Brief regering : Onderzoeksrapport 'Water voor Waterstof'
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
32 852
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
31 239
Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 1417
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Hernieuwbare (groene) waterstof is een cruciale energiedrager en grondstof voor de
verduurzaming van industriële processen. Zoals het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE)
laat zien, zal waterstof een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie naar een
klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Water is een belangrijke bouwsteen van waterstof,
die wordt gebruikt voor zowel het productieproces van hernieuwbare waterstof (elektrolyse),
als de koeling van de waterstoffabriek (elektrolyser). De meest recente KNMI-klimaatscenario’s1 en de Deltascenario’s 20242 laten zien dat droge zomerperiodes in combinatie met economische groei en bevolkingsgroei
zullen leiden tot afnemende zoetwaterbeschikbaarheid. In het Programma Energiehoofdstructuur
(PEH)3 is de relatie tussen afnemende zoetwaterbeschikbaarheid en de watervraag van waterstofproductie
als mogelijk knelpunt gesignaleerd. Daarom is Royal HaskoningDHV gevraagd om in 2024
een onderzoek uit te voeren naar het watergebruik bij elektrolyse.
Inhoud van het rapport
Met deze brief stuur ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
het uitgevoerde onderzoek en hoe ik met de inzichten uit dit onderzoek wil omgaan.
Deze uitkomsten gelden als de informatiebasis voor toekomstig beleid over de watervraag
van elektrolyse in relatie tot waterbeschikbaarheid. Het onderzoek geeft inzicht in
de watervraag voor waterstofproductie en de beschikbaarheid van mogelijke bronnen
op locaties die in beeld zijn voor grootschalige elektrolyse.
Voor de beoordeling van de waterbeschikbaarheid per locatie is uitgegaan van de maximaal
verwachte waterstofproductie in 2030 en 2050 (en daarmee de maximale bandbreedte van
de verwachte watervraag), en rekening gehouden met het minimale aanbod van mogelijke
waterbronnen binnen een straal van 10 kilometer. Hiermee is het onderzoek een evaluatie
van het maximale risico.
Het onderzoek toont aan dat de watervraag van het waterstofproductieproces zelf relatief
beperkt is. Voor alle onderzochte locaties is er richting 2050 minimaal één bron beschikbaar
voor het benodigde proceswater4. Er is echter wel veel koelwater nodig, net als bij andere industriële processen5.
Er zijn verschillende oplossingen om in de watervraag te voorzien. In de eerste plaats
geldt dat aan zout- en brakwater geen tekort is. Het benutten van zout- en brakwater
aan de kust – zo nodig met behulp van ontzilting – is zodoende een structurele oplossing.
Dieper landinwaarts zal richting de toekomst het zoetwateraanbod minder betrouwbaar
zijn. Op deze plekken waar zout- en brakwater niet voorhanden is, zijn gesloten-,
hybride- of luchtkoelsystemen6 (in tegenstelling tot de grote hoeveelheden water die nodig zijn voor doorstroomkoelsystemen)
een manier om de watervraag van koeling te verkleinen. In het onderzoek zijn kansen
geïdentificeerd voor het benutten van gezuiverd afvalwater van rioolwaterzuiveringsinstallaties,
alsook het benutten van restwarmte van elektrolyse om de koelwaterbehoefte van de
elektrolyser te verminderen.
Het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen hebben alle een eigen bevoegdheid
voor het watersysteem7. Gedurende het onderzoek zijn deze partijen, de waterbedrijven en waterstofsector
geconsulteerd.
Vervolgstappen
In lijn met de brief over zoetwaterbeschikbaarheid8 is het cruciaal dat elektrolysers in de toekomst naast voldoende energie ook kunnen
beschikken over voldoende water voor productie en koeling. Voor grootschalige elektrolyse
rond de aanlanding van windenergie op zee aan de kust geldt geen watertekort. Dit
sluit aan bij de voorkeurslocaties voor grootschalige elektrolyse, die eveneens aan
de kust zijn vastgelegd in het PEH. Hiermee beperken we de uitbreiding van de elektriciteitsnetten,
kan de aldaar aanwezige industrie direct van waterstof worden voorzien, en benutten
we de kansen van zout- en brakwater voor het productieproces- en/of koelwater voor
de elektrolyser. Op basis van het onderzoek is deze denkrichting opgenomen in het
Voorontwerp Nota Ruimte9.
Bij de uitvoering van het PEH zal eveneens ruimte voor waterbehandelingsinstallaties
zoals ontzilting worden meegenomen. Het programma Verbindingen Aanlanding Wind op
Zee (VAWOZ)10 wijst kansrijke locaties voor aanlanding van windenergie op zee aan. Hierbij wordt
ook gekeken naar de mogelijkheid om dieper landinwaarts aan te landen, onder andere
vanwege ruimtelijke kwaliteit. Onderdeel van het onderzoeken van aanlandlocaties is
het in beeld brengen van de ruimtelijke mogelijkheden voor elektrolyse, waarbij ook
wordt gekeken naar de beschikbaarheid van water.
Onder de Subsidieregeling grootschalige productie volledig hernieuwbare waterstof
via elektrolyse (OWE) kan de gehele waterstofproductie-installatie worden gesubsidieerd,
inclusief onderdelen die dienstbaar zijn aan de elektrolyser waaronder oplossingen
voor watergebruik en -besparing. Via innovatieregelingen zoals de Demonstratie Energie-
en Klimaatinnovatie (DEI+) en Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie
(MOOI) kunnen innovatieve oplossingen voor het toenemende watertekort ondersteund
worden. Daarnaast zijn er vanuit het Klimaatfonds middelen toegekend en gereserveerd
voor het demonstreren van offshore elektrolyse. Bij waterstofproductie op zee is er
geen watertekort.
Het onderzoek biedt ook inzicht in het benodigde water voor onze maatschappelijke
opgaven. Dit kan als input dienen voor de herijking van de Deltabeslissing Zoetwater
in 2026 en de besluitvorming daarover in het Nationaal Water Programma 2028–203311.
Tot slot hebben de provincies het Rijk in het kader van het programma NOVEX12 gevraagd om nadere afspraken te maken over waterbeschikbaarheid in de eigen regio.
Het kabinet gaat daar graag op in, en ziet het creëren van (ruimte voor) zoetwaterbeschikbaarheid
als een belangrijk aandachtspunt voor de NOVEX uitvoeringsagenda’s die eind dit jaar
worden opgeleverd.
Afsluitend
Met dit onderzoek heeft het kabinet voldaan aan één van de acties uit de Uitvoeringsagenda
PEH. De opschaling van hernieuwbare waterstofproductie draagt bij aan het behalen
van onze klimaatambities, en daarmee het voorkomen van verdere klimaatverandering
en daaropvolgende effecten als droogte en waterschaarste. We werken daarom door aan
het realiseren van onze waterstofdoelen, en de draagkracht van het watersysteem.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei