Brief regering : Voortgangsbrief Armoede en Schulden (herdruk)
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 779 HERDRUK1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2024
Het kabinet zet zich ervoor in dat iedereen mee kan doen in de maatschappij, als het
kan door werk. Het kabinet wil daarbij armoede voorkomen en problematische schulden
terugdringen. Deze brief is de laatste rapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede
en schulden die is uitgevoerd door het vorige kabinet. In het voorjaar van 2025 kom
ik met de aangekondigde uitwerking van het Nationaal Programma Armoede en Schulden.
Zoals toegezegd in het commissiedebat op 17 oktober jl., reflecteer ik in deze brief
op de nieuwe armoededefinitie die in oktober is gepubliceerd. Ook informeer ik u over
het proces om te komen tot een Nationaal Programma Armoede en Schulden. In de bijlage
bij deze brief geef ik de stand van zaken van de volgende moties en toezeggingen op
het terrein van armoede en schulden.
• Motie van het lid Van Eijk (VVD) waarom wordt verzocht te bezien hoe lokale minimaregelingen
en kwijtscheldingen kunnen worden meegenomen in de volgende herijking van het pakket
aan basisbehoeften en de bijbehorende minimumbedragen (Kamerstuk 24 515, nr. 774).
• Motie van het lid Podt (D66) inzake de uitvoering van maatschappelijke kosten-batenanalyses
binnen het sociaal domein (Kamerstuk 34 352, nr. 239), motie van het lid Palland (CDA) over het in beeld brengen van de maatschappelijke
kosten en baten van het afschaffen van de kostendelersnorm (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 48).
• Motie van het lid Welzijn (NSC) inzake het opheffen van het voorbehoud ten aanzien
van artikel 26 van Kinderrechtenverdrag (Kamerstuk 24 515, nr. 775.
• Motie van het lid Van Apeldoorn (SP) inzake halveren kinderarmoede 2025 (Kamerstukken
36 350 IX en 36 350 XV, I)en de motie Van Apeldoorn over beleidsvoorstellen om de kinderarmoede te verminderen
(Kamerstuk 36 600, P).
• Motie van het lid Ceder (CU) inzake Wsnp-bewindvoerders om stagnerende schuldhulpverlening
vlot te trekken(Kamerstuk 24 515, nr. 678).
• Motie van het lid Kat (D66) over het meenemen van het afschaffen van de preferente
status van de overheid in het IBO problematische schulden (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 43).
• Motie van de leden Romke de Jong en Kat (D66) inzake het wettelijk verbindend maken
van gemeentelijke schuldregelingen als tweederde van de schuldeisers akkoord is (Kamerstuk
36 260, nr. 5).
• Motie van het lid Palland (CDA) over een pilot inzake ketensignalering door gerechtsdeurwaarders
(Kamerstuk 36 260, nr. 7).
• Motie van het lid Postma (NSC) om te onderzoeken hoe het EU Social Climate Fund ingezet
kan worden om ook in de toekomst over een vorm van een energiefonds te beschikken
(kamerstuk 36 600 XXIII, nr. 33).
• Motie van het lid Kops (PVV) en lid Vermeer (BBB) om bij de uitwerking van het energiefonds
ervoor te zorgen dat ook huishoudens met blokverwarming in aanmerking kunnen komen
voor energiecompensatiemaatregelen (Kamerstuk 36 600 XXIII, nr. 60).
• Motie van het lid Postma (NSC) om alles in gereedheid te brengen om het energiefonds
vanaf 1 januari 2025 te kunnen inzetten (kamerstuk 36 600 XXIII, nr. 34).
In de bijlage van de brief wordt tevens aan de volgende toezeggingen tegemoetgekomen:
• Het geven van een reflectie op armoededefinitie (toegezegd tijdens het commissiedebat
van 17 oktober jl.)
• Een reactie te geven op het artikel «Bijna 1 miljoen huishoudens onder of net boven
bijstandsniveau op verzoek van lid Welzijn (NSC)
• De toezegging van de Minister-President aan het Kamerlid Janssen inzake aanvullende
maatregelen kinderarmoede
• Het informeren van uw Kamer over:
• een landelijk aanmeldpunt schuldhulpverlening
• de voortgang van de schuldenaanpak van (ex)gedetineerden
• de resultaten van de pilots in de vroegsignalering
• het onderzoek 5% regeling.
Armoededefinitie
De nieuwe armoedegrens van het CBS, SCP en het Nibud die in oktober jl. is gepubliceerd,
is gebaseerd op het inkomen2 dat nodig is om in alle minimaal noodzakelijke uitgaven te voorzien.3 Bij de optelsom van noodzakelijke uitgaven wordt gerekend met de daadwerkelijke uitgaven
aan wonen, energie en zorg. Bij de optelsom van overige noodzakelijke uitgaven wordt
gerekend met vaste normbedragen per huishoudtype. De nieuwe methode geeft meer inzicht
in de groep die in armoede leeft ten opzichte van voorgaande armoededefinities. Zo
wordt voor het eerst rekening gehouden met een vermogensbuffer en met de werkelijke
kosten voor wonen en energie.
Zoals elke armoededefinitie kent deze definitie beperkingen en kan deze de realiteit
niet exact weergeven. De nieuwe definitie verandert niets aan de huidige situatie
van mensen. Met een armoededefinitie zijn er verschillende situaties waarbij iemand
volgens de nieuwe definitie niet arm is, maar in de realiteit wel met geldzorgen leeft.
Dit komt bijvoorbeeld doordat schulden (negatief vermogen) niet meegenomen zijn in
deze definitie.
Daarnaast beperkt de definitie zich enkel tot het kunnen beschikken over financiële
middelen om van rond te kunnen komen. Armoede en ook bestaanszekerheid beslaan echter
vele levensdomeinen en vragen ook inzet op bijvoorbeeld het gebied van huisvesting,
zorg, onderwijs, leefomgeving, veiligheid et cetera.
Het kabinet beperkt zich in haar aanpak niet alleen tot de groepen onder de armoedegrens,
maar kijkt ook naar de groep werkenden boven de armoedegrens die ook moeite heeft
met rondkomen en hoe structurele verbeteringen op andere levensdomeinen kunnen worden
doorgevoerd.
Doelstelling
Het kabinet heeft als doelstelling om de (kinder-)armoedecijfers niet uit te laten
komen boven het referentiejaar 2024. Voor dit referentiecijfer zal het kabinet de
nieuwe armoededefinitie hanteren. Op dit moment zijn er nog geen cijfers beschikbaar
over 2024. Die volgen naar verwachting rond maart 2025. Tot deze cijfers beschikbaar
zijn, hanteert het kabinet de ramingen van het CPB op basis van de vorige definitie.4 Zoals gezegd, kijken we naar de bredere groep mensen die moeite heeft met rondkomen.
De nieuwe armoedecijfers tonen dat er 1,2 miljoen mensen zijn met een inkomen tot
25% boven de armoedegrens en met weinig vermogen.5 Deze groep is kwetsbaar en krijgt daarom ook aandacht binnen het kabinetsbeleid.6
Nationaal Programma Armoede en Schulden
Zoals eerder aangekondigd in het regeerprogramma werkt het kabinet de komende maanden
met betrokken partijen het Nationaal Programma Armoede en Schulden uit. Samenwerking
is noodzakelijk; het Rijk kan de armoede- en schuldenproblematiek niet alleen aanpakken.
Ik richt momenteel een proces in om gezamenlijk de (prioritaire) thema’s te bepalen
en om te bespreken welke bijdragen partijen aan verschillende maatregelen willen leveren.
Het regeerprogramma en het IBO problematische schulden zijn daarvoor leidend. Met
de voorgaande Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zijn veel maatregelen al in gang
gezet. Het is ook belangrijk om trajecten af te maken, en daarbij zal zorgvuldig moeten
worden gekeken of hiervoor voldoende capaciteit en middelen beschikbaar zijn en of
het past binnen de prioritaire thema’s uit het regeerprogramma. De bijeenkomsten met
betrokken partijen zullen naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 plaatsvinden.
Het ingezette proces moet leiden tot een overkoepelend programmaplan, waarover ik
u in het voorjaar van 2025 verder zal informeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid