Brief regering : Reactie op rapport 'NWO-programma's voor vrij onderzoek' van het Rathenau Instituut
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 278
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2024
Hierbij stuur ik uw Kamer op het verzoek van de commissie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap mijn reactie inzake het rapport «NWO-programma's voor vrij onderzoek –
mogelijke grondslagen voor budgetverdeling» van het Rathenau Instituut. Dit rapport
gaat over het verdelen van budget voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek
over vier wetenschappelijke domeinen door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO). Ook gaat het rapport in op de vraag hoe een aandeel van het budget
bepaald kan worden voor domeinoverstijgend onderzoek. Dit rapport is tot stand gekomen
op verzoek van NWO.
Grondslagen voor budgetverdeling over domeinen
NWO heeft twee instrumenten voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek:
de Open Competitie en het Talentprogramma. NWO verdeelt de beschikbare middelen over
vier domeinen: exacte en natuurwetenschappen (ENW), sociale en geesteswetenschappen
(SGW), toegepaste en technische wetenschappen (TTW), en medische wetenschappen (ZonMw).
De vier domeinen zorgen voor de beoordeling van onderzoeksaanvragen en de toewijzing
van middelen aan de geselecteerde projecten.
De huidige verdeling van het budget over de domeinen is historisch gegroeid en is
de laatste twintig jaar amper aangepast. Het onderzoeksstelsel is in die periode wel
veranderd. Ook is het aantal aanvragen in het ongebonden onderzoek flink gestegen,
sneller dan de groei van het beschikbare budget, waarbij deze stijging ook verschilt
per domein. Deze ontwikkelingen geven aanleiding tot vragen over de huidige budgetverdeling
van NWO. NWO heeft daarom het Rathenau Instituut gevraagd om een internationale vergelijking
te doen en mogelijke grondslagen voor het verdelen van budget te onderzoeken op bruikbaarheid
voor NWO.
Het Rathenau Instituut maakt in zijn rapport onderscheid tussen drie verschillende
potentiële grondslagen voor budgetverdeling: de vraag naar onderzoeksfinanciering,
de kwaliteit van het onderzoek en de impact van onderzoek. Bij de eerste grondslag
is de gedachte dat een grotere vraag vanuit een domein een rechtvaardiging kan zijn
voor een groter aandeel in het budget. De vraag naar financiering is direct te meten,
door bijvoorbeeld te kijken naar feitelijke aanvragen, of indirect, aan de hand van
aantallen promoties in een domein, wetenschappelijke staf of onderzoeksoutput. Bij
de tweede grondslag wordt gekeken naar de kwaliteit van het onderzoek. Kwaliteit is
volgens het Rathenau Instituut moeilijk te meten en de indicatoren voor kwaliteit
kennen belangrijke beperkingen. Bovendien zijn ze vanwege de grote verschillen in
onderzoekspraktijken tussen verschillende wetenschappelijke disciplines niet geschikt
voor het vergelijken van domeinen. Deze nadelen gelden volgens het Rathenau Instituut
ook voor impact van onderzoek als derde potentiële grondslag voor verdeling van budget.
NWO heeft op basis van deze bevindingen besloten een deel van het budget van het NWO
Talentprogramma vanaf 2025 bij wijze van pilot op een andere manier te verdelen. Voor
de rondes 2024–2026 is de verdeling van het budget over de domeinen bepaald op basis
van de behoefte aan onderzoeksfinanciering (het aantal aanvragen) en de kwaliteit,
gemeten in de jaren 2022 en 2023. NWO kiest er voor om in een pilot 37.5 miljoen €
volgens de nieuwe verdeelsleutel te verdelen en voor de overige 153.7 miljoen € de
historische verdeling aan te houden. De nieuwe verdeelsleutel geldt voor drie jaar
en de effecten worden nauwlettend gemonitord.
Met het oog op de effecten vind ik het verstandig dat NWO ervoor kiest om niet direct
haar beleid te wijzigen, maar hier voorzichtig mee omgaat door eerst op kleine schaal
een pilot te doen. De verschillende domeinen kennen immers verschillende indienculturen,
werkwijzen en randvoorwaarden die passen bij het karakter van die domeinen. Bovendien
kan een dergelijke wijziging op termijn verstrekkende gevolgen hebben. Vanuit mijn
stelselverantwoordelijkheid denk ik dan aan de mogelijke impact hiervan op de verhouding
tussen de eerste en tweede geldstroom per wetenschapsdomein: de mate waarin de wetenschapsdomeinen
worden gefinancierd vanuit respectievelijk universiteiten en NWO en de mate waarin
wetenschapsdomeinen afhankelijk zijn van onderzoeksfinanciering vanuit NWO. In het
verlengde hiervan denk ik aan de aanvraagdruk en de mogelijke impact hiervan op de
belastbaarheid van het systeem. Een verdeling van budget op basis van de omvang van
de vraag kan bijvoorbeeld onbedoeld strategisch gedrag vanuit de aanvragers uitlokken,
waarbij het aantal aanvragen vanuit een wetenschapsdomein op termijn kan leiden tot
meer budget voor het betreffende wetenschapsdomein. Vanuit de afzonderlijke wetenschapsdomeinen
kan dit rationeel gedrag zijn, maar op stelselniveau kan dit suboptimale uitkomsten
geven. NWO onderkent dit soort risico’s en heeft daarom bewust gekozen voor een pilot.
De pilot zal moeten uitwijzen wat de impact hiervan is op het stelsel.
Ook universiteiten vervullen een belangrijke rol in het stelsel: zij verdelen vanuit
de eerste geldstroom het budget over de verschillende wetenschapsdomeinen en kunnen
daarmee sturen op de verhouding tussen de eerste en tweede geldstroom per wetenschapsdomein.
Verder kunnen zij een rol vervullen bij de aanvragen die hun onderzoekers indienen
bij NWO en daarmee het verlagen van de aanvraagdruk. NWO en UNL hebben eerder gezamenlijk
voorstellen gedaan voor het verlagen van de druk op het wetenschapssysteem.1 Een aantal van deze voorstellen zijn (nog) niet volledig geïmplementeerd. Ik ga hierover
met NWO en UNL in gesprek, waarbij ik met hen wil verkennen of en hoe de universiteiten
een actieve rol kunnen vervullen in het kader van deze pilot onder andere bij het
mitigeren van eventuele negatieve effecten.
Budget domeinoverstijgend onderzoek
NWO heeft het Rathenau Instituut ook gevraagd hoe een aandeel van het budget voor
nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek bepaald kan worden voor domeinoverstijgend onderzoek.
Alle aanvragen worden momenteel in één van de vier domeinen behandeld. Er is geen
aparte beoordelingsprocedure voor voorstellen die de grenzen van domeinen overstijgen.
Wetenschappelijke vooruitgang ontstaat niet alleen binnen de disciplines, maar ook
op het snijvlak daarvan. Ik ben samen met NWO van mening dat het van belang is dat
er voldoende ruimte is voor domeinoverstijgende onderzoeksvoorstellen. Het Rathenau
Instituut concludeert dat het in principe mogelijk is voor NWO om meer ruimte voor
domeinoverstijgende voorstellen te scheppen. Dit zou kunnen door de vraag naar financiering
voor dit type onderzoek te meten door te inventariseren welke ingediende voorstellen
aan criteria voor dit type onderzoek voldoen. In beginsel zou op basis hiervan een
aandeel in het totale budget voor domeinoverstijgend onderzoek bepaald kunnen worden.
NWO denkt nog na over implementatie van het advies.
Tot slot
Ik vind de aandacht voor een transparante budgetverdeling en domeinoverstijgend ongebonden
onderzoek belangrijk. Verder ben ik blij dat NWO kiest voor een voorzichtige aanpak
in het doorvoeren van veranderingen in de budgetverdeling over de domeinen en de effecten
ervan goed in de gaten houdt. Deze herverdeling raakt onderzoekers in alle domeinen
en de effecten daarvan zijn vooraf moeilijk in te schatten. Een goede monitoring is
daarom belangrijk, ik blijf hierover met NWO in gesprek.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.