Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Marktordening en Consumentenbescherming van 24 april 2024, over de Regeling werkzaamheden derden CBS en de Beleidsregel taakuitoefening CBS
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 661
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2024
In het Commissiedebat Marktordening en Consumentenbescherming van 24 april jl. (Kamerstuk
32 637, nr. 648) zijn enkele toezeggingen gedaan die raken aan de Regeling werkzaamheden derden CBS
(hierna: ministeriële regeling) en de Beleidsregel taakuitoefening CBS (hierna: beleidsregel).
Ook de motie van de leden Grinwis (CU) en Flach1 (SGP) uit het tweeminutendebat MKB van 28 februari jl. raakt aan deze ministeriële
regeling. In deze brief reageer ik hierop.
In 2020 zijn de ministeriële regeling en beleidsregel (hierna: de regelingen) in werking
getreden. Deze regelingen beogen onder andere meer duidelijkheid te scheppen over
de rolverdeling tussen marktpartijen en het CBS. In 2023 zijn de regelingen geëvalueerd.2 De evaluatie laat zien dat de regelingen hebben bijgedragen aan duidelijkheid over
de rolverdeling tussen marktpartijen en het CBS. De evaluatie is daarnaast positief
over de door het CBS bereikte werkwijze. Zoals in de beleidsregel opgenomen, is in
2020 een onafhankelijke klachtencommissie ingesteld waar partijen die klachten hebben
over de toepassing van de regelingen terecht kunnen. De commissie heeft sinds inwerkingtreding
van de regelingen geen klachten ontvangen wegens marktverstoringen door het CBS.3
Data Insights and Network (DI&N, voorheen MOA), een branchevereniging voor private
statistische dienstverleners, is in 2020 een civiele procedure gestart tegen de Staat
der Nederlanden (Ministerie van EZ en het CBS). DI&N is onder meer ontevreden over
de huidige rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen en stelt dat de regelingen
onverbindend zijn. In haar uitspraak van 31 augustus 2022 oordeelde de rechtbank Den
Haag dat de regelingen niet onverbindend waren en daarmee werd de Staat (EZ/CBS) in
het gelijk gesteld. D&IN is hierop in hoger beroep gegaan. In het Commissiedebat van
24 april 2024 heeft lid Van Meetelen (PVV) gevraagd naar de stand van zaken van het
hoger beroep. In het arrest van het gerechtshof Den Haag van 3 september 2024 is de
uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. De Staat (EZ/CBS) is daarmee in het gelijk
gesteld en de vorderingen van D&IN zijn afgewezen. Op 26 november jl. bereikte de
Staat (EZ/CBS) het bericht dat D&IN cassatie heeft ingesteld bij de Hoge Raad tegen
het arrest van het Hof van 3 september 2024.
De leden Grinwis (CU) en Flach (SGP) hebben bij motie4 gevraagd om te onderzoeken of het grensbedrag in de Regeling werkzaamheden derden
CBS waaronder het CBS incidentele werkzaamheden voor derden mag verrichten, kan worden
verhoogd van € 10.000 naar € 33.000 (grensbedrag enkelvoudig onderhandse gunning volgens
het Rijksinkoopbeleid5; hierna: aanbestedingsgrens), om zo brancheorganisaties in de gelegenheid te stellen
meer gebruik te maken van de diensten van het CBS. Naar een mogelijke verhoging van
het grensbedrag waaronder het CBS incidentele statistische werkzaamheden mag verrichten
is een onderzoek verricht (bijlage 1) en er is met verschillende belanghebbende partijen
over deze vraag gesproken.
In het onderzoek is gekeken naar de vraag of de aanbestedingsgrens aanknopingspunten
biedt voor verhoging van het grensbedrag CBS. Hoewel in bijgevoegde analyse wordt
geconstateerd dat er dergelijke aanknopingspunten kunnen zijn, is niet direct duidelijk
waar die grens zou moeten liggen. De onderzoeker geeft echter ook aan dat de aanbestedingsgrens
is ingesteld in een andere wettelijke en feitelijke context. De aanbestedingsgrens
dient onder meer voor het beperken van het risico op ineffectieve besteding van publieke
middelen waar het grensbedrag CBS dient om statistische werkzaamheden die het CBS
uitvoert voor derden te beperken tot incidentele gevallen uit oogpunt van goede marktwerking.
Belangrijker vind ik echter dat ook op een andere wijze in veel gevallen in de behoefte
van brancheorganisaties en andere derden kan worden voorzien. Zij kunnen zich hiervoor
wenden tot private aanbieders van statistische diensten die op grond van artikel 41
Wet op het CBS gebruik kunnen maken van de databestanden waar het CBS over beschikt
via de zogenoemde remote accessomgeving.
Dit alles gewogen hebbend, zie ik geen noodzaak het grensbedrag te verhogen. Ik laat
het grensbedrag dus ongewijzigd. Dit betekent niet dat het CBS geen initiatieven kan
ondernemen om binnen de bestaande regelgeving data op nieuwe manieren te ontsluiten.
Zo moedig ik het CBS aan om binnen de bestaande regelgeving in het kader van de reductie
van de beleefde regeldruk en conform de wens van het bedrijfsleven, met branche-informatie
via het CBS-bedrijvenportaal meer inzicht te geven aan bedrijven en bedrijven zo meer
te betrekken bij de door hen geleverde data.
Lid Van Meetelen (PVV) vroeg in het Commissiedebat van 24 april jl. tevens naar aangekondigde
gesprekken met enkele betrokken brancheverenigingen en marktpartijen. Er is in de
kabinetsreactie op de evaluatie van de regelingen6 aangegeven dat de aanbeveling ter harte wordt genomen om gezamenlijk met het CBS
in gesprek te gaan met betrokken marktpartijen om tot relatieverbetering te komen.
Het advies van het onderzoeksbureau was om daarmee te wachten tot na de uitspraak
in het hoger beroep. Aangezien D&IN tegen die uitspraak cassatie heeft ingesteld,
wacht ik hiervoor nu eerst het arrest van de Hoge Raad af. Ik heb vernomen dat het
CBS reeds het initiatief heeft genomen om met enkele grote statistische marktpartijen
in gesprek te gaan om te komen tot verbetering van de relatie – één van de doelen
van de beleidsregel. Naar ik heb begrepen verlopen deze gesprekken in een goede en
constructieve sfeer. Deze inspanningen van het CBS zijn een basis voor een goede samenwerking
met deze partijen, en dit juich ik toe.
Samenvattend concludeer ik het volgende. De regelingen worden goed toegepast, dragen
bij aan de beoogde doelen en komen positief uit een recente evaluatie. Het gegeven
dat er geen klachten over marktverstoringen door het CBS bij de onafhankelijke klachtencommissie
zijn ontvangen is daarvan een extra indicatie. Het CBS zet zich bovendien actief in
om tot verbetering van de relatie met marktpartijen te komen. Gelet op het voorgaande
zie ik op dit moment geen noodzaak om verdere actie rond deze regelingen te ondernemen.
In dat licht neem ik de suggestie van lid Zeedijk (NSC) in het Commissiedebat van
24 april jl. om de beleidsregel in te trekken dan ook niet over.
De Minister van Economische Zaken,
D.S. Beljaarts
Indieners
-
Indiener
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken