Brief regering : Uitkomst gesprek over tegengaan misstanden uitzendkrachten in vleessector
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 500
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het vervolggesprek dat op 23 augustus plaatsvond
met vertegenwoordigers van vlees- en uitzendsector om misstanden in hun sectoren gezamenlijk
aan te pakken. Op 13 juni van dit jaar heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd
over verschillende acties die zijn afgesproken om misstanden met uitzendkrachten in
de vleessector aan te pakken.1
In deze brief wordt ingegaan op de stand van zaken.
Aanleiding
Eind mei brachten een signaal2 van de Arbeidsinspectie en een lobbybriefing van onderzoeksbureau SOMO3 misstanden aan het licht waar uitzendkrachten in de vleessector het slachtoffer van
zijn. Het onderzoek van de Arbeidsinspectie signaleerde bij drie uitzenders grootschalig
misbruik van het onverwijld opzeggen van een arbeidsovereenkomst om een dringende
reden, zogenoemd «ontslag op staande voet». Dit betreffen veelal arbeidsmigranten
die voor het merendeel werkzaam zijn in de vleessector.
Mijn voorganger heeft na verschijning van het signaal van de Arbeidsinspectie en de
briefing van SOMO de vlees- en uitzendsector bijeengeroepen voor spoedoverleg. Dit
overleg heeft plaatsgevonden op 3 juni 2024. In dat overleg zijn met de brancheorganisaties
in de uitzendsector (ABU, NBBU) en de vleessector (COV, NEPLUVI) afspraken gemaakt
over mogelijke maatregelen en acties. Hierover is uw Kamer in de eerdergenoemde Kamerbief
van 13 juni geïnformeerd. Er is destijds afgesproken om op korte termijn een vervolgoverleg
te hebben, omdat op de actiepunten voor de zomer vorderingen te melden moeten zijn
en/of vervolgafspraken moeten zijn gemaakt.
Per onderdeel licht ik de gemaakte afspraken en stand van zaken toe zoals deze in
het tweede overleg met vleessector en uitzendsector zijn besproken. Vervolgens licht
ik mijn koers en beleidsinzet verder toe.
Stand van zaken vorderingen en gemaakte afspraken
1. Opdrachtgevers moeten in gesprek met de uitzendbranche en met hun uitzendbureaus
om hen aan te spreken op misbruik ontslag op staande voet.
Alle partijen hebben het signaal van de Arbeidsinspectie aan hun achterban gemeld.
Daarbij is aangegeven dat misbruik van ontslag op staande voet onacceptabel is en
de misstanden keihard moeten worden aangepakt.4
NEPLUVI heeft een extra Algemene Ledenvergadering uitgeroepen om het onderwerp te
bespreken. Leden zijn door NEPLUVI gewezen op misstanden bij uitzendbureaus, op gemaakte
cao-afspraken en op de verantwoordelijkheden die de inlenende bedrijven zelf hebben.5 En ook COV heeft haar leden opgeroepen in gesprek te gaan met hun uitzendbureaus
over de misstanden rond het ontslag op staande voet. Verder zijn gespecialiseerde
uitzendbureaus in de vleessector door COV verzocht om nieuwe medewerkers beter te
informeren over de juiste stappen die zij (formeel) moeten nemen als ze niet langer
voor het bedrijf willen werken. De ABU geeft aan dat hun leden in reactie op het signaal
van de Arbeidsinspectie ook zelf oproepen tot een hardere aanpak van malafide uitzenders.
2. Starten meldpunt misstanden.
NEPLUVI en COV hebben met de vakbonden in het Georganiseerde Overleg6 besproken op welke wijze het best een meldpunt voor misstanden opgezet kan worden.
Momenteel wordt onderzocht of aangesloten kan worden bij het al bestaande initiatief
voor regionale informatiepunten die worden uitgerold via WorkinNL. Bij de pilot van
het Brabants Migratie Informatie (BMIP) is ook een groot vleesbedrijf betrokken dat
is aangesloten bij de COV. In de komende periode bespreekt COV met WorkinNL de verdere
aansluiting en concrete inrichting van het meldpunt voor misstanden, inclusief het
actief onder de aandacht brengen van het meldpunt bij arbeidsmigranten in de vleessector.
In het overleg werd door de ABU gemeld dat zij reeds een meldpunt hebben, evenals
SNA, SNCU en SNF.
3a. Instelling taskforce waarbij het doel is om binnen 12 maanden alle malafide uitzenders
uit de vlees- en pluimveesector verwijderd te hebben.
3b. Opvolgend vanuit 3a. kunnen paritaire commissies in de vleessector met SNCU samen
actiever controleren op naleving van cao-bepalingen.
De taskforce die op voorspraak van de ABU is opgericht, is op 9 juli voor het eerst
bijeengekomen. Naast COV, NEPLUVI, NBBU, ABU, Arbeidsinspectie en SZW (beleid) waren
ook SKF, SNA en SNCU aanwezig. Gezamenlijk is gesproken over de misstanden en over
het signaal van misbruik van ontslag op staande voet. Daarbij is nadrukkelijk gewezen
op het belang van het onderling (door alle betrokken partijen) uitwisselen van concrete
informatie («namen en rugnummers») op grond waarvan malafide uitzendbureaus kunnen
worden geïdentificeerd, geweerd of uitgebannen. In het gesprek in de taskforce bleek
bij partijen de behoefte te leven om een gedeeld en meer eenduidig beeld te hebben
wat nu precies achter deze misstanden schuilgaat. Een analyse van precieze aard, achtergrond,
omvang van de misstanden helpt hen verder bij het bepalen van effectieve instrumenten
en maatregelen en dient er aanbevelingen voor te doen. Inmiddels is er een onderzoeksopdracht
aan de taskforce voorgelegd met als doel om op korte termijn de opbrengst te kunnen
ontvangen waarna de taskforce weer bijeenkomt om de resultaten van de analyse en de
aanbevelingen voor concrete interventies te bespreken.
3c. In aanloop naar het toelatingsstelsel (Wtta) beziet de sector welke extra eisen
zij als opdrachtgever kunnen stellen aan uitzendbureaus in de vleessector.
COV zet erop in om de huidige normen in de bestaande private certificeringen van uitzendwerk
en huisvesting (SNA, SNA+, SNF) beter op elkaar af te stemmen. Ook is de COV van mening
dat de samenwerking en onderlinge gegevensuitwisseling met de cao-handhavingsorganisatie
van het uitzendwezen (SNCU), de pensioenfondsen VLEP en STIP en de NLA moet worden
verbeterd. Tenslotte bereidt COV een voorstel voor om de elementen die van kracht
worden in de Wtta (t.o.v. van het huidige SNA-normenkader) nu al aan het bestaande
SNA-normenkader toe te voegen.
NEPLUVI vraagt actief aan haar leden na met welke uitzendbureaus zij samenwerken.
In de gesprekken wordt het belang benadrukt om alleen met bonafide uitzendbureaus
samen te werken. Ook wordt nagegaan of de betreffende uitzendbureaus voldoen aan de
eisen uit de pluimvee-cao door te controleren of ze staan opgenomen in de lijst van
NEN+ gecertificeerde uitzendbureaus. In de eerdergenoemde code goed werkgeverschap
die NEPLUVI momenteel opstelt komen eisen op het terrein van beloning, huisvesting
en werving. De code wordt ook gebruikt om te toetsen of leden de branchevereniging
op onredelijke wijze benadelen. Deze informatie kan leiden tot een royement (zie punt
6).
4. De werkgevers in de vleessector gaan na welke cao-bepalingen extra kunnen worden
opgenomen om de arbeidskrachten een zekerder bestaan te geven.
COV bespreekt met de vakbonden voorstellen over het harmoniseren van cao-bepalingen
over arbeidsmigranten in de vleescao’s en de cao’s voor het uitzendwezen. Voor de
cao voor de vleessector komt boven op de al bestaande afspraken onder meer het gefaseerd
inkorten aan de orde van de termijn waarna flexkrachten een dienstverband bij de opdrachtgever
wordt aangeboden. Daarnaast zet COV in op verbetering van werven, onboarden en binden
van arbeidsmigranten. Samen met de vakbonden verkent COV welke aanvullende afspraken
daarover in de cao van de vleessector kunnen worden verankerd. In de pluimvee-cao
zijn bepalingen opgenomen die regelen dat opdrachtgevers alleen uitzendbureaus mogen
inzetten wanneer deze zich houden aan de NEN4400–1 of 2, daarnaast NEN+ gecertificeerd
zijn en in het register van de SNA zijn opgenomen. In overleg met de vakbonden en
de vier certificerende instellingen wordt besproken hoe strakkere controles kunnen
plaatsvinden op onterecht ontslag op staande voet. Men denkt in dit kader aan het
uitvoeren van steekproefsgewijze controles om te bepalen of het ontslag rechtmatig
was en aan het bepalen van drempelwaarden. Boven deze waarde zou het ontslag nader
moeten worden onderzocht. Verder wordt in de onderhandelingen dit najaar voor de nieuwe
pluimvee-cao besproken welke andere verbeteringen er daarnaast nog kunnen worden gecreëerd
voor arbeidsmigranten in de sector.
5a. Werkgevers gaan na hoe uitzendbureaus waar misstanden zijn beter uit de sector
kunnen worden geweerd.
COV wil, in samenspraak met de vakbonden, een audit laten uitvoeren door een onafhankelijke
inspectie instelling op mogelijke misstanden door uitzendbureaus bij het ontslag op
staande voet.
De audit richt zich dan op de grotere uitzendbureaus waar de grootste werkgevers in
de vleessector mee werken en brengt aantallen ontslagen op staande voet per uitzendbureau
in kaart, toetst steekproefsgewijs de gevolgde procedure, de rechtmatigheid en redelijkheid
van het ontslag en eventueel in rekening gebrachte schades.
5b. Opstellen van een vragenlijst op basis waarvan opdrachtgevers kunnen vermoeden
of een uitzendbureau in de vleessector malafide is.
De Arbeidsinspectie heeft eerder samen met de Belastingdienst en branchepartijen zoals
de ABU en NBBU een checklist ontwikkeld die bedrijven helpt bij de selectie van eerlijke
uitzendbureaus.7 Dit betreft echter een lijst op hoofdlijnen die bedoeld is voor alle sectoren. NEPLUVI
heeft na het overleg op 3 juni een checklist opgesteld waarmee leden actief onder
hun uitzendbureaus kunnen uitvragen of zij de zaken goed op orde hebben. Ook wordt
op dit moment vanuit SZW bekeken welke elementen en welke vragen in een dergelijke
lijst moeten zijn opgenomen om malafide uitzendbureaus effectief te kunnen identificeren
en te weren en hoe dit zich verhoudt tot de nu bestaande vragenlijsten. COV heeft
aangegeven de in ontwikkeling zijnde checklist op te gaan nemen in de cao en in de
COV Fair Employment Code voor Flexkrachten, waarmee het gebruik van de checklist dwingend
wordt voorgeschreven.
6. Nagaan of leden geroyeerd kunnen worden bij het begaan van misstanden.
NEPLUVI heeft onderzocht of in haar statuten de mogelijkheid is opgenomen om leden
te royeren bij het bewust plegen van misstanden, dan wel wanneer leden medeverantwoordelijk
voor misstanden zijn. De statuten bieden de mogelijkheid om leden te royeren wanneer
deze de branchevereniging «op onredelijke wijze benadeelt». NEPLUVI stelt in aanvulling
van de statuten een zogenoemde «employment code» op waarmee een betere grondslag («haakje»)
ontstaat waar de branchevereniging op terug kan gevallen om leden te royeren bij misstanden.
COV heeft al een Fair Employment Code voor Flexkrachten waar leden aan zijn gehouden.
Hierin heeft COV bepalingen opgenomen om misstanden te voorkomen waar flexkrachten
(vaak arbeidsmigranten) het slachtoffer van kunnen worden. De COV treft disciplinaire
maatregelen bij misbruik. De bevoegdheid hiertoe is bij COV statutair verankerd in
een Tuchtregeling. Deze regeling onderscheidt diverse disciplinaire maatregelen, waaronder
een bepaling om leden te kunnen royeren.
De ABU heeft naast een gedragscode voor leden ook een Fair Employment Code Arbeidsmigranten.
Deze code is bedoeld om arbeidsmigranten extra zekerheden te bieden, in aanvulling
op wetgeving en cao. In de code is opgenomen dat de ABU leden kan royeren die zich
niet aan de code houden. Naar aanleiding van de signalen verkent de ABU daarnaast
de mogelijkheden om lidmaatschapsvereisten en de naleving daarvan aan te scherpen.
Op grond van statuten en huishoudelijk reglement van de NBBU zijn er mogelijkheden
om leden het lidmaatschap te ontnemen als zij zich niet houden aan de gestelde vereisten.
Onderdeel van de reglementen is dat leden zich moeten houden aan de ondernemerscode
waarin uitgangspunten zijn opgenomen over een maatschappelijk verantwoorde bedrijfsvoering.
Onder andere het goed werkgeverschap is onderdeel van de ondernemerscode.
Overig
Daarnaast kijkt SZW of, en zo ja hoe, het overgangsregime rondom de Wtta een bijdrage
kan leveren aan het terugdringen van misstanden in de sector. Hierbij is een expliciet
aandachtspunt dat mogelijke maatregelen op dit gebied redelijkerwijs uitvoerbaar zijn,
en niet ten koste gaan van de algehele werking en toegankelijkheid van het overgangsregime
in de Wtta.
Bespreking resultaten
Iedereen die in Nederland werkt heeft recht op gezonde, veilige en eerlijke werkomstandigheden.
Fatsoenlijk werk is de norm. Helaas gaat dat in Nederland nog te vaak niet goed. Door
malafide bedrijven die arbeidsmigranten uitbuiten ontstaat in een sector een ongelijk
speelveld. Bonafide ondernemers lijden onder de malafide.
Uit het gesprek met de uitzendsector en de vleessector en uit de informatie die zij
hebben aangeleverd in aanloop naar het gesprek, komt een tweeledig beeld naar voren.
Allereerst is mijn indruk dat de brancheorganisaties werk maken van het aanpakken
van de misstanden en daarbij de nodige partijen en maatschappelijke organisaties betrekken.
Voor een deel van de acties geldt dat deze nog moeten worden vertaald naar concrete
acties, zoals voorstellen rondom cao-bepalingen.
En mij is er alles aan gelegen om verbeteringen te realiseren, bij voorkeur in samenwerking
met de betrokken sectoren. Maar de acties die we met elkaar hebben afgesproken, zijn
niet vrijblijvend. De naleving moet echt omhoog.
Ik verwacht van hen dat zij zelf alle mogelijke acties inzetten om misstanden aan
te pakken en hun achterban aanspreken om de inzet van malafide uitzendbureaus te voorkomen.
Ik houd daarom de vinger aan de pols en zal in november opnieuw met de sector in gesprek
gaan. Daar zal ik ook de vakbeweging voor uitnodigen.
Daarnaast heb ik gemeld dat aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen wanneer
resultaten achterblijven en misstanden blijven voortduren.8 Mede in dat kader laat ik een technische verkenning uitvoeren naar een tweetal maatregelen
om op sectoraal niveau de misstanden met uitzendkrachten tegen te gaan als mogelijk
sluitstuk van de aanpak van problemen. Allereerst gaat dit om de maatregel om op sectoraal
niveau het inlenen van arbeidskrachten te verbieden.
Dit is een bestaande bevoegdheid om bij AMvB te nemen in de Waadi. De andere maatregel
is de verplichting om een minimaal percentage arbeidskrachten in eigen dienst te nemen.
Deze verkenning wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 opgeleverd.
Pas na deze verkenning kan ik een besluit nemen óf ik extra maatregelen zal voorstellen
en zo ja voor welke sector of sectoren. Hierbij zal de sectorale impact worden meegewogen,
evenals de verwachte effectiviteit en proportionaliteit van de maatregelen.
Na het gesprek in november informeer ik uw Kamer verder over de stand van zaken en
de gemaakte voortgang.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid