Brief regering : Reactie op het verslag van de rapporteurs inzake de ontwerpbegroting van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025
36 600 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025
Nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID
EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2024
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het verslag van de begrotingsrapporteurs
van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de
ontwerpbegroting LVVN voor het jaar 2025 (2024D36347) zoals ontvangen op 7 oktober 2024.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Reactie op het verslag van de rapporteurs voor de begroting LVVN 2025
1. Algemeen beeld ontwerpbegroting 2025
1. Kan de Minister toelichten welke veronderstellingen ten grondslag liggen aan de
geraamde daling van het LVVN-budget in de komende jaren? Hoe realistisch acht de Minister
deze meerjarenraming?
Antwoord
De daling van de begroting wordt veroorzaakt doordat er in de afgelopen jaren incidentele
middelen aan de begroting zijn toegevoegd die op enig moment aflopen. Zowel de structurele
aanpak stikstof als het voormalige Transitiefonds hadden een tijdelijk karakter. Dit
betreft onder meer de opkoopregelingen Lbv, Lbv+ en middelen voor de provinciale maatregelen
in het landelijk gebied. Dit zijn incidentele maatregelen, die daarom incidenteel
zijn gebudgetteerd. Het kabinet heeft extra middelen voor LVVN gereserveerd, die nog
niet op de LVVN-begroting staan, maar nog op de aanvullende post bij Financiën (5
miljard incidenteel voor een investering in de agrarische sector; 500 miljoen structureel
voor agrarisch natuurbeheer). Als deze middelen worden toegevoegd aan de LVVN-begroting,
dan neemt de daling af.
2. Volstaan de middelen die de komende jaren beschikbaar zijn voor het Ministerie
van LVVN om de doelen waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd (o.a. klimaat, water,
natuur, biodiversiteit en stikstof) te realiseren? Zo ja, kan de Minister dat onderbouwen?
Zo nee, hoeveel extra geld is daarvoor nodig?
Antwoord
In het regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) is € 5 mld. beschikbaar gesteld voor meerjarige investeringen in de agrarische sector.
Daarnaast is er structureel € 500 mln. beschikbaar voor agrarisch natuurbeheer. Het
kabinet wil de doelen behalen door middel van doelsturing, innovatie, natuurbeleid,
mestbeleid en een brede opkoopregeling en zal de beschikbare middelen hier zo effectief
en efficiënt mogelijk voor inzetten. In de loop van de tijd zal duidelijk worden in
hoeverre de middelen volstaan.
3. Welke mogelijkheden ziet de Minister om de informatiewaarde van de begroting te
vergroten? (a) Kan de Minister daarin concrete doelen opnemen die zij met haar beleid
beoogt te bereiken? (b) Welke mogelijkheden ziet de Minister om de bredewelvaarts
indicatoren daarin te integreren? En (c) Welke mogelijkheden ziet de Minister om in
de begroting – daar waar relevant – verwijzingen naar de Staat van landbouw, natuur
en voedsel op te nemen?
Antwoord
Ik ben zeker bereid om de informatiewaarde van de begroting extracomptabel te vergroten.
In de begroting is toegelicht wat de doelen zijn en welke middelen daarvoor beschikbaar
zijn. Richting de volgende begroting kijk ik hoe een slag in de concretisering kan
worden gemaakt. De bredewelvaarts indicatoren vervullen een nuttige signaalfunctie
om te zien of de doelen binnen bereik zijn. Er wordt sinds twee jaar een factsheet
met bredewelvaarts indicatoren ontwikkeld. In de bijbehorende samenvatting van de
factsheet wordt reeds verwezen naar waar de indicatoren raken aan het beleid. Waar
relevant is het mogelijk om in de begroting te verwijzen naar deze bredewelvaart indicatoren,
en de Staat van Landbouw.
4. Waarom is het Uitgavenoverzicht stikstof dit jaar niet opgenomen als bijlage bij
de Miljoenennota, terwijl dat in de voorgaande jaren wel het geval was? Kan de Minister
volgend jaar in de Miljoenennota en de LVVN-ontwerpbegroting weer zo’n overzicht opnemen?
Antwoord
Het uitgavenoverzicht stikstof bevatte een overzicht van de middelen uit de structurele
aanpak stikstof en het Transitiefonds. De middelen voor de structurele aanpak stikstof
zijn verdeeld over de relevante departementen. Toelichting op de middelen en maatregelen
is opgenomen in de desbetreffende departementale begrotingen. Het kabinet heeft besloten
dat het Transitiefonds komt te vervallen. De reservering voor het fonds is vervallen.
Daarom wordt hierover niet meer apart gerapporteerd. De maatregelen waarvoor middelen
uit de voormalige reservering zijn ingezet en aan de LVVN-begroting zijn toegevoegd
(o.a. Lbv-plus, maatregelen provincies), zijn in de LVVN-begroting toegelicht.
2. Financiële doorwerking Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) /Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96)
5. Wat is de impact van de verlaging van het budget voor de Lbv en Lbv-plus voor de
realisatie van de stikstofdoelstellingen?
Antwoord
Ik wil benadrukken dat ondernemers die een beschikking ontvangen in het kader van
de Lbv en de Lbv-plus, als ze aan de subsidievoorwaarden voldoen ook de betreffende
subsidie zullen ontvangen. Of de verlaging van de budgetten van de Lbv en de Lbv-plus
met respectievelijk € 12,4 mln. en € 19,9 mln. van invloed is op de stikstofdoelstellingen
en hoe groot deze in dat geval is, is nog niet met zekerheid te zeggen. Wel kan ik
u melden dat ik voor de inmiddels gesloten Lbv, op basis van de gegevens van RVO verwacht
dat het budget na de taakstelling toereikend is. De Lbv-plus staat nog open, hiervoor
geldt dat het huidige verloop geen aanleiding geeft tot zorg over het budget.
6. Hoe reëel acht de Minister de voorgenomen bezuinigingen op het ambtelijk apparaat
van het Ministerie van LVVN en op dat van de NVWA en RVO? Welke stappen gaat de Minister
zetten om deze taakstelling te realiseren en wanneer verwacht de Minister de Kamer
te kunnen informeren over de gevolgen daarvan?
Antwoord
De bezuinigingen op het apparaat van NVWA en RVO worden in principe ingevuld door
efficiënter te gaan werken. Deze maatregel acht ik reëel en past bij de aansturing
van deze organisaties als agentschap. Aan de bezuiniging op het apparaat van het Ministerie
van LVVN wordt vormgegeven door een reorganisatie, die momenteel wordt opgestart.
Serieuze taakstellingen zijn vanzelfsprekend niet vrij van consequenties, ze zullen
leiden tot de noodzaak van gerichte keuzes en het stellen van prioriteiten en posterioriteiten.
Daarover zal ik u blijven informeren, o.a. in de begroting 2026.
7. Hoe reëel acht de Minister de voorgenomen bezuinigingen op de specifieke uitkeringen?
Antwoord
De taakstelling uit het HLA op de specifieke uitkeringen betreft 10% van het budget
in 2026 en verder van de budgetten die beschikbaar waren voor de regelingen Provinciale
Maatregelpakketten, Programma Natuur, en Legalisatie PAS-melders. Voor de Provinciale
Maatregelpakketten is gekozen om deze 10% korting te compenseren, zodat het volledige
bedrag, waarover reeds bestuurlijke afspraken waren gemaakt, alsnog beschikbaar is.
Voor de regeling PAS-melders en Programma Natuur wordt nog bezien op welke wijze de
taakstelling inhoudelijk wordt ingevuld. Hierover infomeer ik u in de begroting 2026.
De beoogde overheveling naar het Provinciefonds zou moeten leiden tot minder administratieve
lasten bij provincies, waardoor de bezuiniging gerealiseerd kan worden.
8. Welke stappen gaat de Minister zetten om deze taakstelling te realiseren en wanneer
verwacht de Minister de Kamer te kunnen informeren over de gevolgen daarvan?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 7.
9. Klopt het dat de SPUK taakstelling structureel € 22 miljoen bedraagt (bijlage MJN,
p.231), terwijl deze binnen LVVN neerslaat bij de SPUK’s Provinciale Maatregelenpakketten,
Programma Natuur en Legalisatie PAS-melders (OWB 2025, p.45), die uit incidentele
middelen bestaan? Zo ja, hoe verwacht de Minister deze taakstelling na afloop van
de incidentele middelen in te vullen?
Antwoord
Nee, de taakstelling bedraagt € 22 mln. in 2029 en loopt daarna af voor zover het
betreffende budget afloopt.
10. Hoe verhoudt de verlaging van het budget voor het Attaché Netwerk van LVVN zich
tot de extra verwachtingen die er van dit netwerk zijn, bijvoorbeeld op het terrein
van mondiale voedselzekerheid en bij de inzet van landbouwattachés bij bevordering
van de mogelijkheden dierlijke mest in het buitenland af te zetten
Antwoord
De taakstelling op het budget voor LVVN Attaché Netwerk (LAN) loopt geleidelijk op
van 6% in 2025 tot 17% in 2029. Dit is hoger dan de 10% apparaatstaakstelling op het
Postennetwerk omdat een deel van het budget voor het LVVN Attaché Netwerk geen apparaatskosten
betreft, maar programma budget dat o.a. voor de Grune Woche en het Netherlands Food
Partnership (NFP) wordt ingezet. Op de korte termijn zal de taakstelling op het LVVN
Attaché Netwerk beperkt effect hebben op zowel de omvang en de inzet van het LAN,
op de langere termijn zijn meer fundamentele keuzes over de inzet (waar en in welke
mate) van het LVVN Attaché Netwerk onvermijdelijk. Deze keuzes hangen ook samen met
de invulling van de 10% apparaatstaakstelling op het bredere postennetwerk. U zult
hierover nader worden geïnformeerd in de begroting 2026.
3. Beleidsmatige doorwerking Hoofdlijnenakkoord/Regeerprogramma, inclusief belangrijkste
koerswijzigingen
11. Kan de Minister bij de uitwerking van uw plannen voor agrarisch natuurbeheer ingaan
op de kanttekeningen die het PBL daar in zijn Achtergrondnotitie bij de Reflectie
op het Hoofdlijnenakkoord bij plaatst?
Antwoord
Het PBL schrijft in haar reflectie dat het Hoofdlijnenakkoord de zorgen van boeren
omtrent de huidige beloning voor agrarisch natuurbeheer onderkent, en dat langere
contracten een kans bieden op een grotere ecologische effectiviteit. Agrarisch natuurbeheer
kan een positief effect hebben op natuurkwaliteit en landschappelijke waarden, mits
het goed wordt ingezet. Aandachtspunten zijn staatsteunregels en dat bij opschaling
van het huidige stelsel bestuurlijke aandacht nodig is, onder andere voor de professionalisering
van de agrarische collectieven. Tevens is het voor een doelmatige inzet nodig dat
er duidelijke randvoorwaarden zijn, en een heldere koppeling met doelen. Ik onderschrijf
deze reflectie van het PBL. Het kabinet zal voor het kerstreces in haar contourenbrief
over het agrarisch natuurbeheer toelichten, hoe invulling wordt gegeven aan deze reflectie.
12. Kan de Minister toelichten waarom het kabinet ervoor heeft gekozen de regie te
nemen bij de besteding van de middelen voor agrarisch natuur beheer en wat daarvan
de gevolgen zijn (onder meer voor de rol die provincies en agrarische collectieven
daar nu bij spelen)?
Antwoord
In het regeerprogramma heeft het kabinet aangegeven dat bij de besteding van de middelen
voor agrarisch natuurbeheer, de rijksoverheid de regie neemt en daarbij samenwerkt
met medeoverheden en andere spelers. In lijn met de aangenomen motie Kostic (Kamerstuk
35 334, nr. 312) vindt het kabinet het belangrijk dat bij de middelen voor het agrarisch natuurbeheer
prioriteit wordt gegeven aan gerichte maatregelen die bijdragen aan het behalen van
doelen rondom water en natuur. Daarnaast onderschrijft het kabinet het belang om periodiek
op basis van de evaluatie het beleid bij te kunnen sturen. Om invulling te geven aan
deze regierol, is het van belang dat bestaande afspraken worden geactualiseerd, en
waar wenselijk bijgesteld. Voor het einde van het jaar stuurt het kabinet aan de Kamer
een contourenbrief over het agrarisch natuurbeheer. In deze brief zal de regierol
verder worden uitgewerkt.
4. Kwaliteit van de strategische evaluatieagenda (SEA)
13. Is de Minister bereid evaluaties van de Lbv-plus, van de subsidieregeling behoud
grasland en van het beleid inzake (mondiale) voedselzekerheid toe te voegen aan de
SEA van het Ministerie van LVVN?
Antwoord
In de eerstvolgende SEA zullen deze evaluaties worden opgenomen.
5. Besteding overheidsgelden terreinbeherende organisaties (TBO’s)
14. Ziet de Minister mogelijkheden om de periodieke rapportage natuur te verbreden
tot een integrale evaluatie van het natuurbeleid (dat wil zeggen een evaluatie waarin
ook het provinciaal natuurbeleid en het natuurbeheer door TBO’s wordt betrokken).
Antwoord
De periodieke rapportage (voorheen beleidsdoorlichting) richt zich naar de aard der
zaak alleen op (onderdelen van) de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) binnen de rijksbegroting.
Deze rapportage kan daarmee geen evaluatie zijn van gedecentraliseerd beleid, zoals
het naar provincies gedecentraliseerde natuurbeleid. Ik zie daarom geen mogelijkheden
voor verbreding van de periodieke rapportage.
Naast de periodieke rapportage is er huidige Voortgangsrapportage Natuur, die jaarlijks
door provincies en Rijk gezamenlijk wordt opgesteld en aan uw Kamer wordt gestuurd.
De Voortgangsrapportage Natuur is brede voortgangsrapportage waarin een groot deel
van het natuurbeleid wordt meegenomen en die daarmee een goed beeld geeft van de stand
van zaken met betrekking tot het natuurbeleid. Een belangrijke component hiervan is
het naar de provincies gedecentraliseerde natuurbeleid, waarover in het Natuurpact
(2013) afspraken zijn gemaakt tussen Rijk en provincies. Het gaat hierbij bijvoorbeeld
om de voortgang van het Natuurnetwerk Nederland, de stand van zaken met betrekking
tot agrarisch natuurbeheer en maatregelen op het gebied van soortenbeleid. Hierbij
gaat het om inhoudelijke voortgangsinformatie, niet om financiële verantwoordingsinformatie.
De middelen ten behoeve van de uitvoering van het gedecentraliseerde natuurbeleid
zijn immers via de algemene uitkering van het Provinciefonds structureel aan de provincies
gedecentraliseerd. Over de besteding van deze middelen leggen provincies verantwoording
af aan provinciale staten, niet aan het Rijk.
Terreinbeherende organisaties (TBO’s) en andere (particuliere) natuurbeheerders, zoals
agrariërs, spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het gedecentraliseerde
natuurbeleid. Zij leggen hierover, bijvoorbeeld in het kader van de Subsidieregeling
voor Natuur- en Landschapsbeheer (SNL), verantwoording af aan de provincies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur