Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het kader van rapporteurschap Internationale Klimaatstrategie
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 279
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2025
Vandaag stuurde ik uw Kamer de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp met mijn nieuwe beleidsinzet
en invulling van de forse bezuinigingen. Dit stelt mij in de gelegenheid te voldoen
aan uw verzoek d.d. 7 november jl. namens de commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingshulp om in een brief
• toe te lichten wat de gevolgen zijn voor de uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie
in het licht van de voorgenomen bezuinigingen, en
• toe te lichten hoe gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen uit de periodieke rapportage
van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken over het Nederlandse klimaatbeleid voor ontwikkelingslanden
in de periode 2016–2022 waarvan het vorige kabinet in haar beleidsreactie1 aangaf dat ze aan een volgend kabinet zijn.
Hieronder ga ik eerst in op de effecten van de bezuinigingen op de Internationale
Klimaatstrategie en dan op de IOB-aanbevelingen voor zover ze door het vorige kabinet
aan dit kabinet zijn gelaten.
Bezuinigingen ontwikkelingshulp en de Internationale Klimaatstrategie
In de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp maakt het kabinet duidelijke keuzes en vult het
de bezuinigingen zorgvuldig in. Het kabinet richt zich explicieter op wat echt belangrijk
is voor Nederland: onze handels-, veiligheids- en migratiebelangen. In lage en middeninkomenslanden
concentreren we ons op de thema’s die de Nederlandse belangen ondersteunen: watermanagement,
voedselzekerheid en gezondheid. Ook het bieden van humanitaire hulp blijft een belangrijk
onderdeel. Deze keuzes hebben tot gevolg dat de budgetten worden afgebouwd voor vrouwenrechten
en gendergelijkheid, beroeps- en hoger onderwijs, cultuur en ontwikkeling en worden
verminderd voor klimaat, maatschappelijk middenveld en multilaterale samenwerking.
De bijdrage van deze budgetten aan internationale klimaatactie neemt af, ook als deze
in de Internationale Klimaatstrategie worden genoemd.
Tegelijkertijd komt Nederland zijn internationale klimaatverplichtingen na en blijft
het zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren in lijn met de Overeenkomst
van Parijs en het nieuwe collectieve financieringsdoel. Hieraan wordt langs verschillende
wegen bijgedragen. Zo blijft voor internationale klimaatfinanciering jaarlijks 200
miljoen beschikbaar binnen artikel 2.3 van de Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Voorts wordt extra geld vrijgemaakt voor voedselzekerheid en watermanagement en wordt
die inzet ook gericht op het tegengaan van de negatieve gevolgen van klimaatverandering.
Verder blijven we inzetten op de mobilisatie van private klimaatinvesteringen en blijven
we bijdragen aan de belangrijkste klimaatfondsen. Zoals gebruikelijk wordt in de HGIS-nota2 een verwachting uitgesproken over de omvang van de klimaatfinanciering in het volgende
kalenderjaar. Ten aanzien van de in de Internationale Klimaatstrategie genoemde inzet
betekenen deze veranderingen concreet dat we minder investeren in scholing en vaardigheden
om duurzame klimaatkeuzes te bevorderen, we de verdubbeling van de financiële bijdrage
voor het stoppen van ontbossing in de drie tropische regenwoudregio’s niet gaan halen,
en we niet het doel halen om tot 2030 tenminste 100 miljoen mensen te bereiken met
toegang tot hernieuwbare energie.
Doorgeschoven onderwerpen in beleidsreactie periodieke rapportage van IOB
In de beleidsreactie3 op het onderzoek van IOB inzake het Nederlandse klimaatbeleid in ontwikkelingslanden
heeft mijn voorganger aangegeven dat een tweetal zaken aan een volgend kabinet zijn.
Ten eerste ziet dit op de aanbeveling om te overwegen om de extra middelen die nodig
zijn voor het fonds voor schade en verlies (vaak aangeduid met de Engelse term loss and damage) additioneel ten opzichte van ODA te geven. Het kabinet had een eenmalige bijdrage
van EUR 15 miljoen toegezegd voor de opstartkosten van het fonds voor schade en verlies,
de uitbetaling heeft inmiddels plaatsgevonden. Naast deze eenmalige bijdrage is het
kabinet in het licht van de bezuinigingen niet voornemens aanvullende middelen vrij
te maken voor het fonds.
Ten tweede ziet dit op beleidscoherentie. IOB beveelt aan om de incoherenties tussen
nationaal en internationaal beleid aan te pakken aangezien de samenhang met het Nederlandse
internationale klimaatbeleid zou verbeteren als het binnenlands beleid ook ambitieuzer
zou zijn in de reductie van uitstoot en vervuiling. Ook beveelt IOB aan om de eigen
voetafdruk op het gebied van klimaat aantoonbaar te verkleinen en om transparant te
zijn over de negatieve impact van ons gedrag op mensen in ontwikkelingslanden en informatie
hierover te verstrekken. Daarbij beveelt IOB aan om zowel de Nederlandse inspanningen
voor de klimaat- en energietransitie als de eigen uitdagingen en dilemma’s een plek
te geven in de diplomatie.
Wat betreft de voetafdruk is hier door het kabinet al op ingegaan in een Kamerbrief
van 25 oktober 20244 over het rapport «Klimaatrechtvaardigheid als noodzaak» van de Adviesraad Internationale
Vraagstukken waarin deze ook adviseerde de coherentie van beleid te versterken om
de negatieve impact van de Nederlandse economie op mens en milieu elders te beëindigen.
Wat betreft de aanbeveling van de IOB om de incoherenties tussen nationaal en internationaal
beleid aan te pakken, heeft het kabinet in de Klimaatnota aangegeven dat het zijn
bijdrage levert aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de Europese Unie conform
de Europese wetgeving.5 De EU heeft de ambitie om in 2050 het eerste klimaatneutrale continent te zijn6 en in de EU is de afgelopen jaren ambitieus uitwerking gegeven aan deze ambitie.7 In onze diplomatieke relaties met andere landen zetten we ons in voor een gelijk
speelveld door deze landen te bewegen naar het ambitieniveau van de Europese klimaatwet
waar Nederland ook aan moet voldoen. In deze contacten zijn we ook open over onze
eigen uitdagingen en het belang van draagvlak en uitvoerbaarheid voor een gelijk speelveld
op het gebied van klimaat.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp