Brief regering : Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn
21 501-03 Begrotingsraad
Nr. 186
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2024
Hierbij zend ik u het Nederlandse budgettair-structureel plan («het plan») voor de
middellange termijn. Dit plan is onderdeel van het herziene Europese begrotingsraamwerk1 en wordt uiterlijk 15 oktober ingediend bij de Europese Commissie (de Commissie).
Het plan bevat ten eerste een meerjarig uitgavenpad voor de komende vier jaar. Het
meerjarig uitgavenpad moet ervoor zorgen dat het tekort en de schuld op de middellange
termijn onder de Europese referentiewaarden van 3% bbp en 60% bbp blijven. Ten tweede
rapporteert het plan over voorgenomen publieke investeringen en hervormingen, mede
in het kader van de landspecifieke aanbevelingen2 en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Europese Unie. De inhoud van het plan
is gebaseerd op het Hoofdlijnenakkoord, het Regeerprogramma en sluit aan bij de Miljoenennota
2025.
Het kabinet zet belangrijke stappen om de groei van de overheidsuitgaven structureel
te beperken. Dit is nodig om de overheidsfinanciën op de middellange termijn gezond
te houden. Mede door deze aanpassing blijven het tekort en de schuld gedurende de
kabinetsperiode, op een incidentele overschrijding in 2026 na3, onder de Europese referentiewaarden. In het Hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet
ook afgesproken maatregelen te nemen bij een dreigende overschrijding van de tekortnorm
van 3%. In de Wet Houdbare Overheidsfinanciën is bovendien opgenomen dat Nederland
trendmatig begrotingsbeleid voert met inachtneming van Europese normen, waaronder
de geldende normen voor het EMU-tekort en de EMU-schuld. Het past binnen de traditie
van Nederland dat opeenvolgende kabinetten de overheidsfinanciën op orde houden. Dit
kabinet is daar volledig aan gecommitteerd.
Dit laat onverlet dat de overheidsfinanciën op middellange termijn zonder aanvullend
beleid verslechteren, met name door toenemende vergrijzingslasten en stijgende rente-uitgaven.
Ten behoeve van het budgettair-structureel plan heeft het Centraal Planbureau (CPB)
een langere raming voor het saldo en de schuld gemaakt, voor de horizon 2024–20384. De raming laat zien dat de tekorten, zonder aanvullend beleid, na de kabinetsperiode
toenemen tot boven de 3% bbp in de periode 2029 tot en met 2038. Ook zal de schuld
volgens de CPB raming vanaf 2034 stijgen tot boven de 60% bbp. Op basis van deze inschattingen
is er voor Nederland een aanvullende begrotingsopgave nodig om te voldoen aan de vereisten
die de Europese regels stellen aan het uitgavenpad in het plan5. Die verordening schrijft voor dat lidstaten aan het eind van een aanpassingsperiode,
voor de huidige plannen in 2028 of 20316, een begrotingssaldo bereiken waarbij geen verdere beleidswijzigingen nodig zijn
om in de tien jaren daarna het tekort en de schuld onder de referentiewaarden te houden.
De Commissie stelt op basis van haar lenteraming dat Nederland in de aanpassingsperiode
zou moeten toe bewegen naar een structureel primair saldo van 0,1% bbp in 2028 om
het tekort en de schuld op termijn onder de Europese referentiewaarden te houden.
Het CPB raamt dat het structureel primair saldo in 2028 uitkomt op –0,8%. Het overbruggen
van dat verschil zou een forse begrotingssopgave betekenen waarvoor aanvullend beleid
nodig is. Zolang de Nederlandse overheidsfinanciën binnen de Europese referentiewaarden
blijven, geeft Nederland wel effectief invulling aan de afspraak om buitensporige
tekorten te vermijden en kunnen de Commissie en de Raad geen handhavingsmaatregelen
opleggen. Het kabinet neemt maatregelen om gedurende de kabinetsperiode binnen de
Europese referentiewaarden te blijven en gaat er vanuit dat volgende kabinetten zich
net als dit en voorgaande kabinetten vergelijkbaar zullen inspannen om binnen de referentiewaarden
te blijven. Het kabinet vertrouwt er dan ook op dat volgende kabinetten deze eerste stap
vervolg zullen geven en dat ook op de middellange termijn (tot 2038) de overheidsfinanciën
binnen de Europese referentiewaarden zullen blijven.
Nederland zal, net als het merendeel van de lidstaten, het plan in oktober indienen.
Vervolgens beoordeelt de Commissie in het najaar de plannen en doet aanbevelingen
aan de Raad voor het vaststellen van aanbevelingen voor uitgavenpaden, waaruit een
begrotingsopgave kan volgen.
Samen met het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn dient Nederland
ook de ontwerpbegroting (Draft Budgetary Plan) voor 2025 bij de Commissie in. De Commissie
beoordeelt deze plannen om de Europese begrotingsregels en de coördinatie van economisch
beleid van de eurolanden te waarborgen, zoals beschreven in EU verordening 473/2013.
De ontwerpbegroting vormt een vertaalslag van de Miljoenennota 2025, en overlapt inhoudelijk
grotendeels met het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn.
De langetermijnraming in het budgettair-structureel plan benadrukt nogmaals het belang
van een ordentelijk begrotingsproces en terugkeer naar begrotingsdiscipline. De voorgenomen
maatregelen van het kabinet, zoals beschreven in dit plan, de Miljoenennota 2025 en
de ontwerpbegroting, zijn hiervoor een belangrijke stap.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën