Brief regering : Stand van zaken aangenomen ontraden moties 2 december 2024
32 033 Mediabeleid
Nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2025
Op 2 december 2024 heeft uw Kamer een drietal moties aangenomen die ik tijdens het
Wetgevingsoverleg Media van 2 december 2024 heb ontraden (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 157). Zoals gebruikelijk laat ik middels deze brief weten op welke wijze ik voornemens
ben deze drie moties uit te voeren.
Allereerst verzoekt de motie van de leden Martens-America (VVD), Van Zanten (BBB)
en Mohandis (GL-PvdA) een governancecode te verankeren in de Mediawet die als criterium
moet fungeren bij de beoordeling rondom de toetreding tot het omroepbestel of de verlenging
van de vergunning van omroepverenigingen.1 Ik ben het met de indieners van de motie eens dat een gezonde governance van groot
belang is voor het functioneren van ons landelijke omroepbestel. Om deze reden kent
de huidige Mediawet al verschillende wettelijke waarborgen voor een deugdelijke inrichting
van de omroeporganisaties, inclusief naleving van een gedragscode (artikel 2.3 van
de Mediawet), de verplichting van onafhankelijk en deskundig intern toezicht (artikel
2.142a) en een gezonde en transparante financiële huishouding (artikel 2.178). Bij
de hervorming van de landelijke publieke omroep zal governance een belangrijk onderwerp
zijn. Daarbij zal ook de vraag aan de orde zijn of de waarborgen zoals die thans in
de wet zijn opgenomen in een hervormd bestel nog passend en effectief zijn of dat
aanvullende of andersoortige maatregelen nodig zijn. Ik zal uw Kamer aan het einde
van het eerste kwartaal van 2025 nader informeren over mijn plannen voor de hervorming
van de landelijke publieke omroep, waarbij ik ook zal ingaan op het onderwerp van
de governancecode.
Ten tweede verzoekt de motie van het lid Van der Velde (PVV) het structurele (over)bieden
van de NPO bij sportrechten tegen te gaan door samenwerking met commerciële partijen
te bevorderen en door gebruik te maken van sublicentiestructuren.2 Ik merk allereerst op dat actuele sportverslaggeving, waaronder in ieder geval de
competitie- en bekerwedstrijden en internationale evenementen, een eigenstandige wettelijke
taak van de NOS is.3 De wijze waarop aan die programmatische taak inhoud wordt gegeven en de inzet daarbij
van de beschikbare budgetten, is een zaak van overleg tussen de NPO en de NOS. Vanwege
de programmatische onafhankelijkheid en autonomie kan ik mij daar niet mee bemoeien.
In gesprekken met de NPO en de NOS laat ik mij informeren over de gang van zaken bij
het verkrijgen van rechten op het uitzenden van (grote) sportevenementen, de wijze
waarop de NPO en de NOS daarin programmatische en budgettaire afwegingen maken en
de mogelijkheden van sublicensering. Ik zal mij ook laten informeren door commerciële
partijen over hoe zij aankijken tegen de mogelijkheden van sublicensering. Ik streef
er naar uw Kamer voor de zomer van 2025 over dit onderwerp te informeren.
Ten slotte verzoekt de motie van de leden Martens-America (VVD) en Van Zanten (BBB)
de regering om niet toe te staan dat de NPO de voorgenomen bezuiniging opvangt met
het verhogen van inkomsten uit reclame op de kanalen van de landelijke publieke omroep.4 Om te beginnen wil ik hierover opmerken dat de NPO niet eigenstandig inkomsten uit
reclame kan verhogen. De kaders die bepalen hoeveel reclame er te zien mag zijn en
op welke kanalen, zijn vastgelegd in wet en regelgeving: daar hebben de NPO en de
Ster zich aan te houden. Daarnaast worden de inkomsten uit de reclame door de Ster
afgedragen aan het Ministerie van OCW. In de rijksbegroting wordt vervolgens bepaald
hoeveel middelen er aan de NPO worden toegekend. Een besluit over de hoogte van de
reclame-inkomsten voor de NPO is dus niet aan de NPO zelf.
Naast deze motie is bij het debat over de onderwijsbegroting ook het amendement van
de leden Bontebal (CDA), Bikker (CU), Stoffer (SGP) en Eerdmans (JA21)5 aangenomen waarin juist wordt gevraagd om het vergroten van de mogelijkheden om inkomsten
uit (online) reclame bij de landelijk publieke omroep te genereren om hiermee een
verlaging van de rijksmediabijdrage op te vangen. Als reactie op dit amendement heb
ik de toezegging uit mijn Mediabegrotingsbrief herhaald dat ik eerst een impactanalyse
ga uitvoeren. Met deze analyse wil ik inzicht krijgen in de gevolgen van het vergroten
van de reclameruimte bij de landelijke publieke omroep voor de private mediapartijen.
Mede op basis van de uitkomsten van deze impactanalyse ga ik een voorstel doen voor
het toekomstige financieringsmodel van de landelijke publieke omroep en de rol van
reclame hierbij. Hierbij zal ik de hierboven genoemde motie en het amendement betrekken.
Ik wil uw Kamer voor de zomer van 2025 infomeren over de uitkomsten van de impactanalyse.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap