Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een afschrift brief aan een burger van Bonaire over de toepassing van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 538
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2024
Bij brief van 17 oktober 2024 onder bovenvermeld kenmerk heeft u namens de vaste commissie
voor Koninkrijksrelaties om een afschrift verzocht van de reactie op de door een burger
van Bonaire verzonden brief over de toepassing van de Tijdelijke subsidieregeling
loonkosten en inkomensverlies CN. Omdat de reactiebrief door mij is verzonden, ontvangt
u de aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mijn
persoon gevraagde informatie via mij. Met het oog op de privacy van de briefschrijver
neem ik de tekst van mijn verzonden reactiebrief hierna integraal over, zonder vermelding
van diens naam.
De inhoud van mijn aan briefschrijver verzonden reactie is als volgt:
«Bij brief van 23 september 2024 heeft u de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
een aantal vragen voorgelegd die betrekking hebben op de toepassing van de Tijdelijke
subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN (hierna: de subsidieregeling). Omdat
Caribisch Nederland binnen het Ministerie van SZW binnen mijn portefeuille valt, ontvangt
u de reactie van mij.
Overigens acht ik een puntsgewijze reactie, zoals door u verzocht, niet goed mogelijk
en ook niet nodig voor de beantwoording van uw brief.
Allereerst wijs ik erop dat de uitvoering van de subsidieregeling door het hoofd van
de RCN-unit SZW in mandaat namens de Minister van SZW is uitgevoerd. Dit betekent
dat alle formele besluiten die betrekking hebben op de toepassing van de subsidieregeling
op naam en onder verantwoordelijkheid van de Minister zijn genomen. Ik reageer hiermee
op uw vragen die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid voor genomen besluiten.
Bovendien hecht ik eraan te benoemen dat de subsidieregeling nadrukkelijk als «noodregeling»
heeft gefungeerd. De subsidieregeling is in korte tijd tot stand gebracht om tegemoet
te komen aan de urgente situatie die als gevolg van de impact van Covid-19 op Bonaire,
Sint Eustatius en Saba ontstond. Daarbij is op voorhand onderkend dat aan de uitvoering
van deze subsidieregeling andere eisen moesten worden gesteld dan onder normale omstandigheden
het geval zou zijn geweest. In de toelichting op de subsidieregeling (Stcrt. 2020, nr. 198760) is aangegeven dat een sluitende controle van alle relevante gegevens niet haalbaar
is; de RCN-unit SZW zou met een marginale toetsing van de aanvragen volstaan.
Ik hecht eraan u deze context mee te geven, omdat die zo bepalend is geweest voor
de wijze waarop de uitvoering heeft geacteerd. Voor zover (in feite noodgedwongen)
voor vereenvoudiging is gekozen, zoals het in het kader van de aanvraagprocedure volstaan
met een beperkte uitvraag en het enkel op verzoek verstrekken van de subsidiebeschikking,
moet dat tegen die achtergrond worden bezien. Daarmee is slechts beoogd het proces
van aanvraag en afhandeling te vereenvoudigen, zonder belanghebbenden de mogelijkheid
te ontnemen alle (of andere) door hen relevant geachte gegevens voor het vaststellen
van het recht op en de hoogte van de subsidie te overleggen of om de hoogte van de
subsidie op juistheid te controleren.
Verder stel ik vast dat uw vragen over de feitelijke toepassing van de subsidieregeling
inhoudelijk goeddeels overeenkomen met zaken die al aan de orde zijn geweest in het
gevoerde juridisch geschil tussen u en de Minister, waarover door resp. het Gerecht
in Eerste Aanleg (uitspraakdatum 17 december 2021) en het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie (uitspraakdatum 28 juni 2023) uitspraak is gedaan. Met laatstgenoemde uitspraak
is bevestigd dat uw aanvraag terecht als een aanvraag voor subsidie voor gewezen werknemers
is aangemerkt (r.o. 3.2). Bovendien volgt uit deze uitspraak dat de herberekening,
die naar aanleiding van de behandeling ter zitting is uitgevoerd, door het Hof is
aanvaard als zijnde juist (r.o. 3.4). Het ging in voornoemde zaak onder meer om een
verschil van mening tussen u en de Minister over de juistheid van het in uw geval
vastgestelde dagloon; de uitspraak heeft dan ook geen ander gevolg gehad dan datgene
dat door het Hof is voorgeschreven.
Uw bewering dat de betaling van de subsidie twee dagen voor de expiratiedatum van
de subsidieregeling zou zijn gestopt, was geen onderdeel van bovengenoemd juridisch
geschil. Op basis van de mij ter beschikking staande informatie kan ik uw bewering
niet plaatsen en u heeft deze niet onderbouwd met concrete gegevens over de betaling.
Mocht er in uw geval onverhoopt sprake zijn geweest van een administratieve fout in
de betaling, dan ben ik vanzelfsprekend bereid deze te herstellen. Om dat te kunnen
beoordelen is wel nodig dat u een nadere onderbouwing aanlevert bij de RCN-unit SZW.
Ik nodig u daar graag toe uit.
Voor de goede orde wijs ik u erop dat de vaste commissie Koninkrijksrelaties van de
Tweede Kamer mij om een afschrift van mijn reactiebrief heeft gevraagd. Ik zal de
Kamer conform dit verzoek van mijn onderhavige reactie op de hoogte stellen».
Ik vertrouw erop hiermee aan uw informatieverzoek te hebben voldaan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid