Brief regering : Agenda voor werkend Nederland
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1253 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2024
Werk is een belangrijk onderdeel van het leven. Het zorgt voor inkomen en voor zingeving
en sociale verbinding. Werkenden zijn cruciaal voor de welvaart in Nederland. Bovendien
leveren werkenden een onmisbare bijdrage aan onze collectieve voorzieningen. Omdat
het werk anders niet wordt gedaan én omdat we zonder hen als samenleving de zorg,
het onderwijs en onze sociale zekerheid niet kunnen financieren.
Het kabinet hecht veel waarde aan de inzet van werkenden. Werken is de beste manier
om uit armoede te raken. Toch zien we dat er werkenden zijn die niet voldoende inkomen
hebben om iedere maand rond te komen of met veel moeite de eindjes aan elkaar weten
te knopen. Het kabinet werkt eraan dat mensen die werken zekerheid hebben en we zorgen
ervoor dat werken meer loont. Ook moeten werkenden voldoende ruimte krijgen om te
bewegen op de arbeidsmarkt en zich te ontwikkelen, zodat zij hun loopbaan zo kunnen
vormgeven dat ze een mooie plek op de arbeidsmarkt blijven vinden, ook als de economie
verandert. Het kabinet vindt het daarnaast belangrijk dat mensen hun werk en hun privéleven
zo goed mogelijk naar eigen wens kunnen combineren, en stimuleert economische zelfstandigheid.
Daarom zorgt de overheid voor kaders om dit mogelijk te maken.
Nederland heeft een krappe arbeidsmarkt en op veel plekken zijn er personeelstekorten.
Die arbeidsmarktkrapte is naar verwachting langdurig, onder meer door dubbele vergrijzing.1 Dat is een van de conclusies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen
2050. En ook het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank (DNB) laten in
hun rapporten zien dat het arbeidsaanbod stagneert. Het kabinet wil in nauw contact
met de samenleving tot een aanpak komen om een sociale, hoogwaardige en innovatieve
economie te realiseren. Die werkt het kabinet uit in een brede arbeidsmarktagenda.
Voor het eind van het jaar ontvangt uw Kamer hierover een brief.
In de huidige krappe arbeidsmarkt is niet zozeer de kwantiteit van werk de uitdaging
die voor ons ligt, maar eerder de kwaliteit van werk. Het kabinet zet in op kwalitatief
hoogwaardig werk. Werk met een hoge productiviteit, zodat we meer kunnen bereiken
met minder mensen. Ook biedt een hogere productiviteit kansen om werk fysiek en mentaal
lichter te maken en voor mensen een betere combinatie van werk en privé te realiseren.
Het kabinet gaat daarom samen met sectoren aan de slag met een productiviteitsagenda.
Ook andere initiatieven, zoals het verlagen van de regeldruk kunnen de kwaliteit van
werk vergroten, doordat mensen zich kunnen richten op hun werk in plaats van op randzaken.
Kwalitatief goed werk kan bijdragen aan het gevoel een fijne baan te hebben, hier
meer plezier in te hebben en het werk langer vol te kunnen houden. We vinden het belangrijk
dat mensen gezond blijven, als waarde op zich en zodat ze gezond hun pensioen kunnen
halen. Doordat de omstandigheden waarin mensen werken goed en gezond zijn. En doordat
zij voldoende tijd hebben voor activiteiten naast hun werk, zodat uitval wordt voorkomen.
Mochten mensen toch uitvallen, ondersteunen we hen bij herstel. Daarnaast wil het
kabinet ook graag de waarde van het goede gesprek tussen werknemer en werkgever benadrukken.
Dit kan gaan over uitdagingen bij het combineren van arbeid en zorg, de werk-privébalans
of juist het meer uren willen werken. Goed overleg is van belang op het niveau van
werknemer en werkgever, maar ook aan de cao-tafel en in de medezeggenschapsraden.
Met elkaar in gesprek gaan, en blijven, draagt bij aan wederzijds begrip en een fijne
werkplek.
Met deze brief kom ik tegemoet aan de toezegging over een agenda voor werkend Nederland
die de Minister-President heeft gedaan aan het lid Yeşilgöz-Zegerius (VVD) tijdens
de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) van 18 en 19 september 2024. De specifieke
onderwerpen die het lid Yeşilgöz-Zegerius hierbij heeft genoemd, heb ik meegenomen
in de uitwerking van deze agenda. Dit betreft de toegankelijkheid van de kinderopvang
voor werkenden, het aantrekkelijker maken van meer uren werken zoals met de meerurenbonus
waarmee OCW bijvoorbeeld ervaring opdoet in het primair onderwijs, de regeldruk voor
werkenden waarbij specifiek de rittenadministratie, en de bereikbaarheid van de overheid
voor werkenden. Daarnaast heeft de Minister-President aan het lid Jetten (D66) toegezegd
in deze agenda ook het voorstel van D66 om meer uren werken meer lonend te maken mee
te nemen. Samen met een aantal andere onderwerpen heb ik deze ondergebracht onder
de overkoepelende thema’s: arbeidsmarkt, inkomen, en werk en privé. Tot slot geeft
deze brief invulling aan de toezegging van de Staatssecretaris Participatie en Integratie
in het commissiedebat Armoede en Schulden van 17 oktober 2024 om in te gaan op maatregelen
van het kabinet rondom werkende armen.
Deze brief verstuur ik mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie
en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Arbeidsmarkt
Werkenden én werkgevers hebben baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Daarom
werkt het kabinet aan een pakket arbeidsmarktmaatregelen. Zo kunnen werkenden zich
blijven ontwikkelen en blijven zij duurzaam inzetbaar. Ook voor mensen met een afstand
tot de arbeidsmarkt komt het kabinet met maatregelen.
Arbeidsmarktpakket
Het kabinet werkt aan een pakket arbeidsmarktmaatregelen die in samenhang de zekerheid
van werkenden enerzijds, en de wendbaarheid van werkgevers anderzijds, vergroten.
Dit pakket bevat, naast een aantal maatregelen die werkgevers ondersteunen, ook een
aantal maatregelen die een steun in de rug zijn voor werkenden. Zo werkt het kabinet
aan het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers, waarmee oproepkrachten, uitzendkrachten
en mensen met een tijdelijk contract beter beschermd worden en meer inkomens- en roosterzekerheid
krijgen. Ook werken we aan een wetsvoorstel dat duidelijker maakt wanneer je werkt
als werknemer of als zelfstandige. Zo weten zelfstandigen waar ze aan toe zijn.
En om zelfstandigen beter te beschermen tegen verlies van inkomen in geval van langdurige
arbeidsongeschiktheid en een gelijker speelveld tussen werkenden te bevorderen, werken
we een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen uit. Deze wetsvoorstellen
zijn reeds alle drie in internetconsultatie gegaan. De Raad van State heeft reeds
advies uitgebracht over de wetsvoorstellen «Meer zekerheid flexwerkers» en «Verduidelijking
beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden». Deze wetsvoorstellen worden op termijn
aan uw Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel «Basisverzekering arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen» moet nog worden ingediend bij de Raad van State voor een advies. Dat
geldt ook voor de drie andere grote wetsvoorstellen die onderdeel uitmaken van het
arbeidsmarktpakket («Re-integratie tweede spoor», «Personeelsbehoud bij crisis» en
«Hervorming arbeidsmarktinfrastructuur»).
Inclusieve arbeidsmarkt
Het kabinet hecht eraan ook mensen die verder van de arbeidsmarkt staan en nu (nog)
niet kunnen werken op termijn voor zover mogelijk (weer) aan het werk te helpen. Werk
leidt tot zingeving en onderlinge verbondenheid. We hebben iedereen nodig op de arbeidsmarkt.
Het kabinet kijkt dus ook naar mensen die wel willen werken, maar het nu nog niet
lukt. Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten om 125.000 banen voor mensen met
een afstand tot de arbeidsmarkt via de banenafspraak te realiseren. Momenteel wordt
gewerkt aan de verbreding en vereenvoudiging van de banenafspraak. Beoogd wordt een
nieuwe uitvoerbare quotumregeling in te voeren, het loonkostenvoordeel structureel
beschikbaar te maken voor iedereen in de doelgroep banenafspraak, en de doelgroep
voor de banenafspraak uit te breiden. De banenafspraak kan hiermee nog meer mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen in het vinden van een baan. Ook daarbuiten
blijft het van groot belang om te kijken wat er nog meer nodig is om mensen die willen
werken, ook daadwerkelijk aan het werk te krijgen. Het denken hierover stopt niet,
en blijft de continue aandacht hebben van het kabinet. Voor mensen waar werk bij een
reguliere werkgever een brug te ver voor is zet het kabinet in op de versterking van
de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk. Deze sociaal ontwikkelbedrijven
zijn voor veel mensen een opstap naar werk, een plek waar je in een beschutte omgeving
kunt werken en een plek waarop je kunt terugvallen als het even niet lukt bij een
reguliere werkgever. De komende tien jaar stelt het kabinet circa € 1 miljard extra
beschikbaar voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk.
Structureel gaat het om € 100 miljoen extra per jaar. Dit laat zien hoe belangrijk
wij een goed functionerende sociale infrastructuur vinden. Het streven is een inclusieve
arbeidsmarkt waar niemand buitenspel staat.2 Verder maakt het kabinet werk van de ingezette herziening van de Participatiewet.
Deze wet is nu nog te complex en bereikt niet haar gestelde doelen. Bijvoorbeeld om
(meer) mensen aan het werk te helpen. Het wetsvoorstel spoor 1 is recentelijk aan
uw Kamer aangeboden, hiermee is de eerste stap gezet. Ondertussen werken wij door
aan de fundamentele herziening in spoor 2.
Onderwijs, een leven lang ontwikkelen en mobiliteit
Het onderwijs legt de basis voor alle kinderen in ons land. Echter, de onderwijskwaliteit
staat onder druk. Het kabinet werkt aan het verbeteren van de basis van kwalitatief
goed onderwijs met daarbij de focus op lezen, schrijven en rekenen. Kinderen zijn
ten slotte de werkenden van de toekomst. De hoofdlijnen van het Herstelplan kwaliteit
funderend onderwijs zijn recent met uw Kamer gedeeld.3
Op de Nederlandse arbeidsmarkt spelen de komende decennia verschillende grote transities
die hun weerslag hebben op de benodigde kennis en vaardigheden op de arbeidsmarkt.
Om ervoor te zorgen dat mensen aangesloten blijven op deze ontwikkelingen, is het
belangrijk dat zij zich blijven ontwikkelen en de mogelijkheid hebben om op tijd de
overstap naar ander werk te kunnen maken. Mede gezien de voortdurende krapte op de
arbeidsmarkt en de noodzakelijke productiviteitsgroei is het belangrijk dat leren
en ontwikkelen op de werkvloer gemeengoed wordt.
Het kabinet werkt daarom met andere partijen aan een gezamenlijke Leven Lang Ontwikkelen
(LLO) agenda. Daarbij willen we bestaande publieke en private investeringen beter
benutten. Zodat deelname aan scholing en leren op het werk groeit, een sterke leercultuur
ontstaat en de aansluiting van het opleidingsaanbod op de vraag van de (regionale)
arbeidsmarkt verbetert. De Onderwijsagenda LLO4 maakt onderdeel uit van de gezamenlijke LLO-agenda, die we verder uitwerken met sociale
partners, regio’s en opleiders. Een brief met uitwerking van deze LLO-agenda ontvangt
uw Kamer rond de zomer van 2025. Voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie
van SZW ontvangt uw Kamer een brief over hoe binnen de SLIM-regeling een tijdelijke
scholingssubsidie voor maatschappelijk cruciale sectoren invulling krijgt. Een verlenging
van de bestaande SLIM-regeling gericht op MKB is in voorbereiding.
Het is van belang dat mensen toegang hebben tot de dienstverlening die nodig is om
duurzaam de stap naar (ander) werk te maken. Daarbij staat voor het kabinet de ondersteuningsbehoefte
van mensen centraal en niet de inkomenssituatie. Daarom hervormen we met publieke
en private partijen die hier een rol in hebben de arbeidsmarktinfrastructuur. De private
en publieke arbeidsmarktdienstverlening ontsluiten we via een Werkcentrum per arbeidsmarktregio
(Regionale Werkcentra, RWC). Zo kunnen we werkzoekenden, werkenden en werkgevers beter
ondersteunen met hun arbeidsmarkt- en scholingsgerelateerde vraagstukken. De sociale
partners en werkgevers zijn verantwoordelijk voor de van-werk-naar-werk-dienstverlening
en hebben samen de ambitie om hiervoor tot een dekkend stelsel te komen. Het kabinet
ziet de meerwaarde hiervan in en bekijkt, als onderdeel van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur,
of zij hier een impuls aan kan geven.
Regeldruk werkenden
Zoals aangekondigd in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) werkt het kabinet aan een regeldrukprogramma voor bedrijven dat voor het eind van
het jaar naar de Kamer zal worden verzonden. In dit regeldrukprogramma is onder andere
aandacht voor het vroegtijdig betrekken van het adviescollege toetsing regeldruk (ATR),
die de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers toetst, bij voorgenomen
regelgeving met substantiële regeldruk. Daarnaast gaan we in gesprek met toezichthouders
en handhavers over hoe regeldruk, ook vanuit hen, kan worden verminderd. Hierdoor
kan ook regeldruk voor werkenden worden beperkt. De rittenadministratie, die tijdens
de APB werd genoemd door het lid Yeşilgöz-Zegerius, is hier een voorbeeld van. De
rittenadministratie komt voort uit de wetgeving personenmobiliteit die sinds juli
2024 in werking is getreden. Momenteel kijkt de Minister van Economische Zaken al
samen met de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu naar de gevolgen van
deze maatregel voor de ervaren regeldruk bij ondernemers en werkenden.
Inkomen
Werk heeft voor mensen waarde op zichzelf, doordat zij zich kunnen ontplooien en vanwege
sociale verbinding. Maar het is ook belangrijk dat werkenden goed kunnen rondkomen:
het moet ook financieel echt iets opleveren. Bovendien geldt hier een maatschappelijk
belang. Wanneer mensen (meer) gaan werken, levert dit een bijdrage aan het oplossen
van arbeidsmarktkrapte. Hier ligt temeer een belangrijke opgave omdat de arbeidsmarktkrapte
naar verwachting langdurig is door de vergrijzing. Het kabinet vindt het dan ook belangrijk
om in te zetten op het stimuleren van (meer) werken en het wegnemen van barrières
tot (meer) werken. Het kabinet zet hier met verschillende maatregelen in op (meer)
werken.
Meer werken meer lonend maken
De arbeidsparticipatie is historisch hoog, maar er wordt ook veel in deeltijd gewerkt.5 Het kabinet stimuleert mensen, waar dat past, om meer uren te werken. Om zo gebruik
te maken van alle kennis en kunde die Nederland te bieden heeft. Daarnaast helpt het
bij het tegengaan van personeelstekorten en in sommige gevallen de hoge werkdruk die
als gevolg van personeelstekorten ontstaat. De oplossing ligt niet alleen in meer
uren werken per persoon. Daarom zet het kabinet daarnaast in op het verhogen van de
productiviteit. En op het verhogen van de arbeidsparticipatie waar mogelijk. In sommige
gevallen past deeltijdwerk goed bij bijvoorbeeld de zorg voor kinderen of het verlenen
van mantelzorg aan naasten. Aan de SER is een advies gevraagd over een toekomstbestendige
combinatie van werk en mantelzorg. Dit soort zorgtaken, maar ook vrijwilligerswerk,
studie en een gezonde werk- en privébalans zijn van grote waarde. Dit alles kan leiden
tot een bewuste keuze om in deeltijd te werken of om minder te gaan werken, al dan
niet tijdelijk.
Voor mensen die dat willen en kunnen, moet de overheid niet in de weg staan om meer
uren te werken. Dan moet werk ook meer lonen. Het kabinet ondersteunt het doel dat
werken meer moet lonen met de koopkrachtmaatregelen die zijn aangekondigd. Denk hierbij
aan lastenverlichting via de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting
en de vereenvoudiging van de huurtoeslag. Die vereenvoudiging zorgt ervoor dat pieken
in de marginale druk afnemen. Meer uren werken kan een manier zijn om uit armoede
te komen. Het kabinet maakt het daarom voor mensen beter inzichtelijk of (meer uren)
werken loont, door ondersteuning en het breder bekendmaken van tools zoals de WerkUrenBerekenaar
van het Nibud. Het kabinet komt eveneens met een wetsvoorstel om het niet-gebruik
van regelingen terug te dringen (wetsvoorstel Proactieve dienstverlening6). Daarbij is het van belang op te merken dat werken nu voor de meeste mensen ook
al loont. Voor ongeveer 4 op de 5 mensen is de marginale druk lager dan 60%. Een zeer
hoge marginale druk zien we slechts bij ongeveer 5% van de werkenden: zij hebben een
marginale druk van boven de 70%.7 Maar een significante verlaging van de lastendruk of de marginale druk is niet mogelijk
zonder fundamentele hervorming van het inkomens- en fiscale domein. Daarom start het
kabinet de Hervormingsagenda vereenvoudiging inkomensondersteuning. Dat «werken moet
lonen» is een van de drie doelen van de hervorming.
In de hervorming wordt ook gekeken naar de relatie met het minimumloon. Verderop in
deze brief staat meer informatie over de Hervormingsagenda.
Ook de herziening van de kinderopvangtoeslag is in dit kader van belang. Het kabinet
doet de komende jaren een niet eerder geziene investering in de vergoeding voor kinderopvang
voor werkende ouders. Tussen 2010 en 2024 zijn de overheidsuitgaven aan kinderopvangtoeslag
met € 1.842 miljoen toegenomen. Gecorrigeerd voor de inflatie bedraagt het verschil
circa € 600 miljoen. Tussen 2024 en 2029 investeert het kabinet structureel € 2,9
miljard (prijspeil 2024) in de kinderopvang. Alle werkende ouders krijgen straks een
hoge vergoeding voor kinderopvang. Dit helpt om de marginale druk te verminderen voor
ouders met jonge kinderen. Het kabinet verwacht dat een goedkoper en zekerder kinderopvangstelsel
ook leidt tot cultuurveranderingen rond het gebruik van opvang. Dit kan een positief
effect hebben op de arbeidsparticipatie, waaronder die van vrouwen met jonge kinderen.
Samen met de aanpassingen die in deze brief worden genoemd, zoals vereenvoudiging
van het verlofstelsel, inzet op marginale druk, campagnes en (Groeifonds)programma’s,
kan deze flinke herziening van de kinderopvangtoeslag een verandering in arbeidsmarktgedrag
teweegbrengen. Later in deze brief wordt ingegaan op het nieuwe financieringsstelsel
voor de kinderopvang.
Maatregelen op de werkvloer om meer uren werk te stimuleren
Het kabinet ondersteunt verschillende initiatieven om meer uren werk in de praktijk
te stimuleren. Zo is er het Groeifondsprogramma «Meer Uren Werkt!», dat zich richt
op het wegnemen van praktische belemmeringen om meer uren werken mogelijk te maken.
Meer Uren Werkt! start in 2025 met diverse interventies in de sectoren kinderopvang,
zorg en onderwijs. Er worden ook interventies uitgevoerd gericht op de sociale omgeving
en de (financiële) motivatie van mensen om (meer) te werken. Bewezen interventies
worden vervolgens opgeschaald naar de gehele arbeidsmarkt. De alliantie Financieel
Sterk door Werk zet zich in om belemmeringen weg te nemen die praktisch opgeleide
vrouwen werkend in de sectoren schoonmaak, zorg en kinderopvang ervaren om duurzaam
financieel onafhankelijk te worden. Hierbij is ook aandacht voor meer uren werken.
Om meer werken aantrekkelijk te maken, is goed werkgeverschap tenslotte cruciaal.
Goed werkgeverschap draagt ook bij aan het verbeteren van de kwaliteit en waarde van
werk. Hoe goed werkgeverschap eruit kan zien om de combinatie tussen arbeid en zorg
te stimuleren, is onder andere in de Kamerbrieven over de krapteaanpak en het gezinsvriendelijk
personeelsbeleid omschreven.8 In de praktijk biedt een aantal werkgevers in sectoren zoals de zorg en het onderwijs
iets extra’s aan. Denk aan een geldbedrag, flexibiliteit in snipperdagen, inroostering
of het focussen op andere soorten taken. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap stimuleert meer uren werken met de aanpak meerurenmaatwerk.9 De meerurenbonus is een onderdeel van deze aanpak. Meerurenmaatwerk betreft het voeren
van het goede gesprek over de aanstelling en als aanvulling hierop de eerder genoemde
extra’s. Scholen kunnen ook gebruik maken van een beschikbaarheidstoelage – waarbij
leraren zich kunnen opgeven voor een dag waarop zij beschikbaar zijn voor inval en
hier een toelage voor ontvangen. Naast deze aanpak stimuleren we meer vaste en grotere
contracten in het funderend onderwijs met het wetsvoorstel Strategisch personeelsbeleid.
Vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn in 2024 regiobijeenkomsten
georganiseerd gericht op het stimuleren van meer uren werken. In deze bijeenkomsten
zijn zorg- en welzijnsorganisaties geïnformeerd over de mogelijkheid van een meerurenbonus.
Ook regionaal werkgeverschap kan bijdragen aan meer uren werken. Zorgprofessionals
kunnen dan bij meerdere organisaties in de regio werken. Dit draagt bij aan meer autonomie
op het rooster, waardoor een betere werk-privé balans mogelijk is en meer uren gewerkt
kunnen worden. Het Potentieel Pakken is de afgelopen jaren financieel ondersteund
in hun missie om via verandertrajecten belemmeringen om meer uren werken weg te nemen.
Kennis en inzichten die hierbij zijn opgedaan, worden in november 2024 openbaar toegankelijk
gemaakt via een digitaal platform waardoor werkgevers er zelf mee aan de slag kunnen.
Toetreding tot de arbeidsmarkt door statushouders en asielzoekers
Ook blijft het kabinet inzetten op het wegnemen van belemmeringen voor statushouders
en voor asielzoekers – voor wie de kans groot is dat zij een asielvergunning krijgen –
om meer (uren) te werken. In het rapport van Regioplan10 is uitgewerkt welke belemmeringen er zijn voor asielzoekers bij de toetreding tot
de arbeidsmarkt. In de kabinetsreactie op dit rapport11 is aangegeven welke maatregelen worden getroffen om deze belemmeringen te beperken
of weg te nemen. Zo is bijvoorbeeld aan UWV verzocht om tewerkstellingsvergunningaanvragen
voor asielzoekers met voorrang te behandelen en binnen een periode van twee weken
op de aanvragen te beslissen. UWV voert daartoe momenteel een verkenning uit of en
op welke termijn zij deze aanvragen binnen een streeftermijn van twee weken zouden
kunnen behandelen in plaats van de wettelijke beslistermijn van vijf weken.
Het plan van aanpak «Statushouder aan het werk» omvat beleidsintensiveringen om de
kansen op betaald werk voor statushouders te verbeteren. Het plan benadrukt het belang
van een snelle start op de arbeidsmarkt, het leren van de taal en (werk)cultuur en
inburgeren.12
Hervormingsagenda vereenvoudiging inkomensondersteuning
Het kabinet geeft prioriteit aan het vereenvoudigen van inkomensondersteuning, zoals
beschreven in het Regeerprogramma. Hiervoor wordt een hervormingsagenda opgesteld
met drie doelen: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden, moet makkelijk te begrijpen
zijn en (meer) werken moet lonen. De marginale druk moet waar mogelijk omlaag, mede
omdat iedereen nodig is op de arbeidsmarkt. Het kabinet wil wetgeving voorbereiden
voor een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel en op diverse onderdelen
van de sociale zekerheid. Met deze brede hervormingsagenda inkomensondersteuning werkt
het kabinet, samen met gemeenten en publieke dienstverleners, stapsgewijs aan verbeteringen.
Het kabinet wil hier zoveel mogelijk partijen bij betrekken. Onder meer de Kamer,
gemeentebesturen, sociale partners en de mensen om wie het gaat. Uw Kamer wordt voor
de begrotingsbehandeling van het Ministerie van SZW nader geïnformeerd over de brede
hervormingsagenda. Uw Kamer is reeds 17 oktober 2024 geïnformeerd over de taakopdracht
voor de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel.
Een stelselherziening is een langdurig traject, terwijl mensen nu problemen ervaren.
Voor het aanpakken van knelpunten in het hier en nu zijn middelen uit de enveloppe
Groepen in de Knel uit het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) beschikbaar. Dit wordt onder andere ingezet voor de aanpak van problematische schulden
en het oplossen van de complexe bruto/netto problematiek voor mensen door bij terugvorderingen
het nettobedrag terug te vorderen. Deze maatregelen creëren meer zekerheid.
Reactie op voorstel van de fractie van D66 omtrent de fiscale behandeling van werkenden
Het kabinet bekijkt ook hoe meer uren werken goed beloond kan worden. Tijdens de APB
is door de Minister-President aan het lid Jetten toegezegd om in de agenda voor werkend
Nederland ook het voorstel van D66 om meer uren werken meer lonend te maken mee te
nemen. Het voorstel van D66 houdt in dat iedereen die drie dagen of meer werkt over
de eerste € 1.800 die wordt verdiend geen belasting betaalt.13 De voorgestelde maatregel kan in theorie bijdragen aan het stimuleren van meer uren
werken, maar zal naar verwachting weinig mensen bewegen om meer dagen te gaan werken,
terwijl de kosten hoog zullen zijn. Ook sluit het idee niet aan bij de oorzaak van
de soms zeer hoge marginale druk: de stapeling van belastingen en (de afbouw van)
toeslagen. Het huidige fiscale stelsel kent al kortingen en toeslagen voor groepen,
wat additioneel beleid minder effectief maakt. Voor werknemers is er de arbeidskorting
en voor ondernemers in de inkomstenbelasting geldt daarnaast vanaf een bepaald aantal
gewerkte uren de zelfstandigenaftrek. Ook geeft het voorgestelde instrument geen prikkel
om meer uren te werken aan alle werkenden die momenteel al meer dan drie dagen werken,
terwijl voor deze groep wel kosten moeten worden gemaakt. Dat is geen efficiënte inzet
van overheidsgelden. Bijna 70% van de werknemers in de werkzame beroepsbevolking werkt
ten minste 28 uur per week.14 De budgettaire gevolgen van het voorstel zijn dan ook fors. Het voorstel leidt daarnaast
mogelijk tot een toename van de complexiteit en onzekerheid voor burgers en leidt
tot hoge uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. Niet van alle werkenden is eenvoudig
te bepalen hoeveel uren men werkt, denk aan vele resultaatgenieters die niet per uur
worden betaald en de problematiek van het urencriterium in de ondernemingssfeer. Vanwege
deze redenen is het kabinet geen voorstander van het initiatief.
Werkende armen
De Staatssecretaris Participatie en Integratie heeft tijdens het Commissiedebat Armoede
en Schulden op 17 oktober toegezegd om in deze brief expliciet in te gaan op de positie
van werkende armen. Uit de cijfers van CBS, Nibud en SCP op basis van de nieuwe armoededefinitie
komt naar voren dat het aantal mensen in armoede dat deel uitmaakt van een huishouden
met werk als voornaamste inkomensbron in 2023 ongeveer 240.000 bedroeg. Bovendien
zitten er 355.000 werkenden net (tot 25 procent) boven de armoedegrens.
In lijn met het Regeerprogramma zal het kabinet zich, samen met gemeenten en sociale
partners, inzetten voor een betere positie van werkende armen. Iedereen die (bijna)
voltijds werkt zou voldoende moeten hebben om van te leven en niet arm hoeven zijn.
Werkende armen werken vaak in deeltijd of hebben wisselende inkomsten. Daarom is het
van belang om meer uren werk te stimuleren. De maatregelen uit deze brief dragen hieraan
bij. Daarnaast wil het kabinet dat werken meer loont. Want inkomen uit werk is een
belangrijke bron van bestaanszekerheid.
Dit is een belangrijk principe bij de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting,
de vereenvoudiging van de huurtoeslag en voorbereidingen voor de hervorming van het
stelsel van inkomensondersteuning. Bij deze hervorming zoeken we een goede balans
met de inkomensbescherming die het stelsel van sociale zekerheid hoort te bieden aan
mensen die (al dan niet tijdelijk) niet kunnen werken. Daarnaast kijkt het kabinet
ook naar de mogelijkheden om het niet-gebruik van voorzieningen onder werkende armen
terug te dringen, bijvoorbeeld via vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning
zoals via de hervormingsagenda vereenvoudiging inkomensondersteuning. De problematiek
van werkende armen concentreert zich deels rondom zzp’ers en flexwerkers. De positie
van deze groepen wordt versterkt via het arbeidsmarktpakket.
Het is onwenselijk dat zoveel werkenden moeite hebben met rondkomen of in armoede
leven. Daarom willen we zorgvuldig onderzoeken waarom dit het geval is. Er wordt een
verdiepende analyse uitgevoerd naar de verschillende groepen werkende armen. We hebben
daarbij ook oog voor de grote groep net boven de armoedegrens. In de voortgangsbrief
armoede en schulden dit najaar zullen we een eerste duiding geven. In het Nationaal
Programma Armoede en Schulden in het voorjaar van 2025 zullen de resultaten van de
verdiepende analyse worden gedeeld en zullen we ingaan op hoe we het beleid gericht
op deze doelgroep kunnen verbeteren.
Werk en privé
Een samenleving vormen we, doordat we de tijd hebben om er voor elkaar te zijn. Deels
zijn we er voor elkaar via ons werk, maar veel mensen dragen ook buiten het werk bij
aan prachtige dingen of halen levensplezier uit dingen die ze doen buiten het werk.
Het is van belang dat werkenden daar ruimte voor ervaren. Denk bijvoorbeeld aan de
zorg voor kinderen en naasten zoals familieleden, vrienden of buren, vrijwilligerswerk
bij de vereniging om de hoek, of tijd om te sporten. Het goed kunnen combineren van
betaald werk met de rest van je leven draagt direct bij aan levensgeluk én is een
voorwaarde om duurzaam deel te nemen aan de arbeidsmarkt, waardoor het ook voor de
samenleving als geheel (en dus voor de overheid) belangrijk is dat we die ruimte realiseren.
Toegankelijke kinderopvang
Het kabinet vervangt de huidige kinderopvangtoeslag voor een nieuw financieringsstelsel
dat eenvoudiger is en ouders meer zekerheid geeft. Er zal in het nieuwe financieringsstelsel
niet meer worden teruggevorderd bij ouders. Bovendien groeien we vanaf 2025 stapsgewijs
naar een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding toe. Hierdoor zorgt dit kabinet ervoor
dat de kosten voor kinderopvang voor de meeste werkende ouders de komende jaren stevig
dalen. Er is gekozen voor een stapsgewijze ingroei om ervoor te zorgen dat het aanbod
de toename in de vraag naar kinderopvang kan bijbenen. Het nieuwe stelsel heeft vier
fundamentele kenmerken:
1. er komt een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding kinderopvang;
2. de uitvoerder betaalt de vergoeding kinderopvang rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie;
3. zowel de initiële als periodieke toets op de voorwaarden (waaronder de arbeidseis)
heeft alleen gevolgen naar de toekomst toe en leidt niet tot terugvorderingen bij
de ouder(s);
4. de verantwoordelijkheid voor het doorgeven van wijzigingen in afgenomen uren en het
uurtarief ligt bij de kinderopvangorganisatie.
Uw Kamer is in de brief van 11 november 2024 uitgebreid geïnformeerd over het nieuwe
financieringsstelsel voor de kinderopvang.15
Tijdens de APB heeft het lid Yeşilgöz-Zegerius gevraagd naar voorrang voor werkende
ouders op de wachtlijsten bij de kinderopvang. Zowel de huidige kinderopvangtoeslag
als de vergoeding voor kinderopvang in het nieuwe financieringsstelsel zijn al voorbehouden
aan werkende ouders of ouders op weg naar werk, omdat zij bijvoorbeeld een opleiding
volgen of deelnemen aan een re-integratietraject van het UWV. Daar wordt invulling
aan gegeven via een zogenoemde arbeidseis. Dit betekent dat als ouders niet werken,
zij de kinderopvang volledig zelf moeten betalen. Gezien de hoge kosten die dit met
zich meebrengt gaan er weinig kinderen naar de kinderopvang van wie de ouders niet
in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Uitzondering hierop zijn kinderen die
tot een specifieke doelgroep behoren. Dit zijn kinderen van ouders die niet voldoen
aan de arbeidseis, maar toch gebruik kunnen maken van gedeeltelijk door de overheid
vergoede kinderopvang voor een beperkt aantal uren per week. Deze kinderen gaan via
gemeenten naar de kinderopvang vanwege het positieve effect op hun ontwikkeling. Dit
geldt bijvoorbeeld voor kinderen die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie.
Voor deze kinderen is kinderopvang van groot belang voor een goede start in het onderwijs.
Een variant op het geven van voorrang aan werkenden zou kunnen zijn dat ouders die
in voltijd werken voorrang krijgen op de wachtlijsten. Dit is echter een maatregel
die complex is in de uitvoering. Het vraagt om een definitie van voltijdswerk, die
nu per sector verschilt, en om een goede urenregistratie om te weten wie er in Nederland
in voltijd werkt. Deze registratie ontbreekt momenteel. Ingrijpen in de wachtlijsten
is daarnaast lastig uitvoerbaar en controleerbaar en levert administratieve lasten
op voor kinderopvangorganisaties. Om de wachtlijsten in de kinderopvang te verminderen
en om onder meer voltijd werkende ouders een plek te bieden in de kinderopvang, zet
het kabinet daarom in op de aanpak van het personeelstekort in de sector.16 Door het ingroeipad heeft de sector meer tijd om in te zetten op het aantrekken en
behouden van personeel. Om de instroom en doorgroei te bevorderen, is het «Ontwikkelpad
Kinderopvang» ontworpen. Ondersteunend hieraan start dit jaar een tijdelijke subsidieregeling
om het aannemen en doorontwikkelen van groepshulpen te stimuleren. Daarnaast blijft
het kabinet samen met de sector inzetten op goed werkgeverschap en werkplezier om
huidige werknemers te behouden. Tot slot ziet het kabinet kansen om pedagogisch professionals
meer uren te laten werken. Het Groeifondsproject «Meer uren werkt!» zal hiertoe onder
meer in de kinderopvang evidence based interventies implementeren. De aanpak van het personeelstekort in de kinderopvang
blijft een van de grote prioriteiten in de richting naar het nieuwe financieringsstelsel.
Zodat ouders die meer uren willen werken, daar ook snel kinderopvang voor kunnen vinden.
Daarom blijft het kabinet samen met de sector inzetten op de huidige acties en zoeken
naar nieuwe mogelijkheden die kunnen bijdragen aan het terugdringen van het personeelstekort
om zo de wachtlijsten, ook voor voltijdswerkenden, te verminderen.
Combineren arbeid en zorg
Daarnaast werkt het kabinet aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel, dat werkenden
in staat stelt om hun zorgverantwoordelijkheden te combineren met hun verantwoordelijkheden
op de werkvloer. Het verlofstelsel, dat een wettelijke basis heeft in de Wet arbeid
en zorg (Wazo), is in de loop der tijd door uitbreidingen en verbijzonderingen complexer
geworden voor rechthebbenden en werkgevers. In het vereenvoudigingsproces wordt onder
andere het SER-advies Balans in maatschappelijk verlof17 meegenomen. Het kabinet moet nog besluiten over het vervolg van dit vereenvoudigingsproces
en zal ook eventuele budgettaire gevolgen van dekking voorzien. De vereenvoudiging
vereist een wetswijziging en implementatieproces van onder andere UWV.
De planning is om rond de zomer van 2025 een conceptwetsvoorstel gereed te hebben,
dat vervolgens, na het advies van de Raad van State, aan de Tweede Kamer kan worden
aangeboden. Onderdeel van de vereenvoudiging is onder andere het samenvoegen van het
kort- en langdurend zorgverlof tot het mantelzorgverlof, zoals is opgenomen in het
Regeerprogramma. Hiermee wordt het betaalde deel van het verlof voor een breder aantal
situaties inzetbaar. Het kabinet verwacht in de loop van 2025 het SER-advies Werk
en mantelzorg te ontvangen.18 Tot slot is in het Regeerprogramma opgenomen dat we werken aan de bekendheid van
het recht op flexibel werken. Flexibel werken kan werkenden in staat stellen hun werk
met de zorg voor kinderen of naasten te combineren.
Het combineren van arbeid en zorg is ook onderdeel van het onderzoek naar de situatie
van gezinnen in Nederland, dat momenteel wordt uitgevoerd. Dit onderzoek richt zich
op alle aspecten die gezinnen aangaan, en zal knelpunten van gezinnen naar boven brengen
en laten zien waar verbetering nodig is. De resultaten van dit onderzoek worden eind
januari 2025 verwacht. Conform mijn toezegging tijdens het commissiedebat Arbeidsmarkt
d.d. 23 oktober 2024, streef ik ernaar om de Kamer in het eerste kwartaal van 2025
een brief aan te bieden over het thema arbeid en zorg met aandacht voor de vereenvoudiging
van het verlofstelsel. Daarbij zal ik ook reactie geven op de resultaten van het onderzoek
naar de situatie van gezinnen in Nederland.
Mentale en fysieke gezondheid
Een substantieel deel van ziekteverzuim is werkgerelateerd. Daarbij speelt een rol
dat te veel werkgevers hun arbeidsomstandigheden niet op orde hebben. Naast persoonlijk
leed zorgt dit voor hoge kosten voor werkgevers en voor de maatschappij als geheel.
Met de Arbovisie 2040 zet het kabinet in op een robuust toekomstig arbostelsel.19 De komende jaren werkt het kabinet samen met sociale partners en stakeholders aan
de Arbovisie. Daarbij zet het kabinet onder andere in op de introductie van passende
financiële prikkels tot preventie en een goed functionerende kennisinfrastructuur
waarbij werkgevers en werknemers goed op de werkvloer toepasbare informatie vinden
over veilig en gezond werken.
Werknemers die langdurig ziek zijn, hebben in de eerste twee jaar recht op loondoorbetaling
en re-integratiebegeleiding door hun werkgever. Met de juiste begeleiding lukt het
mensen vaak om bij hun eigen werkgever weer aan de slag te gaan. Wanneer dat niet
lukt, kunnen zij recht krijgen op een WIA-uitkering. De WIA is gericht op zowel werkhervatting
als op inkomensondersteuning voor zover mensen niet meer kunnen werken. Voor de meeste
mensen werkt de WIA goed. Maar het stelsel is erg complex en de uitvoering staat steeds
meer onder druk. De problemen in de uitvoering van de WIA kunnen ook ten koste gaan
van de werkhervatting van mensen die (meer) zouden kunnen werken. Het kabinet wil
de WIA toekomstbestendig maken. Daarom werkt het kabinet aan de verdere uitwerking
van de toekomstperspectieven die de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel
(OCTAS) heeft voorgesteld. Uw Kamer wordt hierover dit najaar nader geïnformeerd.
Ook is psychosociale arbeidsbelasting een belangrijke oorzaak van ziekteverzuim. Het
kabinet heeft hiervoor aandacht en zet daarom samen met stakeholders met de Brede
Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten (BMS) in op de preventie van werkstress
en burn-outklachten. Werkgevers en werknemers worden ondersteund bij het samen komen
tot een preventieve aanpak op de werkvloer.
Zo loopt op dit moment een TNO-onderzoek naar werkbare aanpakken van burn-outklachten
bij bedrijven en wordt door de Stichting Voor Werkende Ouders een ouderschapstoolbox
ontwikkeld die werkende ouders ondersteunt bij het komen tot afspraken op maat met
hun werkgever. Begin volgend jaar wordt u in de voortgangsbrief BMS geïnformeerd over
de stand van zaken van het programma.
Het kabinet werkt aan een beleidsagenda Health for all policies, waarin een domeinoverstijgende aanpak van gezondheid centraal staat en wordt ingezet
op de achterliggende maatschappelijke oorzaken van gezondheidsrisico’s. Dat gebeurt
niet alleen vanuit het belang voor gezondheid, maar bijvoorbeeld ook met als doel
het voorkomen van uitval op werk of school. De maatschappelijke en economische impact
van gezondheidsproblemen is groot. Volgens het CPB draagt een gezondere bevolking
bij aan een hogere welvaart door hogere arbeidsdeelname, meer arbeidsproductiviteit
en een hoger opleidingsniveau.20 Uw Kamer ontvangt de eerste contouren van deze beleidsagenda voor eind dit jaar.
Voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van SZW, zoals door uw Kamer verzocht,
blijkt helaas niet haalbaar. Daarnaast wordt in 2025 het IBO Mentale gezondheid en
ggz uitgevoerd. Dit IBO gaat over het voorkomen en beperken van mentale klachten en
psychische problemen en voor het oplossen van de structurele problemen in de toegang
en inrichting van de ondersteuning en zorg. Omdat er ook een wisselwerking is tussen
mentale gezondheid en andere domeinen, worden hierin onder andere ook werk en arbeidsparticipatie
meegenomen. Ook het met sociale partners afgesloten onderhandelaarsakkoord «Gezond
naar het pensioen» is een belangrijke bouwsteen bij dit vraagstuk. Met sociale partners
is afgesproken om voor het meireces 2025 samen een duurzame inzetbaarheidsagenda uit
te werken. Deze gerichte en doeltreffende agenda draagt bij aan langer gezond doorwerken.
Voor wie doorwerken tot de AOW-leeftijd niet haalbaar is, kunnen werkgever en werknemer
afspraken maken over vervroegd uittreden (RVU). Met de voortzetting van de fiscale
vrijstelling biedt het kabinet ook na 2025 ruimte voor RVU’s.
Tenslotte wordt in de evaluatie van de werkkostenregeling meegenomen of werkgevers
fiscaal gestimuleerd moeten en kunnen worden om te investeren in de gezondheid en
vitaliteit van medewerkers. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie, kan overwogen
worden om de werkkostenregeling aan te passen. Het kabinet zal de uitkomsten van de
evaluatie bespreken met sociale partners.
Bereikbaarheid van de overheid voor werkenden
Het lid Yeşilgöz-Zegerius vroeg tijdens de APB ook naar de bereikbaarheid van de overheid
op momenten dat werkenden niet aan het werk zijn. De Rijksoverheid is doordeweeks
tussen 8:00 en 20:00 uur via het algemene telefoonnummer 1400 bereikbaar voor (werkende)
burgers. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kijkt momenteel
naar alternatieven zoals AI om altijd zoveel mogelijk informatie te kunnen geven gebaseerd
op vragen van (werkende) burgers en ondernemers. In 2025 zullen hiertoe pilots worden
uitgevoerd. Hier worden de middelen uit het Regeerprogramma om de bereikbaarheid van
de overheid te vergroten deels voor gebruikt. Hiermee wordt dus ingezet op het vergroten
van de bereikbaarheid van de overheid op alle tijdstippen.
Tot slot
Met deze agenda heb ik een overzicht gegeven van wat het kabinet voor werkenden doet
op een aantal onderwerpen gerelateerd aan de arbeidsmarkt, het inkomen uit werk, en
het combineren van werk en privé. Dit is geen uitputtende lijst. We doen als kabinet
meer voor werkenden, direct en indirect via andere beleidsterreinen. Daarnaast houdt
het hier niet mee op. Zoals uit de agenda blijkt, is en wordt er veel door het kabinet
in gang gezet. Het is mijn ambitie om hier vaart mee te maken. Vanzelfsprekend kijk
ik ernaar uit om met uw Kamer van gedachten te wisselen over deze agenda.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid