Brief regering : Voortgangsbrief infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 326
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2024
Iedereen verdient de kans om zijn of haar talenten te ontplooien en een bijdrage te
leveren aan onze samenleving. Werk is een van de beste manieren om dit te doen. Want
werk is meer dan alleen een salaris. Wie werkt heeft meer bestaanszekerheid en voelt
zich beter. Werk is een plek waar je je ontwikkelt, sociale contacten opdoet en je
zelfvertrouwen kweekt. Door te werken ontstaat perspectief en investeert men niet
alleen in zichzelf, maar ook in de toekomst van ons land. Daarom is het belangrijk
dat iedereen die kan werken, werkt op een passende plek. Ongeacht beperkingen of andere
uitdagingen.
Toch staan nog steeds te veel mensen met een beperking aan de zijlijn van de arbeidsmarkt.
Juist in een tijd waarin werkgevers hard op zoek zijn naar personeel. Dit is niet
alleen een gemiste kans voor de betrokkenen, maar ook voor onze samenleving als geheel.
Want het onbenut laten van talenten leidt tot verspilling van zowel menselijk potentieel
als economische waarde. Dit kan en moet anders.
We moeten meer mensen kansen geven op de arbeidsmarkt door te kijken naar wat ze wél
kunnen, in plaats van te focussen op hun beperkingen. Dit vraagt om een andere manier
van kijken en doen. Om een herziening van wervingsprocessen, waarbij de focus ligt
op vaardigheden van mensen in plaats van functie-eisen. Om meer werkgevers die bereid
zijn om werkplekken aan te passen en flexibele werktijden aan te bieden. Maar dit
vereist ook dat mensen de juiste begeleiding krijgen, zowel op weg naar als op de
werkplek zelf. Het is belangrijk dat gemeenten, het UWV, sociaal ontwikkelbedrijven,
onderwijsinstellingen, werkgevers(organisaties), werknemers(organisaties) en het Rijk
alles op alles blijven zetten om dit te realiseren.
Sociaal ontwikkelbedrijven zijn hierbij een belangrijke schakel. Zij maken werk mogelijk
voor mensen voor wie dit niet vanzelfsprekend is. Bijvoorbeeld door mensen een (beschutte)
werkplek te bieden en door mensen te begeleiden naar werk op de reguliere arbeidsmarkt.
Door hun inzet dragen zij bij aan een inclusieve arbeidsmarkt waar niemand buitenspel
staat.
Inhoud van deze brief
In deze brief informeer ik uw Kamer over stappen die ik zet richting een toekomstbestendige
infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en voor beschut werk. Hiermee geef ik
een vervolg op Kamerbrieven «Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven»1 en «Verhouding scenario 3 Berenschot»2 waarin verschillende maatregelen zijn aangekondigd en is toegezegd uw Kamer dit najaar
over de voortgang van deze maatregelen te informeren.
Stand van zaken beschut werk
Mensen hebben in sommige gevallen veel begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig.
Soms zoveel, dat niet van reguliere werkgevers verwacht kan worden dat zij deze begeleiding
of werkplekaanpassingen bieden. Voor deze mensen is er beschut werk.
Het UWV beoordeelt aan de hand van landelijke criteria of iemand in aanmerking komt
voor een beschutte werkplek. Wanneer dit het geval is, hebben gemeenten de taak om
deze mensen aan een passende baan te helpen. Het uiteindelijke doel is om vanaf 2048
structureel minimaal 30.300 beschutte banen te realiseren. Elk jaar wordt via een
ministeriële regeling bepaald hoeveel beschutte banen gemeenten minimaal kunnen realiseren
om dit doel te bereiken.
Realisaties beschut werk
De afgelopen jaren is het aantal beschutte werkplekken aanzienlijk toegenomen, waardoor
de doelstelling steeds dichterbij komt. Net als in voorgaande jaren zien we in 2023
dat het aantal mensen met een positief advies voor beschut werk sterker groeit dan
verwacht. Dit wijst op een grotere behoefte aan beschut werk dan oorspronkelijk ingeschat.
Zie onderstaande tabel3.
Aantallen ultimo jaar
2019
2020
2021
2022
2023
Mensen met een indicatie beschut werk
6.143
8.115
10.112
11.976
13.970
Werkzame personen met positief advies beschut werk
3.992
5.198
6.767
8.032
9.387
Doelstelling (aantal banen)
6.000
7.400
8.600
9.500
10.300
Hoewel de cijfers stijgen, blijven er grote verschillen tussen gemeenten in de mate
waarin zij mensen via beschut werk aan een baan helpen. Zoals uitgebreid toegelicht
in de brief «Sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk»4, dragen gemeenten hier meerdere redenen voor aan. Zo moeten gemeenten vaak extra
middelen bijleggen om de kosten van beschut werk te kunnen dekken.
Onderzoeksbureau Significant concludeerde in 20235 dat dit financieel tekort vooral wordt veroorzaakt door de lage netto toegevoegde
waarde van beschut werk. Deze lage toegevoegde waarde komt voornamelijk door drie
factoren: de hoge algemene bedrijfskosten bij sociaal ontwikkelbedrijven, de relatief
lage productiviteit van de medewerkers en het feit dat het soort werk dat binnen beschut
werk wordt uitgevoerd bij veel sociaal ontwikkelbedrijven relatief beperkt inkomsten
oplevert.
Om gemeenten te ondersteunen bij het uitvoeren van beschut werk, ontvangen zij vanaf
dit jaar structureel een extra bedrag van € 2.157 per beschutte werkplek. In 2024
komt dit neer op een extra investering van € 23,1 miljoen, oplopend naar € 64,7 miljoen
per jaar in de structurele situatie. Zoals eerder aan uw Kamer toegelicht6, hebben ook gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven een belangrijke verantwoordelijkheid
om betaalbaarheid van beschut werk te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door de bedrijfsvoering
van sociaal ontwikkelbedrijven verder te optimaliseren en te zoeken naar activiteiten
die meer rendement opleveren, terwijl ze tegelijkertijd aansluiten bij de behoeften
en vaardigheden van de doelgroep. In de afgelopen periode heb ik verschillende bedrijven
bezocht die hier al goede stappen voor zetten. Ook uit het eerdergenoemde onderzoek
van Significant blijkt dat hier in de sector van sociaal ontwikkelbedrijven meer ruimte
voor is.
Naast de financiële aspecten spelen ook andere factoren een rol in de verschillen
tussen gemeenten bij de realisatie van beschut werk. Zo ervaren gemeenten een mismatch
tussen de huidige verdeling van (de financiering van) werkplekken en de actuele vraag
naar beschut werk. De huidige verdeling is gebaseerd op verouderde gegevens, waardoor
sommige gemeenten moeite hebben om voldoende werkplekken te realiseren, terwijl andere
juist meer kandidaten hebben dan beschikbare middelen voor beschutte werkplekken.
Bovendien is het voor sommige gemeenten lastig om geschikte werkplekken te vinden
als het werkaanbod bij sociaal ontwikkelbedrijven niet goed aansluit op de talenten,
capaciteiten en behoeften van mensen.
Stappen om beschut werk verder te bevorderen
Naast de extra investering van structureel € 64,7 miljoen per jaar, worden verschillende
stappen gezet om beschut werk verder te stimuleren en de bijbehorende uitdagingen
aan te pakken. Hieronder noem ik de belangrijkste.
Onderzoek naar een beter beoordelingsproces beschut werk
Uit de praktijk krijg ik signalen dat beschut werk niet altijd aansluit bij de behoeften
van mensen die aan de criteria voor beschut werk voldoen. Dit blijkt ook uit de evaluatie
van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar beschut werk7 en het eerdergenoemde onderzoek van Significant. Daarom wordt momenteel onderzocht
hoe het beoordelingsproces voor een indicatie beschut werk kan worden versimpeld en
verbeterd. Binnen dit onderzoek worden onder andere de mogelijkheden verkend om arbeidsvermogen
of loonwaarde (explicieter) als criterium op te nemen voor toegang tot beschut werk
en worden er concrete handvatten ontwikkeld voor gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven
om beter onderscheid te maken tussen arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk.
Tot slot zullen aanbevelingen worden gedaan om het potentieel van mensen in beschutte
banen optimaal te benutten, zodat zij beter toegang krijgen tot een passende baan.
De resultaten worden eind dit jaar verwacht en opgenomen in een «verbeteragenda beschut
werk».
Verbeteragenda beschut werk: voor en door de uitvoering
Dit jaar hebben diverse sessies plaatsgevonden met professionals van gemeenten, het
UWV en sociaal ontwikkelbedrijven om op basis van hun ervaringen ideeën op te halen
voor de verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Aan deze gesprekken
hebben tot nu toe ongeveer 400 professionals deelgenomen. Op basis van de opgehaalde
input wordt een verbeteragenda opgesteld met concrete maatregelen om beschut werk
verder te stimuleren. De verwachting is dat deze agenda begin volgend jaar wordt gepresenteerd.
Hierin nemen we ook de ervaringen en suggesties van VSO- en PRO-scholen mee, aangezien
een groot deel van de nieuwe instroom van beschut werk hun leerlingen betreft. Daarnaast
betrekken we vakbonden en spreken we uiteraard ook met mensen die zelf beschut werk
verrichten. Hun ideeën krijgen eveneens een belangrijke plaats in de verbeteragenda.
Aanpassing verdeel- en financieringssystematiek beschut werk
Zoals ik hierboven aanstipte, ervaren gemeenten een mismatch tussen de huidige verdeling
van (de financiering van) werkplekken en de actuele vraag naar beschut werk. Om die
reden wordt – zoals ook beschreven in de brief «Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven»
– gewerkt aan een betere verdeling van de plekken en middelen voor beschut werk. Er
was oorspronkelijk het voornemen om de beschikbare middelen vanaf 2025 op basis van
gerealiseerde plekken te verdelen. Zoals mijn voorganger bij het commissiedebat Participatiewet
op 14 mei jl. al met uw Kamer besprak, blijkt dit niet haalbaar. Dit is hoofdzakelijk
omdat enkele benodigde gegevens ontbreken om tot een beter verdeelmodel te komen.
Daarnaast zou een verdeling op basis van realisaties waarschijnlijk het gebruik van
een specifieke uitkering (SPUK) vereisen. Het kabinet heeft echter in het Hoofdlijnenakkoord
besloten dat SPUKs in principe worden overgeheveld naar het Gemeente- of Provinciefonds.
Ondanks bovenstaande belemmeringen, blijft het wenselijk dat we de verdeelsystematiek
verbeteren. Ik blijf daarom zoeken naar wat wel kan. Op dit moment worden alternatieve
oplossingen verkend, zodat we de verdeling van middelen voor beschut werk kunnen verbeteren.
Het streven is om deze oplossingen per 2026 te implementeren. Een eventuele aanpassing
van de systematiek wordt naar verwachting in de meicirculaire van 2025 aangekondigd.
Eenvoudiger overstappen tussen beschut werk en de banenafspraak
Voor sommige mensen (vooral jongeren) biedt een beschutte werkplek de mogelijkheid
om zich verder te ontwikkelen en door te stromen naar een baan binnen de banenafspraak.
Nu zijn mensen soms terughoudend om de stap van beschut werk naar de banenafspraak
te zetten. Mensen ervaren onvoldoende zekerheid om weer naar beschut werk terug te
stromen als een baan in het kader van de banenafspraak toch niet past. Want mensen
kunnen op basis van de huidige regelgeving niet naast een indicatie beschut werk óók
een indicatie banenafspraak hebben. Dat betekent dat als mensen een indicatie banenafspraak
krijgen, het positieve advies beschut werk vervalt. Als mensen later eventueel weer
terugstromen naar beschut werk, is hier altijd een beoordeling van het UWV voor nodig.
Om dit te veranderen wordt gewerkt aan het aanpassen van het Besluit advisering beschut
werk. Dit moet ervoor zorgen dat mensen die aanspraak maakten op beschut werk, zonder
nieuwe beoordeling van het UWV, kunnen terugvallen op een beschutte werkplek als ander
werk, zoals binnen de banenafspraak, niet blijkt te passen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd
in de brieven over Simpel Switchen in de participatieketen8 en sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk9. Zoals in deze brieven vermeld, ervaart het UWV enkele uitvoeringstechnische knelpunten,
waardoor invoering per 2024 niet mogelijk bleek. Op dit moment wordt onderzocht hoe
de gesignaleerde knelpunten kunnen worden weggenomen en of invoering in 2025 mogelijk
is. Als dit niet haalbaar blijkt, zoek ik naar alternatieve oplossingen, zodat de
nodige aanpassingen zo snel mogelijk daarna doorgevoerd kunnen worden.
Simpel switchen: van dagbesteding naar beschut werk
Het programma Simpel Switchen in de Participatieketen heeft als doel het makkelijker
te maken voor mensen om te schakelen tussen een uitkering en werk, en tussen verschillende
vormen van participatie, zoals dagbesteding, beschut werk, de banenafspraak of regulier
werk. In 2020 voerden Movisie en Stimulansz, in opdracht van de Ministeries van SZW
en VWS, een verkenning uit over de belemmeringen en kansen bij het overstappen van
dagbesteding naar (beschut) werk. Hieruit bleek dat van de 94.000 mensen die via een
Wmo maatwerkvoorziening deelnemen aan dagbesteding, ongeveer 22.000 mensen op termijn
door kunnen stromen naar (betaald) werk.10
Eén van de belangrijkste doelen van het meerjarenprogramma Simpel Switchen, is om
deze overgang van dagbesteding naar betaald werk te bevorderen. Hierover is uw Kamer
afgelopen maart geïnformeerd11. Op dit moment werken Movisie, Cedris en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
(VGN) in drie regio’s samen, waar al een lerende praktijk rondom deze overstap is
opgezet. Hier onderzoeken zij welke elementen succesvol zijn en hoe deze kunnen worden
toegepast in andere regio’s. Eind dit jaar informeer ik uw Kamer hier verder over
in de volgende voortgangsbrief over Simpel Switchen.
Beschut werk bij reguliere werkgevers
Hoewel beschut werk – vanwege de intensieve begeleiding die nodig is – vaak wordt
georganiseerd door sociaal ontwikkelbedrijven, neemt het aantal beschutte banen bij
reguliere werkgevers toe. Dit zorgt voor een diverser werkaanbod voor mensen en kan
eraan bijdragen dat meer mensen in beschutte banen aan het werk worden geholpen. In
samenwerking met VNG, Cedris, Divosa, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties,
ervaringsdeskundigen en reguliere werkgevers wordt gewerkt aan een handreiking voor
reguliere werkgevers die beschut werk willen bieden. Met deze handreiking willen wij
hen praktische handvatten bieden voor de organisatie van beschut werk.
Daarnaast wordt in samenwerking met gemeenten, VSO- en PRO-scholen, werkgevers, sociaal
ontwikkelbedrijven en mensen die werken in beschut werk gekeken hoe het werkaanbod
voor deze groep verder kan worden uitgebreid. Dit kan zowel binnen sociaal ontwikkelbedrijven
als bij reguliere werkgevers. In de verbeteragenda beschut werk zal ik hier verder
op ingaan.
Naar een toekomstbestendige sociale infrastructuur
Ik vind het belangrijk dat er een solide vangnet is voor mensen die wel kunnen werken,
maar voor wie dit niet, of nog niet, bij reguliere werkgevers mogelijk is. Voor deze
mensen blijven sociaal ontwikkelbedrijven – ook in de toekomst – belangrijk. Als opstap
naar werk, als een plek waar je in een beschutte omgeving kunt werken en als een plek
waarop je kunt terugvallen als het even niet lukt bij een reguliere werkgever.
Vorig jaar zijn er verschillende maatregelen aangekondigd om de infrastructuur van
sociaal ontwikkelbedrijven toekomstbestendig te maken. Deze worden nu uitgewerkt in
samenwerking met de VNG, Cedris, Divosa, gemeenten en de sociaal ontwikkelbedrijven
zelf. Hieronder een update van de belangrijkste maatregelen.
Impulsbudget sociale infrastructuur
Vanaf 2025 ontvangen gemeenten jaarlijks een impulsbudget om de infrastructuur van
sociaal ontwikkelbedrijven te versterken. Dit begint met € 35 miljoen in 2025 en loopt
af naar € 19,8 miljoen in 2034. Dit impulsbudget wordt als decentralisatie uitkering
verstrekt aan gemeenten en wordt verdeeld op basis van de maatstaf «doelgroepenregister
gemeentelijke doelgroep». Deze maatstaf omvat de doelgroep die begeleiding of werk
uit de sociale infrastructuur nodig heeft en sluit daarom het best aan op het doel
van het impulsbudget. Het impulsbudget zou initieel via een SPUK aan gemeenten worden
uitgekeerd, na indiening van een plan waarin zij beschrijven hoe zij werken aan een
toekomstbestendige sociale infrastructuur. In het Hoofdlijnenakkoord is echter afgesproken
om (voorgenomen) SPUKs naar het gemeentefonds over te hevelen. Daarom is nu gekozen
voor een decentralisatie uitkering. Daaraan is een efficiencykorting van 10% verbonden,
die vanaf 2026 wordt doorgevoerd.
Omdat de inrichting van een toekomstbestendige sociale infrastructuur vaak een regionale
aanpak vereist, worden de middelen in principe uitgekeerd aan samenwerkingsverbanden
rondom sociaal ontwikkelbedrijven. De budgetten van de deelnemende gemeenten binnen
een samenwerkingsverband worden samengevoegd en toegewezen aan de grootste gemeente
binnen het samenwerkingsverband. Gemeenten die zelfstandig een sociaal ontwikkelbedrijf
beheren of op een andere manier hun sociale infrastructuur hebben geregeld en verder
niet zijn gelieerd aan een sociaal ontwikkelbedrijf, ontvangen het impulsbudget afzonderlijk.
De VNG werkt momenteel aan een overzicht van deze samenwerkingsverbanden en de gemeenten
die het budget zullen ontvangen. Dit overzicht vormt de basis voor de uitkering van
het impulsbudget in de meicirculaire van 2025. De VNG streeft ernaar dit overzicht
medio november te publiceren, zodat gemeenten het definitief kunnen valideren. Als
blijkt dat een betrouwbare verdeling volgens deze systematiek niet haalbaar is, zal
ik uiterlijk eind dit jaar besluiten om de middelen aan alle gemeenten afzonderlijk
toe te kennen. Uiteraard blijft ook dan de mogelijkheid bestaan om de lokale impulsgelden
regionaal te bundelen, zodat regionaal effectieve stappen kunnen worden gezet.
Rijksbijdrage sociale infrastructuur
In de brief «Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven» is een structurele basisfinanciering
aangekondigd voor de bedrijfskosten van sociaal ontwikkelbedrijven. Deze basisfinanciering
bedraagt € 19,8 miljoen in 2025 en loopt op naar structureel € 35,9 miljoen per jaar
vanaf 2035. Net als het impulsbudget ben ik met de VNG overeengekomen de Rijksbijdrage
sociale infrastructuur (hiervoor ook wel «Infrastructurele opslag» genoemd) te verdelen
op basis van de maatstaf «doelgroepenregister gemeentelijke doelgroep». In de Voorjaarsnota
en de septembercirculaire 2024 is deze Rijksbijdrage al aangekondigd. De budgettaire
verwerking zal in de meicirculaire 2025 plaatsvinden.
Oprichting ondersteuningsprogramma
Om gemeenten te helpen hun lokale infrastructuur toekomstbestendig in te richten,
wordt een ondersteuningsprogramma opgezet. Dit programma rust op drie pijlers.
Handreikingen
Er worden handreikingen ontwikkeld om gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven te helpen
bij het toekomstbestendig inrichten van hun sociale infrastructuur. De handreikingen
behandelen onderwerpen zoals bekostigingsafspraken, organisatiemodellen en manieren
om het operationeel resultaat bij bedrijven te verbeteren. De publicatie van de handreikingen
staat gepland voor het eerste kwartaal van 2025.
Ondersteuningsteam
Er wordt een ondersteuningsteam opgericht dat gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven
praktisch bijstaat bij het toekomstbestendig maken van hun sociale infrastructuur.
Dit team zal in de bedrijven zelf ondersteuning bieden, met expertise op het gebied
van onder andere bedrijfsvoering, governance, financiën, en innovatieve manieren van
ondernemen. Ook helpt het team bestuurlijke knelpunten op te lossen en kennisdeling
te stimuleren. Het ondersteuningsteam is begin 2025 operationeel en zal naar verwachting
door de VNG worden gefaciliteerd. Vanaf volgende maand wordt via de kanalen van SZW,
VNG, Divosa en Cedris meer informatie gedeeld over de concrete invulling van het ondersteuningsteam
en hoe gemeenten en bedrijven hier gebruik van kunnen maken.
Lerend netwerk
Naast de vraaggerichte ondersteuning via het ondersteuningsteam, worden gemeenten
en sociaal ontwikkelbedrijven proactief benaderd om aan de slag te gaan met visieontwikkeling
en het versterken van de lokale sociale infrastructuur. We organiseren regiobijeenkomsten
en zetten leerkringen op, waar gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven de mogelijkheid
hebben om kennis en ervaringen uit te wisselen, ideeën kunnen opdoen en er ruimte
is voor intervisie. Ook over de concrete invulling van het lerend netwerk zal de komende
tijd via kanalen van VNG, Cedris, Divosa en SZW veelvuldig worden gecommuniceerd.
Impuls basisvaardigheden binnen de sociaal ontwikkelbedrijven
In afstemming met SZW, stelt het Ministerie van OCW in totaal € 0,5 mln. beschikbaar
om in 2024 en 2025 via sociaal ontwikkelbedrijven de basisvaardigheden (taal, rekenen
en digitale vaardigheden) te versterken van mensen die bij of via sociaal ontwikkelbedrijven
werken. Doel hiervan is om mensen een stevigere positie op de arbeidsmarkt te geven
en hen te ondersteunen in hun participatie. Er is een subsidie aan SBCM verstrekt,
waarmee sociaal ontwikkelbedrijven worden ondersteund bij het aanleren van basis-
en werknemers-vaardigheden. Hierbij wordt onder andere ingezet op kennisuitwisseling
en een online leeraanbod. Ook worden sociaal ontwikkelbedrijven ondersteund om het
bevorderen van basisvaardigheden structureel in te bedden in hun bedrijfsvoering,
zodat het ontwikkelen van taal-, reken- en digitale vaardigheden duurzaam onderdeel
wordt van de ondersteuning die zij hun medewerkers bieden.
Quickscan naar kwaliteit arbeidsmarktfunctionaliteiten
De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft zes vormen van dienstverlening geïdentificeerd
die bijdragen aan het succesvol aan het werk helpen van mensen met een afstand tot
de arbeidsmarkt. Deze functies zijn: 1) het aanbieden van detacheringsmogelijkheden
aan reguliere werkgevers, 2) het bieden van een vangnet voor beschut werk, 3) het
faciliteren van goede matching en begeleiding, 4) het inspelen op en samenwerken met
lokale en regionale werkgeversnetwerken, 5) het ontwikkelen van werknemersvaardigheden,
en 6) het adviseren en ondersteunen van werkgevers bij het aanpassen van werkprocessen.
Hier zijn twee extra functionaliteiten aan toe te voegen, namelijk 7) het identificeren,
herkennen en diagnosticeren van geschikte kandidaten, en 8) het verlenen van diensten
aan mensen zonder indicatie voor beschut werk die nog niet of tijdelijk niet bij reguliere
werkgevers aan de slag kunnen.
Zoals in de brief «Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven» met uw Kamer is gecommuniceerd,
blijkt uit onderzoek dat deze functies in alle regio’s beschikbaar zijn. Om de kwaliteit
van deze functies te beoordelen, heb ik onlangs een quickscan laten uitvoeren in de
vorm van een online enquête. Aan deze enquête hebben gemeenten, Regionale Mobiliteitsteams
(RMT’s), Werkgeversservicepunten en sociaal ontwikkelbedrijven deelgenomen. Aan de
respondenten is gevraagd de genoemde arbeidsmarktfuncties te beoordelen en mogelijke
verbeterkansen te benoemen. Na ontvangst van de resultaten zijn de uitkomsten vervolgens
in gesprekken met gemeenten, Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s), Werkgeversservicepunten
en sociaal ontwikkelbedrijven geduid.
Uit de quickscan en duidingsgesprekken blijkt dat alle genoemde functies naar het
oordeel van betrokkenen adequaat functioneren. Wel zijn er enkele suggesties voor
verbetering gedaan. Deze suggesties zijn vooral uitvoeringstechnisch van aard. Zoals
het vergroten van de diversiteit aan werk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
en het verbeteren van de kennis en expertise van gemeentelijke consulenten. In mijn
gesprekken met gemeenten zal ik aandacht blijven vragen voor verdere versterking van
deze arbeidsmarktfunctionaliteiten.
Sturing op een toekomstbestendige sociale infrastructuur
Het realiseren van een toekomstbestendige sociale infrastructuur vereist een gezamenlijke
inspanning van gemeenten, sociaal ontwikkelbedrijven, reguliere werkgevers, het UWV,
sociale partners en de Rijksoverheid. Gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven hebben
hierin een sleutelrol, omdat zij primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering.
Recent heb ik overleg gevoerd met de VNG, Cedris en Divosa over het versterken van
de samenwerking om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven toekomstbestendig
te maken. Alle partijen erkennen de urgentie en hebben zich gecommitteerd aan het
zetten van stappen om een snelle vooruitgang te realiseren. We hebben bestuurlijke
afspraken gemaakt om dit proces verder te bevorderen. Hierbij nemen (de besturen van)
VNG, Cedris en Divosa het voortouw in het mobiliseren en ondersteunen van gemeenten
en sociaal ontwikkelbedrijven bij het doorvoeren van de noodzakelijke veranderingen.
Vereenvoudiging herindicaties Wsw
Vorig jaar hebben de Kamerleden Stoffer en Maatoug via schriftelijke Kamervragen aandacht
gevraagd voor de herindicaties Wsw. In de beantwoording van deze vragen is aan uw
Kamer toegezegd om met het UWV te bezien hoe het herindicatieproces verder kan worden
vereenvoudigd12. Dit is belangrijk, want veel mensen met een Wsw-indicatie zijn langdurig of blijvend
aangewezen op de Wsw. Op dit moment worden mensen echter toch (herhaaldelijk) opgeroepen
voor een herindicatie, terwijl duidelijk is dat zij blijvend aangewezen zijn op de
Wsw. Ongeveer 80%–90% van de mensen met een Wsw-indicatie krijgt een indicatie voor
een beperkte duur, terwijl uit de Wsw-statistiek 202313 blijkt dat in 99% van de gevallen na een herindicatie, de Wsw-indicatie wordt verlengd.
Dit proces van herindicaties veroorzaakt onnodige stress bij mensen die vallen onder
de Wsw.
De afgelopen tijd is met het UWV verkend hoe dit herindicatieproces verder kan worden
vereenvoudigd, zodat mensen langdurige indicaties krijgen en de UWV-capaciteit efficiënter
kan worden benut. Wet- en regelgeving vormen hierbij geen belemmering. De vijfjaarlijkse
of periodieke herindicering is voornamelijk ontstaan uit gewoonte bij het UWV.
Wat mij betreft zijn langdurige Wsw-indicaties de norm. Daarom is met het UWV afgesproken
dat zij actie onderneemt om dit te bevorderen. De Raad van Bestuur van het UWV is
gevraagd hier concrete stappen voor te zetten. Ik zal dit onderwerp blijven monitoren
in mijn gesprekken met het UWV.
Cao Aan de Slag
Naar aanleiding van de totstandkoming van de nieuwe cao Aan de Slag eind 2023, hebben
VNG, Cedris, FNV, CNV en het Ministerie van SZW dit jaar gesprekken gevoerd over de
financiering van sociaal ontwikkelbedrijven in relatie tot de cao Aan de Slag. In
een technische werkgroep is een gezamenlijke probleemanalyse opgesteld en hebben partijen
gesproken over hun uiteenlopende gewenste oplossingsrichtingen.
De komende tijd vervolgen VNG, Cedris en SZW het gesprek over de toekomst van de cao
Aan de Slag. Hierbij wordt in acht genomen dat het Rijk geen cao-partij is. De onderhandelingen
over de nieuwe cao vanaf 1 januari 2025 blijft ook dan nadrukkelijk een zaak van werkgevers
(VNG en Cedris) en werknemers (vakbonden).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid