Brief regering : Geannoteerde Agenda informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers d.d. 16 en 17 september 2024
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 421
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 augustus 2024
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken, de geannoteerde
agenda voor de informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers van 16
en 17 september 2024 aan.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Gemeenschappelijke Europese graad
Gedachtewisseling
De precieze invulling van deze discussie is op het moment van schrijven nog niet bekend.
Op 27 maart jl. heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een pakket voorstellen
voor de Europese hbo- en wo-sector gepresenteerd. Dit pakket bestaat uit een blauwdruk
voor een toekomstige gemeenschappelijke Europese graad, een Raadsaanbeveling over
een Europees kwaliteitszorg- en erkenningssysteem in het hbo en wo en een Raadsaanbeveling
over aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hbo en wo. Het overkoepelende doel
van deze voorstellen is het stimuleren en faciliteren van grensoverschrijdende samenwerking
in het hbo en wo en het streven naar een Europese onderwijsruimte.
Nederland heeft een positieve grondhouding ten opzichte van het concept van een gemeenschappelijke
Europese graad1, omdat deze een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en toegankelijkheid van het
Europese (en dus ook het Nederlandse) hbo en wo. Daarnaast biedt het concept van een
gemeenschappelijke Europese graad een kans om de Europese Onderwijsruimte en de Europese
Hogeronderwijsruimte nauwer samen te brengen en bestaande afspraken (bijv. in Bologna-verband)
te implementeren. In Bologna-verband zijn belangrijke afspraken vastgelegd om samenwerking
te faciliteren in de drie key commitments: (i) de bachelor-master structuur; (ii) kwaliteitszorgafspraken; (iii) erkenningsafspraken.
Dat deze afspraken nog niet door alle landen op dezelfde wijze zijn geïmplementeerd
werpt obstakels op voor internationale samenwerking. Joint, double of multiple degrees moeten bijvoorbeeld vaak door meerdere accreditatieprocessen omdat niet alle lidstaten
de European Standards and Guidelines (ESG) en de European Approach (EA) hebben geïmplementeerd. Andere praktische obstakels zijn juridisch, administratief
en/of financieel van aard. Nederland verwelkomt dat het concept van een gemeenschappelijke
Europees graad een stimulans kan geven aan de verdere implementatie van bestaande
afspraken. Tijdens de onderhandelingen blijft het voor Nederland essentieel om duidelijkheid
te krijgen of de introductie van een volledig nieuw middel en de daarbij door de Commissie
voorgestelde criteria noodzakelijk zijn of dat de bovengenoemde doelen via een minder
ingrijpende en daarmee doelmatigere manier kunnen worden verwezenlijkt.
Om een concurrerende Europese Onderwijsruimte te vormen, is het belangrijk dat er
een gelijk speelveld bestaat waar de onderwijsstelsels van de lidstaten op dezelfde
wijze werken aan kwaliteit en toegankelijkheid. Het is voor Nederland daarbij essentieel
dat de Europese criteria die vastgesteld worden geen invloed hebben op de vorm en
inhoud van het onderwijs. Academische vrijheid en autonomie van instellingen zijn
fundamentele waarden binnen de Europese Unie en Nederland zal er op toezien dat deze
waarden goed verankerd zullen zijn in een eventuele gemeenschappelijke Europese graad.
De bijdrage van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek aan het concurrentievermogen
van de EU
Gedachtewisseling
De discussie zal zich vermoedelijk richten op het borgen van academische vrijheid
als kernwaarde voor het doen van onderzoek en de (in)directe bijdrage van academische
vrijheid aan het concurrentievermogen van de EU.
Nederland is van mening dat academische vrijheid, waaronder ook de vrijheid van wetenschappers
om eigen onderzoeksrichtingen te kiezen, van groot belang is. EU-brede inzet op academische
vrijheid kan verschillende vormen aannemen. Nederland staat ervoor open om te onderzoeken
hoe academische vrijheid op Europees niveau juridisch beter geborgd kan worden, maar
ziet academische vrijheid ook vooral als een culturele norm die bevestigd moet worden.
Nederland is ook van mening dat academische vrijheid kan bijdragen aan het verhogen
van het concurrentievermogen van Europa. Academische vrijheid is bijvoorbeeld van
groot belang bij fundamenteel en ongebonden onderzoek waarbij er veel onzekere factoren
zijn. Daarbij is de creativiteit en vrijheid van de onderzoeker van groot belang om
nieuwe ideeën te toetsen en bijvoorbeeld nieuwe technologieën te ontwikkelen, die
dan weer kunnen leiden tot innovaties. Daarnaast is academische vrijheid belangrijk
voor het aantrekken van talent – hetgeen ook weer het concurrentievermogen van Europa
kan verhogen. Academische vrijheid is essentieel voor een onderzoekscultuur gericht
op kennisdeling, diversiteit en creativiteit – een cultuur die nodig is om talent
aan te trekken.
Versterken van het Europese concurrentievermogen in onderzoek en innovatie, met speciale
aandacht voor het verkleinen van de fragmentatie van de Europese Onderzoeksruimte
Gedachtewisseling
Tijdens dit beleidsdebat zal naar verwachting gesproken worden over de rol van onderzoek
en innovatie (O&I) voor het Europese concurrentievermogen. De exacte vraagstelling
is op moment van schrijven nog niet bekend.
Het versterken van het Europese concurrentievermogen staat hoog op de politieke agenda
in Europa. Zo schreef Enrico Letta in zijn adviesrapport aan de Europese Commissie
«Much more than a market» over de toekomst van de interne markt. In zijn rapport pleit
hij voor een vijfde vrijheid gericht op o.a. het vrije verkeer van onderzoek, innovatie
en kennis naast de bestaande vier vrijheden (voor goederen, personen, diensten en
kapitaal)2. Ook in het recente Europees Semester rapport3 wordt gewezen op de belangrijke rol die investeringen in O&I en Europese O&I-ecosystemen
die het Europese verdienvermogen en productiviteit versterken. Na de zomer zal Mario
Draghi een rapport over de toekomst van het Europese concurrentievermogen uitbrengen.
Naar verwachting zal het debat (deels) hierover gaan.
Nederland zal tijdens dit agendapunt benadrukken dat samenwerking om tot de beste
O&I-resultaten te komen essentieel is voor het versterken van het Europese concurrentievermogen.
In het licht van de huidige complexe transities en veranderende geopolitieke situatie
in de wereld is strategische Europese samenwerking gebaseerd op excellente O&I essentieel.
Daarbij dient Europa in de gehele kennis- en innovatieketen, van fundamenteel tot
toegepast onderzoek en innovatie, te investeren. Nederland zal daarbij onderstrepen
dat meer focus op strategische onderzoeksprioriteiten en technologiegebieden, het
versterken van Europese O&I-ecosystemen en betere coördinatie van het Europese en
nationale O&I-beleid en -activiteiten van belang is. Dit draagt bij aan gerichtere
investeringen, meer kritieke massa, schaalgrootte en het behalen van meer innovatie.
Om de verschillen in O&I-prestaties tussen landen in Europa te verkleinen, is het
van belang dat lidstaten waar relevant hervormingen in hun nationale onderzoekssystemen
doorvoeren. Om daadwerkelijk vrij verkeer van O&I en kennis (Letta’s vijfde vrijheid)
te realiseren dient de Commissie met concrete voorstellen te komen om de fragmentatie
van de Europese Onderzoeksruimte tegen te gaan. Daarbij is het essentieel dat Europa
talentvolle onderzoekers en innovators weet te behouden en aan te trekken. Het is
goed wanneer lidstaten hierbij gezamenlijk optrekken, bijvoorbeeld door een gezamenlijke
O&I-talentstrategie op te stellen.
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.