Brief regering : Landenbeleid Pakistan
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3318 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2024
Op 5 juli jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht
gepubliceerd over de (veiligheids)situatie in Pakistan. Op basis van de informatie
in het ambtsbericht heb ik geconcludeerd enkele wijzigingen door te moeten voeren
in het landgebonden asielbeleid voor Pakistan.
Eerder bent u, door de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geïnformeerd
over de aanpassingen in het groepenbeleid1. Op grond van de informatie in het ambtsbericht concludeer ik dat ahmadi’s, christenen,
afvalligen van het islamitisch geloof, hazara’s, lhbti’s en journalisten en mensenrechtenverdedigers
nog altijd in bepaalde mate risico lopen om slachtoffer te worden van geweld en vervolging.
Deze groepen blijven daarom aangemerkt als risicoprofiel. Na het afzetten van de toenmalige
premier Imran Khan, lopen ook leiders en leden van de partij, Pakistan Thereek-e-Insaf
(PTI) in algemene zin een bepaalde mate van risico om slachtoffer te worden van geweld
en vervolging. Om die reden heb ik besloten om leiders en leden van PTI op te nemen
als risicoprofiel.
Verder heb ik op basis van de informatie in het ambtsbericht beleidsmatig aangenomen
dat er in de provincies Balochistan en Khyber Pakhtunkhwa (KP) sprake is van de laagste
gradatie (relatief lager niveau van willekeurig geweld) van een situatie zoals bedoeld
in artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn. Er is in deze provincies sprake
van een gewapend conflict en een bepaalde mate van willekeurig geweld. Voor deze provincies
geldt niettemin dat de kans om slachtoffer te worden van willekeurig geweld dermate
gering is, dat de individuele omstandigheden zeer veel gewicht moeten hebben om te
komen tot een reëel risico op ernstige schade. Hierbij heb ik ook de meeste recente
uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2 betrokken, waarover uw Kamer bij brief van 19 november jl. (kenmerk 5685921) is geïnformeerd.
Voor de overige provincies geldt dat voor zover er sprake is van, al dan niet incidenteel,
willekeurig geweld, dit is als gevolg van extremistische en terroristische aanslagen.
Op basis van het ambtsbericht concludeer ik dat in de overige provincies geen sprake
is van een gewapend conflict en daarmee geen situatie als bedoeld in artikel 15 onder
c van de Kwalificatierichtlijn.
Voor alleenstaande minderjarigen concludeer ik dat er in Pakistan sprake is van adequate
opvang. Uit het ambtsbericht maak ik op dat er opvangvoorzieningen voor alleenstaande
minderjarigen in Pakistan aanwezig zijn. Zowel door overheidsinstellingen als door
private partijen worden kinderen opgevangen. Zij krijgen daar onderwijs, medische
zorg, kleding en eten naar lokale maatstaven. De instellingen zijn bedoeld voor jongens
en meisjes tussen 5/6 jaar en 23 jaar. Alle religies zijn welkom. In het ambtsbericht
wordt ook aangegeven dat er sinds 2022 meer opvangvoorzieningen zijn bijgekomen in
Pakistan.
Ten aanzien van de bescherming door de Pakistaanse autoriteiten en internationale
organisaties alsmede ten aanzien van het binnenlands beschermingsalternatief zie ik
in het ambtsbericht, anders dan dat dit ook geldt voor de leiders en leden PTI, geen
reden om het beleid aan te passen.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie