Brief regering : Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Indonesië
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 452
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP EN VAN BUITENLANDSE
ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2025
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk
2010–2011, 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de
drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 2011–2012, 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning
ter waarde van € 86.000.000,– voor uitvoer van militair materieel naar Indonesië.
Een Nederlands bedrijf heeft in januari 2025 een exportvergunning verkregen voor de
uitvoer naar Indonesië van radar- en C3-systemen met inbegrip van software, gereedschap,
test- en meetapparatuur en overige bijhorende diensten.
De ontvanger en eindgebruiker van deze radar- en C3-systemen is de Indonesische marine.
De systemen zullen worden geïnstalleerd aan boord van Indonesische patrouillevaartuigen.
De genoemde schepen worden ingezet ter bescherming en bewaking van de Indonesische
territoriale wateren en de exclusieve economische zone.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt
inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder
wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende
argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
Bescherming van mensenrechten is in Indonesië grondwettelijk vastgelegd; naleving
is op verschillende terreinen een punt van zorg, bijvoorbeeld in Papua waar naast
intimidatie, willekeurige arrestaties en detentie van de inheemse bevolking, ook slachtoffers
vallen door geweld gebruikt door lokale gewapende groepen. De Indonesische marine
is, voor zover bekend, niet betrokken bij bovengenoemde mensenrechtenschendingen.
Gelet op de aard van de goederen (radar- en C3-systemen) en de eindgebruiker (de Indonesische
marine) bestaat er geen duidelijk risico dat de te leveren goederen zullen worden
ingezet voor binnenlandse onderdrukking, dan wel ernstige schendingen van mensenrechten
of het humanitair oorlogsrecht. Toetsing aan criterium 2 is daarom positief.
Handhaving regionale stabiliteit (criterium 4)
Toetsing aan criterium 4 is negatief indien er een duidelijk risico bestaat dat de
te leveren militaire goederen ingezet zullen worden voor agressie jegens een ander
land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken.
De patrouillevaartuigen, waarvoor de systemen in de huidige aanvraag zijn bestemd,
zullen naar verwachting voornamelijk worden ingezet voor antismokkel- en antipiraterij-operaties,
alsook voor andere legitieme maritieme ordehandhavingstaken, zoals het patrouilleren
van de vele maritieme grenzen van Indonesië.
Indonesië heeft een aantal lopende grensgeschillen met verschillende buurlanden. Deze
geschillen worden via diplomatieke kanalen en/of internationaalrechtelijke mechanismen
opgelost. Van escalatie is geen sprake.
China betwist een deel van de Indonesische Exclusieve Economische Zone bij de Natuna-eilanden,
maar niet het Indonesisch eigendom van deze eilanden. De patrouillevaartuigen kunnen
rondom de Natuna-eilanden worden gestationeerd ter bescherming van de Indonesische
territoriale wateren. Het risico op offensieve inzet richting andere landen is gering
gelet op de diplomatieke en vreedzame opstelling van Indonesië.
Gelet op het bovenstaande bestaat er geen duidelijk risico dat de huidige transactie
bijdraagt aan agressie of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing
aan criterium 4 is positief.
Ten aanzien van de overige zes criteria gelden geen bijzonderheden, ook deze zijn
positief getoetst.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken