Brief regering : Kabinetsstandpunt inzake de CSAM verordening en de uitvoering van de moties Van Ginneken c.s. (Kamerstuk 26643-1011) en Dekker Abdulaziz c.s. (Kamerstuk 32317-856)
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
31 015
Kindermishandeling
Nr. 112
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2024
De Vaste Commissie voor Digitale Zaken van uw Kamer heeft tijdens de procedurevergadering
van 11 september jl. verzocht binnen drie werkdagen een brief te sturen over het kabinetsstandpunt
over de EU-Verordening ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik (CSAM-Verordening).
Ook verzoekt de Vaste Commissie om informatie over de uitvoering van twee moties,
te weten de motie-Van Ginneken c.s.1 en de motie-Dekker-Abdulaziz c.s.,2 die beide betrekking hebben op onderdelen uit de Verordening. Met deze brief doe
ik dit verzoek af mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de Staatssecretaris van Digitalisering en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid.
De onderhandelingen over deze Verordening zijn nog gaande en bevinden zich nog steeds
in het stadium waarin binnen de Raad wordt getracht tot een algemene oriëntatie te
komen. In dit verband heeft het Hongaars voorzitterschap zeer recent een compromisvoorstel
gedaan dat ter appreciatie aan de lidstaten is voorgelegd. Het voorstel van het Hongaars
voorzitterschap bevat onderdelen die tegemoetkomen aan bezwaren die gedurende de onderhandelingen
door Nederland naar voren zijn gebracht ten aanzien van de reikwijdte van het zogeheten
«detectiebevel». Over de Nederlandse positie ten opzichte van dit compromisvoorstel
vindt binnen het kabinet evenwel nog overleg plaats en daarom kan ik uw Kamer daarover
op dit moment geen verdere mededelingen verstrekken. Als het kabinet een standpunt
over het compromisvoorstel heeft ingenomen, informeer ik uw Kamer daarover zo spoedig
mogelijk. Daarbij betrek ik ook de voornoemde moties.
In algemene zin merk ik op dat Nederland meerwaarde ziet in een Unierechtelijke aanpak
van online seksueel kindermisbruik, die noodzakelijk is om op Europees niveau op te
kunnen treden tegen de verspreiding van kinderpornografisch materiaal dat in grote
aantallen rondgaat op het internet en in online communicatie. Tegelijk moeten we ook
oog hebben voor de impact die dit voorstel heeft op de grondrechten van burgers en
de cyberveiligheid.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid