Brief regering : Het meten van aardbevingen in Nederland
32 849 Mijnbouw
Nr. 247
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2024
In Nederland komen naast natuurlijke aardbevingen ook geïnduceerde aardbevingen als
gevolg van ondergrondse activiteiten voor. Bijvoorbeeld aardbevingen als gevolg van
gaswinning. Dat is de belangrijkste reden dat mijnbouwondernemers bij hun vergunning
een wettelijke monitoringsverplichting hebben voor het meten van aardbevingen. Op
basis van de metingen detecteert het KNMI, automatisch en zo nodig handmatig, of er
sprake is van aardbevingen en wat de locatie en sterkte zijn. Gedetecteerde aardbevingen
worden door het KNMI opgenomen in de database voor Nederland. Het KNMI is wettelijk
verplicht om het publiek te informeren bij geïnduceerde aardbevingen met magnitude
groter dan 2,0. Dit systeem staat en draagt bij aan de veiligheid van ons allemaal.
Daarnaast worden ook aardbevingen met een magnitude van 1,5 of lager, die geen schade
veroorzaken, gedecteerd. Deze kleinere aardbevingen worden eveneens opgenomen in de
database en worden gebruikt voor monitoring, analyse en onderzoek om het begrip van
de oorzaak van aardbevingen te vergroten. In gesprek met het KNMI is echter gebleken
dat er een verschil bestaat tussen de automatische detectie van aardbevingen en de
kaarten die KNMI publiceert1 en die worden gebruikt voor de vergunningverlening van ondergrondse activiteiten.
In deze brief geef ik aan hoe deze verschillen worden weggenomen en daarbij beschrijf
ik ook in hoeverre aardbevingen in het verleden kunnen zijn gemist. Tot slot ga ik
in op de reeds aangekondigde uitbreiding van het seismisch meetnet naar aanleiding
van de parlementaire enquête Groningen.
Meetnetwerk
Het seismologisch netwerk van het KNMI is uitgebreid in gebieden waar natuurlijke
en geïnduceerde seismiciteit door bijvoorbeeld gaswinning voorkomen, zoals in de provincie
Groningen en minder uitgebreid in andere gebieden, zoals in het midden van ons land.
De kaarten die KNMI opstelt over dit netwerk, worden volgens internationale standaarden
gemaakt op grond van detectie van aardbevingen met drie stations2. Vergunningaanvragen worden gebaseerd op deze kaarten en daarmee op detectie met
drie stations. Echter, het door het KNMI gebruikte automatische detectiesysteem van
aardbevingen gaat uit van detectie van een aardbeving als deze door zes meetstations
wordt gezien. Door dit verschil kunnen kleine, niet voelbare, aardbevingen niet overal
in Nederland gedetecteerd worden. Het gaat hier om aardbevingen met een magnitude
van 1,5 of lager, die geen schade veroorzaken. Wenselijk is dat aardbevingen worden
gedetecteerd conform de vergunningverlening. Om dit aan te pakken zijn aanpassingen
nodig in de automatische detectie. Dit geldt voor Zuid-Holland, het noordelijke deel
van Noord-Holland en Friesland. Op deze locaties vinden ondergrondse activiteiten
plaats, maar is het seismisch meetnetwerk minder uitgebreid dan bijvoorbeeld in de
provincie Groningen en Noord-Drenthe. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat
voor de provincies Groningen en Drenthe deze constatering geen impact heeft, omdat
het seismologisch meetnet daar een hogere dichtheid heeft.
(Regionale) Maatregelen
De eerste stap voor de korte termijn betreft regio-specifieke oplossingen. Hiervoor
is gekeken naar de meetmethode op de eilanden van Saba en Sint-Eustatius. Daar gebruikt
het KNMI een zogenaamde «Coincidence Trigger» (hierna: CT). Hierbij wordt bij een
gelijktijdige uitslag hoger dan het ruisniveau op ten minste drie meetstations door
een seismoloog bekeken om te checken of dit door een aardbeving veroorzaakt is. Voor
zowel de provincie Zuid-Holland als Friesland is in de zomer een CT geïnstalleerd
en getest. Hieruit blijkt dat het mogelijk is om, naast het vigerende automatische
systeem, een CT te gebruiken totdat een nieuwe automatische detectiesysteem ontwikkeld
en getest is. Voor oost Friesland en Noord-Holland blijkt deze oplossing onvoldoende
geschikt. In oost Friesland is dit opgelost door metingen op twee verschillende diepten
te doen. In Noord-Holland dient een andere oplossing te worden gevonden in de vorm
van het realiseren van extra seismische meetstations. Deze oplossing valt daarmee
onder de langetermijnoplossingen, welke naar verwachting binnen twee jaar worden gerealiseerd.
Deze termijnn acht ik acceptabel aangezien, tot die tijd alle aardbevingen die mogelijk
schade kunnen veroorzaken worden gedetecteerd met het huidige meetnet.
Vervolgstappen
Nadat de Kamer is geïnformeerd, zullen er gesprekken worden gestart met de betrokken
vergunninghouders over het meetnetwerk, de gevolgen van het detectieverschil en het
eventueel installeren van een lokaal meetpunt. SodM zal waar nodig contact opnemen
met vergunninghouders en toezien op de benodigde aanpassing van beheersmaatregelen.
Daarnaast werkt het KNMI aan een uitbeiding van seismisch meetnet en het aanpassen
van de automatische dectectie zodat de kaarten en het detectiesysteem met elkaar in
overeenstemming zijn. De automatische detectie wordt zodanig aangepast dat zij overeenkomt
met detectie met drie meetstations. Het KNMI geeft aan dat onderzocht kan worden of
aanpassing van de automatische detectie een werkbare en betrouwbare oplossing biedt.
Naar verwachting zal het resultaat hiervan eind 2025 bekend zijn. Daarna kan deze
aanpassing direct geïmplementeerd worden.
Zijn er aardbevingen in het verleden gemist?
De vraag of er mogelijk kleine aardbevingen zijn gemist door dit detectieverschil
is moeilijk te beantwoorden. Het is wel duidelijk dat alle voelbare aardbevingen die
schade veroorzaken altijd zijn geregistreerd door het KNMI. KNMI checkt bij elke melding
van bewoners of er mogelijk een aardbeving is geweest. In de meldingen uit de anderhalve
maand dat de CT’s draaien, blijkt dat er enkele meldingen zijn die nader moeten worden
onderzocht. Het is op dit moment nog te vroeg om te kunnen aangeven of hier kleine
aardbevingen tussen zitten. Het KNMI wil daarnaast voor de regio Zuid-Holland een
test uitvoeren met minimaal zes maanden aan valse meldingen om te kijken of hier kleine
aardbevingen tussen zitten. Dit zou een indicatie moeten geven hoeveel kleine aardbevingen
mogelijk kunnen zijn gemist. Omdat het alleen om kleine aardbevingen gaat, heeft het
niet detecteren en registreren van mogelijke aardbevingen uit het verleden geen gevolgen
voor het afhandelen van schades aan gebouwen door activiteiten in de diepe ondergrond.
Uitbreiding seismologisch meetnet
In de kamerbrief van 31 augustus 20233 werd al aangegeven dat in het kader van maatregel 49 van de kabinetsreactie Nij Begun
op de parlementaire enquête Groningen4 het meetnet van het KNMI zal worden uitgebreid. De ambitie is om binnen vijf jaar
alle aardbevingen in regio’s met ondergrondse activiteiten vanaf magnitude 1,5 te
registreren. Door deze uitbreiding zal het meten van kleine aardbevingen verbeteren
in de regio’s waar ondergrondse activiteiten zijn. Daarnaast kan, vooruitlopend op
deze uitbreiding van het meetnet, in het kader van een vergunning of besluit worden
gevraagd aan de vergunninghouders om extra meetstations te plaatsen. Zij worden gestimuleerd
om deze stations over te dragen aan het KNMI, waardoor deze worden overgenomen in
het netwerk van het KNMI.
Tot slot
In deze brief heb ik beschreven welke maatregelen het KNMI heeft genomen en zal nemen
om het verschil tussen de gepubliceerde kaarten en het automatische detectiesysteem
van het KNMI op te lossen, zodat ook de kleinere, niet voelbare, aardbevingen kunnen
worden gemeten. Ondanks het verschil blijft het Nederlands meetnet één van de meest
nauwkeurige van Europa. De nauwkeurigheid zal de komende vijf jaar nog verder toenemen,
als gevolg van de aangekondigde uitbreiding van het meetnet in het kader van de parlementaire
enquête Groningen. Hierdoor kan er in de toekomst nog meer inzicht worden verkregen
in de processen achter de aardbevingen in de Nederlandse ondergrond.
Een goed werkend seismologisch netwerk is essentieel voor het monitoren van ondergrondse
activiteiten in de energietransitie, waar het gebruik van de ondergrond een grote
rol speelt.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei