om installaties voor mestverwerking en mestvergisting te kunnen realiseren: het mogelijk
zijn van vergunningverlening in relatie tot het stikstofdossier.
Ik ben het met de heer Knops eens. Dit zijn inderdaad zaken die randvoorwaardelijk
zijn voor het benutten van de kansen voor het opschalen van mestverwerking en mestvergisting.
Met betrekking tot RENURE hoopt het kabinet op spoedige Europese besluitvorming over
de toelating van RENURE. Met betrekking tot het invoeren van de bijmengverplichting
groen gas is het kabinet in afwachting van goedkeuring van de Europese Commissie en
het advies van de Raad van State, en dient het kabinet zelf nog een besluit te nemen
over de reikwijdte van de bijmengverplichting. Het mogelijk zijn van vergunningverlening
in relatie tot het stikstofdossier is complex na de recente uitspraak van de Raad
van State en de uitspraak van de civiele procedure inzake Greenpeace. Deze uitspraken
beperken de mogelijkheden in de volle breedte en, naast landbouw, ook sectoren zoals
industrie, woningbouw, defensie en energietransitie en infrastructuur. Daarom heeft
het kabinet onlangs de ministeriële commissie Economie en Natuurherstel ingesteld.
Met de instelling van deze ministeriele commissie wordt een concreet programma uitgewerkt
om Nederland van het slot te halen en perspectief te bieden voor alle sectoren die
zijn geraakt door de recente rechterlijke uitspraken.
Voorgaande betekent dat ik niet direct aan de slag kan met opvolging geven aan de
actie uit de aanbevelingen om bestuurlijke afspraken te maken met provincies over
het realiseren van extra installaties voor mestverwerking en/of mestvergisting en
het inzetten van instrumentarium om de vrijblijvendheid op dit terrein te voorkomen.
Gezien de mestproblematiek gaan voorbereidende werkzaamheden gestart worden om vergunningverlening
mogelijk te maken. Ik zal in gesprek blijven met provincies, zodat we ook in navolging
van deze aanbevelingen alvast voorbereidingen kunnen treffen om snel actie te kunnen
gaan ondernemen, zodra er zicht is op mogelijkheden voor vergunningverlening in brede
zin. In het kader van de uitkomst van het plan van de ministeriële commissie Economie
en Natuurherstel, zal ik beoordelen in hoeverre het op dat moment passend is om met
deze twee aanbevelingen aan de slag te gaan, in welk tempo en in welke volgordelijkheid.
Bij die afweging betrek ik dan ook de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming
over RENURE en de bijmengverplichting en de door de Kamer aangenomen motie Pierik1. Ik zal uw Kamer over de uitkomst van deze afweging informeren.
Ook zal ik, samen met de Ministeries van KGG, IenW en VRO en betrokken decentrale
overheden, wel direct aan de slag gaan met twee andere acties uit de aanbevelingen
van de verkenner: het uitwerken van een plan om in te zetten op het vergroten van
kennis en het daarbij niet op voorhand uitsluiten van (effectieve) opties. Het vergroten
van kennis bij alle betrokken partijen (zoals bevoegde gezagen, aanvragers van vergunningen
en agrarische partijen) is van belang zodat iedere partij de eigen rol in dit dossier
optimaal kan invullen, alle beschikbare kennis wordt gemobiliseerd en de kwaliteit
van vergunningsaanvragen kan worden verhoogd. Dit geldt voor zowel kleinschalige als
grootschalige installaties voor mestverwerking en/of mestvergisting. Op dit punt overweeg
ik aan te sluiten bij het Expertisecentrum Groen Gas dat RVO in opdracht van mijn
ambtscollega van KGG aan het inrichten is. Ik zal u over de voortgang na de zomer
informeren.
Desgewenst kan de heer Knops een technische briefing geven aan uw Kamer om zijn advies
nader toe te lichten, mocht hiervoor interesse zijn aan de zijde van uw Kamer.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur