Brief regering : Verwachtingen en inzet VN-klimaatconferentie COP29
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 274
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister-President, de Minister van
Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat en Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu,
de Minister en Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
en de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, over de inzet van Nederland
voor de 29e Conferentie van Partijen (COP29) bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (United
Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC). COP29 vindt plaats in Bakoe,
Azerbeidzjan, van 11 tot 22 november 2024.
Tijdens COP komen landen jaarlijks bijeen om internationale klimaatafspraken te maken.
Sinds de Overeenkomst van Parijs wordt gestreefd de opwarming van de aarde tot 1,5° C
te beperken, in lijn met wetenschappelijke vereisten. Klimaatverandering is grensoverschrijdend
en raakt alle landen. Het is daarom bij uitstek een onderwerp waarover internationale
afspraken moeten worden gemaakt, en waarbij elk land een rol heeft te spelen in de
oplossing. Door invulling te geven aan wereldwijde samenwerking tegen klimaatverandering
draagt COP bij aan een gelijk speelveld. Opeenvolgende besluiten tijdens eerdere COPs
hebben de doelen van Parijs dichterbij gebracht, maar verdere uitwerking en opvolging
van de Overeenkomst is vereist om deze doelen te behalen.
Vooruitblik COP29
COP29 vindt plaats in een context van geopolitieke spanningen en oplaaiend conflict.
Hoewel momenteel niet wordt verwacht dat dit de VN-onderhandelingen zal beïnvloeden,
kan het effect hebben op de politieke dynamiek en onderlinge verhoudingen tussen landen.
De democratische verschuivingen die volgen uit het verkiezingsjaar 2024 zullen eveneens
hun weerslag hebben op de dynamiek.
Het Pact for the Future dat tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij consensus is aangenomen
bevestigt de blijvende aandacht voor klimaat en vormt een wereldwijde erkenning van
het belang van internationale samenwerking op dit thema. Een solide multilateraal
systeem is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Het is mede daarom van belang om voortgang
te blijven boeken bij de uitwerking van de Overeenkomst van Parijs en ervoor te zorgen
dat alle landen de gemaakte afspraken zo doeltreffend mogelijk in uitvoering brengen.
De Overeenkomst van Parijs kent drie pijlers: mitigatie, adaptatie, en financiering.
Tijdens elke COP wordt onderhandeld over thema’s die aansluiten bij deze drie pijlers.
Dit jaar zal financiering bijzondere aandacht krijgen, net als de regels voor internationale
koolstofmarkten op basis van artikel 6. Deze twee onderwerpen houden nauw verband
met de Nationally Determined Contributions (VN-klimaatplannen, NDCs) die begin 2025 moeten worden ingediend. Ook rapporteren
alle landen dit jaar in hun eerste Biennial Transparency Report (BTR) over behaalde
vooruitgang richting de doelen van de Overeenkomst van Parijs.
Tijdens COP29 moeten landen eveneens een akkoord bereiken over een nieuw Gender Action
Plan en moeten ze voortgang boeken op het gebied van adaptatie. Tot slot wil het kabinet
dat onderhandelingen over onderwerpen als landbouw, transparantie, en klimaatwetenschappelijke
inzichten tot goede uitkomsten leiden.
In deze brief gaat het kabinet in op de verschillende onderwerpen voor COP29. Het
reageert daarbij ook op de aangenomen moties1 voortkomend uit het Commissiedebat Energieraad van 3 oktober. De brief beschrijft
verder hoe de onderhandelingsinzet zich verhoudt tot het afgesproken EU-mandaat uit
de Milieuraad van 14 oktober.
Tijdens COP trekt Nederland, direct en in EU-verband, nauw op met gelijkgezinde landen
buiten de EU. Gezamenlijk wordt ingezet op een stevige stellingname vis-à-vis het
ambitieniveau dat van andere grote economieën wordt verlangd. Samen met deze partners
en de EU vraagt Nederland eveneens om aandacht voor de uitdagingen van de armste landen
op het terrein van adaptatie, toegang tot financiering, watermanagement, en voedselzekerheid.
Tot slot zullen de vertegenwoordigers van het kabinet zich gedurende de gehele COP29
inspannen om de belangen van het Caribische deel van het Koninkrijk te behartigen,
omdat zij in het bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering.
Inzet in de multilaterale onderhandelingen tijdens COP29
Financiering
De transitie naar een koolstofarme en klimaatweerbare samenleving brengt een aanzienlijke
investeringsopgave met zich mee. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) bevestigde in 2023 dat wereldwijd voldoende geld beschikbaar is, maar dat
financieringsstromen nog onvoldoende bijdragen aan de klimaattransitie en onvoldoende
gericht zijn op de landen die het extra nodig hebben, zoals de minst ontwikkelde landen
en kleine eilandstaten.
Het nieuwe klimaatfinancieringsdoel dat dit jaar op COP29 wordt besproken, de New Collective Quantified Goal (NCQG), is een kans om de benodigde wereldwijde verandering in financieringsstromen
dichterbij te brengen, specifiek wat betreft de financiering van mitigatie- en adaptatiemaatregelen
in ontwikkelingslanden.
De NCQG volgt op de bestaande internationale afspraak van ontwikkelde landen om vanaf
2020 elk jaar gezamenlijk USD 100 miljard uit publieke en private bronnen te mobiliseren
voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Bij het afsluiten van de Overeenkomst van
Parijs op COP21 in 2015 is afgesproken dat vóór 2025 een nieuw, collectief klimaatfinancieringsdoel
moet worden besloten. Toen is eveneens afgesproken dat het nieuwe doel niet lager
kan zijn dan USD 100 miljard per jaar, en dat het rekening houdt met de financieringsbehoefte
en prioriteiten van ontwikkelingslanden.
Gelet op de omvang van de wereldwijde klimaatopgave acht Nederland het van belang
dat het nieuwe doel bijdraagt aan de opschaling van klimaatfinanciering vanuit diverse
bronnen en kanalen – publiek, privaat, nationaal en internationaal – met aandacht
voor randvoorwaarden die nodig zijn om dat te bewerkstelligen, inclusief de randvoorwaarden
in ontvangende landen. Het kabinet zet daarom in op een doel dat diverse financieringsstromen
omvat, met een kern van publieke aard. Dit sluit aan bij de onderhandelingsinzet van
de EU.
Daarbij is de inzet om te komen tot een doel waar een grotere groep landen aan gaat
bijdragen. Momenteel dragen de 23 landen die in 1992 lid waren van de OESO direct
bij aan het huidige doel van USD 100 miljard. Wat Nederland en de EU betreft dient
de huidige realiteit het uitgangspunt te zijn bij afspraken over de NCQG. Deze realiteit
betekent dat niet enkel de landen die gelden als «ontwikkeld» binnen het UNFCCC-verdrag
bijdragen, maar dat deze landen het voortouw nemen binnen een grotere groep bijdragers.
Ook dienen de afspraken rekening houden met toekomstige groei, om te voorkomen dat
de groep bijdragende landen na verloop van tijd wederom achterhaald is. Daarbij moet
de uitstoot van broeikasgassen ook meewegen in het bepalen van de landen die verantwoordelijkheid
hebben om bij te dragen.
Het kabinet hecht er bovendien aan dat de NCQG de impact en effectiviteit van klimaatfinanciering
helpt verbeteren en toegang tot financiering vergemakkelijkt, in het bijzonder voor
de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, om wereldwijd klimaatactie te
helpen versnellen. Het EU-onderhandelingsmandaat stelt daarbij dat meer actie nodig
is om toegang tot klimaatfinanciering te verbeteren voor ontwikkelingslanden met ambitieuze
NDC’s. Dit zal deze landen namelijk helpen hun energietransitie te versnellen en de
weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering te vergroten. Het streven van
Nederland om vrouwenrechten en inclusiviteit te verankeren in de NCQG wordt ook onderschreven
door de EU.
Standpunten van de verschillende landen lopen op dit moment nog uiteen en de verwachtingen
ten aanzien van de NCQG zijn hoog. Voor het kabinet is van belang dat eerst overeenstemming
wordt bereikt over de opzet en samenstelling van de NCQG, voordat over een bedrag
wordt besloten. Bij het bepalen van de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering
zal het kabinet rekening houden met de begrotingen inclusief meerjarencijfers.
Het kabinet vindt het belangrijk de discussie over de NCQG in samenhang te zien met
financieringsdiscussies die plaatsvinden buiten UNFCCC. In verschillende gremia, waaronder
deelfora van de VN, de G20 en de jaarvergaderingen van de Internationale Financiële
Instellingen (IFI’s), wordt besproken hoe in de bestaande internationale financiële
architectuur meer ruimte kan worden gemaakt voor klimaat in samenhang met ontwikkeling.
Nederland blijft het belang hiervan benadrukken, zowel binnen als buiten UNFCCC, omdat
IFI’s een belangrijke rol spelen in het genereren van publieke en private financiële
middelen voor klimaatbeleid in landen met beperkte eigen fiscale ruimte. Het is ook
van belang voortgang te blijven boeken met de afspraak uit de Overeenkomst van Parijs
om alle financiële stromen in lijn te brengen met de doelen van dit akkoord, zoals
vervat in artikel 2.1c. Daarnaast blijft Nederland zich inzetten voor de verdere operationalisering
van de financieringsregelingen en het fonds voor schade en verlies zoals afgesproken
op de vorige klimaattoppen.
Internationale handel in koolstof onder artikel 6
Op COP29 wordt toegewerkt naar een akkoord over samenwerking via internationale koolstofmarkten,
op basis van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs. Na een aantal tussenstappen
tijdens eerdere COP’s moeten de laatste regels dit jaar worden afgerond, zodat een
wereldwijde, VN-gereguleerde koolstofmarkt in werking kan treden.
Twee vormen van internationale samenwerking via internationale koolstofmarkten staan
centraal in de onderhandelingen: i) samenwerking op basis van een overeenkomst tussen
landen, zoals het koppelen van emissiehandelssystemen om rechten uit deze systemen
onderling te kunnen verhandelen, en ii) het opzetten van een wereldwijde marktplaats
voor emissiereductie en koolstofverwijdering met een toezichthoudend orgaan. Deze
is ook direct toegankelijk voor bedrijven.
Vertrouwen in de afspraken over handel in koolstof is van groot belang om het potentieel
van deze markt ten volste te benutten. Dit geldt zowel voor landen en bedrijven die
via de toekenning van de verwijderde koolstof hun transitie willen versnellen, als
voor landen die via deze handel een extra bron van inkomsten voor hun nationale klimaatmaatregelen
willen creëren.
Om dat vertrouwen te kunnen bieden, spant het kabinet zich in voor een markt die transparant
opereert, en die bestaat uit projecten die een positieve impact hebben op mens en
milieu. COP29 moet resulteren in VN-regels die de internationale handel in koolstof
effectief monitoren en registreren, die de kwaliteit waarborgen, die duidelijkheid
geven over de lange termijn, en die dubbeltelling voorkomen. Alleen dan zullen verhandelde
emissiereducties en koolstofverwijdering daadwerkelijk en permanent bijdragen aan
het behalen van de wereldwijde klimaatdoelen.
Mitigatie
Op dit moment zijn de gezamenlijke plannen van de partijen bij de Overeenkomst van
Parijs nog onvoldoende om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graad.
Om dit ambitiegat te dichten is verdere uitwerking van mitigatieafspraken tijdens
COP en aanscherping van NDC’s van belang.
Nederland en de EU willen dat de nieuwe NDC’s die begin volgend jaar moeten worden
ingediend absolute emissiereductiedoelen hebben, dat ze de hele economie, alle broeikasgassen
en alle sectoren omvatten, dat ze worden opgesteld in overleg met verschillende vertegenwoordigers
uit de samenleving, dat alle landen, conform de Overeenkomst van Parijs, «de hoogst
mogelijke ambitie tonen en vooruitgang laten zien ten opzichte van de vorige doelen»,
en dat de plannen in lijn zijn met een maximale opwarming van 1,5 graad. Het is hierbij
vooral van belang dat andere grote economieën hun uitstoot verder terugbrengen en
hun ambitieniveau op gelijke hoogte zetten met de EU. Binnen de EU moet de geldende
wetgeving uit onder andere het Fit for 55-pakket weliswaar worden uitgevoerd en aangevuld, maar voor de langere termijn zijn
de EU-plannen al in lijn met het Europese aandeel in een 1,5-graden toekomst. Het
kabinet zal tijdens en na afloop van COP29 met name landen met een grote uitstoot
op hun verantwoordelijkheid blijven aanspreken, met als doel dat deze landen voorafgaand
aan COP30 een verbeterde NDC hebben ingediend.
Bij de volgende NDC’s is het eveneens cruciaal dat de uitkomsten van COP28 in Dubai
en in het bijzonder de eerste Global Stocktake (GST) hun plek vinden in de nieuwe
plannen van landen. Het gaat hierbij onder andere om de afspraak om het wereldwijde
vermogen aan hernieuwbare energie te verdrievoudigen en de mondiaal gemiddelde energie-efficiëntieverbetering
te verdubbelen terwijl we versneld weg bewegen van fossiele brandstoffen in energiesystemen.
Ook bevat de GST de afspraak om ontbossing en bosdegradatie in 2030 te hebben gestopt
en omgekeerd, en om de ontwikkeling van technologieën voor schone energie, waaronder
kernenergie en koolstofarme waterstofproductie, te versnellen. De Europese Milieuministers
hebben op 14 oktober deze oproepen onderschreven.
De Overeenkomst van Parijs staat toe dat landen een gezamenlijke NDC indienen. Omdat
dit het geval is voor de EU heeft Nederland geen eigen NDC. Nederland is, onder andere
via Europese wetgeving wel verantwoordelijk voor de eigen emissiereducties. Net als
andere partijen moet de EU ruim voor COP30 een NDC inleveren, met daarin ook een ambitie
voor 2035. Tijdens de Milieuraad hebben ministers de aanbeveling van de Europese Commissie
voor een Europees tussendoel voor 2040 verwelkomd en gesteld dat deze de basis vormt
voor het opstellen van de nieuwe Europese NDC.
In de VN-onderhandelingen dit jaar wordt gesproken over de kenmerken van nieuwe NDC’s.
Nederland zal samen met andere gelijkgezinde landen van binnen en buiten de EU aandacht
vragen voor het 1,5 gradendoel en daarbij ook inzetten op snelle uitvoering van eerder
gemaakte mitigatieafspraken, om voor een gelijk speelveld te zorgen. Dit is ook belangrijk
voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Ook het Mitigatiewerkprogramma dat tijdens COP27 is opgericht dient om de ambitie-
en implementatiekloof te helpen dichten. Tijdens thematische bijeenkomsten gedurende
het jaar delen landen kennis en ervaring over hoe ze de uitstoot in specifieke sectoren
omlaag brengen, met dit jaar aandacht voor het thema «Cities: buildings and urban systems». Nederland en de EU willen dat inhoudelijke conclusies over deze bijeenkomsten kunnen
worden opgenomen in de (politieke) besluiten van COP, en dat landen elkaar via het
werkprogramma op de hoogte houden hoe zij de mitigatieafspraken uit de GST verder
uitwerken.
Onder het Just Transition-werkprogramma dat tijdens COP28 is opgericht spreken landen over rechtvaardige transitiepaden
om de doelen van de Overeenkomst van Parijs te halen. Op COP29 zullen Nederland en
de EU aandacht vragen voor het behoud van banen met kwaliteit, waardig werk, bescherming
van met name de meest kwetsbaren, en voor het belang van een brede, inclusieve samenwerking
met relevante partijen uit de samenleving.
Adaptatie
Op COP28 zijn belangrijke afspraken gemaakt om inspanningen op adaptatie te versterken
en versnellen. Het nieuwe wereldwijde adaptatieraamwerk is leidend, en zet specifiek
in op thema’s als water, voedsel, gezondheid en ecosystemen.
In veel ontwikkelingslanden zijn relevante gegevens beperkt beschikbaar, wat een compleet
beeld van de wereldwijde adaptatieopgave bemoeilijkt. In de opvolging van de afspraken
van COP28 wordt daarom gewerkt aan een serie indicatoren in alle landen zodat de adaptatieopgave
en -uitvoering kan worden bijgehouden. COP29 valt halverwege een periode van twee
jaar waarin deze opvolging vorm krijgt, en de landen zullen met name stilstaan bij
de tot nu toe geboekte voortgang. Definitieve besluiten over de indicatoren zijn voorzien
voor COP30.
Tijdens COP wordt ook de voortgang besproken die landen maken in het opstellen van
nationale adaptatieplannen. Dit zijn de plannen waarmee landen op nationaal niveau
uitvoering geven aan de afspraken uit het wereldwijde adaptatieraamwerk.
Financiering voor adaptatie is eveneens een belangrijk thema voor COP’s. Zowel binnen
als buiten de onderhandelingen zet Nederland al enige tijd in op het versterken van
toegang tot en kwaliteit van financiering voor adaptatie, waaronder via de Climate and Development Ministerial en de Champions Group on Adaptation Finance.
Naast de focus op adaptatie in de context van de NCQG zal tijdens COP29 ook aandacht
uitgaan naar het bestaande streven om klimaatfinanciering voor adaptatie te verdubbelen.
Op COP26 is een aansporing afgesproken om dit per 2025 te verdubbelen ten opzichte
van 2019, en zal er een ministeriële dialoog worden georganiseerd over de verdubbeling.
Voedselsystemen, landbouw, bossen en natuur
Door de grote gevolgen van klimaatverandering voor landbouw en voedselzekerheid wordt
tijdens COP’s ook gesproken over dit thema. Bij tussentijdse technische onderhandelingen
hebben landen al afgesproken om de komende jaren via verdiepende workshops en expertbijeenkomsten
verder met elkaar te spreken over de uitdagingen. Daarbij zal ook aandacht zijn voor
de klimaatimpact op en van voedselsystemen als geheel.
Tijdens COP29 moeten landen alleen overeenstemming bereiken over de opzet van een
online portaal over landbouw en voedselzekerheid. Dit portaal moet informatie over
klimaat, landbouw en voedsel op een centrale en toegankelijke plek bij elkaar brengen.
Landen onderhandelen over zaken als wat er precies op het portaal komt te staan en
wie er toegang heeft tot het portaal.
In de onderhandelingen wordt ook aandacht gegeven aan bossen en natuur. Deze thema’s
zijn het stevigst verweven in de eerdergenoemde onderhandelingen over artikel 6. De
afspraken die daarover op COP29 worden nagestreefd omvatten bijvoorbeeld regels over
koolstofverwijdering door bossen en natuur, en afspraken over wat er gebeurt in geval
van zgn. omkering. Dit kan voorkomen wanneer de koolstofverwijdering die de basis
vormt voor verhandelde koolstofkredieten na verloop van tijd door menselijk toedoen
of door natuurlijke oorzaken (zoals een bosbrand) komt te vervallen.
Transparantie
Voor het einde van 2024 zijn alle landen verplicht om een eerste Biennial Transparency
Report (BTR) in te leveren. Hierin rapporteren landen onder meer over hun klimaatbeleid
en de nationale uitstoot van broeikasgassen. De BTR heeft daarmee tot doel om voortgang
te tonen die landen boeken in het nakomen van hun NDC. De BTR geeft ook inzage in
de financiële steun die ontwikkelde landen weten te mobiliseren en ontwikkelingslanden
ontvangen.
Omdat elk nationaal rapport door een team van onafhankelijke, internationale experts
wordt beoordeeld is het BTR-proces een belangrijk instrument voor onderling vertrouwen.
Voor veel ontwikkelingslanden is (tijdig) inleveren van de BTR een forse uitdaging,
nu rapportagerichtlijnen onder de Overeenkomst van Parijs gelijk zijn getrokken met
die voor ontwikkelde landen. Kleine eilandstaten (SIDS) en de minst ontwikkelde landen
(LDC’s) hebben minder administratieve capaciteit en kunnen mede hierom meer tijd nemen
voor hun BTR.
Tijdens COP29 wordt niet onderhandeld over de BTR’s. Wel kunnen afspraken die bij
worden gemaakt over o.a. de NCQG, artikel 6 en adaptatie gevolgen hebben voor toekomstige
rapportages. Nederland zet erop in om nieuwe verplichtingen te beperken, en om extra
uitvoeringskosten zoveel als mogelijk te voorkomen.
Gelijkheid en inclusie
Tijdens COP29 wordt ook onderhandeld over een vernieuwing van het bestaande Gender
Action Plan dat vooral ziet op de gelijkheid voor vrouwen, omdat zij het hardst getroffen
worden door de gevolgen van klimaatverandering. Met de EU zet Nederland erop in dat
het plan voortbouwt op de prioriteiten van het huidige actieplan, waaronder versterkte
vertegenwoordiging van vrouwen en meisjes in besluitvorming en capaciteitsopbouw,
en voortzetting van de activiteiten onder het huidige actieplan.2 Ook benadrukt Nederland het belang van aandacht voor gelijkheid en de positie van
vrouwen in alle onderdelen van de onderhandelingen.
Zoals ieder jaar zijn de VN-jongerenvertegenwoordigers Duurzame Ontwikkeling onderdeel
van de Nederlandse delegatie. Nederland ondersteunt daarnaast de COP-deelname van
jongeren uit lage inkomenslanden.
Brede inzet Nederland op de COP29
Naast de VN-klimaatonderhandelingen vinden tijdens COP29 diverse andere bijeenkomsten
plaats. In de paragrafen hieronder zet het kabinet uiteen voor welke thema’s Nederland
zich zal inzetten. Verder brengt het kabinet in kaart welke (nieuwe) samenwerkingsverbanden
en verklaringen tijdens de COP zullen worden gepresenteerd. Het kabinet zal enkel
steun voor nieuwe initiatieven overwegen als deze aansluiten op het Nederlands beleid,
voldoende concreet zijn, en niet overlappen met bestaande initiatieven.
Energie
Nederland wil werken aan een mondiale uitvoeringsagenda om de afspraken uit het COP28-besluit
over de Global Stocktake te realiseren, in lijn met het bestaande Europese klimaat-
en energiekader. Nederland en de EU nemen binnen de onderhandelingen deze uitvoering
ter hand door te zorgen dat andere landen de Global Stocktake uitkomsten meenemen
in hun nieuwe NDC’s. Buiten de onderhandelingen kijkt het kabinet met bijzondere aandacht
naar initiatieven die de op COP28 gemaakte energieafspraken kracht bij kunnen zetten.
Verder zal Nederland tijdens COP29 nadruk leggen op de randvoorwaarden voor de energietransitie,
waaronder voldoende elektriciteitsnetwerken en energieopslag om meer flexibiliteit
op het net te creëren. Het kabinet heeft daarbij, conform het GST-besluit om de uitrol
van diverse schone energietechnologieën te versnellen, specifiek aandacht voor kernenergie
om daarmee een duidelijk investeringssignaal af te geven aan de markt en financiële
sector, in lijn met de motie Erkens.3
Fossiele voordelen
Tijdens COP28 heeft Nederland een internationale coalitie gelanceerd over fossiele
voordelen, de Coalition on Fossil Fuel Incentives and Subsidies (COFFIS). Samen met leden van deze coalitie zal het kabinet tijdens COP29 op een
persconferentie uiteenzetten welke stappen er zijn gezet en welke acties gepland staan
voor 2025. Om de samenwerking op dit onderwerp te versterken, is het streven om de
internationale coalitie jaarlijks uit te breiden met een aantal ambitieuze landen.
Tijdens de Milieuraad van 14 oktober jl. heb ik, in lijn met de motie Kröger c.s.4, mijn EU-collega’s erop gewezen op dat de EU het belang van uitfasering van fossiele
voordelen tijdens COP29 moet blijven uitdragen. In de marge van de vergadering heb
ik daarnaast met enkele Europese collega’s en Commissaris Hoekstra gesproken over
dit onderwerp. Deze en andere gesprekken worden de komende weken voortgezet.
Financiering
Conform motie Kröger5 zet het kabinet zich er actief voor in om innovatieve financieringsoplossingen onder
de aandacht te brengen tijdens COP29. Een voorbeeld hiervan is het in Nederland gevestigde
Impact Loan Exchange (ILX) Fund dat private financiering voor de klimaat- en ontwikkelingsdoelen
katalyseert via co-investeringen in projecten van multilaterale ontwikkelingsbanken
(MDB’s). Verder promoot het kabinet financiering op het gebied van adaptatie en water.
Dit gebeurt onder andere via de eerdergenoemde Climate and Development Ministerial, de Champions Group on Adaptation Finance, en hierna besproken acties.
Adaptatie en water
Water en adaptatie zijn nauw met elkaar verbonden. Mensen ervaren wereldwijd de gevolgen
van een veranderd klimaat door extreem weer, droogte of overstromingen. Daarom is
adaptatie – en water, als belangrijk aspect van adaptatie – ook buiten de onderhandelingen
een belangrijk aandachtspunt voor Nederland. Bij adaptatie ligt de nadruk op een integrale
benadering waarbij ruimtelijke ordening, water, en voedselsystemen centraal staan.
Deze integrale benadering is van belang voor de implementatie van het wereldwijde
adaptatieraamwerk en moet een rol moet krijgen in nationale adaptatieplannen. Nederland
zal zich tijdens COP29 inzetten om coalities rond deze benaderingen voor adaptatie
prominent te positioneren en verder te brengen, ook met het oog op COP30 – waar adaptatie,
met name in het vaststellen van indicatoren voor het wereldwijde adaptatieraamwerk,
een belangrijk thema zal zijn.
Daarnaast deelt Nederland de ervaring met het aantrekken van private financiering
voor water en adaptatie, met de sector-brede benadering van de Waterschapsbank en
de blue bond die onder meer het Deltafonds helpt financieren als goede voorbeelden. De mede door
Nederland geleide Coalition of Finance Ministers for Climate Action zet dit jaar eveneens specifiek in op klimaatadaptatie.
Ook heeft Nederland nauw samengewerkt met het COP29-voorzitterschap voor de uitwerking
van een eerste COP-waterverklaring («COP29 Water for Climate Action Initiative»). Deze verklaring heeft het doel om water te verankeren tussen de verschillende
UNFCCC COP’s en de samenhang met de andere conferenties onder de Rio-conventies te
versterken. Op deze manier kan de continuïteit voor aan water gerelateerde klimaatactie
worden gewaarborgd. De verklaring bouwt voort op de Water Action Agenda van de VN 2023 Water Conferentie, waarvan Nederland mede gastland was.
Via het mede door Nederland geïnitieerde Waterpaviljoen wordt een platform geboden
aan stakeholders, waaronder bedrijfsleven en kennisinstellingen. Kennisuitwisseling
via het Waterpaviljoen draagt bij aan het versnellen en opschalen van acties, inclusief
financieringsmogelijkheden ten behoeve van water gerelateerde ontwikkelingsdoelen
(SDGs), waaronder SDG6 over «schoon water en sanitaire voorzieningen voor iedereen».
Daarnaast presenteert de Global Commission on the Economics of Water, een door Nederland geïnitieerde groep van gerenommeerde beleidsmakers en wetenschappers,
tijdens COP29 de resultaten van hun eindrapport met aanbevelingen hoe samenlevingen
water beter kunnen beheren, gebruiken en waarderen.
Duurzame mobiliteit en transport
Om de klimaatdoelen te halen is het belangrijk om transport en personenvervoer te
verduurzamen, aangezien ca. een kwart van de totale broeikasgasuitstoot toe te schrijven
is aan de mobiliteitssector. De internationale inzet van Nederland ten aanzien van
de verduurzaming van mobiliteit en transport kent drie pijlers en zal leidend zijn
voor de inzet van het kabinet tijdens COP29.
Ten eerste is Nederland medeoprichter van de Global Memorandum of Understanding (MOU) on Zero-Emission Medium- and Heavy-Duty Vehicles, waarin door landen en bedrijven gezamenlijk wordt gestreefd naar een snelle verduurzaming
van vrachtvervoer. Om voldoende schaalniveau te bereiken zet Nederland in op steun
van meer landen voor het initiatief. Tijdens COP29 wordt een aantal nieuwe landen
als toetreders van deze MoU aangekondigd en wordt er aandacht gegeven aan de vereiste
marktprikkels om vrachtvoer te verduurzamen.
Ten tweede zet Nederland in op actieve mobiliteit. In het kader van de door Nederland,
België en Luxemburg geïnitieerde ACTIVE-alliantie (Alliance for Cycling and Walking Towards International Vitality and Empowerment) benadrukt Nederland de voordelen van actieve mobiliteit. Hierbij wordt specifiek
aandacht besteed aan het verdien- als verduurzamingspotentieel. Tijdens COP29 wil
Nederland nieuwe deelnemers voor de Alliance werven en internationale financiering
voor actieve mobiliteit helpen vergroten.
Als derde draagt Nederland bij aan het toewerken naar internationale afspraken over
exportcriteria voor brandstoffen en gebruikte voertuigen naar lage- en middeninkomenslanden
om het weglekken van vervuiling en uitstoot naar buiten de EU te mitigeren.
De transitie naar een klimaatneutrale lucht- en scheepvaart is belangrijk voor het
verdienvermogen, energieonafhankelijkheid en het klimaatmitigatiepotentieel. Door
de aanwezigheid van grote havens in Rotterdam en Amsterdam en de luchthaven Schiphol,
heeft Nederland groot belang bij de energietransitie van deze sectoren. Het levert
bovendien grote kansen op voor Nederland door de aanwezige industrie, infrastructuur
en kennisinstellingen. Voor deze internationale en hard-to-abate sectoren is een snelle start van de transitie essentieel.
Nederland zet daartoe in op een zoveel mogelijk internationale beleidsaanpak via de
Internationale Maritime Organization en de International Civil Aviation Organization gericht op normeren, beprijzen en stimuleren. Op deze manier zijn de maatregelen
het meest effectief, wordt eerlijke concurrentie zo veel mogelijk geborgd en worden
de voor deze sectoren cruciale duurzame energiedragers en technologische innovatie
vroegtijdig gestimuleerd. Dit zal Nederland ook actief uitdragen tijdens COP29.
Circulaire economie
Nederland wordt wereldwijd gezien als een koploper in de transitie naar een circulaire
economie. Van de totale broeikasgassenemissies is meer dan 45% toe te schrijven aan
de manier waarop de wereld grondstoffen en materialen produceert, consumeert en weggooit.
Tot nu toe blijft vaak onderbelicht dat de grondstoffentransitie naar een circulaire
economie substantieel kan bijdragen aan het halen van de klimaatdoelen en tegelijkertijd
bijdraagt aan de strategische autonomie en leveringszekerheid – ook in het kader van
de energietransitie, waar veel kritieke grondstoffen voor nodig zijn. Nederland zet
zich daarom ook op deze COP in voor het versterken van de samenhang tussen circulariteit
en klimaat, en zal tijdens deze COP samen met stakeholders de aandacht vestigen op
de kansen om via circulaire maatregelen de klimaatdoelen te realiseren.
Nederland faciliteert daartoe andere overheden in het opnemen van substantiële circulaire
beleidsmaatregelen in hun klimaatambities, wat tegelijk ons eigen verdien- en innovatievermogen
stimuleert. Daarnaast werkt Nederland samen met partners om de impact van grondstoffengebruik
op het klimaatprobleem steviger wetenschappelijk te funderen. Tot slot richt Nederland
zich op het bevorderen van financierbaarheid van circulaire bedrijfsmodellen en het
stimuleren van investeringen die de transitie naar een circulaire economie ondersteunen,
door samen te werken met de private sector en financiële instellingen.
Duurzame koolstof als grondstof
Verduurzaming van de industrie is een andere voorwaarde voor het behalen van de mondiale
klimaatdoelen. Een volledige transitie vereist dat fossiele grondstoffen, waarmee
bijvoorbeeld plastics worden gemaakt, vervangen worden door duurzame grondstoffen.
Nederland zet zich, samen met andere lidstaten, in voor duurzaam industrieel grondstofbeleid
via focus op marktcreatie, leveringszekerheid en een gelijk speelveld. Tijdens COP29
organiseert Nederland daarom een evenement met bilaterale partners en bedrijven om
dit te agenderen.
Gezondheid
Tijdens de COP29 zal wederom aandacht zijn voor gezondheid, met onder andere een gezondheidsdag
en een reeks initiatieven. COP29 is daarmee een belangrijk moment om verdere uitvoering
te geven aan de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie. In deze strategie zet Nederland
in op vermindering van en voorbereiding op de gezondheidsrisico’s van klimaatverandering.
Ook wil Nederland de impact van gezondheidssystemen op het klimaat reduceren.
In navolging van de resolutie over klimaatverandering en gezondheid die in mei dit
jaar op initiatief van Nederland en Peru is aangenomen bij de Wereldgezondheidsorganisatie,
heeft Nederland samen met Palau een «Group of Friends of Climate and Health» opgezet. In dat kader wordt tijdens de COP29 met gelijkgezinde landen gesproken
over de manier waarop gezondheid als dwarsdoorsnijdend thema kan worden meegenomen
in bestaande klimaatafspraken. Voorbeelden hiervan zijn de rol van de gezondheidssector
in NDC’s, of de gezondheidsvoordelen en bijbehorende kostenbesparingen van klimaatmaatregelen
zoals verbetering van de luchtkwaliteit.
Landbouw, voedsel en natuur
Het kabinet zal bij COP29 ook aandacht vragen voor landbouw, voedsel en natuur, en
Nederlandse landbouwkennis en -kunde naar voren brengen die kan helpen klimaatverandering
tegen te gaan. Het kabinet houdt daartoe mogelijkheden in de gaten die zich voordoen
bij de themadagen voedsel, water en landbouw; en natuur en biodiversiteit. Nederland
let daarbij specifiek op gelegenheden om over financiering van de doorontwikkeling
van het voedselsysteem te kunnen spreken, en over de schaal en urgentie van de wereldwijde
uitdagingen rondom voedselzekerheid. Ook betrekt Nederland hierbij de sociaal-economische
impact van klimaatbeleid, een rendabel verdienmodel voor voedselproducenten en de
rol van innovatie.
Samen met partners organiseert Nederland een officieel UNFCCC-evenement over de internationale
architectuur voor klimaatactie in voedselsystemen. Tijdens het evenement wordt besproken
hoe deze architectuur verbeterd zou kunnen worden zodat klimaatdoelen sneller worden
behaald.
Klimaatverandering en biodiversiteitsverlies
Tijdens de Milieuraad van 14 oktober hebben EU-ministers benadrukt dat klimaatverandering
en het verlies van biodiversiteit een gezamenlijke aanpak vereisen. Omdat COP29 direct
na de VN-biodiversiteitsconferentie COP16 plaatsvindt, is er een kans om deze afspraken
beter op elkaar af te stemmen. Het kabinet blijft zich conform internationale afspraken
inzetten om de gevolgen van klimaatverandering voor de natuur te beperken en ervoor
te zorgen dat klimaatacties positieve effecten hebben op biodiversiteit, onder andere
door natuur-gebaseerde oplossingen toe te passen.
Nederland zal zich, ook in lijn met de uitkomsten van de Global Stocktake, blijven
inzetten om bossen en andere waardevolle ecosystemen wereldwijd te beschermen en herstellen
en zal hier waar mogelijk aandacht voor vragen tijdens COP29. Met bescherming en herstel
van bossen worden biodiversiteitsverlies en klimaatverandering immers in samenhang
aangepakt.
Caribische delen van het Koninkrijk
Tijdens COP29 zullen de vertegenwoordigers van het kabinet zich inzetten om de belangen
van het Caribische deel van het Koninkrijk zo goed mogelijk te behartigen, omdat zij
in het bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Zowel binnen
de onderhandelingen als daarbuiten zullen die belangen zorgvuldig worden meegewogen.
Begin 2024 is door de (ei)landen binnen het Koninkrijk een Koninkrijk Klimaatagenda vastgesteld waarin de gezamenlijke prioriteiten voor de zes eilanden in de Caribische
regio zijn opgesteld, die ook tijdens COP29 zullen worden uitgedragen. Tijdens COP29
benadrukken de Small Island Developing States (SIDS) de noodzaak voor tastbare ondersteuning, voornamelijk in de vorm van technische
bijstand en expertise, middelen voor klimaatadaptatie en andere vormen van klimaatfinanciering.
Samenstelling Kabinetsdelegatie
Het kabinet neemt met enkele bewindspersonen deel aan COP29 in Azerbeidzjan om op
verschillende beleidsterreinen de inzet van Nederland uit te dragen. De Minister-President
zal deelnemen aan de klimaattop op 12 en 13 november, en de Minister van Klimaat en
Groene Groei geeft als coördinerend Minister leiding aan de onderhandelingen.
De politieke afvaardiging vanuit Nederland zal daarnaast bestaan uit de Staatssecretaris
van Openbaar Vervoer en Milieu en de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport,
die deelnemen aan de voor hen relevante themadagen. Deelname vanuit de Caribische
delen van het Koninkrijk wordt afgestemd in nauwe samenwerking met Aruba, Curaçao
en Sint Maarten.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei